„het was van ons" Nieuws van overal Slagerij Hoogvorst UW ADVERTENTIES Weekend aanbieding: 500 500 gr gr Riblappen Saucijzen f f 2.40 2.00 100 gr magere Ham f 0.48 100 100 gr gr Boterhamworst Ham f 0.92 250 250 gr gr metworst leverworst f 1.25 door HANOL SPOOR Frank scheen werkelijk opgetogen over haar komst. Het drong nu pas tot hem door dat hij haar enige tijd niet had gezien. Hij vertelde breedvoerig van zijn laatste aanwinsten. Geen ogenblik kwam de gedachte bij hem op dat zijn vreugde een diepere oorzaak kon hebben. Joke ging ook even in het broedhuis kijken, naar de grote machines Het wekte steeds weer haar bewondering dat er uit zo iets levende wezens geboren konden worden; van die kleine, donzige kuikentjes, die eerst nat en hulpeloos uit een ei kwamen krui pen, en later zo parmantig op hun pootjes stonden. Frank vertelde dat hij uit Barneveld een paar honderd kui kens had laten komen, daar het doorfokken met eigen broed, inteelt tengevolge zou hebben, waardoor het soort zou ver zwakken. Vreemd genoeg waren Frank's woorden op een eigenaardige manier in haar gedachten blijven hangen. Wilden zij zelf ook niet op een oudbakken manier in het dorp doorgaan? Zouden zij niet het liefst de kleine plaats willen isoleren? Zou het niet beter zijn als er een nieuwe geest als een frisse wind doorheen waaide? Was hun gemoedelijkheid, gemakzucht? Och, hoe kwam ze er in hemelsnaam bij om de kuikens met de mensen te vergelijken. Misschien omdat vader pas nog opmerkte dat de meeste uitvindingen al eeuwen in de natuur in gebruik zijn. Ze was zo met haar gedachten afgedwaald, dat Frank wat bevreemd vroeg: „is er wat, Joke?" Ze schrok op. Nu was zijn aandacht zuiver op haar gericht. Met verlangen keek ze hem aan. Zou ze nu maar niet voor een keer alle muizenissen uit haar hoofd zetten en hem aan het verstand brengen dat ze naar hem verlangde, dat ze door hem gekust wilde worden, en dat er dan niets in de wereld meer op aan kwam. Wat had een vrouw het toch moeilijk op dat punt. Stond daar de man waarnaar haar liefde uitstraalde, en hij kon maar niet wakker geschud worden. Nog steeds zag hij het kind in haar. Met moeite werd zij zichzelf meester. Dan vertelde zij in het kort hetgeen haar al dagen vervolgde. „O Frank, ik ben zo bang dat zo iets eens werkelijkheid zal worden. Stel je voor, een renbaan. Wat moeten wij daartegen nu beginnen? Frank was sprakeloos. Dan zei hij: „die vent heeft geen hart, hij moet gekielhaald worden." Doch hoe ze ook de zaak aan alle kanten bekeken, ze zagen geen doeltreffende tegenmaatregelen. „We zullen er met Paul over praten", besloot Frank, „misschien kent hij mensen die over genoeg idealen en liefde voor de natuur beschikken om dit tegen te gaan". Een weinig opgelucht besloten ze een van de hoogste duin toppen te beklimmen. „Doen wie er eerste is", daagde Joke overmoedig uit. Bijna gelijktijdig kwamen ze boven aan. Iedere keer weer opnieuw konden hun ogen zich niet genoeg verzadigen aan de afwisselende duinbegroeiing. „Al heel jong zouden alle kinderen van de natuur moeten leren houden. Fei telijk moesten zij hier worden grootgebracht", zei Joke. „Bij Sternhout heeft dit toch niet geholpen", zei Frank ge laten. „Heb je nog iets naders gehoord?" „Nee, het schijnt hem niet voor de wind te gaan. Die vriend van Paul verstaat zijn vak, en weet hoe hij hem moet aan pakken. Toch laat ik me heus niet in slaap wiegen door het idee dat het conflict beëindigd is". „Als het maar geen stilte voor de storm is", betwijfelde Joke. „Hé, kijk", viel Frank ineens in, „daar gaan Sternhout en Mia, „hoe hebben ze elkaar gevonden. Daarom zie ik haar de laatste tijd zo weinig". „Heb je haar dan gemist?" kon Joke niet nalaten om te vragen. „Welnee, ik bedacht dit op het moment dat ik hen zag. Een nobel stel", spotte Frank. „En toch hebben beiden, diep verborgen nog een restje menselijkheid", zei Joke ernstig. HOOFDSTUK XIII Een gelukkig ongeluk Langzaam vergleden voor Joke de zomermaanden. Voor hen die van de tijd iets verwachten tellen de uren dubbel. Het dorp had zijn hoogtepunt van het badseizoen beleefd. Koortsachtig was er door velen gewerkt. Dag en nacht was men in de weer geweest om het de vakantiegangers naar de zin te maken. Voor de meesten was dit werk nog vreemd.. Handen, waaraan het eelt van het grondwerk zat, droegen voorzichtig balancerend de presenteerbladen. Nu slaakte men een zucht van verlichting, omdat bijna alle badgasten vertrokken waren, om meteen tot de ontdekking te komen dat de zomer ook voor hen voorbij was. Veel van het zuurverdiende geld werd naar de notaris ge bracht, als aflossing van hypotheken op bouw of verbouw. Als men de zuchten en tranen niet meetelde, waren de verwachtin gen niet tegengevallen, en was de uitslag van de mooie zomer bevredigend. Wel waren de tuinen verwaarloosd en had men het intieme verkeer in de huiselijke kring moeten ontberen, maar dergelijke sentimentaliteit leer je wel af. De eerzucht kreeg de mensen te pakken. Nu reeds onder scheidde men de clubjesgeest. Grote rivaliteit ontstond om tot de notabelen van het dorp te worden gerekend. Dit alles be keken de duinbewoners als van een afstand. Het deed pijn, de grote dorpsgemeenschap te zien versnipperen, maar ze wa ren ook in staat de andere zijde te zien. Het dorp werd wel varender. De huizen kregen nu een verfje en de kinderen betere kleren. Ja, het werd verleidelijk om niet mee te doen, maar de dorpssfeer leed er onder. Er was deze zomer geen plekje in het dorp waar geen men sen te vinden waren. Joke moest toegeven dat er zich onder hen ook echte natuurliefhebbers bevonden. Mensen, die rustig en stil hun gang gingen en waarvan niemand last ondervond. Al werd de behoefte aan recreatiegebied groot, een renbaan, neen, daarmee waren de mensen toch ook niet gebaat, dacht Joke. Op het landgoed Duinsfort heerste volslagen rust, alsof men van dé ene wereld in de andere kwam, zo viel het verschil op, voor de weinigen die er toegang hadden. Paul, die weinig interesse had voor het badleven, maakte veel gebruik van de duinpaadjes. Het liefst zocht hij mooie plekjes, die hij niet onverdienstelijk met zijn penseel vastlegde. Urenlang kon hij daarmee bezig zijn. Een van die keren dat hij vol aandacht bezig was, passeerde een dame heel dichtbij. Een vleugje parfum, zacht en beschei den, streelde even zijn reukorganen. Zijn adem stokte, en hij CMest zich geweld aandoen zich niet met een ruk om te idraaien. Wie herinnerde hem daar aan vroeger tijden? De wind voerde het vleugje liefelijkheid weer mee. Paul haalde diep adem, als om de aangename herinnering vast te houden. Zijn adem had getrild. Hij keek de verdwijnende figuur na. Het was een elegante verschijning, iets te gekleed voor deze omgeving. Toch bewoog ze zich met een gemak of zij zich hier geheel thuis voelde. Er kwam een diepe frons in Pauls voorhoofd. Wat trof hem in haar? Bestond er werkelijk zo'n groot toeval? Die avond keek hij lang naar het getekende meisjeskopje dat boven zijn bed hing. Met een zekere ongedurigheid wandelde Paul de andere dag uren rond. Hij had geluk. Op een gegeven ogenblik zag hij haar uit een der zijpaadjes komen. Nu kon hij op zijn gemak haar gezichtje bestuderen. Zij beklom een hoge duintop, vanwaar men een prachtig uitzicht had op de zilverblinkende zee. Haar kleding wapperde in de wind. Stil tuurde zij de wijde vlakte over. Paul kon niet genoeg naar haar kijken, en zijn vermoeden was werkelijkheid. In haar herkende hij het origineel van zijn meisjeskopje. Ze was ouder, maar nog mooier geworden, vond hij, meer vastberaden en ook nog trotser. Hoe zou ze reageren als hij zich bekend maakte? Juist wilde hij ook de duintop gaan beklimmen toen hij zag dat de uiterste duinrand waarop zij stond langzaam losscheurde. Hij wilde haar een waarschuwing toeroepen, maar klemde zijn lippen op elkaar. Tenslotte liep ze geen groot gevaar, en zou allicht zijn aanwezigheid meer op prijs stellen als ze hulp kon gebruiken. Zij wankelde even, en met een verschrikt kreetje verdween ze in de diepte. Paul was zo vlug hij kon het duin opgesneld, en keek over de rand van de steile helling. Het water had dit gedeelte van de duinen ondermijnd, en bij het betreden daar van zakte de top weg, de argeloze wandelaarster meevoerend. Paul zag haar worstelen om uit het zand te komen, en vond het nu tijd om in te grijpen. Met een sprong plofte hij naast haar neer. Enigszins dwaas keken ze elkaar aan. Dan kleurde een diep rood het gelaat van Lydia, want zij was de onfortuinlijke zand- drenkeling die zo de belangstelling van Paul had opgewekt. „Paul", stamelde ze, „waar kom jij vandaan?" „Van boven", zei hij droog, „ik ben ridder j-oophart en snel mijn heldin te hulp". „Doe niet zo flauw, en help me liever om uit dit kriebelige zand te komen". Paul moest eerst zichzelf loswerken, en hielp daarna Lydia uit haar netelige positie. Ze keken elkaar aan en schaterden het plotseling uit om de grappige situatie, waarin ze verkeerd hadden. „Dat juist mij dit moest overkomen", lachte Lydia, „terwijl ik zo goed weet dat dit op een steile helling ieder ogenblik kan gebeuren. Vroeger als kind zochten we juist dit soort hel lingen uit om er glijbaantje te spelen". „Heb jij hier dan gewoond?" vroeg Paul verbaasd. Lydia beet zich op haar lip. Dat was waar ook. Paul kende niet eens haar ware naam. Beiden waren leerling op een acade mie geweest. Haar voogd had zich daartegen eerst sterk ver zet. Hij vond het in haar stand niet te pas komen om samen met allerlei excentrieke types les te nemen in een lichtzinnig vak als kunstschilderen. Lydia's betoog, dat er degelijke en hardwerkende jongelui op de academie waren, werd niet aanvaard en tenslotte kreeg ze toestemming onder voorwaarde dat zij zou worden inge schreven onder een aangenomen naam. Onder deze naam had ze dus Paul leren kennen, en er was een hechte vriendschap ontstaan. Paul had van haar een schets gemaakt, welke op een ten toonstelling zo de aandacht trok, dat de pers er gewag van maakte. Het frappante kopje stond in vele kranten afgebeeld. Lydia moest hierna onmiddellijk naar het buitenland. Ze ver dween als het ware in rook, uit Pauls leven. Hij had haar echter nooit kunnen vergeten. Diep beledigd over haar plotselinge verdwijnen had hij zijn schilderstudie er aan gegeven, en was zijn vaders wens om vooor landbouwingenieur te studeren, gaan vervullen. „Ben jij hier met vakantie?" probeerde Lydia nog even het bekendmaken van haar identiteit uit te stellen. „In zekere zin wel", zei Paul, „misschien een heel lange vakantie, misschien voor altijd". „Wil je zeggen dat je hier woont?" vroeg ze verbaasd. „Ja, en het bevalt me hier uitstekend". Daarna vertelde Paul dat hij bij zijn vriend woonde, en hoe deze moest worden bijgestaan om zijn pachtheer te weerstre ven. Lydia vond de situatie nu nog moeilijker worden. Zij wist niet veel van de plannen van haar broer. Zij verweet zichzelf dat ze Richard veel te veel zijn gang had laten gaan. De be zittingen behoorden hen beiden, maar ze maakte nooit gebruik van haar medezeggenschap. Dat er onrechtvaardige dingen kon den gebeuren was nooit bij haar opgekomen. Met zachte stem vertelde ze Paul alles, vanaf de laatste dag van hun vriend schap tot aan het moment dat ze naar het landgoed toeging. Toen het Paul langzaam duidelijk werd dat Sternhout haar broer was, stond hij perplex. Daarna viel er een veelbetekenen de stilte. Lydia werd het bang te moede. Natuurlijk dacht Paul dat ze met alles op de hoogte was. Het was ook niet goed ie praten dat ze zich door haar broer als een debiel kind had iaten leiden. Lydia, die bij al haar kennissen als de ongenaakbare door ging, smeekte Paul nu om haar omstandigheden te begrijpen. Paul, die zielsgelukkig was dat hij haar had teruggevonden, ge noot van haar lieve stem. Hij bedacht, hoe hij een zeker tijd verlies van Frank veroordeeld had, en moest bekennen dat hij zelf hard op weg was om alle records op dit gebied te slaan. Geen minuut meer, ging het door hem heen, en hij sloot haar in zijn armen. Hun wat late geluk was begonnen. HOOFDSTUK XIV De jachtpartij. Wekenlang gingen Paul en Lydia op in het genot van hun samenzijn. Het tere punt, het beheren van het landgoed, had zij nog niet met haar broer besproken. Het leek ook niet nodig. Bericht van vorderingen bleven uit. Daar Lydia besefte, dat het onderhoud niet aangenaam zou zijn, wachtte ze steeds op een goede gelegenheid. Haar broer was bijna altijd in een slechte stemming. Zo goed en zo kwaad als het ging, had hij zich door de zomer geworsteld. Het platteland begon hem tegen te staan, maar hij wilde in de buurt blijven om Frank voor het minste vergrijp te laten boeten. Ook werd hij steeds kribbiger door het uitblijven van succes van zijn advocaat. Als die koppige boer, zoals hij Frank noemde, ook niet een advocaat in de arm had genomen, was de zaak al in kannen en kruiken geweest. Nu had hij bericht ontvangen, dat, wilde hij op succes rekenen, de zaak anders geformuleerd moest worden. En iedere dag was nodig om voorbereidingen te treffen, wilde hij volgend jaar de eerste winsten van de renbaan in ontvangst kunnen nemen. Mia probeerde hem zoveel mogelijk afleiding te geven. Dat dit veel van haar geduld vergde, kon alleen diegene begrijpen die haar karakter kende. Sternhout liep nu met plannen rond voor een groot opgezette jachtpartij. Daarvoor zou hij invloedrijke personen, die hij no dig meende te hebben voor zijn plannen, uitnodigen. Mia paste niet in dit schema, en daarom ontliep hij haar weer een tijdje. Zijn zuster zou er wel niets op tegen hebben om een select gezelschap te ontvangen. Zij maakte bovendien nog een prach tige kans op een goede partij. Een rijk huwelijk kon alleen zijn positie versterken. Zij zou haar romantische neigingen, om al leen uit liefde te willen trouwen, nu wel te boven zijn. Hoewel, het gezicht waar ze de laatste tijd mee rondliep, stond vol raad sels. Enfin, als ze hem maar de vrije hand liet, zou hij wel zor gen dat hun fortuin ongekende afmetingen aannam. De voorbereidingen voor de jachtpartij hielden hem weer een tijdje bezig. Hij ondervond nu ook weer dat men gemak kelijker vijanden maakt dan vrienden. Een van zijn mensen, de oude Meijer, wist niet hoe hij het lijdelijk verzet van het dorp moest overbrengen. Verlegen draaiend met zijn pet stond hij voor Sternhout. Haperend vertelde hij, dat hij onmogelijk men sen in 't dorp had kunnen krijgen om tijdens de jachtpartij te komen drijven. „Ziet U", stamelde hij, „ziet U, ze hebben geen zin. Laat hij zijn eigen konijntjes maar opjagen, zeggen ze, of een serie hon den nemen". „Honden zijn niets waard in de duinen. Ze besteden uren om een konijn uit te graven en je wordt tureluurs van de herrie. Een grote jachtpartij gaat niet zonder drijvers. Zeg tegen dat volk dat ik hier een konijnenplaag zal laten uitbreken. Geen konijn wordt er meer geschoten. Zij behoeven dan niet aan te komen met klachen over kaalgevreten tuinen. Welke reden geven zij op voor hun weigering?" „Tja, jonker, men zegt dat U Frank wil verdrijven uit zijn huis, en dat van de Verhagens zijn ze ook nog niet vergeten, zeggen ze". „Wat", brulde Sternhout, „willen die boerenkinkels mij de les lezen?" Plotseling bedacht hij, dat hij tegenover zijn gasten een slecht figuur zou slaan als hij niet over drijvers beschikte. Wie kon den hem beter helpen dan de inwoners, die richting en ligging van het terrein precies wisten? Hij zou uit een ander vaatje moeten tappen. „Zeg aan de mannen dat ze dubbel loon krijgen. Laat ze eieren voor hun geld kiezen. Een hoge konijnenstand is ook niet alles". Zo kwam het dat er tijdens de daarop volgende dagen enige beroering was in het dorp. Jonge mannen kwamen in kleine groepjes bij elkaar, en soms klonk er een schaterlach. „We moeten Frank er buiten proberen te houden", zei er een; „ik weet zeker dat hij niet met onze plannen instemt". „Nee", antwoordde een ander, „doch toevallig weet ik dat hij voor zaken een paar dagen naar de stad moet; dan ga ik om een stelletje jachtvergunningen op zijn grond, bij zijn vriend. Die heeft toch geen verstand van die dingen. Hij weet alleen dat Frank graag zo weinig mogelijk konijnen op zijn land heeft. We vertellen aan Meijer dat het de volgende week voor ons de beste tijd is. Meer zullen we hem maar niet zeggen. Laten we het maar onder ons houden". Sternhout lachte in zijn vuistje, toen hij hoorde dat de man nen toch hun diensten aanboden. Zie je wel, dacht hij, als ik maar met geld rammel, dan verdwijnt dat zogenaamde gemeen schapsgevoel wel. Werkelijk hadden enkele hooggeplaatste personen gehoor gegeven aan de uitnodiging om te komen jagen. Sommigen had den hun personeel meegebracht, en weldra was het op Duins fort een en al drukte en beweging. Joke moest in de keuken de scepter zwaaien, iets, dat ze met zoveel personeel maar matig vond. De geringschatting waarmee over het buitenleven gesproken werd, omdat alle comfort ontbrak, deed haar onaan genaam aan. Lydia had met vreugde met haar broers plannen ingestemd. Zij vond het een goede stap om hem weer in het normale leven opgenomen te zien. De dag van de jachtpartij stonden vele drijvers, met lange stokken gewapend, klaar om de konijnen uit hun schuilhoeken te jagen. De heren zagen niet hoe de drijvers elkaar toewenk ten. Het gezelschap verspreidde zich. Sternhout gaf een teken, en de drijvers begonnen met stokken te slaan en luid misbaar te maken. Men scheen zijn dubbel loon waard te willen zijn en was overmatig vlijtig. Men draafde, sloeg en schreeuwde dat horen en zien verging. Ze leken wel van de duivel bezeten, zoals een der heren het uitdrukte. De jagers konden onmogelijk dit tempo bijhouden. Er viel een enkel schot. Het scheen wel dat er steeds meer drijvers bij kwamen. Als uit de grond verrezen, vermeerderden zij zich. Allen draafden één richting uit. Sternhout begreep al spoedig dat er iets mis ging. Behalve één armtierig beest had hij nog geen slachtoffers gemaakt. Heel in de verte hoorde hij het gillen van de door hem gehuurde mannen. Noch zijn roepen, noch zijn wenken schenen ze te begrijpen. Hij klom boven op een hoge duintop en haalde zijn verrekijker te voorschijn. Hij slaakte woedende verwensingen. „Ze sabo teren, dat schorum. Met welk doel jagen ze nu nog steeds door?" Al gauw zag hij het. Alles stoof naar de richting van die verwenste Frank. Dat moest er nu nog bijkomen. Dat zou hem duur te staan komen. Intussen gingen de drijvers geanimeerd hun gang. Ze namen hun taak op, alsof er een fortuin te verdienen viel. In een ge weldig grote kring joegen ze de wipstaartjes voor zich uit. Paul, die alleen thuis was, hoorde al van verre het lawaai zijn kant opkomen. Verwonderd vroeg hij zich af wat dit india- nengehuil te betekenen had. Hij had met een gerust hart toe stemming gegeven om op Franks grondgebied te jagen. Temeer daar hij zijn vriend had horen klagen dat hij geen tijd had om dat konijnengoedje in bedwang te houden. Paul was een dieren vriend, en vond het hele geval nogal wreed, doch Frank had gezegd dat het erger kon worden dan een sprinkhanenplaag. Het geschreeuw kwam steeds nader; er viel een schot. Als bij afspraak begonnen er vele geweren tegelijk te ratelen. Pauls eerste reactie, nog overgehouden van de oorlog, was zich plat op de grond te werpen, maar hij bedacht dat deze aanval on mogelijk op hem gemunt kon zijn. Toch vond hij het beter niet naar buiten te gaan en maar te wachten tot de bui wat over gedreven was. Toen het rumoer verstomde, waagde hij een kijkje buiten de deur, en wat hij toen zag deed hem verstomd staan. Overal uit de bosjes kwamen lachende mannen te voorschijn. „Nou", bromde hij, „ze moeten nodig de konijnen verwijten dat ze zich zo snel vermenigvuldigen; mij dunkt, dit is toch ook niet mis". Achter de mannen met hun geweren volgden de drijvers. Aan Pauls verbazing kwam geen einde. Eindelijk begon hij te be grijpen dat hier meer achter zat. Men joelde, en glom van pret. Verschillende dode langoortjes werden als een soort zoenoffer aan Pauls voeten gelegd. Er werd gelachen en gezwaaid naar zijn nog steeds verbouwereerd gezicht. Een van hen, die de rij sloot, zei, zijn gehele gelaat een en al vrolijkheid, „nou mijnheertje, wat denkt U, dat is nu ons dorp". „Vertel me eerst maar eens vlug wat dit allemaal betekent, want mijn hoofd er af als dit helemaal normaal is". Opgetogen werd Paul verteld van de kool die men Sternhout gestoofd had. „Hier is wel geen volksgericht meer, met ketel muziek en zo, maar wij tonen op een andere manier dat we niet van hem gediend zijn. We wilden Sternhout geen diensten bewijzen, maar toch wel graag de konijnen wat opgeruimd zien, en daarom dit plannetje". De verteller gaf Paul zon veelbetekenend knipoogje, dat deze onwillekeurig in de lach schoot. „De afspraak was, om de konijnen allemaal hier naar toe te jagen. Daar wachten onze jagers, die de hele zaak neerpangden". „Maar was er dan geen gevaar om op elkaar te schieten?" „Nee, bij het eerste schot lieten alle drijvers zich vallen, maar bleven nog gillen". „En kan dit nu niet als diefstal aangerekend worden?" vroeg Paul nog niet helemaal gerustgesteld. „Welnee, de beestjes zijn op het grondgebied van de baas geschoten, daaraan kan hij toch niets doen dat ze allemaal deze kant op wilden." „Hierover komt het dorp in geen jaren uitgepraat, iedereen heeft bout vandaag, zieken en gezonden. Verder is er nog genoeg voor de handelaar over, zodat ons loon, dat we nu niet bij Sternhout kunnen halen, er niet bij inschiet". Degene die het verhaal deed, sloeg zich van pret op de knieën. „Boerenkinkels noemt hij ons, maar nu hebben we de heren 't nakijken gegeven". Paul gunde de mannen de overwinning, maar kon er toch niet van harte mee instemmen. Hij vreesde dat Frank niet van dergelijke geschiedenissen zou houden. Bovendien zou het de strijdlust van Sternhout wel eens kunnen aanwakkeren, waar door er weer nieuwe moeilijkheden konden komen. Lydia stelt zich teweer Sternhout was als een briesende leeuw thuisgekomen. Hoewel de meeste heren het geval nogal sportief opnamen, enkelen maakten er zich zelfs vrolijk over, voelde hoe toch zijn prestige door de modder gesleurd. Behalve dat, deed het de grootste afbreuk aan de welwillende stemming die hij bij de heren had willen opwekken. Hoe moest hij deze mensen voor zijn plannen winnen, nu duidelijk getoond was dat de bevolking hem niet goed gezind was. Zijn gasten stelden hem toch al lastige vragen, en met een wrokkig schouderophalen verspeelde hij hun laatste beetje sym pathie. Zelfs Lydia, hoe charmant overigens, kon de stemming tij dens het diner niet meer op peil krijgen. Zij beduidde een paar maal haar broer, zijn boze blikken wat te temperen, maar deze had zo weinig geleerd zich te beheersen, dat hij zijn luim onmogelijk kon verbergen. Wordt vervolgd Kerkstraat 11, tel. 2028 Zeeweg 32, tel. 3319 De gehele week ter kennismaking Calypso's per stuk 35 cent a.s. Dinsdag 500 gr Schouderkarbonade f 2.28 250 gr Leverworst f 0.50 a.s. Woensdag natuurlijk Gehakt, per 500 gr nog steeds f 1,48 met zakje kruiden en zout 250 gr Gek. worst f 0,75 Donderdag Saucijzen schijven per stuk f 0,40 3 schijven f 1.05 200 gr Boterhamworst f 0,50 Huzarensla, per 100 gr. f 0,40 LI kunt uw vlees desgewenst thuis bezorgd krijgen, maar bestelt U dan s.v.p. vroegtijdig VLEUGELLOZE KIPPEN Uitgaande van de gedachte dat een produktiekip niet vliegt heb ben de Japanners onderzoekingen gedaan naar de voor- en nadelen van vleugels bij kippen. „Der Tierziichter" meldde hierover on langs opmerkelijke resultaten. Zo zouden kippen, waarvan de vleugels in de jeugd langs ope ratieve weg of met elektrische apparatuur verwijderd zijn, aan zienlijk meer vlees produceren dan met vlerken uitgeruste hoen ders, vleugeloze kippen bleken in Japan tot 14.7 méér vlees te hebben, aldus „de Plattelands post". PLASTIC VERDRINGT TURFMOLM Ter vervanging van turfmolm wordt in de Amerikaanse land bouw steeds meer plastic ge bruikt om planten en vruchten te beschermen. In de praktijk blijkt dit produkt veel beter te voldoen, terwijl het bovendien goedkoper is. Men constateert dat de vruch ten sneller rijp worden en dat de opbrengsten groter zijn. De plastic, die in stroken rond de planten wordt aangebracht, zorgt ervoor dat de bodem ook na zonsondergang, de warmte veel langer vasthoudt. Bovendien kan het water in de grond niet verdampen, waardoor de bodem constant vochtig blijft. Het plas tic belemmert voorts de groei van het onkruid, zodat alle groei stoffen aan de planten ten goede komen. Tenslotte beschermt het de wortels tegen wegspoeling van de grond bij hevige regenval. GRONDONDERZOEK OP VEEBEDRIJVEN Uit de inzendstatistieken van het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek met laboratoria te Oosterbeek, Gro ningen, Geldrop en Goes blijkt dat het grondonderzoek op bouw land meer is ingevoerd dan op grasland. Uit de resultaten van het on derzoek bij de Bodem-Plant- Dier-projecten te Woudenberg, Hoogland en Borculo is echter naar voren gekomen dat het grondonderzoek op grasland uiterst belangrijk is. De bemes tingstoestand van de percelen heeft grote invloed op de gezond heidstoestand en daarmede ook op de productiviteit van de die ren. Grondonderzoek heeft dus een grote waarde op grasland. Inlich tingen worden u gaarne vrijblij vend verstrekt door de monster nemers. worden keurig verzorgd, gaarne in dit blad geplaatst

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1960 | | pagina 6