„Tonnie's opdracht" J. TYPEN BURDORF SID0NIUS DE JONG Beddenzaak!! No - Iron overhemden Wegens vakantie gesloten Eerste Bergensche Boekhandel STOFFEN 13.50 15.50 18.50 GanbiebitiCf in onze Speciaal-beddenzaak door Henk van Heeswijk Nadrtik Verboden In de auto herhaalde zich eenzelfde ceremonie als in de wagen bij de Groene Stop. De centrale werd aangevraagd en toen deze antwoordde, zei de chauffeur in deze wagen: „Hallo, centrale post, hier is wagen nummer twaalf, en bij ons zijn de wagens zeuven en negen. Hier meldt zich wagen twaalf en bij ons zijn de wagens zeuven en negen. We zijn bij de ingang van 't Hooge en nadat we bericht gekregen hadden van post drie dat de „Cor- rie" uitgevaren was, zijn we naar de poort gereden. Onze men sen zijn er reeds overheen en opweg naar de villa. Intussen zal geprobeerd worden de poort te openen. Over. „Begrepen, wagen twaalf. De mannen van wagen veertien zijn reeds op hun post. Bericht ons, als er nadere bizonderheden zijn. De „Corrievaart full speed naar zee. Positie is momenteel zuid-zuid-west van Borkum. Over." „Hallo, centrale post, we hebben u goed ontvangen. We roe pen u op, als er nieuwe bizonderheden zijn. Over en sluiten." In 't Hooge was alles schijnbaar in diepe rust. De mannen renden zoveel mogelijk in gesloten colonne erheen. Men was gewaarschuwd voor grote waakhonden en daarom waren de re volvers bij de hand. Maar tot nu toe was er niets, dat hun de weg versperde. Binnen een paar minuten was de villa bereikt en gelijktijdig hoorden de politiemannen een vervaarlijk gebrom. Voor men goed en wel wist, van welke richting het kwam, sprong een grote donkere gedaante op, recht op de voorste politieman in. Maar deze was op alles verdacht. Twee lichtflitsen zetten als korte bliksemstralen een halve sekonde de omgeving in een wit schijnsel, terwijl tegelijk twee knallen klonken. Het monster, dat bij het schijnsel van een paar zaklampen een vervaarlijke bouvier bleek te zijn, was met een plof op de grond gekomen, vlak voor de voeten van de belaagde politieman, die zelf ge schoten had. Maar ook de inspekteur, die in zijn onmiddellijke nabijheid liep, had gevuurd. De hond was morsdood. „Vooruit, jongens," beval de inspekteur. „Onze schoten zul len hen wel gealarmeerd hebben. Het huis omsingelen met tien man. Niemand doorlaten. Wie vlucht, neerschieten. Vijf man naar het haventje en daar op post blijven. Wijzelf gaan naar binnen. Vooruit." Inplaats van naar de voordeur te gaan, sprong de inspekteur op een vensterbank, schopte met zijn laars een ruit in, brak de stukken, die bleven zitten weg en kroop naar binnen, gevolgd door twee man. Intussen was er een cordon om het huis ge trokken en twee mannen bleven met revolver in de aanslag bij de kapotte ruit staan. De inspekteur tastte langs de wand naar een schakelaar en toen hij die gevonden had, knipte hij het licht aan. „Zo," zei hij tevreden, „nu kunnen we tenminste zien wat we doen. Vooruit, naar de gang." Op de gang werd eveneens het licht aangedraaid, men opende deur voor deur, maakte licht en keek binnen, maar nergens ble ken levende wezens aanwezig te zijn. „Eén man blijft beneden," beval de inspekteur. „Tamminga, jij mee naar boven." De eerste de beste slaapkamer bleek op slot te zijn. „Doe open," beval de inspekteur .„Politie!" Men luisterde, of er ook geluid kwam van de andere kant. Het duurde even, toen werd een knopje omgedraaid. „Vlug," beval de inspekteur opnieuw, „of we schieten de deur open". „Kalm aan, kalm aan," konk een vrouwenstem aan de andere kant. „Mag ik misschien even een kimono aantrekken?" Opnieuw wachtten de mannen en luisterden. Men hoorde ge rucht en even later werd een sleutel omgedraaid en de deur geopend. Voor hen, in het licht van de slaapkamer, stond een vrouw van middelbare leeftijd, de kimono met de hand tegen de hals gedrukt, verbaasd de beide politiemannen aan te staren. „Wat heeft dit te betekenen, heren?" vroeg ze, met een kal me stem. „Wie bent u?" vroeg de inspekteur. „Ik ben de bewoonster van dit huis: mevrouw Rosmalen. Mag ik weten ,,U komt alles te weten, mevrouw, zo goed als wij alles weten," viel de inspekteur haar in de rede. U krijgt een kwartier om u aan te kleden. En haal geen dwaasheden in uw hoofd, want het gehele huis en het gehele terrein is omsingeld. Over een kwar tier verwacht ik u beneden in de gang." „En waarom wel, als ik vragen mag?" De stem klonk sarcas tisch. „Omdat u zich als gearresteerd kunt beschouwen, mevrouw." „Zo? En waarom wel? En mag ik misschien ook weten, met welk recht u mijn huis binnendringt, nog wel midden in de nacht?" „Nu, midden in de nachthet is ongeveer half twaalf, mevrouw. En hier heb ik een bevel van de officier van justitip te Groningen, dat mij machtigt hier huiszoeking te doen en alle aanwezigen hier te arresteren. Als u gekleed beneden komt, moogt u dit dokument op uw gemak bezien. Tot straks, me vrouw." Zonder zich verder om de vrouw te bekommeren, opent de in spekteur een andere deur, knipte het licht aan, maar dit ver trek is leeg. Evenals twee andere vertrekken op deze verdie ping, en evenals de grote zolder boven het huis. Beneden gekomen gaat men nog even naar de keuken en de stookplaats van de centrale verwarming. Maar behalve me vrouw Rosmalen schijnt niemand thuis te zijn. „Bakker dit tot de man, die bij de deur op wacht staat laat twee man van de buitenbewaking binnenkomen, dan gaan we eens wat snuffelen." De andere politieman trekt de inspekteur aan zijn mouw. „Apropops, inspekteur, zou hier geen kelder zijn?" „Drommels, Tamminga, daar zeg je iets. Natuurlijk. Maar waar is de ingang?" „Hier, in de gang, is nog een deur, maar die zit op slot. Hoe komen we erin?" De inspekteur liep naar de deur en draaide aan de knop. Maar de deur bleek hermetisch gesloten te zijn. Inspekteur Stellinga haalde zijn schouders op. „We zullen straks de sleutel wel vra gen aan mevrouw Rosmalen." „Een kwartier later komt deze beneden, tot in de puntjes ge kleed als of ze met vakantie gaat. Doch ze ziet bleker dan bij de eerste ontmoeting. Desondanks behoudt ze haar zelfbeheer sing en vraagt op waardige toon tot de inspekteur: „Zo, en mag ik nu uw opdracht eens zien?" Inspekteur Stellinga haalde een envelop uit zijn zak en over handigde die. „Hierin kunt u het bevel aantreffen, mevrouw. Misschien wilt u intussen zo vriendelijk zijn mij de sleutel van uw kelder te geven?" Ze keek hem verbaasd aan en vandaar ging haar blik naar de bewuste deur. „De kelder is gewoonlijk niet op slot, meneer. Ik heb er in ieder geval geen sleutel van. Wellicht heeft mijn man die bij zich." „Ja, waar is uw man eigenlijk, mevrouw?" „Die vist. Hij houdt ervan 's nachts een eind te varen en dan ergens te vissen." De inspekteur knikte. „Juist, dat dacht ik al, mevrouw. We zijn namelijk erg gek op vis bij de politie, ziet u? En daarom willen we vanavond uw man opwachten om te zien, wat voor vis hij gevangen heeft. Kom, mevrouwtje, is het niet verstandi ger, als we elkaar niet langer voor de gek houden? Die nach telijke zogenaamde vispartijtjes zijn ons bekend. Meer dan be kend. Wat dacht u nu, mevrouw Rosmalen? Alias mevrouw Van Ieperen? Alias Jopie van de Elskamp? Wat dacht u nu, dat wij bij de politie achterlijk zijn? Als Rotterdam te heet wordt onder uw voeten, dan zijn er nog andere delen van het land, waar de operaties verder kunnen worden voortgezet. Bij voorbeeld het noord-oosten van Groningen. En dan maar liefst zo ver mogelijk weg van de bewoonde wereld, niet? Enfin, u moogt het wel weten, dat de politie er bijna ingetrapt was. Na tuurlijk zijn we u nagegaan, toen 'u uw domicilie verplaatste naar het noorden. En we hadden u toen al kunnen arresteren, omdat u zich onder een andere naam had gevestigd. Maar we willen iedereen een kans geven een nieuw leven te begin nen, desnoods onder een andere naam. Vooruit. En we wilden aanvankelijk aannemen, dat het echtpaar Van Ieperen uit Rot terdam genoeg had gekregen van hun smokkelpraktijken en een ordentelijk leven wilde beginnen. Dan zal de politie de laatste zijn om zulke mensen de voet dwars te zetten, ziet u? Doch toen bleek, dat de u en ons bekende smokkelwaar onafgebroken doorvloeide, zij het dan dat ze niet meer rechtstreeks in Rotter dam kwam, maar via een andere omweg, toen is de politie weer waakzamer geworden, begrijpt u? Toen begrepen wij wat meer van de nachtelijke vistochten. En vandaar, dat de politie op nieuw bij u op bezoek is. Ik denk, dat deze verklaring wel vol doende zal zijn. Wat dunkt u ervan, mevrouw Rosmalen?" Ze had tijdens de redevoering van de inspekteur nauwelijks geluisterd of gedaan alsof ze niet luisterde, maar verdiept scheen in het beval tot huiszoeking en arrestatie. Toen vouwde ze het papier weer op en reikte het de inspekteur. „Meneer de politieman," antwoordde ze nog steeds op kalme toon, „wanneer u denkt, dat ik me met smokkelen heb bezig ge houden, dan doet u slechts uw plicht en neemt u mij in arrest. „Dat zal ik dan ook wel doen, mevrouw. De officier van jus titie zal wel uitzoeken, in hoeverre u ook ditmaal schuldig bent. Maarmag ik misschien van u weten, wat er in die kelder zit?" De inspekteur wees op de gesloten deur en de bewoonster haalde geringschattend haar schouders op. „Wat treft men doorgaans in een kelder aan, meneer de politieman?" Inspekteur Stellinga kneep één oog dicht en trok zijn revolver. „Dat wil ik nu eens gaan onderzoeken, mevrouw. Ik heb niet erg veel geduld, ziet u en ik heb daarom geen zin om op uw man te wachten." En zonder verder kommentaar deed de in spekteur een paar passen in de richting van de kelderdeur, richtte er zijn wapen op en schoot driemaal achtereen, dwars door het slot. Toen wrikte hij aan de deur en deze ging meteen open. Een paar stukken metaal uit het slot vielen op de grond. „Tamminga en Bakker, letten jullie op onze arrestante. Ik wil wel eens zien, of er alleen maar wijn en vis in deze kelder is.' Meteen liep hij enkele treden naar beneden. Tamminga ging naar de deuropening en keek omlaag, terwijl zijn kollega de vrouw in het vizier hield. Hol klonken de voet stappen van de inspekteur op de treden. Toen was het even stil, maar het duurde geen tien sekonden, toen men boven de stem van de inspekteur hoorde: „Handen omhoog, jongens, en geen geintjes, want het hele huis en het hele terrein is omsin geld." De vrouw aan het halltafeltje loosde een diepe zucht en mom pelde: „Zulke stommelingen, wie kruipt er nu in de kelder Er klonken opnieuw voetstappen en weldra kwamen twee mannen naar boven, de handen omhoog geheven, met achter zich de inspekteur, de revolver in de aanslag. „Tamminga, doe jij de heren de armbandjes aan. En zet ze maar met hun neus tegen de muur, niet te dicht bij de deur. Ze mochten eens in de tocht staan, he? En mevrouw Rosmalen, doorgaans treft men geen twee oude bekenden van de politie in de kelder van een eerzaam, rustend echtpaar, wel?" Doch mevrouw Rosmalen ke k hem met een giftige blik aan en gaf er de voorkeur aan geen antwoord meer te geven. HOOFDSTUK 18 Inspekteur Stellinga denkt aan alles Een claxon klonk en Stellinga liep naar de deur en keek door het raampje naar buiten. „Aha, we zijn er dus in geslaagd het hek te openen. Daar is de radiowagen. Tamminga, en Bakker, jullie houden de arrestanten in de gaten. Ik zal nog een man zenden ter assistentie, want ik moet de centrale post even waar schuwen." „Jawel inspekteur." Inspekteur Stellinga liep naar buiten, gaf een politieman op dracht zijn plaats in huis in te nemen en dook in de auto, alwaar de chauffeur al was opgeschoven. „Hallo, centrale post, hallo, centrale post, hier wagen num mer twaalf, met inspekteur Stellinga. Ontvangt u mij? Over." „Hallo wagen twaalf, hallo inspekteur, ik ontvang u op sterkte negen. Wat is er voor nieuws? Over." „Hallo centrale, hier spreekt inspekteur Stellinga. Wilt u no teren? Mevrouw Rosmalen en twee man in de villa gearres teerd. Vijf van onze mensen staan op post bij het haventje. In de villa tot nu toe nog niets bizonders gevonden. Mevrouw Ros malen beantwoordt aan het signalement van foto Van Ieperen alias Jopie van de Elskamp. De beide mannen zijn mij niet be kend. Hadden zich verschanst in de kelder. Maar wilt u verder nog even luisteren? Wat voor bericht hebt u van wagen tien? Over." „Hallo, wagen twaalf, hallo, inspekteur, we hebben alles ge noteerd. Wagen tien heeft zich enkele malen gemeld. Ik zal de mededelingen van wagen tien doorgeven. Luistert u goed. Wagen tien is om negentien uur drie de blauwe sportwagen gevolgd. Route via Klokveen en Zuidlaren naar Assen. Daar is de blauwe sportwagen geparkeerd bij de Thalia-dancing. Er stapten een man en een vrouw uit, die beantwoorden aan het gegeven signalement. Om twee en twintig uur zeven en vijftig kwamen beiden weer naar buiten en stapten in de wagen. Reden richting Groningen, doch zijn bij kilometerpaal dertien rechtsaf gegaan naar Noordlaren. Voorbij dit dorp is men een landweg ingeslagen en gereden tot een boerderij. Er is nagegaan, dat het een doodlopende weg is en wagen tien staat nog steeds verdekt opgesteld bij de boerderij. De beide inzittenden uit de blauwe sportwagen zijn de boerderij ingegaan, terwijl een onbekend per soon de sportwagen in een schuur heeft gereden. Wagen tien wacht op orders. Over." „Hallo, centrale, alles is goed doorgekomen, maar kunt u zeg gen hoe laat u het laatste bericht hebt ontvangen van wagen tien? Over." „Hallo wagen twaalf, dat was precies drie en twintig uur vijf en dertig. Over." Inspekteur Stellinga keek op zijn polshorloge en vloekte bin nensmonds. De wijzers wezen bijna middernacht. „Hallo, cen trale, wilt u wagen tien oproepen en order geven onmiddellijk een inval te doen in de boerderij? Iedereen arresteren, die zich in de boerderij bevindt. En wilt u mij terstond oproepen, als u nadere bizonderheden hebt? Over." „Hallo, wagen twaalf, hallo, inspekteur, wij hebben het be grepen. Wagen tien krijgt terstond opdracht inval te doen in boerderij. Wij sluiten nu en roepen u straks weer op." „Dat is dat," zei de inspekteur tegen de chaufeur en stak een sigaret op. „Laten we heel hard hopen, beste jongen, dat wagen tien nog een beetje op tijd is." De chauffeur knikte schaapachtig. Hij begreep er niet veel van. Op dit moment kwam er een agent aanrennen van de kant van het haventje. Meteen sprong de inspekteur uit de wagen en stuitte de man in zijn vaart. „Inspekteur, er nadert een boot, die lichtsignalen geeft. Wat nu?" „Wat hebben jullie gedaan?" vroeg Stellinga. „Wel, men gaf twee korte signalen achtereen en Prins heeft met zijn zaklamp dezelfde signalen gegeven." Ze liepen snel in de richting van het haventje. „Laten we ho pen, dat het antwoord het juiste was. Staan de lampen op z'n plaats?" „Zoals u opgegeven hebt, inspekteur: de witte links en de rode rechts." Beide mannen naderden de haven en zagen dat de andere politiemannen keken naar een naderende motorboot, er angst vallig voor zorgdragend, dat ze zelf buiten de lichtkring bleven. Stellinga stelde zich met de anderen verdekt op. Toen de boot de haven naderde, fluisterde hij: „Geert, jij kruipt naar de lin kerzijde van het uiterste punt van het haventje. Houd je revol ver gereed. Vooruit." Zelf liep hij naar een andere agent en gaf hem eveneens een opdracht. En tot de rest zei hij zacht: „Zaklampen en revolvers gereed, jongens. Zodra ik het sein geef, enteren we de boot." Treiterend langzaam kwam de boot de haven binnen. Geen politieman was er meer te zien. De enige man, die men van boord zou kunnen onderscheiden was de inspekteur, die het dichtst bij de aanlegsteiger stond. En toen de boot zover binnen was, dat de beide agenten op de uiterst linker- en rechter landtong aan boord konden springen, gaf Stellinga kort en dui- 'delijk zijn bevelen. „Enteren, jongens!" Vrijwel gelijktijdig sprongen vier agen ten aan boord. En onmiddellijk daarna flitsten vijf zaklampen aan, terwijl Stellinga beval: „Iedereen aan boord handen om hoog! Geen verdachte bewegingen of er wordt geschoten!" Even was er verwarring onder de drie opvarenden, maar de overval van de politie was te overrompelend, en voor de smokkelaars goed en wel zich gerealiseerd hadden, dat ze in de val gelopen waren, hadden ze allen een zaklamp en een revolver op de borst. „Doe ze de armbandjes maar om, jongens," zei de inspekteur Stellinga en hij loosde een zucht van verlichting. „Transporteer ze voorzichtig naar de villa en houdt ze daar onder bewaking. Drie man houden elk een arrestant vast en de vierde gaat er achter met de revolver in de aanslag. Geen risico's nemen: wie tracht te vluchten, schiet je zonder meer neer." Het boeien was een kwestie van tien sekonden, en toen kwam eindelijk het spraakvermogen van een der arrestanten terug. „Wel verdvloekte een lange man met een baard. „Wat heeft dit allemaal te betekenen, he?" „Kommentaar krijgt u straks, meneer," antwoordde de inspek teur rustig, maar beslist. Ik ben inspekteur Stellinga van de Rijkspolitie en ik heb bevel u en uw mensen te arresteren. Breng ze maar weg, jongens" Zelf dook de inspekteur met de zesde agent in de kajuit. „Zo, nu zullen we eens kijken, wat voor vis die meneer Rosmalen gewoonlijk vangt op zijn nachtelijke tochten." De kajuit werd nauwkeurig en volgens een bepaald schema onderzocht, maar alles wat men vond was een hengelgarnituur en aan boord een net met enkele vissen en ten slotte de gebrui kelijke dingen, die men op iedere motorboot vindt. Het duurde een kwartierjte, maar er werd niets bizonders ontdekt. „Er is natuurlijk een geheime bergplaats aan boord," veron derstelde de agent. „Stellinga knikte. „Allicht. Of ze hebben onraad geroken en de lading over boord gegooid. In dit geval zullen we onze hoop moeten vestigen op het resultaat van onze duitse kollega's." Ze keken nog een poosje rond, maar zagen niets, wat ook maar enigszins op een verborgen bergplaats leek. „Prins, laten we maar weer naar boven gaan. Zolang het zo stikdonker is, kunnen we toch niets beginnen. Blijf jij aan dek en houdt ogen en oren goed open. Ik stuur meteen een paar man om je te assisteren. Jullie bewaken het schip en zorgen er voor als was het van je zelf. Verder niets. Kijk straks even, of het ding goed vast ligt Ik. ga nu eens even in de villa kijken. De inspekteur liep vlug weer terug naar de villa, maar de agent, die de wacht hield bij de mobilofoon in de auto, riep hem terug. „Inspekteur, de centrale heeft u opgeroepen." „Ik kom." Hij dook in de wagen en riep de centrale post op. „Hier inspekteur Stellinga van wagen twaalf. Wagen twaalf. Ontvangt u mij? Over." „Ja, inspekteur, hallo wagen twaalf, hier is de centrale post, Wagen tien heeft opdracht uitgevoerd en heeft drie arrestanten, waarvan één gewond. Deze probeerde te vluchten en is aan geschoten in zijn been. Maar er is in de boerderij een vierde man aangetroffen, die zwaar verwond is. Er schijnt een rob bertje gevochten te zijn. De G.G.D. van Groningen is al op weg met een wagen naar de boerderij. Hebt u mij verstaan? Over." Hallo, centrale post, hier wagen twaalf. Wij hebben alles goed verstaan. Is de identiteit van het viertal bekend? Over." „Hallo, wagen twaalf, hallo, inspekteur, twee mannen kunnen nog niet geïdentificeerd worden. Hadden geen papieren op zak. De vrouw weigert eveneens één woord te zeggen, maar in de auto in de schuur hebben we haar rijbewijs gevonden. De vrouw heet Ineke Rosmalen, één en twintig jaar en is zonder beroep. De wagen in de schuur was de bewuste blauwe sportwagen. In de boerderij hebben de mannen van wagen tien geen huiszoe king kunnen doen, want ze zijn slechts met z'n tweeën. Eén zorgt voor de gewonden, terwijl de ander de beide arrestanten in de wagen bewaakt. Ze kunnen ons nu niet meer oproepen, zodat we verder nog niets weten. Er is een wagen met vier man reserve naar de boerderij gezonden. Het is wagen één. Wagen één heeft ons vijf minuten geleden zijn positie opgegeven. Pas seerde Helpman, snelheid honderdtwintig. G.G.D.-wagen is Haren reeds gepasseerd, Snelheid honderd vijf en veertig. Over." „Hallo, centrale, alles is goed overgekomen. Zodra identiteit van de zwaargewonde bekend is, wilt u mij dan weer oproepen? Over." „Hallo, wagen twaalf, we hebben het begrepen. Het zal ge beuren Wij houden kontakt met wagen één en G.G.D. Hebt u zelf nog nieuws, inspekteur? Over." „Hallo, centrale, wagen twaalf meldt, dat de boot binnen is en drie man zijn van boord gehaald. Voorlopig onderzoek aan boord heeft nog geen resultaat gehad. We zullen daglicht moe ten afwachten. De zes arrestanten worden overgebracht naar het bureau. Meer nieuws is hier nog niet. Over." „Dank u, wagen twaalf. Wij hebben alles genoteerd. Wach ten op de zes arrestanten. Wilt u nog meer weten? Over." „Hallo, wagen twaalf, Amsterdam heeft gemeld, dat precies om drie en twintig uur de razzia in de stad is begonnen. Van de Duitsers nog geen bericht. Wij gaan nu sluiten en zullen wa gen één oproepen. Wij roepen u terstond op, als we weten, wie de zwaargewonde is. Over en sluiten." Inspekteur Stellinga wipte weer uit de wagen en liep toen naar de villa, waar de zes arrestanten gelaten hun lot afwacht ten. „Zo," zei hij, opgewekt het nieuwe drietal bekijkend. „Nu kunnen we tenminste bij behoorlijk licht onze nieuwste aan winst welkom heten en kennismaken. Mag ik me even voorstel len? Inspekteur Stellinga van de Rijkspolitie. Aangenaam. Mis schien onaangenaam voor u, maar dat is mijn schuld niet." Intussen had hij een portefeuille uit zijn binnenzak gehaald en bekeek hij een aantal foto's. Eén haalde hij ertussen uit en vergeleek die met de man met de baard. Toen liep hij op hem toe, hield de hand voor de rossige baard en vergeleek nogmaals het gezicht met de foto. Toen knikte hij tevreden. „Ik heb dus het genoegen kennis te maken met meneer Ros malen? In Rotterdam vroeger bekend onder de naam Kees van Ieperen, nietwaar? Had u indertijd niet wat te maken met smok kelen van cocaïne? Als ik me goed herinner, was dat in 1950, niet? Resultaat: drie jaar. Wegens bizonder goed gedrag reeds na twee jaar en een maand ontslagen. U ziet, de politie heeft onder bepaalde omstandigheden een goed geheugen. Laten we eens verder kijkenO ja: september 1952 in vrijheid gesteld en sindsdien spoorloos verdwenen. NouspoorloosWil- schoten is weliswaar een uithoek, maar dat neemt niet weg, dat de justitie al gauw wist, dat u hier onder een andere naam bi vakkeerde. En u doet tegenwoordig aan sportvissen, nietwaar? Bij voorkeur des nachts." Hij knikte en keek de andere twee boeven aan. „Met assistentie van uw beide vrienden hier. We hebben het net met vis aan boord gezien, 't Gaatniet zo gek veel, vindt u wel? Voor iemand, die al een jaartje des nachts vistU zult in die tijd natuurlijk wel eens wat beters ge vangen hebben, daarvan ben ik overtuigd. Daarvan is de justi tie overtuigd, ziet u? En wat zou dat zijn?" De man met de baard haalde zijn schouders op. „Wanneer u denkt, dat u lollig bent, dan vergist u zich. Er is niets, wat mij aangewreven kan worden. En als deze arrestatie zonder enige grond achter de rug is, dan kunt u ervan opaan, dat ik een ge duchte schadevergoeding zal vragen." Inspekteur Stellinga knikte. „Natuurlijk, dat moet u beslist doen. Gederfde levensvreugde of zoiets, noemen de advokaten dat. De Staat der Nederlanden is momenteel niet zo erg best meer bij kas, want we zijn de besteding aan het beperken. Doch een schadevergoeding voor de sportvisser Rosmalen zal er nog wel af kunnen." ,.U hebt natuurlijk een schriftelijk bevel?" vroeg de heer des huizes nijdig, de spottende opmerking van de inspekteur nege rend. (Wordt vervolgd) Stationsstraat 9 Telefoon 2414 - Bergen KOMT BIJ ONS LEREN U kunt elke dag beginnen, zowel 's middags als 's avonds. Vraagt vrijblijvend inlichtingen INSTITUUT Alkmaar, tel. 2497 Langestraat 91 van 6 tot en met 11 oktober J. ROMENY - Oude Prinsweg 't WINKELTJE Kleine Dorpsstraat 25 - Bergen HERFST en WINTER o.a. ook „Liberty" „Simplicity" knippatronen DIVANLEDIKANT 80 x 190 22,90 DIVANLEDIKANT 2-persoons 39,85 DUBBEL DIVANBED, tweemaal 80x190 59,85 KANTELBED, 1 pers. 37,90 KANTELBED, 2-pers. 49,85 MATRAS, prima gevuld 1-pers., 24,90 MATRASSTEL, 2-pers„ 3-delig 39,85 Java KAPOKMATRASSTEL, 2-persoons, 3-delig 119,85 PLASTIC MATRAS 1-persoons 39,50 VERENDE MATRAS, 1-pers., 49,85 Verend MATRASSTEL, 2-pers„ 3-dlg. 79,85 WOLLEN DEKENS 12,90 WOLLEN DEKENS prima kwaliteit 15,90 ZUIVER WOLLEN DEKENS, 1-pers. 29,85 ZUIVER WOLLEN DEKENS, 2-pers. 37,85 ZIJDEN DEKENS 1-pers. 12,90 ZIJDEN DEKENS 2-pers. 18,90 MOLTON DEKENS 1,95 FLANELLEN LAKENS heerlijk warm 6,90 VITRAGE SPREIEN 6,90 GEWATTEERDE SPREIEN m. volants 19,85 STALEN SLAAPKAMER bestaande uit 1-pers. ledi kant met spiraal, tafel, stoel en nachtkastje 98,50 Met 2-pers. ledikant 119,50 Koorstraat hoek Laat, Alkmaar, tel. 2726

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1958 | | pagina 6