het was van ons" SIDONIUS DE JONG Reklame- aanbieding 22,90 39,85 59,85 39,85 55,00 65,00 37,50 49,85 24,90 22,90 35,90 35,90 49,85 79,50 16,90 25,90 10,90 17,90 Deze aanbieding geldt t.e.m. zaterdag 2 juli Speciale Beddenzaak t» door HANOL SPOOR ,,Wat weet je van haar?" vroeg Frank zo heftig dat ze er van schrok. Zij voelde een lichte jaloezie, haar aanstellerige houding verdween een ogenblik, en gepikeerd merkte ze op: „maak je niet dik", en spottend ging ze verder, „als de leliën in 't veld, hoor. Ze is zelfs zo onfeilbaar dat haar moeder niet eens bang is dat de omgang met mij haar zal bederven' Frank zuchtte onwillekeurig van opluchting. Joke, z'n buur meisje, was in zijn gedachten de ideale kameraad. Maar wat had er in al die jaren dat hij weg was geweest niet kunnen veranderen? Joke was toen hij wegging nog zo n echt kind, al had ze ook een krachtig willetje. Dat Mia zo goed met haar omstandigheden op de hoogte was, verontrustte hem toch wel een weinig. Waarom was hij ook zo geheel in zijn werk opgegaan, en had hij niets van zich laten horen. Had hij zich soms verbeeld dat hier de tijd stilstond? Frank deed zich nu allerlei verwijten, doch men was in deze streek niet gewend met z'n gevoelens te koop te lopen. Soms wist men zich ook zonder woorden aan elkaar verbonden. Maar waarom had hij zich nooit afgevraagd of Joke tijdens al die jaren dezelfde was gebleven? Frank droomde wat weg, en dacht aan de tijd dat Joke en hij hele zwerftochten door de duinen maakten. Wat was hun kameraadschap mooi en goed geweest. Hoe graag kwam hij bij haar ouders, waar altijd zo'n gezellige, hartelijke sfeer heer ste. Omdat hij zijn ouders zo vroeg had verloren, vond hij daar een tweede tehuis. Zijn oom Arie, die hem verder groot bracht, moedigde dit aan. Mia kuchte beledigd. „Ik ga nu maar", zei ze ijzig, „ik had me deze avond gezelliger voorgesteld'. Frank probeerde zijn opluchting te verbergen. „Ach, ja, neem me niet kwalijk, we hebben een vermoeiende reis achter de rug; ik denk dat Paul al in het land der dromen is. Ik ver moed dat je bij Joke's ouders logeert. Zou je tegen hen willen zeggen dat we morgen onze opwachting komen maken? Mijn vriend en ik zullen tot de avond wachten, dan heeft iedereen tijd". Mia liep het duinpaadje op, waarvan het gele zand nog enigszins tegen het donkere struikgewas afstak. Frank keek haar na, een klein donker figuurtje, afstekend tegen de lichte avond hemel. Hij realiseerde zich dat een stadsmeisje zich toch wel erg eenzaam moest voelen. Hij had alweer spijt van zijn stugheid, en in deze opwelling riep hij haar toe, even te wachten; hij zou haar thuisbrengen. Toen hij naderbij kwam, zag hij haar ogen oplichten. „Waar om", vroeg hij, „kom je zo alleen, en niet met je ouders, zoals vroeger?" Ze versomberde weer. „Mijn ouders hebben mij het huis ontzegd", zei ze kortaf; wegens mijn nachtbraken, zoals m n moeder het belieft te noemen. Bovendien was ze bang voor het slechte voorbeeld dat mijn jongere zusje dan voor ogen had". „Hoe kun je dat leven ook aantrekkelijk vinden. Het is leeg en doelloos, en echte vrienden win je er niet mee Zij gooide haar hoofdje in de nek. „Kom, zeur daar nu niet over, vertel liever iets van je reizen. Ik weet uit ervaring dat dit zo kort na de oorlog zeer sensationeel kon zijn „Jij ervaring?" vroeg Frank verbaasd. „Wij die voor de re gering werkten, moesten uiterst zuinig met de deviezen omgaan. Hoe ter wereld was het jou dan mogelijk om aan het benodigde buitenlandse geld te komen? Zij lachte schel. „O, die landelijke onschuld; vraag maar niet verder, je zou je niet verwaardigen om langer naast me te lo pen". Ze liepen nog een poosje zwijgend naast elkander voort. Het was een mooie avond. Het zand knerpte zachtjes onder hun voeten. Heel in de verte kwaakte een kikkerkoor. Hier en daar was er een zacht geritsel van wegvluchtende hagedis jes of ander gedierte. Mia, die het niet verwerken kon dat een man tegen haar lonkende maniertjes bestand was, deed nog een laatste poging. Juist toen er een verschrikt konijntje wegsprong, greep ze Frank's arm en drong zich dicht tegen hem aan. Deze lachte, „ben jij nu dat zelfstandige meisje?" en hij duw de haar zacht terug. Boos trok ze haar hand weg. Zonder haar ergenis te ver bergen, vroeg ze plomp: „is je vriend ook zo zwaarwichtig? „Het is de fijnste kameraad, die je je wensen kunt", zei Frank warm. Mia haalde haar sigarettenkoker te voorschijn en wilde zich bedienen. Frank hield haar hand vast. Verrast keek ze op; zou hij toch Hij hielp haar vlug uit de droom. „Niet roken hier, Mia" waarschuwde hij. „Als het zo droog is als de laatste dagen, dan weet je wel hoe groot het gevaar voor duinbrand is: 't Kan een ramp betekenen Mia zuchtte, „ja ik hoor het al; ik geloof dat ik de langste tijd hier geweest ben, tenzij..." ging ze opeens op heel andere toon verder, „je pachtheer wat toeschietelijker is, en 't prettig vindt om wat vrolijk gezelschap bij zich te hebben Frank stond zo plotseling stil, dat Mia, hierop niet verdacht, hem enige passen voorbij liep. „Is Jonkheer Sternhout hier?' Zijn stem klonk in uiterste verbazing. Mia stond nu ook stil. „Zoals ik gehoord heb, is hij hier al enige tijd", zei ze onverschillig. Op dezelfde toon ging ze ver der: „jij kunt hier v/el teruggaan, ik vind de weg nu wel. Wel te rusten". Frank mompelde wat terug, nog vol over hetgeen Mia hem zojuist verteld had. „Zo, zo", zei hij zachtjes, „dus de strijd is al begonnen". Hij trok zijn brede schouders recht alsof er nu reeds een vijand in 't gezicht kwam. „We zullen zien m'n waar de; nu ik je spelregels ken, zou je wel eens een onverteerbare kluif aan me kunnen hebben". Met stevige stappen ving hij de terugweg aan, en kon niet nalaten om overmoedig met een plotseling jubelende nachtegaal een duet aan te gaan. HOOFDSTUK II Het hondengevecht De morgenschemering, die door een kier van de even aan staande luiken naar binnen drong, vond Frank liggen in de kleine bedstee. Hij rekte zich eens behaaglijk uit en keek, zover het aankomend daglicht dit toeliet, de sober gemeubileerde huiskamer rond. Wat 'n genot na die lange jaren van om zwervingen weer thuis te zijn in zijn eigen huisje met een flink stuk tuingrond. Wat een plannen had hij al niet klaar. De vele dingen, die hij in het buitenland had gezien, zou hij ook hier proberen in praktijk te brengen. Hierin zou zijn pachtheer hem niet kunnen tegenhouden. Zijn grond was erfpacht, en mits de boel niet verwaarloosd werd, kon hij naar goeddunken handelen. Dat nu juist uitgerekend hij een pachtheer moest hebben die het in z'n hoofd gehaald had om hem, koste wat het kost, van zijn zaak te verdrijven. Sternhout had duistere plannen, waar hij nog niet achter kon komen. Plannen die hij stilhield, omdat hij anders het me rendeel der inwoners tegen zich zou krijgen. Deze pachtheer had een zeer zakelijke inslag en maling aan tradities. Om zijn doel te bereiken schuwde hij minder faire middelen niet. Jaren geleden had Sternhout hem door geraffineerde verdachtmakin gen zo bang gemaakt, dat hij ten einde raad het dorp was ont vlucht. Maar juist daardoor zag hij de dingen nu veel duidelijker, en een gewaarschuwd man telt voor twee. Frank was op alles voorbereid. Destijds waren ook alle omstandigheden tegen hem. Eerst het tragisch verdrinken van zijn vader, korte tijd daarna het ver lies van zijn moeder, die van verdriet wegkwijnde. Tot slot kwam de aanval van Sternhout, die hem van stropen beschul digde, een beschuldiging waarvan de pachtheer zeer goed wist dat deze vals was. Maar Frank was gevlucht, en als oom Aai toen het bedrijf niet verder had gevoerd, dan waren de grond en het huis zonder toezicht geweest, en was de opzet van Stern- hout geslaagd. Oom Aai had samen met Leen, de knecht, het bedrijf gaande gehouden. Wel had Sternhout geprobeerd hem uit te kopen, maar oom Aai had gezegd dat hij dat tegenover de jonge Frank niet kon verantwoorden. Vroeg oud en stram had oom Aai koppig volgehouden, en alles van de hand gewezen. Frank herdacht zijn gestorven oom Aai met dankbaarheid. Onder diens leiding was er toen in het kleine huisje een echt mannenhuis- houden gevoerd. Niet dat Oom Aai van een vuile boel hield, alles was netjes en proper. Oom hanteerde bij voorkeur een kwast met donkerrode verf. Toen het karpet versleten was kwam daarvoor in de plaats een gladde, donkerrode vloer. De geel met zwart gestreepte biezenzittingen van de stoelen raakten op; geen nood, oom Aai wist raad. Hij timmerde er planken op. De vermaarde kwast kwam er aan te pas, en ziedaar, „je zat als een prins vond hij. Alleen op de gemakkelijke rieten leunstoelen van vader en moeder was hij heel zuinig geweest. Die stonden er nu nog onberispelijk. Oom Aai had tot aan zijn dood dezelfde huis- houdstrategie toegepast. Alles was nog precies als vroeger, en het gaf Frank een gevoel of hij nooit weg was geweest. Veranderingen zouden er wel komen als hij ooit trouwplan nen kreeg. Hij glimlachte even bij die gedachte. Daarvoor moest je met z'n tweeën zijn. Frank wilde zich in z'n bedstee nog eens lekker uitrekken, maar dat gelukte maar gedeeltelijk. „Allemensen". mompelde hij, „hoe hebben hierin twee mensen kunnen slapen, en ik denk dat de bedsteden in ons dorp nog niet te tellen zijn. Enfin, komt tijd komt raad". Hij schoof uit bed en bij het zoeken naar lucifers om de pe troleumlamp te kunnen aansteken, maakte hij een heidens ka baal door een stoel omver te lopen. „Lief dorp' zuchtte hij, „je hebt heel veel voordelen, maar moderne verlichting zou toch niet te veel luxe zijn Frank kleedde zich gedeeltelijk aan, en ging zich buiten on der de pomp wassen. De zwengel knoerste en piepte, maar voor Frank was het de mooiste muziek. Voor hem betekende het een „welkom thuis". Vol trots keek hij rond. Wat lag het huis toch veilig ver scholen zo in die duinpan, heerlijk beschut tegen ruwe winden en snerpende koude. Kijk, die goede oude perenboom deed het ook nog steeds. De witte bloesem wiegde in de wind. Nu maar gauw de raam- luiken open gedaan, als straks de zon doorkomt kan ze het huisje binnendringen. Wat 'n boffer was hij toch dat zijn bezit in de oorlog gespaard was gebleven. Frank verkende de lucht en snoof de frisse voorjaarsgeuren op. Het zou een mooie dag worden. Hij kreeg zin in een duin wandeling. Vandaag zou hij 't er nog maar eens van nemen, meende hij, en dan aan de slag. Zijn sterke armen vroegen als het ware om werk. Even Paul waarschuwen; deze zou an ders niet begrijpen waar hij gebleven was. Plotseling kwam hem een ochtend voor de geest, nu vele jaren geleden, en hij balde de vuisten. Toen ging hij oom Aai vaarwel zeggen, omdat hij het geraden achtte het dorp te verlaten. Nu wist hij dat hij te vlug was weggegaan. De dorpelingen en de rechters zouden de valse beschuldigingen wel doorgrond hebben. Maar z'n angst om voor stroperij de gevangenis in te gaan was groot. Sternhout had dan ook het recht gehad om depacht te beëindigen. Eenmaal het dorp uitgevlucht kon hij niet meer terug, omdat kort daarna de oorlog uitbrak. Oom Aai had z'n bedrijf verdedigd, en hij zou daarmee nu doorgaan. Uit de gemoedelijke dorpsjongen was nu een strijdlustige jon geman gegroeid, die zijn eigenwaarde kende, en zich voelde of hij bergen kon verzetten. Dit zelfvertrouwen was voor een groot deel te danken aan Paul, die hem geholpen had om car rière te maken. Door Paul's lessen had hij zich opgewerkt tot diens assistent, en samen hadden ze in het buitenland vele op drachten tot een goed einde kunnen brengen. Frank beroemde zich er niet op, maar prees zich gelukkig dat hij Paul, tijdens een zeegevecht, het leven had kunnen red den. Vanaf die tijd waren ze onafscheidelijk geweest. Frank boog zich over zijn vriend heen en gaf hem baldadig een duw in de rug. „Ga je mee de duinen in? Je moet de voor jaarslucht eens ruiken „Voorlopig vind ik de lucht alleen maar zwaar slaperig bromde Paul. „Ga je gang en maak niet zoveel lawaai". Frank zag tot zijn verwondering dat ook hier weer de teke ning van dat aardige meisjeskopje boven Paul's bed hing. Nu ja, dat waren zijn zaken niet. Al die jaren was die schets bij Paul te vinden, maar hoe groot ook hun vriendschap was, over het origineel had Paul zich nooit uitgelaten. Frank voelde dat hier een geheim achter stak. Onwillekeurig trok het fijne profieltje de aandacht. Er sprak een tikje hooghartigheid uit en was toch lief. Frank liet z'n vriend met rust en ging naar buiten. Zijn blik ken dwaalden over het duinlandschap. Hij haalde diep adem „Dit is toch de moeite waard om voor te vechten fluisterde hij. „Ze krijgen me hier nooit meer vandaan". Terwijl het daglicht steeds meer overheerste, kwam er geen eind aan de prachtige kleurschakeringen. Als om het geheel te vervolmaken, overgoot de opgaande zon alles met een warm rossige gloed. Frank moest zich geweld aandoen om van zijn plaats te gaan. Hij koos een nogal grilliglopend duinpaadje uit en sloeg de richting naar zee in. Na enige tijd verwonderde hij zich dat er reeds meerdere voetstappen in het zand stonden afgedrukt. Hij kon niet nagaan hoe vers de sporen waren. Het strookte anders niet met het karakter van Sternhout om vreemden op zijn landgoed toe te laten. Vroeger hadden alleen de bewoners van zijn landgoed en de pachters hier toegang. Frank bestudeerde de sporen en was er bijna zeker van dat ze nog deze morgen gemaakt waren. Hier was het wat duide lijker. Sporen van een grote hond, en de voetstappen van een kleine maat klompen. Dus toch eigen bewoners. Zou Joke soms nu al weer zo vroeg gaan zwemmen? Dat was altijd een hobby van haar. Dan was Dilo bij haar. Waarom zou hij zo lijnrecht naast haar lopen? Een loslopende hond zou wellicht van dit pad afwijken, al was het alleen maar om eens een van de vele konijnensporen te volgen. Frank fronste het voorhoofd bij die bewijzen van een overvloedige konijnen stand. Het konijn is voor de zandtuinder een lastige en scha delijke vijand. Maar de gedachte aan een weerzien met z'n buurmeisje overheerste, en hij verhaastte zijn stap. Onverwacht werd Frank uit zijn gedachten opgeschrikt door het woedend gekef van een kleine terrier. „Hé daar, wat is dat nu; nee maar. Rocky, ben jij het?" sprak hij kalmerend tot de hond, die hem fel aanblafte. Deze hield op met het hoge kefgeluid, maar scheen verder de boel nog niet helemaal te vertrouwen. Hij snuffelde wat aan de schoenen van Frank, en gaf verder geen teken van herkenning. Frank bukte zich, en probeerde de hond, die nog schuw terugweek, aan te halen. „Toe nou, Rocky", zei Frank, „ben je vergeten dat ik je vroeger eens uit een konijnenstrik heb gehaald?" Het kleine stompje staart van Rocky begon te kwispelen, en Frank meende dit als een teken van vriendschap te mogen aannemen. „Maar oei.oei Rocky, dan is je baas ook dicht in de buurt. Eigenlijk zonde van zo'n mooie ochtend om zo iets tegen te ko men". Een schel gefluit weerklonk. Achter een duintop kwam de middelgrote figuur van een man te voorschijn. Een onaange naam krakende stem gebood: „kom hier, Rocky". De kleine hond dook in elkaar. Met de buik over de grond sloop hij naar zijn meester. Frank bedacht, hoe deze wel graag zou willen dat Frank hetzelfde deed. Het volgende ogenblik stonden de mannen oog in oog. Frank was, als jongere tegenover een oudere, een stap opzij gegaan om de ander te laten passeren. Deze bleef echter staan. Er kwam herkenning, de verbazing, ongeloof en ook een weinig afgunst in zijn ogen, toen hij de gespierde gestalte en het ge zonde, gebruinde gezicht van Frank opmerkte. Frank op zijn beurt vond de jonkheer lang zo imposant niet meer, als hij vroeger altijd meende. Hij keek nu op hem neer, en het roodaangelopen gezicht boezemde hem geen angst meer in. Zijn pachtheer had een koppige en heerszuchtige uitdruk king op zijn gelaat. Zonder een woord te zeggen keken ze elkaar enige seconden recht in de ogen. De geestelijke botsing tussen deze twee wilskrachtige karakters was bijna tastbaar. Frank zag hoe er vijandschap en haat waren in de ogen van de ander, en drift laaide in hem op. Voor deze man was hij destijds gevlucht uit de samenleving van het dorp. Deze man, wiens adellijke afkomst zich niet in zijn karakter weer spiegelde, had hem met zijn valse beschuldigingen zo angstig gemaakt, dat hij er onervaren als hij was als een mis dadiger van door was gegaan. Zo stonden ze elkaar enige ogenblikken aan te staren. Frank maakte aanstalten om zijn weg te vervolgen, toen de jonkheer het woord tot hem richtte. „Niet verstandig van je jongeman", klonk het sarcastisch, om je weer in het dorp te vertonen". Frank voelde zich warm worden van drift. „Wel allemensen dacht hij, „wil dat miserabele mannetje het weer op de oude manier proberen; dan zou hij toch van n koude kermis thuis komen". Hij onderdrukte met geweld zijn woede. Uiterlijk kalm, en net zo ironisch als zijn tegenstander, antwoordde hij: „mijns inziens juist op tijd terug om op mijn zaken te passen, jonkheer Sternhout van Duinsfort". Sternhout beet zich op z'n lip. Hij vond het een lelijke streep door zijn rekening, dat hij inplaats van een onderdanige pachter, zo'n zelfverzekerde jongeman tegenover zich trof. Niettemin vond hij dit geen reden om zijn plannen te veranderen. Hij overdacht of het misschien niet raadzamer en voordeliger zou zijn om het wat gemoedelijker te proberen. „Jonge vriend", zei hij zalvend, en deed of hij het opkomend glimlachje van Frank niet zag, „zou het voor beide partijen niet beter zijn als een en ander in redelijkheid opgelost werd? Jouw verweer geeft alleen maar uitstel van executie; uit de aard der zaak zul je toch het onderspit moeten delven". „Bent U daar zo zeker van?" vroeg Frank, terwijl hij de ander recht in de ogen keek. o Deze draalde wat, maar ging dan onverstoorbaar verder: „ik kan een prachtig bedrijf in de polder voor je kopen, dat je dan heel billijk van mij pachten kunt". Frank maakte een ongeduldige beweging, maar de jonkheer ging heel minzaam door: „het is hier niet zo de plaats om te onderhandelen, maar kom eens met mij praten". Frank keek hem spottend aan. „Mijn waarde heer", en nu was het de beurt van Sternhout om verbaasd zijn wenkbrau wen te fronsen, doch Frank vervolgde rustig: ,,U weet toch dat een zandtuinder nooit aan de zware klei in de polder kan wennen; dat eist weer een heel ander vakmanschap; ten tweede moet daar toch iemand anders de dupe van worden, en zelfs al zou die zaak totaal vrij zijn, hetgeen ik sterk betwijfel, geef dan een andere jongeman een kans. Er is een schreeuwend tekort aan cultuurgrond, en de liefhebbers verdringen elkaar." „Nee mijnheer, Uw plannetje kan mooi in elkaar gezet zijn, maar ik pas er voor. Het kan zijn dat ik een sleutelpositie be zet houd, doch ik heb zo het idee dat ik daardoor niet alleen m'n eigen zin doe, maar ook nog het mooiste stukje natuur schoon van het dorp behoed voor Uw duistere plannen. U wilt natuurlijk overal bouwgrond van maken, nietwaar, dat maakt behoorlijk prijsverschil. Wat er met de mensen gebeuren moet, die daardoor geen boterham meer hebben, daar trekt U zich niets van aan. Degenen die het dorp ongerept willen bewaren, zijn in Uw ogen onwillige mensen. Als het U lukt om mij weg te werken, dan komen achtereenvolgens nog vele an deren aan de beurt, of ze raken ingebouwd, hetgeen voor hun bedrijf net zo funest is, zodat ze noodgedwongen toch het veld ruimen. Uw landgoed wordt dan een goudmijntje. U ziet, ik ben aardig op de hoogte". „Zo", hoonde Sternhout, „je denkt een heel intelligent per soon te zijn, maar deze keer sla je toch de plank mis „Dat is alleen al een bewijs, dat 't nog erger is dan ik ver moed", constateerde Frank laconiek. „Een reden te meer om op onze hoede te zijn". ,Je zult spijt hebben van je stijfkoppigheid", voorspelde Stern- hout. „Een oud soldaat vreest de strijd niet", antwoordde Frank, en wilde doorlopen om aan dit onaangenaam onderhoud een einde te maken. „Mijn advocaat zal een proces aanhangig maken om je voor het gerecht te dagen wegens verwaarlozing van je bedrijf", meende Sternhout nog te moeten waarschuwen. „Zo U wenst; misschien vindt U daar dan een aanklacht wegens enorme schade aan de tuinderijen hier in de omtrek, door een te hoge wildstand, waarvoor U als pachtheer aan sprakelijk bent". Juist wilde de jonkheer een scherp antwoord geven, toen plotseling als een wervelwind een grote herdershond zich op Rocky wierp. De twee hondenlijven vormde een verwarde rol lende en grommende kluwen. Nog voor de beide mannen van hun verbazing bekomen waren, probeerde een tenger gebouwd meisje de honden te scheiden. Moedig wierp zij zich op de vechtende honden. Verwoed trok zij aan de halsbanden, en riep bijna huilend hun namen. Alles was tevergeefs. De grote hond had Rocky in de bek genomen en schudde het kleine hondje wreedaardig op en neer. „Dilo toch, laat los" gebood het meisje, maar in blinde woede hoorde of zag de grote hond niets. Kalm greep Frank de grote hond bij de keel, en drukte zacht jes aan. Nu liet Dilo wel los, en terwijl Frank de grote hond trachtte te kalmeren kroop Rocky jankend naar zijn baas. Sternhout, die de aanval op zijn hond als een persoonlijke belediging opvatte, wilde Dilo met z'n riem te lijf, doch Frank schoof met een vastberaden gezicht het beest achter zich. Even was er niets anders hoorbaar dan het gehijg van mens en dier. Het meisje bukte zich en streelde de verschrikte Rocky. „Het spijt me heel erg dat dit gebeurd is, mijnheer Stern- hout", verontschuldigde zij zich. „Dilo gaf zo'n onverwachte ruk aan de riem, dat deze uit mijn hand schoot. Gelukkig is Rocky niet gewond". Haar ogen stonden angstig, en smekend keek ze Sternhout aan. Frank had zijn vroegere vriendinnetje herkend. Zoals ze daar nu stond, met nog verschrikte ogen, was ze net een groot kind. Het vertederde hem, en tegelijk ergerde hij zich dat ze tegenover Sternhout zo nederig deed. Sternhout bezag het meisje met stuurse blikken, daarna kwam er wat meer belangsteling in zijn ogen. Ondanks het feit, dat ze gekleed was in een blauwe overall, en haar voeten in klom pen waren gestoken, zag ze er toch allerliefst uit. Haar blozend gezichtje was omlijst met blonde krullen, die wat verward uit een rood hoofddoekje kwamen kringelen. De zuiver blauwe ogen keken zo ontwapenend, dat Sternhout veel onprettige din gen ongezegd liet. „Je zult nog nader van mij horen", zei hij kortaf en zonder Frank nog een blik waardig te keuren verwijderde hij zich. Rocky volgde zijn baas op de voet, met hangend kopje, het kleine stompje staart stevig aangedrukt. HOOFDSTUK III Jeugdliefde Eerst nu kreeg Frank gelegenheid zijn vroegere buurmeisje te begroeten. „Joke, meisje wat ben ik blij dat ik je weer terug zie. Laat ik je eens goed bekijken. Ja, je bent gegroeid hoor", en bewonderend keek hij naar haar knap en fris gezichtje. „Nu", drong hij aan, „je kunt toch zeker wel wat vrolijker kijken bij het terugzien van je oude speelkameraad. Je bent toch niet boos, omdat ik gisteravond niet meer gekomen ben; het was al zo laat geworden". Wordt vervolgd in onze BEDDENZAAK met waardebonnen Divanledikant met prima spiraalmatras 1-pers. 27.85 Op vertoon van deze bon Divanledikant met prima spiraalmatras 2-pers. 45.90 Op vertoon van deze bon Dubbel divanbed dus 2 x 80 x 190 69.85 Op vertoon van deze bon Tuimelbed 1-pers. 45.90 Op vertoon van deze bon Tuimelbed 2-pers. 59.50 Op vertoon van deze bon Etagebed 2 x 80 x 190 75.00 Op vertoon van deze bon Ledikant met prima spiraalmatras 1-pers. met voetbord 42.90 Op vertoon van deze bon Ledikant met prima spiraalmatras 2-pers. met voetbord 59.50 Op vertoon van deze bon Kinderledikant Solide uitvoering 32.90 Op vertoon van deze bon 1-pers. matras goed gevuld en voorzien van prima tijk 25.90 Op vertoon van deze bon 2-pers. matrasstel prima gevuld en voorzien van solide tijk 3-delig 45.90 Op vertoon van deze bon Plastic matras 1-pers. 42.90 Op vertoon van deze bon Verende matras 1-pers. met garantie 55. Op vertoon van deze bon g Verende matrasstel 2-pers. met garantie 89.50 Op vertoon van deze bon Wollen dekens 1-pers. prima kwaliteit 19.75 Op vertoon van deze bon Wollen dekens extra zwaar, mooi dessin 2-pers. 32.90 Op vertoon van deze bon Zijden dekens goed gevuld 1-pers. 15.90 Op vertoon van deze bon Zijden dekens goed gevuld 2-pers. 22.90 Op vertoon van deze bon Koorstraat, hoek Laat Alkmaar - Telefoon 2726

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1960 | | pagina 6