Keetmeisje in Europoort Nieuws van overal Boekhandel OLDENBURG 3e blad „De'Duinstreek" 15 jan. 1960 door H.A.N.S. Artistiek Houtwerk Een dreunende slag deed de oude boerderij op zijn grond vesten trillen. De zoldering kraakte en vertoonde op verschil lende plaatsen kieren, waaruit stof neerdwarrelde. Achter het behang ritselde traag kalk omlaag, een geluid veroorzakend alsof er een legertje muizen op de vlucht sloeg. Op de boven verdieping klonk glasgerinkel. Christa, die met opgetrokken wenkbrauwen en een verbeten gezicht stond te kijken naar de stijgende lijn van de hoge dijk, die buiten langs de ramen werd opgeworpen, deed onwille keurig een stap achteruit. De ergernis week niet uit haar ogen toen ze een blik op haar broer wierp, die heel even met een frons op het voor hoofd rechtop veerde, daarna met een laconiek gebaar het gruis van zijn papieren streek en zich dan weer onverstoord over zijn schrijfwerk boog. Er klonk een scherp verwijt in haar stem toen ze zei ,,Je zou bijna denken, dat dit oude gebouw meer verweer voert, dan de bewoners zelf." Haar ogen volgden waarderend de zware eikenhouten balken van de zoldering en met warmte vervolgde ze: ,,Het houdt zich nog steeds prima, al schijnen de explosies bij het opruimen van de bunkers voortdurend zwaarder te worden." Ze loosde een zucht. „Goedbraaf huis," zei ze fluisterend. Mark richtte zich op en keek zacht hoofdschuddend naar zijn zuster. „Je weet hoe ik er over denk," zei hij. „Waarom je krachten verspillen aan iets, dat nutteloos is? Het is beter, om in de toekomst te zien en al je energie te besteden aan de nieuwe tijden, die ons wachten." Zijn blik gleed vol genegenheid over de strijdlustige figuur van zijn zuster. Christa's hele houding en gezicht toonde weer spannigheid. Als een kunstschilder nu het agrarische verweer tegen de opdringende en alles opslokkende industrie op hun eiland in beeld zou willen brengen, dan zou hij in Christa een prachtig model vinden. Zoals ze daar stond, gekleed in een blauwe overall, de benen stevig op de grond geplant, de handen balorig in de zakken geduwd, was ze een toonbeeld van de gezonde, ferme landbouwersdochter, bezield met grote werk drift, zonder dit te kunnen uitleven. Groot en fors was Christa, met een stevig en toch elegant en lenig figuur, zodat ze ondanks haar mannelijke kleding een aantrekkelijke en charmante indruk maakte. Hoewel haar ogen nu fonkelden van boosheid, lag er ook een vragende, nog alles van de wereld verwachtende blik in. Door haar kloeke bouw leek ze ouder dan haar eenentwintig jaar, maar wie de moeite nam en dat waren er velen werd getroffen door de klare oogopslag, die getuigde van een onberoerd innerlijk. Mark wist, dat ze op vele mannen een verwarrende invloed uitoefende. Haar optreden wisselde op een verrassende manier, van argeloos kind tot zelfbewuste jonge vrouw. Zij toonde zich bijzonder zelfstandig en toch was dat juist de reden, waarom hij zich over haar niet geheel gerust voelde. „Christa," zei hij op overredende toon, „geef je tegenstand /op, kind. Leg je bij de toestand neer. Dit is hier geen leven meer. Aan een kant van het huis graven ze aan de havens en benemen de dijken ieder uitzicht, aan de andere kant wordt de lucht verscheurd door de ontploffingen bij de bunkers. Hier is niets meer voor ons te doen. Wees moedig, neem afscheid van alles en ga met me mee naar de Noordoostpolder. Werk mee aan onze nieuwe toekomst. Het zal je de nodige afleiding bezorgen, zodat je het dierbaar polderland hier niet zo zwaar zult missen." „Jij bent verliefd," zei Christa kortaf en een beetje spottend. „Met verliefde mensen kun je niet redelijk praten." Mark's ogen liefkoosden de brief waaraan hij bezig was. Mijn allerliefste Truus -luidde de aanhef. Ja, hij kon het moeilijk tegenspreken. Nog maar kort had hij zich in de Noord oostpolder gevestigd of hij had daar het meisje, dat aan al zijn idealen beantwoordde, ontmoet. Daarom moest hij toe geven, dat dit hem al grotendeels had verzoend met zijn nieuwe omgeving. Zelfs tijdens de enkele dagen die hij op het eiland Rozenburg moest doorbrengen, om zijn zaken te regelen, trok zijn hart al weer naar Truus. Niettemin bleef daar altijd nog de onrust om Christa. Ze was meerderjarig en kon dus doen en laten wat ze wilde. Toch kon hij het gevoel niet van zich afzetten, dat hij haar onbeschermd achterliet. Ze had zich in het hoofd gezet, om tot de laatste dag dat hun boerderij mocht blijven staan, op het eiland te blijven. Door hun verzet tegen de onteigening, die ten behoeve van de industrie aller- wege werd uitgevoerd, hadden zij een half jaar uitstel gewonnen. Dit had Christa versterkt in de mening, dat alles voor hen nog niet verloren was, Mark wist wel beter. Trouwens ieder een die zijn ogen op Rozenburg de kost gaf, kon zien, dat het voor de agrariërs op het eiland gedaan was. Christa kon heus wel verstandig denken, maar ze kon geen afscheid nemen van al de dingen die haar op haar geboortegrond zo dierbaar waren geworden. Als kind had ze gewandeld in de wijde pol ders met hun wuivende korenvelden. 'Nooit raakte ze uitge keken op de ontelbare schakeringen in groen, bruin en geel van bomen, heesters en velden, een natuurtapijt, dat onderbroken werd door het rood en wit van een eenzame woning of boerderij. Terwijl Christa zonder inspanning de lagere en later de middelbare school in het dichtsbij gelegen stadje volgde, was ze de overige uren bij het werk op het land te vinden. Al vroeg verloren zij hun moeder en enige jaren later werd hun vader dood onder een omgekantelde tractor gevonden. Christa had later ook de zorg voor de huishouding op zich genomen. Het werk op de boerderij bleef zonder haperen doorgaan. In latere jaren ging alles voorspoedig. De oogsten waren gaaf en rijk, het vee glanzend en gezond. Toen kwamen de geruchten die in overrompelende snelheid aangroeiden tot een reeks van nieuwtjes, welke voor de be woners bijna niet waren te verwerken. Op Rozenburg, hun eiland, zou industrie komen. Maar daar zou het niet bij blijven. Men sprak over zeehavens en zelfs hoogovens. „Gekkenpraat," zei men tegen elkaar. Wat kan men hier doen in dit verlaten land? Er zijn niet eens behoorlijke ver bindingen met het overige deel van Nederland. Maar de stemmen van de plannenmakers klonken luider en beslister. Niettemin bleef men op het eiland troost putten uit het feit, dat de wetenschapsmensen elkaar zo dikwijls tegen spraken Opeens was het niet meer te.houden. Over de Botlek- brug, die nog betrekkelijk nieuw was, stroomden de arbeiders toe. Nog gaf men de moed niet op. Dit was immers een ge deelte van het eiland, waarvan heel vroeger de vroede vaderen al afstand wilden doen. Men moest dit zien als een normale groei van het groot Rotterdams havenbedrijf. Angst, noch tegenspraak kon echter de industrie keren. Voortschuifelend als een grote slang, telkens even in rust, wan neer er een groot brok werd verteerd, nam ze bezit van het eiland. Officiële plechtigheden wisselden elkaar af. Een eerste paal voor dit en een eerste steenlegging voor dat. Men deed geen moeite meer elkaar gerust te stellen. Een niet te stuiten opmars was begonnen. Wie kende niet reeds de Shell en de Esso? Wie had niet van de scheepswerven van Verolme ge hoord? Het was verbijsterend en het leek of heel Nederland zijn expansiedrift alleen op Rozenburg kon botvieren. Nog steeds kon men het wijde landschap bewonderen. Nog altijd kon men vrij uitkijken, zover het oog reikte. Maar bij donkere avonden stond de horizon in een onheilspellend rode gloed, van de altijd vlammen uitbrakende schoorstenen van de raffinaderijen. Zwarte figuren van de in aanbouw zijnde in dustrie staken daarbij sinister af. Telkens kwam er nog een donkere schaduw bij, wanneer er weer een gebouw als uit de grond gestampt, omhoog rees. Ineens was er geen horizon meer, althans niet zoals men eeuwen daar gewend was. Het vlakke land, dat grotendeels nog eenzaam en verlaten was, werd omzoomd- door massale stenen gebouwen, strak en modern van lijn. Het was, of tot nu toe het eiland gesplitst was in twee heel verschillende werelden. Het westen lag bijna nog ongerept te wachten op de geweldige veranderingen, die nu zeker zouden komen. In het jaar 1958 leidde de minister-president dr. Drees daar de eerste fase in. Toen waren de draglines hun werk begonnen. De Europoort was een feit geworden. Dagelijks kwamen er meer van die fel geel gekleurde machines. Als nijdige torren boorden zij zich in de grond en hapten als nooit verzadigde grondeters de kost bare klei weg en gooiden dit, zo op het eerste gezicht zonder enig plan, op grote hopen, die later aangroeiden tot lang gerekte dijken. Het leek allemaal zo verward. Havens werden gegraven, dijken opgehoogd, bomen gerooid en bunkers op geblazen. Er scheen uit deze chaos nooit iets belangrijks te kunnen groeien. Daarom verloren vele eilandbewoners, tegen beter weten in, niet de moed. Dit blijkbaar doelloze werk zou vandaag of morgen wel worden stopgezet. Misschien raakten de geldmiddelen uitgeput Doch er kwam een tijd, dat er maar twee dagen in de week rust heerste en men al die werkzaamheden enigszins kon ver geten. Dan verstomde het naargeestige gepiep van de bagger molens, die vlak achter de wroetende draglines de havens uit diepten. Dan hoorde men ook niet de zware ontploffingen, die nodig waren voor het opruimen van de bunkers, overblijfselen van de oorlogstijd, waarmee het eiland rijkelijk was bedeeld. Op zulke dagen haalde Christa haar paard, de trouwe Betty, van stal en reed in de tot rust gekomen natuur, vele uren door velden, duinen en over het strand. Als ze dan de fazanten en konijntjes zag wegvluchten, de kleine bergeendjes waggelend van hun zeebad zag terugkomen en de leeuwerik hoog in de lucht zijn trillers liet horen, was Christa vast overtuigd, dat dit helemaal niet door mensen handen vernield kon worden. Was het niet voldoende, dat hier op de wijde Waterweg de boten uit alle landen konden in- en uitvaren? Zo'n passerende boot vond ze elke keer weer opnieuw een belevenis. Zonder gevoelens van rancune zwaaide ze dan naar de zeevarenden, die soms zo lang van huis waren en Christa, als de eerste jonge vrouw, die ze na maanden zagen, vol enthousiasme terug groetten. Waarom hier nog meer zeehavens gemaakt?, vroeg ze zich af. De wereld was toch groot genoeg. Bij alles wat ze deed zag ze de toekomst somber in. Nooit was ze meer helemaal blij en onbezorgd. Diep in haar hart had ze de zekerheid, dat de enorme omwentelingen zouden doorgaan. Dit was niet te keren Haar nuchtere verstand deed haar ook de noodzaak begrijpen. Het overbevolkte Nederland had industrie nodig, om te kun nen bestaan. Maar waarom hier? Waarom juist hier? mokte ze dan. In de nazomer van 1958 gaf Koningin Juliana persoonlijk het teken waarop de baggermolens gingen werken en er een begin werd gemaakt met het graven der zeehavens. Bijna gaf Christa toen haar laatste restje weerstand op. Ze wist nu, dat er geen ontkomen aan was. Nog gaf ze zich niet geheel gewonnen. Met een kinderlijke koppigheid wilde ze iedere dag die haar op het eiland vergund werd, vasthouden. Wie weet, dacht ze. Het raasde en woelde in de wereld. Er kon immers van alles gebeuren, waardoor de plannen werden getorpedeerd. Haar broer regelde intussen alle zaken betref fende hun boerderij en landerijen. Ze gaf hem de volle vrij heid over alles te beslissen. Ze mocht zijn toekomst niet op offeren aan haar verzet, waarvan ze diep in haar hart over tuigd was, dat het weinig invloed zou uitoefenen op de gigan tische gebeurtenissen die als wervelwinden hun eiland onder steboven gooiden. Ginds in het nieuwe land zou Mark het boerenwerk vaarwel zeggen en zich speciaal gaan toeleggen op de groente- en fruitteelt. Hij zag daarin meer, dan in het landbouwvak. „Dan hebben we veel minder grond nodig. Christa," had hij gezegd. „Misschien zitten we dan niet zo gauw in de weg zoals nu." In zijn stem was een bittere klank te horen en Christa had geweten, dat hij niet zonder een groot en stil verdriet afstand deed. Alleen de wil om toch weer te slagen in het leven, had hem de moed gegeven, zonder dralen over te schakelen naar een geheel ander en nieuw leven. Toen voelde ze neiging om zich met haar lot te verzoenen, als niet de noodzaak was ge komen, om afscheid van Betty te nemen. Op de nieuwe tuinderij was een paard overbodig en hier werd al hun land al door ploegd door de gehate draglines. Betty stond werkloos en dat was niet goed voor haar. Bovendien werd ze nerveus van de regelmatige explosies. Mark wist een plaatsje voor het paard bij vrienden in het dorp Oostvoorne, net over de afsluitdam die de Brielse Maas van de Noordzee afscheidde. Zolang Christa nog te Rozenburg zou zijn, mocht ze over haar paard beschik ken. Dat vergoedde veel, maar het afscheid viel zwaar en weer was er koppig verzet bij haar omhoog gekomen. Daarom wilde ze niet met Mark mee naar de Noordoostpolder. Ze bleef tot het laatste uur, beet ze hem telkens toe. Schampere opmerkin gen waren haar ontvallen, toen ze hoorde, dat Mark kennis had gemaakt met een meisje naar zijn hart. Ze verweet Mark opnieuw zijn ontrouw aan hun land en bezittingen. Mark was geduldig gebleven. Als ze de pijn in zijn ogen zag, die haar woorden veroorzaakte, dan schaamde ze zich, maar ze gaf zich niet gewonnen. Nu was Mark weer enige dagen over, om zijn zaken te regelen. Het begrip Europoort kwam naderbij. Links van de grote boerderij waren er voortdurend felle ontploffingen. Af en toe ketsten grote stukken steen tegen de muren en soms sneuvelde er een ruit, zodat de wind en de regen vrije toegang kregen. Dan bevestigde Christa een plank of een stuk karton voor de opening, waardoor hun huis allengs meer een droevig beeld van verval toonde. Rechts van het huis was men bezig een diep en breed kanaal te graven. De uitgegraven grond vormde een dijk langs het huis en benam daar ieder uitzicht. Geen varende schepen kon ze meer gadeslaan. Geen verhalen meer weven om hun reizen, die men ging maken of achter de rug had. Allemaal dingen, die haar werden ontnomen en waar om ze juist zo aan haar geboortegrond gehecht was. Haar dagelijkse bezigheden namen minder tijd in beslag en daardoor gaf ze zich teveel over aan haar sombere gedachten. Ook nu Mark zo doodkalm reageerde op de heftigé schok die hun huis onderging, voelde ze haar woede omhoog komen. Met sussende woorden probeerde Mark haar humeur weer op peil te brengen. „Binnenkort kom ik nog een keertje met Truus hier naar toe. Als ik haar later iets vertel over ons oude huis, dan kan ze zich daarvan enigszins een beeld vormen.' „Je bedoelt, dat ze met haar lieve maniertjes moet proberen, om mij over te halen, met jullie mee te gaan," sneerde Christa. Mark haalde zijn schouders op. „Kattekop',, zei hij half boos, half lachend. Christa was altijd zo n bijdehandje, als kind al. Zij had natuurlijk al weer door, dat hij zich zorgen maakte over haar en dat had altijd een averechte uitwerking op haar. Ze wilde geheel zelfstandig zijn en haar eigen zin doen. Het kind was veel te vroeg zonder ouderlijk toezicht geweest. Om dat ze zo hard en zo handig kon werken, liet iedereen haar zonder enige leiding haar gang gaan. Ze had een vrijgevochten leventje geleid. Maar juist daarom kon ze zich zo moeilijk in denken, dat er zaken waren waarover ze geen enkel gezag kon laten gelden. Ze was niet in staat deze grote teleurstelling te verwerken en wenste zich niet aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Wat mbest een jong meisje zo helemaal alleen in dit verlaten land doen? Overdag waren er de vele vreemde arbeiders, die 's avonds per autobus vertrokken. Daarna was er kilometers in de omtrek geen menselijk leven te bespeuren. Enkele huizen, die op grote afstand stonden waren al verlaten. De lege donkere ramen maakten een doodse indruk. Sommige woningen werden reeds afgebroken. De plannen om de huizen te verrollen waren op een debacle uitgelopen. Wekenlang was er aan het eerste huis gewerkt. Alle mogelijke voorzorgen waren getroffen. Zorgvuldig was alles gestut en geschraagd. Maar de assen van het rolmateriaal waren onder het gewicht van het huis bezweken. Scheurend en steunend was het in elkaar gestort. Een troosteloze puinhoop was het enige dat overbleef. Terwijl er voordien een grote animo was, om de tot afbraak gedoemde huizen voor een koopje van de ge meente Rotterdam over te nemen, schrok menigeen nu terug voor de consequenties, die aan de afbraak en herbouw ver bonden waren. Mark verwijlde met zijn gedachten bij de onttakeling van het agrarische leven op het eiland en verloor daardoor zijn aan dacht voor Christa, die na haar onhartelijke woorden op een fellere reactie van haar broer hoopte. Ze voelde gewoon be hoefte aan een ontlading van haar heftige gevoelens, maar de lankmoedige houding van Mark gaf haar niet veel kans op een woordenwisseling. Een daverende klap van de kamerdeur be wees, dat Christa in een bijster slechte gemoedsstemming was weggegaan. Zuchtend keerde Mark zich weer tot zijn schrijfwerk, maar bij het zien van de aanhef bovenaan zijn brief, gleed er een zacht teder lachje om zijn lippen en was hij na enige tellen Christa en haar slechte humeur al weer vergeten. Deze liep met opgekropte haatgevoelens tegen al het werk, dat haar haar geliefde tehuis afnam, door hun gedeeltelijk ge havende bloementuin, naar de weg. In een stevige wandeling probeerde ze een uitlaat te vinden voor de machteloze woede, die telkens bezit van haar nam, als ze zag, hoe langzaam maar zeker het eiland van een groen juweeltje in een grauwe grijze massa veranderde. Te laat besefte ze, dat ze dan beter de nog ongerepte duinen had,kunnen kiezen. Nu ergerde zij zich zelfs aan de kleine simpele paaltjes, die met hun oranjerode menie kopjes zo onschuldig boven het groene gras uitstaken. Christa had de paaltjes leren haten, omdat ze in al hun kleinheid bij de grote omwenteling hoorden, als het loodsmannetje bij een haai. Precies zoals dit kleine visje de haai naar zijn prooi loodste, zo volgden onherroepelijk langs de lijn, die de paaltjes aangaven de aanleg van een nieuwe haven, of een opgehoogde, verharde weg. Ze naderde de grens tussen het vlakke land en de duinen, waar men bezig was de bunkers bloot te graven. Hier hield ze haar driftige passen wat in en trachtte een onverschillig air aan te nemen. Zoals gewoonlijk, als ze zich daar in de buurt vertoonde, vonden de mannen dit een aangename afwisseling en probeerden dan door diverse uitroepen haar aandacht te trekken. Christa snoof minachtend. Vroeger gebeurde zoiets nooit op hun eiland, maar een der arbeiders, die voordien op hun boerderij had gewerkt en toen alleen maar beleefd aan zijn pet tikte, als zij in zicht kwam, deed nu ook al mee. Niet alleen het eiland, maar ook de mensen schenen te veranderen. Meestal nam ze geen notitie van hen en wendde ze zich zo snel mogelijk af. Maar haar geest was in opstand en ze kreeg lust de hele wereld uit te dagen. Met een strak, hooghartig ge zicht bekeek ze de werkzaamheden. De stukken puin, die door de ontploffingen van de bunkers losgeslagen, werden, met be hulp van houwelen nog fijner gemaakt. Het was zwaar werk. Tussen het vaste beton zat dik, roestig ijzer, wat daaruit ver wijderd moest worden. Wie had ooit gedacht, dat deze bijna onneembare verdedigingsgordel, die door de Duitsers in de bezettingstijd was uitgedacht en door gedwongen werkkrach ten moest worden aangelegd, nog eens zou worden opgeruimd. Door een mooie begroeiing hadden de bulten en hoogten die de bunkers veroorzaakten, een onschuldig uiterlijk gekregen en waren helemaal aan het landschap aangepast. Nu kwamen ze grimmig en onverzettelijk te voorschijn, maar de voort durend vakkundig aangebrachte explosieve stoffen deden de bunkers uiteen rijten en de wegspringende steenklompen ver anderden de omgevig in een barre steenwoestijn. Alle afval werd naar een bepaalde plaats weggevoerd en daar vormde zich een onmetelijk hoge, kale stoffige berg, die door Christa werd beschouwd als een symbool van vergane macht. „Hé juffie," riep een der arbeiders. „Je staat daar toch maar te niksen, ga eens koffie voor ons zetten. Alles staat klaar in de werkkeet!" Christa deed alsof ze niets hoorde. Hoewel ze bijzonder naar bezigheid verlangde, had ze geen zin, om de arbeiders, die mee hielpen haar land ondersteboven te gooien, een dienst te be wijzen. De mannen lieten zich niet uit het veld slaan. „Ja jongens, gilde er een. „Ze doet het vast, een hoera voor het nieuwe keetmeisje." „Hiep, hiep, hoera!!!" juichten ze allemaal, ofschoon Christa geen vin verroerde. Ze wist, dat men voortdurend trachtte op de verschillende objecten een keetjuffrouw aan te werven, die gedurende de dag voor koffie of thee zorgde. Doch juist op dit afgelegen gedeelte was het extra moeilijk om daarvoor een vrouw of meisje aan te trekken. Er kwamen nog verschillende, spottende opmerkingen, maar Christa vertrok geen spier van haar gezicht en stapte even later langzaam weg. Opgejaagd door een opzichter, die met een zuur gezicht het toneeltje had gade geslagen, gingen de mannen weer teleurgesteld aan het werk. Langs de keet gekomen hield Christa opeens haar pas in. Temidden van de grote verlaten heid hoorde ze een kinderstemmetje zingen. Even speelde er een glimlach om haar mond. Een kindHoe lang was het geleden, dat ze een kind had gezien? Alleen bij de zondagse kerkgang, maar verder had ze praktisch met niemand contact. Bijna alle bekenden waren weggetrokken en met de nieuwe inwoners voelde ze geen behoefte om vriendschap te sluiten. Dat waren merendeels stadslui. Hun kleding wees al uit, dat ze heel andere opvattingen van het leven hadden. Christa had zich er altijd op laten voorstaan, dat ze de mode op een veilige afstand volgde, maar dit bepaalde zich tot het dragen van klassieke modellen, waarmee ze er wel elegant en sjiek uitzag, -doch waardoor ze bij de eigen bevolking geen aan stoot gaf. Soms speet het haar, dat de jongeren de kleder drachten van het eiland niet meer overnamen. Ze voelde, dat juist haar figuur daarin bijzonder zou uitkomen. Maar alleen de oudere vrouwen verschenen nog met hun mooie kanten staartmutsen, met gouden oorijzers en verdere bijbehorende sieraden. Hun stemmige, zwarte kleding stak wel heel scherp af bij de lichte en soms wat opzichtige toiletten van de mensen, die een nieuwe toekomst op hun eiland kwamen zoeken. In hun optreden lag eveneens een groot verschil. Bij de eigen mensen was een streven, om zo gewoon mogelijk te doen; de vreemdelingen schenen er juist behagen in te scheppen, om aller aandacht te vangen. Toch moest Christa erkennen, dat er aantrekkelijke en aardige meisjes onder waren, maar ze voelde geen lust om nader kennis te maken. Daardoor kwam ze bijna met niemand meer in aanraking. Nu ze plotseling op een ge heel onverwachte plaats een kind hoorde zingen, voelde ze een lichte ontroering. Ze hoopte, dat ze bij de mannen geen nieuwe reacties zou uitlokken, maar haar nieuwsgierigheid won het van haar teruggetrokken houding en ze stapte voorzichtig de werkkeet binnen, van waaruit het ijle kinderstemmetje haar tegenklonk. Op een van de wankele stoelen zat een meisje, met een pop in haar armen gekneld. Teder zong ze een slaap liedje. „Hé," zei ze blij verrast en helemaal niet verlegen. „Kom je jop visite?" Christa meende in de uitspraak een Gronings dialect te be speuren. Het guitige, ronde gezichtje werd vrijmoedig naar haar opgeheven en ze voelde zich dadelijk door het kleine ding aangetrokken. „Ik wil graag bij jou op visite komen," zei ze lachend. „Heb je thee?" „Nee," zei het meisje spijtig. „Maar straks ga ik koffie zet ten. Papa is dol op een bakkie troost," voegde ze er eigenwijs aan toe. Met een bedenkelijk gezicht keek Christa naar de primitieve bedoening. Een paar oude petroleumstellen stonden op een ondegelijk uitziende tafel. Een waterketel en een koffiepot completeerden het servies. Enkele roestige bussen deden ver moeden, dat er ook koffie en suiker aanwezig was. Slordig ver spreid stonden er enige flessen melk in de keet. (Wordt vervolgd) Eerste rijdende melkontvangst in Schonebeek De zuivelfabriek in Nieuw- Schonebeek heeft als eerste in Nederland een™, rijdende melk ontvangst aangeschaft aldus „Landbouwdocumentatie". Het is een vrachtwagen met een tank van 5000 1 en een ontvangstruimte met toebehoren. Het monsternemen geschiedt automatisch (lijkt op het Lako- systeem). De geleverde melk wordt gemeten door middel van een melkmeter, die werkt als een meter op een bezinepomp. De wagen rijdt nog als proef, maar binnenkort wordt alle melk waarschijnlijk op deze wijze op gehaald en wel 5000 1 in 2 ll2 uur. Het voordeel van de boer is dat de melk niet meer behoeft te worden gekoeld omdat ze 2 x per dag wordt opgehaald. Als nadeel kan ondermeer,. worden opgemerkt dat de boeren zelf weer de bussen moeten schoon maken; dat de melk gemeten in plaats van gewogen wordt en dat het terugleveren van retour producten (ondermelk, karnemelk wei enz.) problemen geeft. Appeloogst 1959 De Nederlandse appeloogst van 1959 is qua opbrengst beduidend lager dan vorig jaar. Men schat de opbrengst van 1958 op 160000 ton, terwijl die van 1959 ongeveer 100000 ton bedraagt. De helft van de oogst van dit jaar zal beschikbaar zijn voor export. De laatste tijd schijnt de vraag naar huishoud- kwaliteit op de binnenlandse markt toe te nemen. Meer voorjaarskool in Engeland In Engeland wordt thans een groter oppervlakte voorjaarskool aangeplant, aldus een oogst- rapport van het Ministerie. Het lijkt er op dat deze oppervlakte aanzienlijk groter zal zijn dan andere jaren. zoete aardappelen zijn geld waard Er is meer geld met de ver bouw van zoete aardappelen te verdienen dan de meeste mensen denken, aldus het Australisch blad „Queensland Agricultural Journal". Thans worden ze nog als een vrij onbetekenend gewas in verschillende kustprovincies van Queensland verbouwd. Zoete aardappelen worden langzamerhand meer populair voor menselijke consumptie, mits ze van goede kwaliteit en vol doende raszuiver zijn. Ook kun nen ze worden gebruikt als vee voer voor varkens en rundvee. Een goede opbrengst van zoete aardappelen is 15-20 ton per ha maar hogere opbrengsten tot 35 ton per ha zijn geen zeldzaam heid. Massaal optreden appeldamschijfmot In het weekblad „De Fruitteelt" wordt gewezen op een optreden van de appeldamschijfmot die dit jaar dermate groot is geweest dat dit zeldzaam genoemd mag worden. De rupsen graven (vreten) gangen in de bladeren en spin nen deze later ook aan elkaar. In veel gevallen treedt ook sterke voortijdige bladval op waardoor de bomen vroegtijdig kaal komen te staan. Een winterbespuiting met DNC of VBC heeft in de zwaar aangetaste boomgaarden geen zin omdat de spinselcocons daar behalve op en tussen de schors ook vele lagen dik onder de schorsschubben worden aan getroffen, ja zelfs in de gras pollen onder rond de stammen. Vele cocons zijn dan ook onbe reikbaar voor een effectieve bespuiting. De tijdstippen van bestrijding liggen na de bloei en in augus tus met een middel van een hoge dosering (vloeibare) para- thion. Boekensteuners, Fotolijstjes en Presse-papiers (handsnijwerk) Laanweg 35 SCHOORL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1960 | | pagina 9