het was van ons"
10%
KORTING
BEDDENZAAK
SIDONIUS
DE JONG
jeizoen
Opruiming
KWALITEIT S-
ARTIKELEN
UW ADVERTENTIES
in onze
Divanledikant,
22,89
Divanledikant,
39,87
Dubbel divanbed,
59,68
Etageledikant,
59,87
Kantelbed,
39,87
Kantelbed,
55,98
Slaapkamerstoel
14,79
16,89
Slaapkamertafel
13,98
Matras,,
22,87
Matrasstel,
39,78
Plasticmatras,
35,78
Java-kapok matrasstel,
97,78
Verende matras,
49,78
Verend matrasstel,
79,87
Wollen dekens
13,69
Wollen dekens,
15,98
Zuiver wollen dekens,
29,79
Zuiver wollen dekens,
35,87
Zijden dekens,
10,68
Zijden dekens,
15,98
Molton dekens
1,98
Flanellen lakens,
4,69
Vitrage spreien
8,79
Slaapkamer,
79,49
Speciaal beddenzaak
Koorstraat, hoek Laat
Alkmaar Tel.
2726
tt
door HANOL SPOOR
Dan ging ze over tot de orde van de dag, dat wil zeggen,
ze maakte plannen om de dag zo aangenaam mogelijk door te
brengen. Het kwam geen ogenblik bij haar op om Joke de helpen
de hand te bieden. Deze verwachtte dit ook niet, maar probeerde
toch steeds weer Mia tot serieuze gedachten te brengen, hoewel
zeker wetend dat het toch hopeloos was. Mia's ijdelheid werd
er alleen maar door gestreeld, omdat er zoveel notitie van
haar genomen werd. Dan vrolijkte ze op en deed niet meer
zo apatisch. Zo ook nu weer. Vandaag vergde ze het uiterste
geduld van Joke. Mia begon over Franks thuiskomst te spre
ken en had het over de nieuwe aanwinst in de duinen of het
een zending van een dierentuin betrof.
„We kunnen nog niet dadelijk zeggen dat het 'n feest wordt",
zei Mia, „maar allicht brengt het wat leven in de brouwerij
als die negorij hier wat meer bewoond wordt".
Ze telde op haar vingers. „Dat is dan Frank, maar ik geloof
niet dat de hernieuwde kennismaking meegevallen is. Misschien
is dat maar gelukkig; stel je voor dat ik een duinvrouwtje
moest worden".
Ze keek naar haar lange, roodgelake nagels, en concludeerde:
„nee, voor de tuinderij ben ik niet geschikt, dus dat kan rustig
afgevoerd worden. Dan volgt zijn vriend Paul. Hm, het zou
wel eens kunnen gebeuren dat hij en ik elkaar beter begrijpen.
Hij kent de wereld en heeft allicht moderne ideeën. Ik zal er
eens over denken. Maar lest best, Sternhout, dat zou een reuze
mop zijn: Mia als freule Sternhout van Duinsfort".
Ze stond op. „Ik geloof waarachtig dat het weer de moeite
is om aan m'n make-up te denken".
Fluitend verdween ze naar boven, Joke niet weinig verbluft
achterlatend over zoveel arrogantie.
Ongeveer een half uur later was Mia al weer beneden. Joke
moest toegeven dat Mia er slag van had haar aantrekkelijkheden
zo voordelig mogelijk te laten uitkomen. Het slordige haar en
het slaperige gezicht hadden een metamorfose ondergaan. Mia
was een zelfbewuste, elegante jongedame, die zich uitermate
gevleid voelde door Joke's bewondering. Ze wierp nog een
laatste onderzoekende blik in het keukenspiegeltje, en uitdagend
met de heupen wiegend verdween ze.
„Ga alsjeblieft niet buiten het schelpenpaadje wandelen",
riep Joke haar na; „je brengt ons onnodig in moeilijkheden".
„Maak je niet ongerust; al ben ik het smalle pad niet gewend,
ik weet me wel aan de regels te houden als het nodig is", riep
Mia dubbelzinnig.
Even later kwam ze met een geheimzinnig gezicht terug. „Ik
ga eerst op visite bij onze buurjongens. Ik weet zeker dat ze
blij met me zullen zijn".
Terwijl Joke haar nakeek betrapte zij zich op de gedachte
of het in de wereld wel rechtvaardig toeging. Daar ging nu
Mia, een meisje, overal te vinden waar pretjes en vrolijkheid
hoogtij vieren, zich van geen plicht of verantwoordelijkheid
bewust, noch tegenover zichzelf, noch tegenover anderen. Dan
verweet Joke zich dat ze kleingeestig was. Moeder zou zich
nooit door jaloersheid laten leiden, integendeel, altijd weer de
goede zijde in de mensen aanwijzen. Zei moeder ook altijd niet
dat men pas vrede in het hart kreeg als men die vrejde eerst
verdiende. Joke zuchtte, en vond dat speciaal jonge harten het
daarmee toch moeilijk hadden.
Met een ruk ging ze weer aan de arbeid. Het ging nu eenmaal
piet op om moeder voor al het werk alleen te laten staan. Ze
zou eerst even groente voor het middagmaal halen.
Juist aan het begin van het duinpad kwam Joke een haar
totaal onbekende dame tegen. Op een andere plaats zou Joke
zich daarover niet verwonderd hebben. Zo vroeg in het voor
jaar liepen er wel meer vreemdelingen naar logeergelegenheid
voor het badseizoen te zoeken, maar deze, niet zo heel jonge,
maar wel knappe vrouw kwam kennelijk uit de richting Duins
fort. Het eerste wat Joke aan deze dame opviel, waren de
prachtige, maar melancholieke, grote, fluweelbruine ogen. De
vrouw was zeer modern en smaakvol gekleed, maar trad toch
dermate bescheiden op, dat ze dadelijk Joke's hart voor haar
won.
„Volgt U mij maar", zei Joke vriendelijk.
De vrouw liep achter Joke aan. Ze had het met haar hoog
gehakte schoentjes moeilijker dan Joke met haar klompen aan.
Joke glimlachte toen zij het gedribbel in het mulle zand op
merkte, en hield haar pas iets in.
De bezoekster stond dromerig toe te zien hoe het jonge
meisje handig met het gereedschap omging. Ze keek alsof ze
jaren terugblikte en er prettige herinneringen bij haar boven
kwamen. Ze scheen slechts node te willen weggaan, en schonk
Joke een sympathiek glimlachje. Langzaam sloeg ze de richting
van Duinsfort weer in.
Zeker daar gelogeerd, dacht Joke, en natuurlijk is er weer
geen personeel. Wat een rank figuurtje. Zou Sternhout soms
verloofd of getrouwd zijn? Zij droeg echter geen ring. Ach
wat, Sternhout was beslist niet in staat van iemand anders dan
van zichzelf te houden.
Weer terug in de keuken zette ze de mand met groente op
tafel. Het viel haar op dat haar moeder een enigszins gejaagde
uitdrukking op het gezicht had. Ze keek of ze zojuist iets had
ondervonden, waarover ze met zichzelf nog in onzekerheid ver
keerde. Het eerst dacht Joke aan de pachtheer. Zeker weer
nieuwe moeilijkheden.
Tenslotte kon zij zich niet langer bedwingen, en vroeg: „Is
Sternhout hier geweest?"
Haar moeder knikte. Na wat doelloze bewegingen zei Joke's
moeder: „ik ben met Sternhout overeengekomen dat jij vanaf
morgen het huishouden op Duinsfort gaat waarnemen
De blik waarmee Joke haar moeder aanzag was nu juist niet
bijster intelligent. „Duinsfort?" stamelde ze, alsof ze naar de
kamers van Blauwbaard werd verwezen.
„Ja", zei haar moeder ongeduldig, „je zult daar de plaats
innemen die ik er altijd gehad heb. Je mag zelf het werk rege
len, en je verdient een goed salaris. Je kunt dat geld wegleg
gen voor een eventueel uitzet
Joke bloosde donkerrood. „Heeft U dit uit angst toegezegd?"
kon ze niet nalaten te vragen.
„Nee, m'n kind, uit angst zou ik nooit toegestemd hebben".
Toch bleef Joke helemaal tegen haar gewoonte in, een beetje
mokken over de beslissing van haar moeder.
„Sternhout is hier alleen om Frank dwars te zitten, anders
komt hij alleen maar in het jachtseizoen
Moeder glimlachte. „Kijk eens aan, Frank is nog geen dag
hier of hij ondervindt al trouwe vriendschap. Sternhout staat
practisch alleen in de wereld".
„Dat is zijn eigen schuld, hij stoot iedereen af, ook degenen
die het goed met hem menen. Hij is maar bang dat het om zijn
geld te doen is".
„Ja en toch beklaag ik hem. Hoe ouder hij wordt, hoe een
zamer hij zal komen te staan. Als hij eenmaal zal hunkeren
naar wat toewijding, zal het te laat zijn".
„U verdedigt hem altijd, terwijl U best weet hoe egoïstisch
hij is", pruttelde Joke.
„Als wij iets kunnen doen dat hem milder kan stemmen
tegenover zijn medemensen, mogen wij dit beslist niet laten".
„Ik vrees dat hij het alleen maar als boerenonnozelheid zal
betitelen", weerlegde Joke nog, hiermee bewijzend dat zij van
een jongere en nuchterder denkende generatie was.
HOOFDSTUK VI.
Het bezoek.
Die avond toen Frank en Paul op bezoek waren, kon Joke
niet onverdeeld van hun verhalen genieten. Steeds ging het
door haar hoofd, of Frank, zo hij wist dat zij bij Sternhout
in dienst trad, niet zou menen dat zij naar de vijand was over
gelopen. Wel kon zij zich verontschuldigen, omdat haar moeder
dit had beslist, maar zou hij niet van haar verwachten, dat
zij zelfstandig genoeg was om te weigeren. Frank deed toch
al zo beschermend, beschouwde hij haar toch al niet te veel
als kind. Dit geval zou hem dan nog in die mening versterken.
Bescheiden hield zij zich in 'n hoekjje. Ze was niet de enige,
die in een gedrukte stemming was. Ook haar vader was wat
teneergeslagen, al deed hij zijn uiterste best om de sfeer in huis
er niet onder te laten lijden.
Mia was de ster van de avond. Zij speidde al haar charme
ten toon om Paul te bekoren. Deze scheen zich in het gezin
Verhagen goed op zijn gemak te voelen. Joke dacht dat hij
haar wel een onnozel kind zou vinden, omdat ze zo weinig
aan het gesprek deelnam. Hij was steeds in levendig debat met
Mia. Wel probeerde hij hoffelijk ook de anderen erin te be
trekken, maar Mia gaf hem daarvoor weinig gelegenheid. Frank
luisterde vol trots naar zijn vriend, die een gezellig verteller
was. Toen er een ogenblik stilte viel, informeerde Frank naar
het bedrijf van de Verhagens. Al gauw waren de twee mannen
zo in vervoering over hun vak, dat Mia een minachtend ge
zicht zette. Ze kon zich onmogelijk voorstellen, dat zo iets
als groente en fruit telen, ook als een roeping gevoeld werd.
Verhagen vertelde van zijn poging van deze morgen om voor
de zoveelste keer grond te bemachtigen. Het was weer op een
mislukking uitgelopen. Nu was het de gemeente zelf, die tot
aankoop over ging. Weer moest er cultuurgrond worden af
gestaan voor bouwterrein. Lang en breed werd de toeneming
van de industrie besproken, evenals de emigratie en de ver
dere problemen van het kleine land. Paul had alle tijd om zich
te verwonderen over de veelzijdige kennis van deze eenvoudi-
gen mensen. Dit gesprek interesseerde hem meer dan het lege
gebabbel van Mia.
Zonder dat zij het bemerkte, had hij tersluiks Joke zitten be
studeren. De warme gloed in haar ogen, als zij naar Frank
keek, openbaarde hem al gauw, wat voor de twee betrokkenen
zelf nog een geheim scheen. In stilte feliciteerde hij Frank. Het
was al duister toen Frank en Paul huiswaarts gingen. Er werd
weinig gesproken onderweg. Paul bracht het onderwerp op
Joke, die hij een aardige jongdame noemde.
„Ja zeker een aardig kind", beaamde Frank.
„Aardig kind, bedoel je dit letterlijk".
„Waarom niet? en dan weifelend „hm... laat eens kijken,
ja toch ongeveer twintig jaar. Maar ze is nog een echt kind.
Ze waren thuis aangekomen, de deur sloot zich achter hen
en de nacht daalde stil over de duinen, die veilig, zowel de
kleine huisjes als het grote Duinsfort omsloten.
HOOFDSTUK VII
Duinsfort.
Vele jonge dorpsbewoners zouden niet meer kunnen vertel
len hoe Duinsfort er uit zag. Het lag diep verscholen in de
duinen en men had er reeds sinds jaren geen toegang meer.
Na de tijd dat de tegenwoordige jonkheer aan het bewind
kwam waren er steeds strengere maatregelen ingevoerd. Vroe
ger had de familie meegeleefd met de vreugden en het leed
van het dorp. Nu zag men in Sternhout alleen maar een last
post en een despoot. Het gebouw zag er weinig aantrekkelijk
uit. Het werd steeds meer verwaarloosd en maakte een som
bere indruk. Eenzaam als 'n donkergrijze steenklomp lag het
daar temidden van de weelderig begroeide duinen.
Doch ieder najaar was het op de straatweg, die vele tien
tallen jaren geleden was aangelegd, een hele drukte. Dan snor
den er luxueuze auto's af en aan. Vrolijke jachtgezelschappen
namen bezit van het huis en 's avonds was Duinsfort dikwijls
getuige van dolle fuiven. Maar ook ieder jaar werd dit be
zoek minder en tenslotte kwamen alleen de pachtheer en enkele
vrienden jagen. Daarna vertrokken zij weer voor een heel jaar.
Deze keer was Sternhout geheel van zijn gewoonte afgewe
ken en stonden de raamluiken van Duinsfort op een ongewone
tijd van het jaar open. De ondergaande zon toverde een rode
gloed op de vensters, en gaf het geheel een levendiger aanblik.
In een der kamers bevond zich de dame, die Joke s morgens
in de tuin had ontmoet. Zij plaatste en herplaatste verschillende
meubelstukken, verlegde kleedjes en schikte bloemen. Er ston
den kleine drijfschaaltjes met duinviooltjes. Bloeiende seringen
verspreidden een zoete geur in de kamer. Met schitterende
ogen overzag zij haar werk. Tevreden gleden haar blikken over
de prachtige parketvloeren en de Perzische tapijten. Langs de
wanden stonden antieke kasten, waarop kostbaar oud porce-
lein troonde.
In de blankijzeren open haard lagen wat houtblokken opge
stapeld. Handig wist ze hier vuur in te krijgen. Met ongedul
dige blikken had ze al enige keren naar de deur gekeken. Ze
ontstak enkele grote kaarsen en schoof twee gemakkelijke stoe
len voor de haard.
Met een zucht van voldoening liet zij zich in een stoel vallen.
Behaaglijk strekte zij haar voeten naar het knetterende haard
vuur uit.
Op dat moment ging de deur open en kwam Sternhout, op
de voet gevolgd door Rocky, naar binnen. Vol verwachting
keek de vrouw naar hem op, als het ware bedelend om een
complimentje. Hij keek de kamer rond en er kwam alleen maar
een spottende trek om z'n mond, geen woord van waardering.
Teleurgesteld en doelloos bladerde zij in een modeblad. Rocky
scheen het gebaar van deze vrouw, om z'n kussen dicht bij
het vuur te plaatsen, beter te appreciëren. Hij snuffelde wat,
draaide zich om en om en strekte toen lui zijn pootjes uit. Hij
knipoogde naar haar, alsof hij haar wilde zeggen, het leven
ook maar gemakkelijker op te vatten.
De jonkheer pakte zonder veel animo een dagblad. „Bespot
telijk om de avondkrant pas met de ochtendpost te krijgen".
„Wanneer je de krantenbezorger een fooi zou geven, neemt
hij wel de moeite om de straatweg te komen uitrijden
„Ze hebben zonder fooitjes ook hun plicht te doen' grauwde
hij.
Ze gaf geen antwoord. Vriendelijk bood ze hem een sigaret
aan, en nam er zelf ook een. Ze wachtte even, maar hij bood
haar geen vuur aan. Fronsend voorzag ze hem en ook zichzelf.
Het bleef enige momenten stil. Een onverwachte toeschouwer
zou de indruk van een intiem huiselijk tafereeltje hebben ge
kregen. Maar Sternhout was allesbehalve rustig gestemd. Al
verscheidene keren had hij een verstolen blik op zijn charmante
huisgenote geslagen. Zij had er niets van bemerkt; de ogen
gesloten leunde zij achterover in de stoel. Ze was moe, lichame
lijk en geestelijk oververmoeid. De gehele dag en ook de voor
gaande dagen had ze geprobeerd in dit gebouw een huiselijke
sfeer te scheppen.
Had ze gefaald? Waar bleef nu de gezelligheid? Kwam het
omdat het land hier killer was dan haar geboortegrond, het
zuiden van Frankrijk?
Nee, dat was het niet; de situatie waarin ze verkeerde verschil
de ook hemelsbreed met die van thuis. Ze moest nu maar eens
koel en verstandig de toestand onder ogen zien, en maatrege
len treffen voor ze de allerdiepste vernederingen zou ondergaan.
Het laatste beetje eer dat haar nog restte, moest ze zien te red
den.
Hier was ze nu met de man, die ze zo oneindig had liefge
had, een liefde die niet vraagt maar die slaafs het voorwerp
van aanbidding volgt. Hij had met zijn eeuwig egoïsme en
hardheid die verering uitgebannen. Haar geest kwam thans in
opstand. De omgang met hem begon ze als een opoffering te
beschouwen. Diep in haar hart wist zij, dat ze bij hem zou
blijven, als hij haar een waardiger plaats aan zijn zijde bood.
Zij had al jaren gedacht dat dit komen zou, maar niemand
kon op zijn genegenheid bogen. Alleen zijn zuster Lydia, die
zelden meer zijn gezelschap zocht, had nog een warm plekje
in zijn hart.
Nu ze alles nuchter kon overdenken, beg et lp zij, dat haar
liefde ook haar ongeluk was. Ondanks de vermaningen van
haar ouders was ze hem gevolgd naar Holland. Lange tijd had
zij zich verscheurd gevoeld, omdat ze haar ouders verdriet
deed, maar de liefde voor hem overwon. Hij aanvaardde dat
alles zo vanzelfsprekend, dat dit haar toen al een waarschuwing
had moeten zijn.
Hij huurde een huis in Den Haag, maar zocht zeer weinig
omgang. Nooit had ze zich daarover zorgen gemaakt; ze was
bij hem en dat vond ze voldoende. Pas toen ze ouder werd
en de eerste roes was geweken, gingen haar gedachten verder.
Zij begon naar meer zekerheid, naar een wettelijke verhou
ding te verlangen. Welke waren nu haar rechten? Nihil. Be
langstelling voor andere vrouwen had hij niet, en daarom
hoopte ze steeds nog.
Een paar keer had ze gepoogd, door enkele maanden naar
haar ouders te gaan, hem tot een uitspraak te lokken, maar
evenzoveel keren onderging hij haar gaan en komen als de
meest gewone zaak. Hij nam zelfs steeds meer een houding
pan, alsof ze niet meer buiten hem zou kunnen.
Nu moest er maar eens een eind aan komen. Wat trok haar
nu nog? Van de royale vriend uit Parijs, was in die lange jaren
een pietepeuterige Jan-Hen gegroeid. Zijn eigenaardigheden,
die haar vroeger zo aantrokken, vond ze nu bespottelijk. Zijn
gierigheid en geldzucht hadden al menige uitbarsting tussen
hen tot gevolg gehad. Met slechts enkele vrienden, meest ar-
tisten, waren ze vertrouwelijk. Van hen kreeg ze de compli
mentjes waarnaat haar vrouwelijk hart snakte. Maar nooit had
ze daarmee Sternhout jaloers kunnen maken. Zo n enkele keer
werd er met vrienden gefuifd, maar daarvan bleven alleen maar
een bittere nasmaak en hoofdpijn over. De andere dagen waren
niets dan een sleur.
Zou ze nu de moed bezitten om er een punt achter te zetten?
Zijn uitnodiging om enige weken met hem naar dit buitengoed
te gaan, had eerst haar hoop weer doen herleven. Duinsfort
was altijd verboden terrein voor haar geweest. Nu was de
kans gekomen meende zij, om hem te tonen dat ze daar haar
plaats waardig was.
Geploeterd had ze om het zo gezellig mogelijk te maken, en
tot dank niets anders gekregen dan een nors gezicht en geme
lijke opmerkingen.
Twee functies had ze vervuld, die van huishoudster en van
secretaresse, wat erg voordelig voor hem was.
In de zaken, die hij hier af te handelen had, kon je ook moei
lijk plezier krijgen. Enfin, ze had tenminste die genoegdoening
dat die jonge pachter er tot nu toe niet ingevlogen was. Met
enig leedvermaak zag ze dat dit geval „het jonkertje zoals
ze hem wel eens spottend noemde, lelijk dwars zat.
Sternhout zou het wel niet zo vlug opgeven, het kon, figuur
lijk gesproken, wel eens 'n gevecht op leven en dood worden.
Zij leefde helemaal met die jonge pachter mee. Zelfs zij vond
de omgeving al zo mooi dat ze zich wel voorgoed hier zou
willen vestigen.
Morrend bedacht ze, hoe gelukkig ze zouden kunnen zijn.
Nu zaten ze hier zonder enig geestelijk contact, zij treurend
om haar verloren jaren, hij weer nieuwe winstgevende plannen
uitbroedend.
Zij schrok op uit haar dromerijen, toen hij plotseling nadruk
kelijk kuchte en vroeg: „Heb je er over nagedacht wanneer
je weer een bezoek aan je ouders zal brengen?"
Verbluft staarde ze hem aan. Waar kwam opeens die be
langstelling vandaan? Onmiddellijk was ze op haar qui-vive.
Ondervinding had haar geleerd op haar hoede te zijn juist als
hij vriendelijk was. Doch hoe ze haar hersenen ook pijnigde,
ze vond geen reden voor zijn plotselinge bezorgdheid.
„Zijn hier de zaken afgehandeld?" vroeg ze ironisch.
„Lang niet", zei hij kort.
„Nu, hoe kun je dan zo lang alleen blijven. Je zegt zelf dat
er op het dorp geen personeel te krijgen is, hoewel, vanmorgen
heb ik een meisje ontmoet, dat ik graag gevraagd had om hier
een handje te komen helpen. Misschien dat er dan tijd over
is om eens met je de omgeving te verkennen. Ik heb nog zo
weinig gezien hier."
„Dat meisje, Joke Verhagen heet ze, heb ik vandaag al aan
genomen. Ze komt morgen".
Stomverbaasd keek ze hem aan. „Moet ik daarom weg, sinds
wanneer neem jij tegenover het personeel de vormen in acht,
of... heb je 'n nieuwe favoriet gekozen?" Dit laatste zei ze
spottend en ze verwonderde er zich over, dat het haar niets
deed.
„Stel je niet zo aan?" zei hij scherp. „De kwestie is dat ik
aan mijn zuster heb geschreven dat ik bijzondere plannen heb
met het landgoed. In tegenstelling met haar gewoonte om mij
overal de vrije hand in te laten, wil ze nu hier naar toe komen
om het te bespreken."
Daar was het weer. Een wilde woede laaide in haar op. Zij
moest verdwijnen, omdat er familieleden op komst waren. Ze
werd niet waardig genoeg geacht om in hun nabijheid te ver
toeven. Zijn zuster Lydia was menselijker dan haar broer. Zij
had de drijfveren, welke haar in deze toestand brachten, be
grepen, maar keurde ze allerminst goed. Een huwelijk, ook al
was het met een gewoon burgermeisje, zou ze aanvaard hebben,
deze verhouding tolereerde zij niet.
Daar hem veel aan het oordeel van zijn zuster was gelegen,
moest er een eind komen aan deze situatie.
Ze werd dus weggestuurd. Nu voelde ze pas goed hoever hij
haar al omlaag had gedrukt.
„Harteloos individu dat je bent", barstte ze zonder enige
samenhang los. Je hebt mij alleen hier laten komen, omdat je dit
voordeliger uitkwam. Het spaarde kostbare centjes uit aan per
soneel. Je bezorgt mij een leven niets beter, niets luxer dan een
gewoon burgervrouwtje, alleen weet die waarvoor ze werkt en
zorgt, maar ik sloof me uit, en waarvoor? om opzij geschoven
te worden, zodra ik niet meer nodig ben. Ik begrijp dat je zuster
zo mijn verblijf hier in het familiehuis niet dulden zal, maar er is
ook nog 'n andere oplossing.
Bij die laatste woorden had ze nog even haar trots laten varen
en doelde openlijk op een wettelijke verbintenis.
Er kwam zo'n sarcastische grijns op zijn gezicht, dat ze tril
lend van woede en gekrenkte trots opstond.
Zij leunde tegen de schoorsteen, waarop een zwaar bronzen
kandelaar stond. Haar handen gleden nerveus over dit voor
werp. Haar ogen vlogen naar zijn schijnbaar zo rustige figuur
in de stoel. Die kandelaar was massief. Je zou er best iemand
een flinke tik mee kunnen geven. Wat was er aan hem ver
loren?
Op dit moment haatte ze hem zo, dat ze aan eigen veiligheid
niet dacht. Haar vingers omklemden het sierstuk steviger, haar
zenuwen waren tot het uiterste gespannen.
„Beheers je, kuiken".
Zijn stem klonk als een pistoolschot. Zij kromp in el kaar, wi-1
loos zakten haar handen.
Ik begrijp niet waar je je zo over opwindt, ik heb je toch nooit
iets beloofd. Zijn stem klonk vlak en onverschillig. „Als je weg
wilde heb ik je nooit gevraagd te blijven", vervolgde hij. „Je
kunt niet ontkennen dat je geheel uit vrije wil bij me gebleven
bent".
Wezenloos stond ze naar hem te kijken. Hoe had ze zich ocrit
wijs kunnen maken, dat ze op de lange duur zijn genegenheid
wel zou kunnen winnen. Hij was absoluut gevoelloos.
Op dezelfde, vlakke toon ging hij verder. „Ik meen dat je nu
zeventien jaar bij me bent
Hij zegt het alsof hij 'n hondje heeft gehouden, ging' het door
haar heen, waarom zegt hij niet zeventien jaren samen, geweest.
Nu dacht ze bitter, ga maar verder met je grafrede.
„De laatste tijd word je zo nukkig, ik weet niet wat je je in
het hoofd hebt gehaald, maar je hebt geen positieve bewijzen,
dat ik ook maar de minste aanleiding gegeven heb, cm jou aan
een of ander waandenkbeeld te helpen".
„Ik ben een idioot geweest", snikte ze, „al mijn rnooie jaritn
heb ik aan jou opgeofferd. Nu word ik als een afgedragen kle
dingstuk afgedankt".
Plotseling ging ze recht voor hem staan. „Maar ik ga niet
weg." Ze was helemaal vergeten wat ze zich zo juist voorge
nomen had. Een plan om hem tegen te werken was- nu veel
sterker in haar.
„Laat je zuster maar komen, ik laat me voor haar niet bulten
zetten."
Uitgeput liet ze zich weer op een stoel zakken.
Zonder enig medelijden keek hij naar haar. TJfe hele scè. ne
scheen hem tenslotte alleen maar te vermaken.
Koppig herhaalde zij „Ik blijf hier, ik wil ook nog wel eve. n
genieten van de gezelligheid, die ik hier zelf bewerkt heb."
Uitdagend liet ze er op volgen. „De tijd dat ik weg qa, zal ik
zelf bepalen".
Wordt vervolgd
worden keurig verzorgd,
gaarne in dit blad geplaatst
80x 190
tweemaal 80 x 190
tweemaal 80 x 190
1-persoons
1-persoons, goed gevuld
2-persoons, 3-delig
2-persoons, 3-delig
2-persoons, 2-delig
best. uit 1-pers. ledikant,
tafel,
stoel en nachtkastje