het was van ons" 10% KORTING BEDDENZAAK SIDONIUS DE JONG jeizoen Opruiming KWALITEIT S- ARTIKELEN UW ADVERTENTIES in onze Divanledikant, 22,89 Divanledikant, 39,87 Dubbel divanbed, 59,68 Etageledikant, 59,87 Kantelbed, 39,87 Kantelbed, 55,98 Slaapkamerstoel 14,79 16,89 Slaapkamertafel 13,98 Matras,, 22,87 Matrasstel, 39,78 Plasticmatras, 35,78 Java-kapok matrasstel, 97,78 Verende matras, 49,78 Verend matrasstel, 79,87 Wollen dekens 13,69 Wollen dekens, 15,98 Zuiver wollen dekens, 29,79 Zuiver wollen dekens, 35,87 Zijden dekens, 10,68 Zijden dekens, 15,98 Molton dekens 1,98 Flanellen lakens, 4,69 Vitrage spreien 8,79 Slaapkamer, 79,49 Speciaal beddenzaak Koorstraat, hoek Laat Alkmaar Tel. 2726 tt door HANOL SPOOR Dan ging ze over tot de orde van de dag, dat wil zeggen, ze maakte plannen om de dag zo aangenaam mogelijk door te brengen. Het kwam geen ogenblik bij haar op om Joke de helpen de hand te bieden. Deze verwachtte dit ook niet, maar probeerde toch steeds weer Mia tot serieuze gedachten te brengen, hoewel zeker wetend dat het toch hopeloos was. Mia's ijdelheid werd er alleen maar door gestreeld, omdat er zoveel notitie van haar genomen werd. Dan vrolijkte ze op en deed niet meer zo apatisch. Zo ook nu weer. Vandaag vergde ze het uiterste geduld van Joke. Mia begon over Franks thuiskomst te spre ken en had het over de nieuwe aanwinst in de duinen of het een zending van een dierentuin betrof. „We kunnen nog niet dadelijk zeggen dat het 'n feest wordt", zei Mia, „maar allicht brengt het wat leven in de brouwerij als die negorij hier wat meer bewoond wordt". Ze telde op haar vingers. „Dat is dan Frank, maar ik geloof niet dat de hernieuwde kennismaking meegevallen is. Misschien is dat maar gelukkig; stel je voor dat ik een duinvrouwtje moest worden". Ze keek naar haar lange, roodgelake nagels, en concludeerde: „nee, voor de tuinderij ben ik niet geschikt, dus dat kan rustig afgevoerd worden. Dan volgt zijn vriend Paul. Hm, het zou wel eens kunnen gebeuren dat hij en ik elkaar beter begrijpen. Hij kent de wereld en heeft allicht moderne ideeën. Ik zal er eens over denken. Maar lest best, Sternhout, dat zou een reuze mop zijn: Mia als freule Sternhout van Duinsfort". Ze stond op. „Ik geloof waarachtig dat het weer de moeite is om aan m'n make-up te denken". Fluitend verdween ze naar boven, Joke niet weinig verbluft achterlatend over zoveel arrogantie. Ongeveer een half uur later was Mia al weer beneden. Joke moest toegeven dat Mia er slag van had haar aantrekkelijkheden zo voordelig mogelijk te laten uitkomen. Het slordige haar en het slaperige gezicht hadden een metamorfose ondergaan. Mia was een zelfbewuste, elegante jongedame, die zich uitermate gevleid voelde door Joke's bewondering. Ze wierp nog een laatste onderzoekende blik in het keukenspiegeltje, en uitdagend met de heupen wiegend verdween ze. „Ga alsjeblieft niet buiten het schelpenpaadje wandelen", riep Joke haar na; „je brengt ons onnodig in moeilijkheden". „Maak je niet ongerust; al ben ik het smalle pad niet gewend, ik weet me wel aan de regels te houden als het nodig is", riep Mia dubbelzinnig. Even later kwam ze met een geheimzinnig gezicht terug. „Ik ga eerst op visite bij onze buurjongens. Ik weet zeker dat ze blij met me zullen zijn". Terwijl Joke haar nakeek betrapte zij zich op de gedachte of het in de wereld wel rechtvaardig toeging. Daar ging nu Mia, een meisje, overal te vinden waar pretjes en vrolijkheid hoogtij vieren, zich van geen plicht of verantwoordelijkheid bewust, noch tegenover zichzelf, noch tegenover anderen. Dan verweet Joke zich dat ze kleingeestig was. Moeder zou zich nooit door jaloersheid laten leiden, integendeel, altijd weer de goede zijde in de mensen aanwijzen. Zei moeder ook altijd niet dat men pas vrede in het hart kreeg als men die vrejde eerst verdiende. Joke zuchtte, en vond dat speciaal jonge harten het daarmee toch moeilijk hadden. Met een ruk ging ze weer aan de arbeid. Het ging nu eenmaal piet op om moeder voor al het werk alleen te laten staan. Ze zou eerst even groente voor het middagmaal halen. Juist aan het begin van het duinpad kwam Joke een haar totaal onbekende dame tegen. Op een andere plaats zou Joke zich daarover niet verwonderd hebben. Zo vroeg in het voor jaar liepen er wel meer vreemdelingen naar logeergelegenheid voor het badseizoen te zoeken, maar deze, niet zo heel jonge, maar wel knappe vrouw kwam kennelijk uit de richting Duins fort. Het eerste wat Joke aan deze dame opviel, waren de prachtige, maar melancholieke, grote, fluweelbruine ogen. De vrouw was zeer modern en smaakvol gekleed, maar trad toch dermate bescheiden op, dat ze dadelijk Joke's hart voor haar won. „Volgt U mij maar", zei Joke vriendelijk. De vrouw liep achter Joke aan. Ze had het met haar hoog gehakte schoentjes moeilijker dan Joke met haar klompen aan. Joke glimlachte toen zij het gedribbel in het mulle zand op merkte, en hield haar pas iets in. De bezoekster stond dromerig toe te zien hoe het jonge meisje handig met het gereedschap omging. Ze keek alsof ze jaren terugblikte en er prettige herinneringen bij haar boven kwamen. Ze scheen slechts node te willen weggaan, en schonk Joke een sympathiek glimlachje. Langzaam sloeg ze de richting van Duinsfort weer in. Zeker daar gelogeerd, dacht Joke, en natuurlijk is er weer geen personeel. Wat een rank figuurtje. Zou Sternhout soms verloofd of getrouwd zijn? Zij droeg echter geen ring. Ach wat, Sternhout was beslist niet in staat van iemand anders dan van zichzelf te houden. Weer terug in de keuken zette ze de mand met groente op tafel. Het viel haar op dat haar moeder een enigszins gejaagde uitdrukking op het gezicht had. Ze keek of ze zojuist iets had ondervonden, waarover ze met zichzelf nog in onzekerheid ver keerde. Het eerst dacht Joke aan de pachtheer. Zeker weer nieuwe moeilijkheden. Tenslotte kon zij zich niet langer bedwingen, en vroeg: „Is Sternhout hier geweest?" Haar moeder knikte. Na wat doelloze bewegingen zei Joke's moeder: „ik ben met Sternhout overeengekomen dat jij vanaf morgen het huishouden op Duinsfort gaat waarnemen De blik waarmee Joke haar moeder aanzag was nu juist niet bijster intelligent. „Duinsfort?" stamelde ze, alsof ze naar de kamers van Blauwbaard werd verwezen. „Ja", zei haar moeder ongeduldig, „je zult daar de plaats innemen die ik er altijd gehad heb. Je mag zelf het werk rege len, en je verdient een goed salaris. Je kunt dat geld wegleg gen voor een eventueel uitzet Joke bloosde donkerrood. „Heeft U dit uit angst toegezegd?" kon ze niet nalaten te vragen. „Nee, m'n kind, uit angst zou ik nooit toegestemd hebben". Toch bleef Joke helemaal tegen haar gewoonte in, een beetje mokken over de beslissing van haar moeder. „Sternhout is hier alleen om Frank dwars te zitten, anders komt hij alleen maar in het jachtseizoen Moeder glimlachte. „Kijk eens aan, Frank is nog geen dag hier of hij ondervindt al trouwe vriendschap. Sternhout staat practisch alleen in de wereld". „Dat is zijn eigen schuld, hij stoot iedereen af, ook degenen die het goed met hem menen. Hij is maar bang dat het om zijn geld te doen is". „Ja en toch beklaag ik hem. Hoe ouder hij wordt, hoe een zamer hij zal komen te staan. Als hij eenmaal zal hunkeren naar wat toewijding, zal het te laat zijn". „U verdedigt hem altijd, terwijl U best weet hoe egoïstisch hij is", pruttelde Joke. „Als wij iets kunnen doen dat hem milder kan stemmen tegenover zijn medemensen, mogen wij dit beslist niet laten". „Ik vrees dat hij het alleen maar als boerenonnozelheid zal betitelen", weerlegde Joke nog, hiermee bewijzend dat zij van een jongere en nuchterder denkende generatie was. HOOFDSTUK VI. Het bezoek. Die avond toen Frank en Paul op bezoek waren, kon Joke niet onverdeeld van hun verhalen genieten. Steeds ging het door haar hoofd, of Frank, zo hij wist dat zij bij Sternhout in dienst trad, niet zou menen dat zij naar de vijand was over gelopen. Wel kon zij zich verontschuldigen, omdat haar moeder dit had beslist, maar zou hij niet van haar verwachten, dat zij zelfstandig genoeg was om te weigeren. Frank deed toch al zo beschermend, beschouwde hij haar toch al niet te veel als kind. Dit geval zou hem dan nog in die mening versterken. Bescheiden hield zij zich in 'n hoekjje. Ze was niet de enige, die in een gedrukte stemming was. Ook haar vader was wat teneergeslagen, al deed hij zijn uiterste best om de sfeer in huis er niet onder te laten lijden. Mia was de ster van de avond. Zij speidde al haar charme ten toon om Paul te bekoren. Deze scheen zich in het gezin Verhagen goed op zijn gemak te voelen. Joke dacht dat hij haar wel een onnozel kind zou vinden, omdat ze zo weinig aan het gesprek deelnam. Hij was steeds in levendig debat met Mia. Wel probeerde hij hoffelijk ook de anderen erin te be trekken, maar Mia gaf hem daarvoor weinig gelegenheid. Frank luisterde vol trots naar zijn vriend, die een gezellig verteller was. Toen er een ogenblik stilte viel, informeerde Frank naar het bedrijf van de Verhagens. Al gauw waren de twee mannen zo in vervoering over hun vak, dat Mia een minachtend ge zicht zette. Ze kon zich onmogelijk voorstellen, dat zo iets als groente en fruit telen, ook als een roeping gevoeld werd. Verhagen vertelde van zijn poging van deze morgen om voor de zoveelste keer grond te bemachtigen. Het was weer op een mislukking uitgelopen. Nu was het de gemeente zelf, die tot aankoop over ging. Weer moest er cultuurgrond worden af gestaan voor bouwterrein. Lang en breed werd de toeneming van de industrie besproken, evenals de emigratie en de ver dere problemen van het kleine land. Paul had alle tijd om zich te verwonderen over de veelzijdige kennis van deze eenvoudi- gen mensen. Dit gesprek interesseerde hem meer dan het lege gebabbel van Mia. Zonder dat zij het bemerkte, had hij tersluiks Joke zitten be studeren. De warme gloed in haar ogen, als zij naar Frank keek, openbaarde hem al gauw, wat voor de twee betrokkenen zelf nog een geheim scheen. In stilte feliciteerde hij Frank. Het was al duister toen Frank en Paul huiswaarts gingen. Er werd weinig gesproken onderweg. Paul bracht het onderwerp op Joke, die hij een aardige jongdame noemde. „Ja zeker een aardig kind", beaamde Frank. „Aardig kind, bedoel je dit letterlijk". „Waarom niet? en dan weifelend „hm... laat eens kijken, ja toch ongeveer twintig jaar. Maar ze is nog een echt kind. Ze waren thuis aangekomen, de deur sloot zich achter hen en de nacht daalde stil over de duinen, die veilig, zowel de kleine huisjes als het grote Duinsfort omsloten. HOOFDSTUK VII Duinsfort. Vele jonge dorpsbewoners zouden niet meer kunnen vertel len hoe Duinsfort er uit zag. Het lag diep verscholen in de duinen en men had er reeds sinds jaren geen toegang meer. Na de tijd dat de tegenwoordige jonkheer aan het bewind kwam waren er steeds strengere maatregelen ingevoerd. Vroe ger had de familie meegeleefd met de vreugden en het leed van het dorp. Nu zag men in Sternhout alleen maar een last post en een despoot. Het gebouw zag er weinig aantrekkelijk uit. Het werd steeds meer verwaarloosd en maakte een som bere indruk. Eenzaam als 'n donkergrijze steenklomp lag het daar temidden van de weelderig begroeide duinen. Doch ieder najaar was het op de straatweg, die vele tien tallen jaren geleden was aangelegd, een hele drukte. Dan snor den er luxueuze auto's af en aan. Vrolijke jachtgezelschappen namen bezit van het huis en 's avonds was Duinsfort dikwijls getuige van dolle fuiven. Maar ook ieder jaar werd dit be zoek minder en tenslotte kwamen alleen de pachtheer en enkele vrienden jagen. Daarna vertrokken zij weer voor een heel jaar. Deze keer was Sternhout geheel van zijn gewoonte afgewe ken en stonden de raamluiken van Duinsfort op een ongewone tijd van het jaar open. De ondergaande zon toverde een rode gloed op de vensters, en gaf het geheel een levendiger aanblik. In een der kamers bevond zich de dame, die Joke s morgens in de tuin had ontmoet. Zij plaatste en herplaatste verschillende meubelstukken, verlegde kleedjes en schikte bloemen. Er ston den kleine drijfschaaltjes met duinviooltjes. Bloeiende seringen verspreidden een zoete geur in de kamer. Met schitterende ogen overzag zij haar werk. Tevreden gleden haar blikken over de prachtige parketvloeren en de Perzische tapijten. Langs de wanden stonden antieke kasten, waarop kostbaar oud porce- lein troonde. In de blankijzeren open haard lagen wat houtblokken opge stapeld. Handig wist ze hier vuur in te krijgen. Met ongedul dige blikken had ze al enige keren naar de deur gekeken. Ze ontstak enkele grote kaarsen en schoof twee gemakkelijke stoe len voor de haard. Met een zucht van voldoening liet zij zich in een stoel vallen. Behaaglijk strekte zij haar voeten naar het knetterende haard vuur uit. Op dat moment ging de deur open en kwam Sternhout, op de voet gevolgd door Rocky, naar binnen. Vol verwachting keek de vrouw naar hem op, als het ware bedelend om een complimentje. Hij keek de kamer rond en er kwam alleen maar een spottende trek om z'n mond, geen woord van waardering. Teleurgesteld en doelloos bladerde zij in een modeblad. Rocky scheen het gebaar van deze vrouw, om z'n kussen dicht bij het vuur te plaatsen, beter te appreciëren. Hij snuffelde wat, draaide zich om en om en strekte toen lui zijn pootjes uit. Hij knipoogde naar haar, alsof hij haar wilde zeggen, het leven ook maar gemakkelijker op te vatten. De jonkheer pakte zonder veel animo een dagblad. „Bespot telijk om de avondkrant pas met de ochtendpost te krijgen". „Wanneer je de krantenbezorger een fooi zou geven, neemt hij wel de moeite om de straatweg te komen uitrijden „Ze hebben zonder fooitjes ook hun plicht te doen' grauwde hij. Ze gaf geen antwoord. Vriendelijk bood ze hem een sigaret aan, en nam er zelf ook een. Ze wachtte even, maar hij bood haar geen vuur aan. Fronsend voorzag ze hem en ook zichzelf. Het bleef enige momenten stil. Een onverwachte toeschouwer zou de indruk van een intiem huiselijk tafereeltje hebben ge kregen. Maar Sternhout was allesbehalve rustig gestemd. Al verscheidene keren had hij een verstolen blik op zijn charmante huisgenote geslagen. Zij had er niets van bemerkt; de ogen gesloten leunde zij achterover in de stoel. Ze was moe, lichame lijk en geestelijk oververmoeid. De gehele dag en ook de voor gaande dagen had ze geprobeerd in dit gebouw een huiselijke sfeer te scheppen. Had ze gefaald? Waar bleef nu de gezelligheid? Kwam het omdat het land hier killer was dan haar geboortegrond, het zuiden van Frankrijk? Nee, dat was het niet; de situatie waarin ze verkeerde verschil de ook hemelsbreed met die van thuis. Ze moest nu maar eens koel en verstandig de toestand onder ogen zien, en maatrege len treffen voor ze de allerdiepste vernederingen zou ondergaan. Het laatste beetje eer dat haar nog restte, moest ze zien te red den. Hier was ze nu met de man, die ze zo oneindig had liefge had, een liefde die niet vraagt maar die slaafs het voorwerp van aanbidding volgt. Hij had met zijn eeuwig egoïsme en hardheid die verering uitgebannen. Haar geest kwam thans in opstand. De omgang met hem begon ze als een opoffering te beschouwen. Diep in haar hart wist zij, dat ze bij hem zou blijven, als hij haar een waardiger plaats aan zijn zijde bood. Zij had al jaren gedacht dat dit komen zou, maar niemand kon op zijn genegenheid bogen. Alleen zijn zuster Lydia, die zelden meer zijn gezelschap zocht, had nog een warm plekje in zijn hart. Nu ze alles nuchter kon overdenken, beg et lp zij, dat haar liefde ook haar ongeluk was. Ondanks de vermaningen van haar ouders was ze hem gevolgd naar Holland. Lange tijd had zij zich verscheurd gevoeld, omdat ze haar ouders verdriet deed, maar de liefde voor hem overwon. Hij aanvaardde dat alles zo vanzelfsprekend, dat dit haar toen al een waarschuwing had moeten zijn. Hij huurde een huis in Den Haag, maar zocht zeer weinig omgang. Nooit had ze zich daarover zorgen gemaakt; ze was bij hem en dat vond ze voldoende. Pas toen ze ouder werd en de eerste roes was geweken, gingen haar gedachten verder. Zij begon naar meer zekerheid, naar een wettelijke verhou ding te verlangen. Welke waren nu haar rechten? Nihil. Be langstelling voor andere vrouwen had hij niet, en daarom hoopte ze steeds nog. Een paar keer had ze gepoogd, door enkele maanden naar haar ouders te gaan, hem tot een uitspraak te lokken, maar evenzoveel keren onderging hij haar gaan en komen als de meest gewone zaak. Hij nam zelfs steeds meer een houding pan, alsof ze niet meer buiten hem zou kunnen. Nu moest er maar eens een eind aan komen. Wat trok haar nu nog? Van de royale vriend uit Parijs, was in die lange jaren een pietepeuterige Jan-Hen gegroeid. Zijn eigenaardigheden, die haar vroeger zo aantrokken, vond ze nu bespottelijk. Zijn gierigheid en geldzucht hadden al menige uitbarsting tussen hen tot gevolg gehad. Met slechts enkele vrienden, meest ar- tisten, waren ze vertrouwelijk. Van hen kreeg ze de compli mentjes waarnaat haar vrouwelijk hart snakte. Maar nooit had ze daarmee Sternhout jaloers kunnen maken. Zo n enkele keer werd er met vrienden gefuifd, maar daarvan bleven alleen maar een bittere nasmaak en hoofdpijn over. De andere dagen waren niets dan een sleur. Zou ze nu de moed bezitten om er een punt achter te zetten? Zijn uitnodiging om enige weken met hem naar dit buitengoed te gaan, had eerst haar hoop weer doen herleven. Duinsfort was altijd verboden terrein voor haar geweest. Nu was de kans gekomen meende zij, om hem te tonen dat ze daar haar plaats waardig was. Geploeterd had ze om het zo gezellig mogelijk te maken, en tot dank niets anders gekregen dan een nors gezicht en geme lijke opmerkingen. Twee functies had ze vervuld, die van huishoudster en van secretaresse, wat erg voordelig voor hem was. In de zaken, die hij hier af te handelen had, kon je ook moei lijk plezier krijgen. Enfin, ze had tenminste die genoegdoening dat die jonge pachter er tot nu toe niet ingevlogen was. Met enig leedvermaak zag ze dat dit geval „het jonkertje zoals ze hem wel eens spottend noemde, lelijk dwars zat. Sternhout zou het wel niet zo vlug opgeven, het kon, figuur lijk gesproken, wel eens 'n gevecht op leven en dood worden. Zij leefde helemaal met die jonge pachter mee. Zelfs zij vond de omgeving al zo mooi dat ze zich wel voorgoed hier zou willen vestigen. Morrend bedacht ze, hoe gelukkig ze zouden kunnen zijn. Nu zaten ze hier zonder enig geestelijk contact, zij treurend om haar verloren jaren, hij weer nieuwe winstgevende plannen uitbroedend. Zij schrok op uit haar dromerijen, toen hij plotseling nadruk kelijk kuchte en vroeg: „Heb je er over nagedacht wanneer je weer een bezoek aan je ouders zal brengen?" Verbluft staarde ze hem aan. Waar kwam opeens die be langstelling vandaan? Onmiddellijk was ze op haar qui-vive. Ondervinding had haar geleerd op haar hoede te zijn juist als hij vriendelijk was. Doch hoe ze haar hersenen ook pijnigde, ze vond geen reden voor zijn plotselinge bezorgdheid. „Zijn hier de zaken afgehandeld?" vroeg ze ironisch. „Lang niet", zei hij kort. „Nu, hoe kun je dan zo lang alleen blijven. Je zegt zelf dat er op het dorp geen personeel te krijgen is, hoewel, vanmorgen heb ik een meisje ontmoet, dat ik graag gevraagd had om hier een handje te komen helpen. Misschien dat er dan tijd over is om eens met je de omgeving te verkennen. Ik heb nog zo weinig gezien hier." „Dat meisje, Joke Verhagen heet ze, heb ik vandaag al aan genomen. Ze komt morgen". Stomverbaasd keek ze hem aan. „Moet ik daarom weg, sinds wanneer neem jij tegenover het personeel de vormen in acht, of... heb je 'n nieuwe favoriet gekozen?" Dit laatste zei ze spottend en ze verwonderde er zich over, dat het haar niets deed. „Stel je niet zo aan?" zei hij scherp. „De kwestie is dat ik aan mijn zuster heb geschreven dat ik bijzondere plannen heb met het landgoed. In tegenstelling met haar gewoonte om mij overal de vrije hand in te laten, wil ze nu hier naar toe komen om het te bespreken." Daar was het weer. Een wilde woede laaide in haar op. Zij moest verdwijnen, omdat er familieleden op komst waren. Ze werd niet waardig genoeg geacht om in hun nabijheid te ver toeven. Zijn zuster Lydia was menselijker dan haar broer. Zij had de drijfveren, welke haar in deze toestand brachten, be grepen, maar keurde ze allerminst goed. Een huwelijk, ook al was het met een gewoon burgermeisje, zou ze aanvaard hebben, deze verhouding tolereerde zij niet. Daar hem veel aan het oordeel van zijn zuster was gelegen, moest er een eind komen aan deze situatie. Ze werd dus weggestuurd. Nu voelde ze pas goed hoever hij haar al omlaag had gedrukt. „Harteloos individu dat je bent", barstte ze zonder enige samenhang los. Je hebt mij alleen hier laten komen, omdat je dit voordeliger uitkwam. Het spaarde kostbare centjes uit aan per soneel. Je bezorgt mij een leven niets beter, niets luxer dan een gewoon burgervrouwtje, alleen weet die waarvoor ze werkt en zorgt, maar ik sloof me uit, en waarvoor? om opzij geschoven te worden, zodra ik niet meer nodig ben. Ik begrijp dat je zuster zo mijn verblijf hier in het familiehuis niet dulden zal, maar er is ook nog 'n andere oplossing. Bij die laatste woorden had ze nog even haar trots laten varen en doelde openlijk op een wettelijke verbintenis. Er kwam zo'n sarcastische grijns op zijn gezicht, dat ze tril lend van woede en gekrenkte trots opstond. Zij leunde tegen de schoorsteen, waarop een zwaar bronzen kandelaar stond. Haar handen gleden nerveus over dit voor werp. Haar ogen vlogen naar zijn schijnbaar zo rustige figuur in de stoel. Die kandelaar was massief. Je zou er best iemand een flinke tik mee kunnen geven. Wat was er aan hem ver loren? Op dit moment haatte ze hem zo, dat ze aan eigen veiligheid niet dacht. Haar vingers omklemden het sierstuk steviger, haar zenuwen waren tot het uiterste gespannen. „Beheers je, kuiken". Zijn stem klonk als een pistoolschot. Zij kromp in el kaar, wi-1 loos zakten haar handen. Ik begrijp niet waar je je zo over opwindt, ik heb je toch nooit iets beloofd. Zijn stem klonk vlak en onverschillig. „Als je weg wilde heb ik je nooit gevraagd te blijven", vervolgde hij. „Je kunt niet ontkennen dat je geheel uit vrije wil bij me gebleven bent". Wezenloos stond ze naar hem te kijken. Hoe had ze zich ocrit wijs kunnen maken, dat ze op de lange duur zijn genegenheid wel zou kunnen winnen. Hij was absoluut gevoelloos. Op dezelfde, vlakke toon ging hij verder. „Ik meen dat je nu zeventien jaar bij me bent Hij zegt het alsof hij 'n hondje heeft gehouden, ging' het door haar heen, waarom zegt hij niet zeventien jaren samen, geweest. Nu dacht ze bitter, ga maar verder met je grafrede. „De laatste tijd word je zo nukkig, ik weet niet wat je je in het hoofd hebt gehaald, maar je hebt geen positieve bewijzen, dat ik ook maar de minste aanleiding gegeven heb, cm jou aan een of ander waandenkbeeld te helpen". „Ik ben een idioot geweest", snikte ze, „al mijn rnooie jaritn heb ik aan jou opgeofferd. Nu word ik als een afgedragen kle dingstuk afgedankt". Plotseling ging ze recht voor hem staan. „Maar ik ga niet weg." Ze was helemaal vergeten wat ze zich zo juist voorge nomen had. Een plan om hem tegen te werken was- nu veel sterker in haar. „Laat je zuster maar komen, ik laat me voor haar niet bulten zetten." Uitgeput liet ze zich weer op een stoel zakken. Zonder enig medelijden keek hij naar haar. TJfe hele scè. ne scheen hem tenslotte alleen maar te vermaken. Koppig herhaalde zij „Ik blijf hier, ik wil ook nog wel eve. n genieten van de gezelligheid, die ik hier zelf bewerkt heb." Uitdagend liet ze er op volgen. „De tijd dat ik weg qa, zal ik zelf bepalen". Wordt vervolgd worden keurig verzorgd, gaarne in dit blad geplaatst 80x 190 tweemaal 80 x 190 tweemaal 80 x 190 1-persoons 1-persoons, goed gevuld 2-persoons, 3-delig 2-persoons, 3-delig 2-persoons, 2-delig best. uit 1-pers. ledikant, tafel, stoel en nachtkastje

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1960 | | pagina 7