Keetmeisje in Europoort
Nieuws van overal
Boekhandel OLDENBURG
3e blad „De'Duinstreek" 15 jan. 1960
door H.A.N.S.
Artistiek Houtwerk
Een dreunende slag deed de oude boerderij op zijn grond
vesten trillen. De zoldering kraakte en vertoonde op verschil
lende plaatsen kieren, waaruit stof neerdwarrelde. Achter het
behang ritselde traag kalk omlaag, een geluid veroorzakend
alsof er een legertje muizen op de vlucht sloeg. Op de boven
verdieping klonk glasgerinkel.
Christa, die met opgetrokken wenkbrauwen en een verbeten
gezicht stond te kijken naar de stijgende lijn van de hoge dijk,
die buiten langs de ramen werd opgeworpen, deed onwille
keurig een stap achteruit.
De ergernis week niet uit haar ogen toen ze een blik op
haar broer wierp, die heel even met een frons op het voor
hoofd rechtop veerde, daarna met een laconiek gebaar het
gruis van zijn papieren streek en zich dan weer onverstoord
over zijn schrijfwerk boog.
Er klonk een scherp verwijt in haar stem toen ze zei ,,Je zou
bijna denken, dat dit oude gebouw meer verweer voert, dan
de bewoners zelf." Haar ogen volgden waarderend de zware
eikenhouten balken van de zoldering en met warmte vervolgde
ze: ,,Het houdt zich nog steeds prima, al schijnen de explosies
bij het opruimen van de bunkers voortdurend zwaarder te
worden." Ze loosde een zucht. „Goedbraaf huis," zei ze
fluisterend.
Mark richtte zich op en keek zacht hoofdschuddend naar
zijn zuster. „Je weet hoe ik er over denk," zei hij. „Waarom je
krachten verspillen aan iets, dat nutteloos is? Het is beter, om
in de toekomst te zien en al je energie te besteden aan de
nieuwe tijden, die ons wachten."
Zijn blik gleed vol genegenheid over de strijdlustige figuur
van zijn zuster. Christa's hele houding en gezicht toonde weer
spannigheid. Als een kunstschilder nu het agrarische verweer
tegen de opdringende en alles opslokkende industrie op hun
eiland in beeld zou willen brengen, dan zou hij in Christa een
prachtig model vinden. Zoals ze daar stond, gekleed in een
blauwe overall, de benen stevig op de grond geplant, de handen
balorig in de zakken geduwd, was ze een toonbeeld van de
gezonde, ferme landbouwersdochter, bezield met grote werk
drift, zonder dit te kunnen uitleven. Groot en fors was Christa,
met een stevig en toch elegant en lenig figuur, zodat ze ondanks
haar mannelijke kleding een aantrekkelijke en charmante indruk
maakte. Hoewel haar ogen nu fonkelden van boosheid, lag er
ook een vragende, nog alles van de wereld verwachtende blik
in. Door haar kloeke bouw leek ze ouder dan haar eenentwintig
jaar, maar wie de moeite nam en dat waren er velen
werd getroffen door de klare oogopslag, die getuigde van een
onberoerd innerlijk.
Mark wist, dat ze op vele mannen een verwarrende invloed
uitoefende. Haar optreden wisselde op een verrassende manier,
van argeloos kind tot zelfbewuste jonge vrouw. Zij toonde zich
bijzonder zelfstandig en toch was dat juist de reden, waarom
hij zich over haar niet geheel gerust voelde.
„Christa," zei hij op overredende toon, „geef je tegenstand
/op, kind. Leg je bij de toestand neer. Dit is hier geen leven
meer. Aan een kant van het huis graven ze aan de havens
en benemen de dijken ieder uitzicht, aan de andere kant wordt
de lucht verscheurd door de ontploffingen bij de bunkers. Hier
is niets meer voor ons te doen. Wees moedig, neem afscheid
van alles en ga met me mee naar de Noordoostpolder. Werk
mee aan onze nieuwe toekomst. Het zal je de nodige afleiding
bezorgen, zodat je het dierbaar polderland hier niet zo zwaar
zult missen."
„Jij bent verliefd," zei Christa kortaf en een beetje spottend.
„Met verliefde mensen kun je niet redelijk praten."
Mark's ogen liefkoosden de brief waaraan hij bezig was.
Mijn allerliefste Truus -luidde de aanhef. Ja, hij kon het
moeilijk tegenspreken. Nog maar kort had hij zich in de Noord
oostpolder gevestigd of hij had daar het meisje, dat aan al
zijn idealen beantwoordde, ontmoet. Daarom moest hij toe
geven, dat dit hem al grotendeels had verzoend met zijn
nieuwe omgeving. Zelfs tijdens de enkele dagen die hij op het
eiland Rozenburg moest doorbrengen, om zijn zaken te regelen,
trok zijn hart al weer naar Truus. Niettemin bleef daar altijd
nog de onrust om Christa. Ze was meerderjarig en kon dus
doen en laten wat ze wilde. Toch kon hij het gevoel niet van
zich afzetten, dat hij haar onbeschermd achterliet. Ze had zich
in het hoofd gezet, om tot de laatste dag dat hun boerderij
mocht blijven staan, op het eiland te blijven. Door hun verzet
tegen de onteigening, die ten behoeve van de industrie aller-
wege werd uitgevoerd, hadden zij een half jaar uitstel gewonnen.
Dit had Christa versterkt in de mening, dat alles voor hen
nog niet verloren was, Mark wist wel beter. Trouwens ieder
een die zijn ogen op Rozenburg de kost gaf, kon zien, dat het
voor de agrariërs op het eiland gedaan was. Christa kon heus
wel verstandig denken, maar ze kon geen afscheid nemen van
al de dingen die haar op haar geboortegrond zo dierbaar
waren geworden. Als kind had ze gewandeld in de wijde pol
ders met hun wuivende korenvelden. 'Nooit raakte ze uitge
keken op de ontelbare schakeringen in groen, bruin en geel van
bomen, heesters en velden, een natuurtapijt, dat onderbroken
werd door het rood en wit van een eenzame woning of
boerderij.
Terwijl Christa zonder inspanning de lagere en later de
middelbare school in het dichtsbij gelegen stadje volgde, was
ze de overige uren bij het werk op het land te vinden. Al vroeg
verloren zij hun moeder en enige jaren later werd hun vader
dood onder een omgekantelde tractor gevonden. Christa had
later ook de zorg voor de huishouding op zich genomen. Het
werk op de boerderij bleef zonder haperen doorgaan. In latere
jaren ging alles voorspoedig. De oogsten waren gaaf en rijk,
het vee glanzend en gezond.
Toen kwamen de geruchten die in overrompelende snelheid
aangroeiden tot een reeks van nieuwtjes, welke voor de be
woners bijna niet waren te verwerken.
Op Rozenburg, hun eiland, zou industrie komen. Maar daar
zou het niet bij blijven. Men sprak over zeehavens en zelfs
hoogovens.
„Gekkenpraat," zei men tegen elkaar. Wat kan men hier
doen in dit verlaten land? Er zijn niet eens behoorlijke ver
bindingen met het overige deel van Nederland.
Maar de stemmen van de plannenmakers klonken luider en
beslister. Niettemin bleef men op het eiland troost putten uit
het feit, dat de wetenschapsmensen elkaar zo dikwijls tegen
spraken Opeens was het niet meer te.houden. Over de Botlek-
brug, die nog betrekkelijk nieuw was, stroomden de arbeiders
toe. Nog gaf men de moed niet op. Dit was immers een ge
deelte van het eiland, waarvan heel vroeger de vroede vaderen
al afstand wilden doen. Men moest dit zien als een normale
groei van het groot Rotterdams havenbedrijf.
Angst, noch tegenspraak kon echter de industrie keren.
Voortschuifelend als een grote slang, telkens even in rust, wan
neer er een groot brok werd verteerd, nam ze bezit van het
eiland. Officiële plechtigheden wisselden elkaar af. Een eerste
paal voor dit en een eerste steenlegging voor dat. Men deed
geen moeite meer elkaar gerust te stellen. Een niet te stuiten
opmars was begonnen. Wie kende niet reeds de Shell en de
Esso? Wie had niet van de scheepswerven van Verolme ge
hoord? Het was verbijsterend en het leek of heel Nederland
zijn expansiedrift alleen op Rozenburg kon botvieren.
Nog steeds kon men het wijde landschap bewonderen. Nog
altijd kon men vrij uitkijken, zover het oog reikte. Maar bij
donkere avonden stond de horizon in een onheilspellend rode
gloed, van de altijd vlammen uitbrakende schoorstenen van de
raffinaderijen. Zwarte figuren van de in aanbouw zijnde in
dustrie staken daarbij sinister af. Telkens kwam er nog een
donkere schaduw bij, wanneer er weer een gebouw als uit de
grond gestampt, omhoog rees.
Ineens was er geen horizon meer, althans niet zoals men
eeuwen daar gewend was. Het vlakke land, dat grotendeels
nog eenzaam en verlaten was, werd omzoomd- door massale
stenen gebouwen, strak en modern van lijn. Het was, of tot
nu toe het eiland gesplitst was in twee heel verschillende
werelden. Het westen lag bijna nog ongerept te wachten op de
geweldige veranderingen, die nu zeker zouden komen.
In het jaar 1958 leidde de minister-president dr. Drees
daar de eerste fase in.
Toen waren de draglines hun werk begonnen. De Europoort
was een feit geworden. Dagelijks kwamen er meer van die fel
geel gekleurde machines. Als nijdige torren boorden zij zich in
de grond en hapten als nooit verzadigde grondeters de kost
bare klei weg en gooiden dit, zo op het eerste gezicht zonder
enig plan, op grote hopen, die later aangroeiden tot lang
gerekte dijken. Het leek allemaal zo verward. Havens werden
gegraven, dijken opgehoogd, bomen gerooid en bunkers op
geblazen. Er scheen uit deze chaos nooit iets belangrijks te
kunnen groeien. Daarom verloren vele eilandbewoners, tegen
beter weten in, niet de moed. Dit blijkbaar doelloze werk zou
vandaag of morgen wel worden stopgezet. Misschien raakten
de geldmiddelen uitgeput
Doch er kwam een tijd, dat er maar twee dagen in de week
rust heerste en men al die werkzaamheden enigszins kon ver
geten. Dan verstomde het naargeestige gepiep van de bagger
molens, die vlak achter de wroetende draglines de havens uit
diepten. Dan hoorde men ook niet de zware ontploffingen, die
nodig waren voor het opruimen van de bunkers, overblijfselen
van de oorlogstijd, waarmee het eiland rijkelijk was bedeeld.
Op zulke dagen haalde Christa haar paard, de trouwe Betty,
van stal en reed in de tot rust gekomen natuur, vele uren door
velden, duinen en over het strand.
Als ze dan de fazanten en konijntjes zag wegvluchten, de
kleine bergeendjes waggelend van hun zeebad zag terugkomen
en de leeuwerik hoog in de lucht zijn trillers liet horen, was
Christa vast overtuigd, dat dit helemaal niet door mensen
handen vernield kon worden. Was het niet voldoende, dat
hier op de wijde Waterweg de boten uit alle landen konden
in- en uitvaren? Zo'n passerende boot vond ze elke keer weer
opnieuw een belevenis. Zonder gevoelens van rancune zwaaide
ze dan naar de zeevarenden, die soms zo lang van huis waren
en Christa, als de eerste jonge vrouw, die ze na maanden zagen,
vol enthousiasme terug groetten.
Waarom hier nog meer zeehavens gemaakt?, vroeg ze zich
af. De wereld was toch groot genoeg. Bij alles wat ze deed
zag ze de toekomst somber in. Nooit was ze meer helemaal blij
en onbezorgd. Diep in haar hart had ze de zekerheid, dat de
enorme omwentelingen zouden doorgaan. Dit was niet te keren
Haar nuchtere verstand deed haar ook de noodzaak begrijpen.
Het overbevolkte Nederland had industrie nodig, om te kun
nen bestaan. Maar waarom hier? Waarom juist hier? mokte ze
dan.
In de nazomer van 1958 gaf Koningin Juliana persoonlijk het
teken waarop de baggermolens gingen werken en er een begin
werd gemaakt met het graven der zeehavens. Bijna gaf Christa
toen haar laatste restje weerstand op. Ze wist nu, dat er geen
ontkomen aan was. Nog gaf ze zich niet geheel gewonnen.
Met een kinderlijke koppigheid wilde ze iedere dag die haar
op het eiland vergund werd, vasthouden.
Wie weet, dacht ze. Het raasde en woelde in de wereld. Er
kon immers van alles gebeuren, waardoor de plannen werden
getorpedeerd. Haar broer regelde intussen alle zaken betref
fende hun boerderij en landerijen. Ze gaf hem de volle vrij
heid over alles te beslissen. Ze mocht zijn toekomst niet op
offeren aan haar verzet, waarvan ze diep in haar hart over
tuigd was, dat het weinig invloed zou uitoefenen op de gigan
tische gebeurtenissen die als wervelwinden hun eiland onder
steboven gooiden. Ginds in het nieuwe land zou Mark het
boerenwerk vaarwel zeggen en zich speciaal gaan toeleggen
op de groente- en fruitteelt. Hij zag daarin meer, dan in het
landbouwvak. „Dan hebben we veel minder grond nodig.
Christa," had hij gezegd. „Misschien zitten we dan niet zo
gauw in de weg zoals nu."
In zijn stem was een bittere klank te horen en Christa had
geweten, dat hij niet zonder een groot en stil verdriet afstand
deed. Alleen de wil om toch weer te slagen in het leven, had
hem de moed gegeven, zonder dralen over te schakelen naar
een geheel ander en nieuw leven. Toen voelde ze neiging om
zich met haar lot te verzoenen, als niet de noodzaak was ge
komen, om afscheid van Betty te nemen. Op de nieuwe tuinderij
was een paard overbodig en hier werd al hun land al door
ploegd door de gehate draglines. Betty stond werkloos en dat
was niet goed voor haar. Bovendien werd ze nerveus van de
regelmatige explosies. Mark wist een plaatsje voor het paard
bij vrienden in het dorp Oostvoorne, net over de afsluitdam die
de Brielse Maas van de Noordzee afscheidde. Zolang Christa
nog te Rozenburg zou zijn, mocht ze over haar paard beschik
ken. Dat vergoedde veel, maar het afscheid viel zwaar en weer
was er koppig verzet bij haar omhoog gekomen. Daarom wilde
ze niet met Mark mee naar de Noordoostpolder. Ze bleef tot
het laatste uur, beet ze hem telkens toe. Schampere opmerkin
gen waren haar ontvallen, toen ze hoorde, dat Mark kennis
had gemaakt met een meisje naar zijn hart. Ze verweet Mark
opnieuw zijn ontrouw aan hun land en bezittingen. Mark was
geduldig gebleven. Als ze de pijn in zijn ogen zag, die haar
woorden veroorzaakte, dan schaamde ze zich, maar ze gaf zich
niet gewonnen.
Nu was Mark weer enige dagen over, om zijn zaken te
regelen. Het begrip Europoort kwam naderbij. Links van de
grote boerderij waren er voortdurend felle ontploffingen. Af
en toe ketsten grote stukken steen tegen de muren en soms
sneuvelde er een ruit, zodat de wind en de regen vrije toegang
kregen. Dan bevestigde Christa een plank of een stuk karton
voor de opening, waardoor hun huis allengs meer een droevig
beeld van verval toonde. Rechts van het huis was men bezig
een diep en breed kanaal te graven. De uitgegraven grond
vormde een dijk langs het huis en benam daar ieder uitzicht.
Geen varende schepen kon ze meer gadeslaan. Geen verhalen
meer weven om hun reizen, die men ging maken of achter de
rug had. Allemaal dingen, die haar werden ontnomen en waar
om ze juist zo aan haar geboortegrond gehecht was. Haar
dagelijkse bezigheden namen minder tijd in beslag en daardoor
gaf ze zich teveel over aan haar sombere gedachten. Ook nu
Mark zo doodkalm reageerde op de heftigé schok die hun huis
onderging, voelde ze haar woede omhoog komen.
Met sussende woorden probeerde Mark haar humeur weer
op peil te brengen. „Binnenkort kom ik nog een keertje met
Truus hier naar toe. Als ik haar later iets vertel over ons oude
huis, dan kan ze zich daarvan enigszins een beeld vormen.'
„Je bedoelt, dat ze met haar lieve maniertjes moet proberen,
om mij over te halen, met jullie mee te gaan," sneerde Christa.
Mark haalde zijn schouders op. „Kattekop',, zei hij half boos,
half lachend. Christa was altijd zo n bijdehandje, als kind al.
Zij had natuurlijk al weer door, dat hij zich zorgen maakte
over haar en dat had altijd een averechte uitwerking op haar.
Ze wilde geheel zelfstandig zijn en haar eigen zin doen. Het
kind was veel te vroeg zonder ouderlijk toezicht geweest. Om
dat ze zo hard en zo handig kon werken, liet iedereen haar
zonder enige leiding haar gang gaan. Ze had een vrijgevochten
leventje geleid. Maar juist daarom kon ze zich zo moeilijk in
denken, dat er zaken waren waarover ze geen enkel gezag
kon laten gelden. Ze was niet in staat deze grote teleurstelling
te verwerken en wenste zich niet aan te passen aan de nieuwe
omstandigheden. Wat mbest een jong meisje zo helemaal alleen
in dit verlaten land doen? Overdag waren er de vele vreemde
arbeiders, die 's avonds per autobus vertrokken. Daarna was
er kilometers in de omtrek geen menselijk leven te bespeuren.
Enkele huizen, die op grote afstand stonden waren al verlaten.
De lege donkere ramen maakten een doodse indruk. Sommige
woningen werden reeds afgebroken. De plannen om de huizen
te verrollen waren op een debacle uitgelopen. Wekenlang was
er aan het eerste huis gewerkt. Alle mogelijke voorzorgen
waren getroffen. Zorgvuldig was alles gestut en geschraagd.
Maar de assen van het rolmateriaal waren onder het gewicht
van het huis bezweken. Scheurend en steunend was het in
elkaar gestort. Een troosteloze puinhoop was het enige dat
overbleef. Terwijl er voordien een grote animo was, om de
tot afbraak gedoemde huizen voor een koopje van de ge
meente Rotterdam over te nemen, schrok menigeen nu terug
voor de consequenties, die aan de afbraak en herbouw ver
bonden waren.
Mark verwijlde met zijn gedachten bij de onttakeling van het
agrarische leven op het eiland en verloor daardoor zijn aan
dacht voor Christa, die na haar onhartelijke woorden op een
fellere reactie van haar broer hoopte. Ze voelde gewoon be
hoefte aan een ontlading van haar heftige gevoelens, maar de
lankmoedige houding van Mark gaf haar niet veel kans op een
woordenwisseling. Een daverende klap van de kamerdeur be
wees, dat Christa in een bijster slechte gemoedsstemming was
weggegaan.
Zuchtend keerde Mark zich weer tot zijn schrijfwerk, maar
bij het zien van de aanhef bovenaan zijn brief, gleed er een
zacht teder lachje om zijn lippen en was hij na enige tellen
Christa en haar slechte humeur al weer vergeten.
Deze liep met opgekropte haatgevoelens tegen al het werk,
dat haar haar geliefde tehuis afnam, door hun gedeeltelijk ge
havende bloementuin, naar de weg. In een stevige wandeling
probeerde ze een uitlaat te vinden voor de machteloze woede,
die telkens bezit van haar nam, als ze zag, hoe langzaam maar
zeker het eiland van een groen juweeltje in een grauwe grijze
massa veranderde. Te laat besefte ze, dat ze dan beter de nog
ongerepte duinen had,kunnen kiezen. Nu ergerde zij zich zelfs
aan de kleine simpele paaltjes, die met hun oranjerode menie
kopjes zo onschuldig boven het groene gras uitstaken. Christa
had de paaltjes leren haten, omdat ze in al hun kleinheid bij
de grote omwenteling hoorden, als het loodsmannetje bij een
haai. Precies zoals dit kleine visje de haai naar zijn prooi
loodste, zo volgden onherroepelijk langs de lijn, die de paaltjes
aangaven de aanleg van een nieuwe haven, of een opgehoogde,
verharde weg.
Ze naderde de grens tussen het vlakke land en de duinen,
waar men bezig was de bunkers bloot te graven. Hier hield ze
haar driftige passen wat in en trachtte een onverschillig air
aan te nemen. Zoals gewoonlijk, als ze zich daar in de buurt
vertoonde, vonden de mannen dit een aangename afwisseling
en probeerden dan door diverse uitroepen haar aandacht te
trekken. Christa snoof minachtend. Vroeger gebeurde zoiets
nooit op hun eiland, maar een der arbeiders, die voordien op
hun boerderij had gewerkt en toen alleen maar beleefd aan
zijn pet tikte, als zij in zicht kwam, deed nu ook al mee. Niet
alleen het eiland, maar ook de mensen schenen te veranderen.
Meestal nam ze geen notitie van hen en wendde ze zich zo
snel mogelijk af. Maar haar geest was in opstand en ze kreeg
lust de hele wereld uit te dagen. Met een strak, hooghartig ge
zicht bekeek ze de werkzaamheden. De stukken puin, die door
de ontploffingen van de bunkers losgeslagen, werden, met be
hulp van houwelen nog fijner gemaakt. Het was zwaar werk.
Tussen het vaste beton zat dik, roestig ijzer, wat daaruit ver
wijderd moest worden. Wie had ooit gedacht, dat deze bijna
onneembare verdedigingsgordel, die door de Duitsers in de
bezettingstijd was uitgedacht en door gedwongen werkkrach
ten moest worden aangelegd, nog eens zou worden opgeruimd.
Door een mooie begroeiing hadden de bulten en hoogten die
de bunkers veroorzaakten, een onschuldig uiterlijk gekregen
en waren helemaal aan het landschap aangepast. Nu kwamen
ze grimmig en onverzettelijk te voorschijn, maar de voort
durend vakkundig aangebrachte explosieve stoffen deden de
bunkers uiteen rijten en de wegspringende steenklompen ver
anderden de omgevig in een barre steenwoestijn. Alle afval
werd naar een bepaalde plaats weggevoerd en daar vormde
zich een onmetelijk hoge, kale stoffige berg, die door Christa
werd beschouwd als een symbool van vergane macht.
„Hé juffie," riep een der arbeiders. „Je staat daar toch maar
te niksen, ga eens koffie voor ons zetten. Alles staat klaar in
de werkkeet!"
Christa deed alsof ze niets hoorde. Hoewel ze bijzonder naar
bezigheid verlangde, had ze geen zin, om de arbeiders, die mee
hielpen haar land ondersteboven te gooien, een dienst te be
wijzen. De mannen lieten zich niet uit het veld slaan.
„Ja jongens, gilde er een. „Ze doet het vast, een hoera voor
het nieuwe keetmeisje."
„Hiep, hiep, hoera!!!" juichten ze allemaal, ofschoon Christa
geen vin verroerde. Ze wist, dat men voortdurend trachtte op
de verschillende objecten een keetjuffrouw aan te werven, die
gedurende de dag voor koffie of thee zorgde. Doch juist op
dit afgelegen gedeelte was het extra moeilijk om daarvoor een
vrouw of meisje aan te trekken.
Er kwamen nog verschillende, spottende opmerkingen, maar
Christa vertrok geen spier van haar gezicht en stapte even later
langzaam weg. Opgejaagd door een opzichter, die met een zuur
gezicht het toneeltje had gade geslagen, gingen de mannen
weer teleurgesteld aan het werk. Langs de keet gekomen hield
Christa opeens haar pas in. Temidden van de grote verlaten
heid hoorde ze een kinderstemmetje zingen. Even speelde er
een glimlach om haar mond. Een kindHoe lang was het
geleden, dat ze een kind had gezien? Alleen bij de zondagse
kerkgang, maar verder had ze praktisch met niemand contact.
Bijna alle bekenden waren weggetrokken en met de nieuwe
inwoners voelde ze geen behoefte om vriendschap te sluiten.
Dat waren merendeels stadslui. Hun kleding wees al uit, dat
ze heel andere opvattingen van het leven hadden. Christa had
zich er altijd op laten voorstaan, dat ze de mode op een
veilige afstand volgde, maar dit bepaalde zich tot het dragen
van klassieke modellen, waarmee ze er wel elegant en sjiek
uitzag, -doch waardoor ze bij de eigen bevolking geen aan
stoot gaf. Soms speet het haar, dat de jongeren de kleder
drachten van het eiland niet meer overnamen. Ze voelde, dat
juist haar figuur daarin bijzonder zou uitkomen. Maar alleen
de oudere vrouwen verschenen nog met hun mooie kanten
staartmutsen, met gouden oorijzers en verdere bijbehorende
sieraden. Hun stemmige, zwarte kleding stak wel heel scherp
af bij de lichte en soms wat opzichtige toiletten van de mensen,
die een nieuwe toekomst op hun eiland kwamen zoeken. In
hun optreden lag eveneens een groot verschil. Bij de eigen
mensen was een streven, om zo gewoon mogelijk te doen; de
vreemdelingen schenen er juist behagen in te scheppen, om
aller aandacht te vangen. Toch moest Christa erkennen, dat er
aantrekkelijke en aardige meisjes onder waren, maar ze voelde
geen lust om nader kennis te maken. Daardoor kwam ze bijna
met niemand meer in aanraking. Nu ze plotseling op een ge
heel onverwachte plaats een kind hoorde zingen, voelde ze een
lichte ontroering. Ze hoopte, dat ze bij de mannen geen nieuwe
reacties zou uitlokken, maar haar nieuwsgierigheid won het
van haar teruggetrokken houding en ze stapte voorzichtig de
werkkeet binnen, van waaruit het ijle kinderstemmetje haar
tegenklonk. Op een van de wankele stoelen zat een meisje,
met een pop in haar armen gekneld. Teder zong ze een slaap
liedje.
„Hé," zei ze blij verrast en helemaal niet verlegen. „Kom je
jop visite?"
Christa meende in de uitspraak een Gronings dialect te be
speuren. Het guitige, ronde gezichtje werd vrijmoedig naar
haar opgeheven en ze voelde zich dadelijk door het kleine
ding aangetrokken.
„Ik wil graag bij jou op visite komen," zei ze lachend. „Heb
je thee?"
„Nee," zei het meisje spijtig. „Maar straks ga ik koffie zet
ten. Papa is dol op een bakkie troost," voegde ze er eigenwijs
aan toe.
Met een bedenkelijk gezicht keek Christa naar de primitieve
bedoening. Een paar oude petroleumstellen stonden op een
ondegelijk uitziende tafel. Een waterketel en een koffiepot
completeerden het servies. Enkele roestige bussen deden ver
moeden, dat er ook koffie en suiker aanwezig was. Slordig ver
spreid stonden er enige flessen melk in de keet.
(Wordt vervolgd)
Eerste rijdende melkontvangst
in Schonebeek
De zuivelfabriek in Nieuw-
Schonebeek heeft als eerste in
Nederland een™, rijdende melk
ontvangst aangeschaft aldus
„Landbouwdocumentatie".
Het is een vrachtwagen met
een tank van 5000 1 en een
ontvangstruimte met toebehoren.
Het monsternemen geschiedt
automatisch (lijkt op het Lako-
systeem). De geleverde melk
wordt gemeten door middel van
een melkmeter, die werkt als
een meter op een bezinepomp.
De wagen rijdt nog als proef,
maar binnenkort wordt alle melk
waarschijnlijk op deze wijze op
gehaald en wel 5000 1 in 2 ll2 uur.
Het voordeel van de boer is
dat de melk niet meer behoeft
te worden gekoeld omdat ze 2 x
per dag wordt opgehaald. Als
nadeel kan ondermeer,. worden
opgemerkt dat de boeren zelf
weer de bussen moeten schoon
maken; dat de melk gemeten in
plaats van gewogen wordt en
dat het terugleveren van retour
producten (ondermelk, karnemelk
wei enz.) problemen geeft.
Appeloogst 1959
De Nederlandse appeloogst van
1959 is qua opbrengst beduidend
lager dan vorig jaar.
Men schat de opbrengst van
1958 op 160000 ton, terwijl die
van 1959 ongeveer 100000 ton
bedraagt. De helft van de oogst
van dit jaar zal beschikbaar zijn
voor export. De laatste tijd
schijnt de vraag naar huishoud-
kwaliteit op de binnenlandse
markt toe te nemen.
Meer voorjaarskool in Engeland
In Engeland wordt thans een
groter oppervlakte voorjaarskool
aangeplant, aldus een oogst-
rapport van het Ministerie. Het
lijkt er op dat deze oppervlakte
aanzienlijk groter zal zijn dan
andere jaren.
zoete aardappelen zijn
geld waard
Er is meer geld met de ver
bouw van zoete aardappelen te
verdienen dan de meeste mensen
denken, aldus het Australisch
blad „Queensland Agricultural
Journal". Thans worden ze nog
als een vrij onbetekenend gewas
in verschillende kustprovincies
van Queensland verbouwd.
Zoete aardappelen worden
langzamerhand meer populair
voor menselijke consumptie, mits
ze van goede kwaliteit en vol
doende raszuiver zijn. Ook kun
nen ze worden gebruikt als vee
voer voor varkens en rundvee.
Een goede opbrengst van zoete
aardappelen is 15-20 ton per ha
maar hogere opbrengsten tot 35
ton per ha zijn geen zeldzaam
heid.
Massaal optreden
appeldamschijfmot
In het weekblad „De Fruitteelt"
wordt gewezen op een optreden
van de appeldamschijfmot die dit
jaar dermate groot is geweest
dat dit zeldzaam genoemd mag
worden. De rupsen graven (vreten)
gangen in de bladeren en spin
nen deze later ook aan elkaar.
In veel gevallen treedt ook
sterke voortijdige bladval op
waardoor de bomen vroegtijdig
kaal komen te staan.
Een winterbespuiting met
DNC of VBC heeft in de
zwaar aangetaste boomgaarden
geen zin omdat de spinselcocons
daar behalve op en tussen de
schors ook vele lagen dik onder
de schorsschubben worden aan
getroffen, ja zelfs in de gras
pollen onder rond de stammen.
Vele cocons zijn dan ook onbe
reikbaar voor een effectieve
bespuiting.
De tijdstippen van bestrijding
liggen na de bloei en in augus
tus met een middel van een
hoge dosering (vloeibare) para-
thion.
Boekensteuners, Fotolijstjes en
Presse-papiers (handsnijwerk)
Laanweg 35 SCHOORL