„het was van ons"
Nieuws van overal
Slagerij Hoogvorst
UW ADVERTENTIES
Weekend aanbieding:
500
500
gr
gr
Riblappen
Saucijzen
f
f
2.40
2.00
100
gr
magere Ham
f
0.48
100
100
gr
gr
Boterhamworst
Ham
f
0.92
250
250
gr
gr
metworst
leverworst
f
1.25
door HANOL SPOOR
Frank scheen werkelijk opgetogen over haar komst. Het drong
nu pas tot hem door dat hij haar enige tijd niet had gezien.
Hij vertelde breedvoerig van zijn laatste aanwinsten. Geen
ogenblik kwam de gedachte bij hem op dat zijn vreugde een
diepere oorzaak kon hebben.
Joke ging ook even in het broedhuis kijken, naar de grote
machines
Het wekte steeds weer haar bewondering dat er uit zo iets
levende wezens geboren konden worden; van die kleine, donzige
kuikentjes, die eerst nat en hulpeloos uit een ei kwamen krui
pen, en later zo parmantig op hun pootjes stonden.
Frank vertelde dat hij uit Barneveld een paar honderd kui
kens had laten komen, daar het doorfokken met eigen broed,
inteelt tengevolge zou hebben, waardoor het soort zou ver
zwakken.
Vreemd genoeg waren Frank's woorden op een eigenaardige
manier in haar gedachten blijven hangen. Wilden zij zelf ook
niet op een oudbakken manier in het dorp doorgaan? Zouden
zij niet het liefst de kleine plaats willen isoleren? Zou het niet
beter zijn als er een nieuwe geest als een frisse wind doorheen
waaide? Was hun gemoedelijkheid, gemakzucht?
Och, hoe kwam ze er in hemelsnaam bij om de kuikens
met de mensen te vergelijken. Misschien omdat vader pas nog
opmerkte dat de meeste uitvindingen al eeuwen in de natuur
in gebruik zijn.
Ze was zo met haar gedachten afgedwaald, dat Frank wat
bevreemd vroeg: „is er wat, Joke?"
Ze schrok op. Nu was zijn aandacht zuiver op haar gericht.
Met verlangen keek ze hem aan. Zou ze nu maar niet voor een
keer alle muizenissen uit haar hoofd zetten en hem aan het
verstand brengen dat ze naar hem verlangde, dat ze door hem
gekust wilde worden, en dat er dan niets in de wereld meer op
aan kwam. Wat had een vrouw het toch moeilijk op dat punt.
Stond daar de man waarnaar haar liefde uitstraalde, en hij
kon maar niet wakker geschud worden. Nog steeds zag hij het
kind in haar.
Met moeite werd zij zichzelf meester. Dan vertelde zij in het
kort hetgeen haar al dagen vervolgde. „O Frank, ik ben zo
bang dat zo iets eens werkelijkheid zal worden. Stel je voor,
een renbaan. Wat moeten wij daartegen nu beginnen?
Frank was sprakeloos. Dan zei hij: „die vent heeft geen hart,
hij moet gekielhaald worden."
Doch hoe ze ook de zaak aan alle kanten bekeken, ze zagen
geen doeltreffende tegenmaatregelen. „We zullen er met Paul
over praten", besloot Frank, „misschien kent hij mensen die
over genoeg idealen en liefde voor de natuur beschikken om
dit tegen te gaan".
Een weinig opgelucht besloten ze een van de hoogste duin
toppen te beklimmen. „Doen wie er eerste is", daagde Joke
overmoedig uit. Bijna gelijktijdig kwamen ze boven aan.
Iedere keer weer opnieuw konden hun ogen zich niet genoeg
verzadigen aan de afwisselende duinbegroeiing. „Al heel jong
zouden alle kinderen van de natuur moeten leren houden. Fei
telijk moesten zij hier worden grootgebracht", zei Joke.
„Bij Sternhout heeft dit toch niet geholpen", zei Frank ge
laten.
„Heb je nog iets naders gehoord?"
„Nee, het schijnt hem niet voor de wind te gaan. Die vriend
van Paul verstaat zijn vak, en weet hoe hij hem moet aan
pakken. Toch laat ik me heus niet in slaap wiegen door het
idee dat het conflict beëindigd is".
„Als het maar geen stilte voor de storm is", betwijfelde
Joke.
„Hé, kijk", viel Frank ineens in, „daar gaan Sternhout en
Mia, „hoe hebben ze elkaar gevonden. Daarom zie ik haar de
laatste tijd zo weinig".
„Heb je haar dan gemist?" kon Joke niet nalaten om te
vragen.
„Welnee, ik bedacht dit op het moment dat ik hen zag. Een
nobel stel", spotte Frank.
„En toch hebben beiden, diep verborgen nog een restje
menselijkheid", zei Joke ernstig.
HOOFDSTUK XIII
Een gelukkig ongeluk
Langzaam vergleden voor Joke de zomermaanden. Voor hen
die van de tijd iets verwachten tellen de uren dubbel.
Het dorp had zijn hoogtepunt van het badseizoen beleefd.
Koortsachtig was er door velen gewerkt. Dag en nacht was
men in de weer geweest om het de vakantiegangers naar de
zin te maken. Voor de meesten was dit werk nog vreemd..
Handen, waaraan het eelt van het grondwerk zat, droegen
voorzichtig balancerend de presenteerbladen.
Nu slaakte men een zucht van verlichting, omdat bijna alle
badgasten vertrokken waren, om meteen tot de ontdekking te
komen dat de zomer ook voor hen voorbij was.
Veel van het zuurverdiende geld werd naar de notaris ge
bracht, als aflossing van hypotheken op bouw of verbouw. Als
men de zuchten en tranen niet meetelde, waren de verwachtin
gen niet tegengevallen, en was de uitslag van de mooie zomer
bevredigend.
Wel waren de tuinen verwaarloosd en had men het intieme
verkeer in de huiselijke kring moeten ontberen, maar dergelijke
sentimentaliteit leer je wel af.
De eerzucht kreeg de mensen te pakken. Nu reeds onder
scheidde men de clubjesgeest. Grote rivaliteit ontstond om tot
de notabelen van het dorp te worden gerekend. Dit alles be
keken de duinbewoners als van een afstand. Het deed pijn,
de grote dorpsgemeenschap te zien versnipperen, maar ze wa
ren ook in staat de andere zijde te zien. Het dorp werd wel
varender. De huizen kregen nu een verfje en de kinderen betere
kleren. Ja, het werd verleidelijk om niet mee te doen, maar
de dorpssfeer leed er onder.
Er was deze zomer geen plekje in het dorp waar geen men
sen te vinden waren. Joke moest toegeven dat er zich onder
hen ook echte natuurliefhebbers bevonden. Mensen, die rustig
en stil hun gang gingen en waarvan niemand last ondervond.
Al werd de behoefte aan recreatiegebied groot, een renbaan,
neen, daarmee waren de mensen toch ook niet gebaat, dacht
Joke.
Op het landgoed Duinsfort heerste volslagen rust, alsof men
van dé ene wereld in de andere kwam, zo viel het verschil op,
voor de weinigen die er toegang hadden.
Paul, die weinig interesse had voor het badleven, maakte
veel gebruik van de duinpaadjes. Het liefst zocht hij mooie
plekjes, die hij niet onverdienstelijk met zijn penseel vastlegde.
Urenlang kon hij daarmee bezig zijn.
Een van die keren dat hij vol aandacht bezig was, passeerde
een dame heel dichtbij. Een vleugje parfum, zacht en beschei
den, streelde even zijn reukorganen. Zijn adem stokte, en hij
CMest zich geweld aandoen zich niet met een ruk om te
idraaien. Wie herinnerde hem daar aan vroeger tijden?
De wind voerde het vleugje liefelijkheid weer mee. Paul
haalde diep adem, als om de aangename herinnering vast te
houden. Zijn adem had getrild.
Hij keek de verdwijnende figuur na. Het was een elegante
verschijning, iets te gekleed voor deze omgeving. Toch bewoog
ze zich met een gemak of zij zich hier geheel thuis voelde. Er
kwam een diepe frons in Pauls voorhoofd. Wat trof hem in
haar? Bestond er werkelijk zo'n groot toeval? Die avond keek
hij lang naar het getekende meisjeskopje dat boven zijn bed
hing.
Met een zekere ongedurigheid wandelde Paul de andere dag
uren rond. Hij had geluk. Op een gegeven ogenblik zag hij haar
uit een der zijpaadjes komen. Nu kon hij op zijn gemak haar
gezichtje bestuderen.
Zij beklom een hoge duintop, vanwaar men een prachtig
uitzicht had op de zilverblinkende zee. Haar kleding wapperde
in de wind. Stil tuurde zij de wijde vlakte over. Paul kon niet
genoeg naar haar kijken, en zijn vermoeden was werkelijkheid.
In haar herkende hij het origineel van zijn meisjeskopje.
Ze was ouder, maar nog mooier geworden, vond hij, meer
vastberaden en ook nog trotser. Hoe zou ze reageren als hij
zich bekend maakte?
Juist wilde hij ook de duintop gaan beklimmen toen hij zag
dat de uiterste duinrand waarop zij stond langzaam losscheurde.
Hij wilde haar een waarschuwing toeroepen, maar klemde zijn
lippen op elkaar. Tenslotte liep ze geen groot gevaar, en zou
allicht zijn aanwezigheid meer op prijs stellen als ze hulp kon
gebruiken.
Zij wankelde even, en met een verschrikt kreetje verdween
ze in de diepte. Paul was zo vlug hij kon het duin opgesneld,
en keek over de rand van de steile helling. Het water had dit
gedeelte van de duinen ondermijnd, en bij het betreden daar
van zakte de top weg, de argeloze wandelaarster meevoerend.
Paul zag haar worstelen om uit het zand te komen, en vond
het nu tijd om in te grijpen. Met een sprong plofte hij naast
haar neer.
Enigszins dwaas keken ze elkaar aan. Dan kleurde een diep
rood het gelaat van Lydia, want zij was de onfortuinlijke zand-
drenkeling die zo de belangstelling van Paul had opgewekt.
„Paul", stamelde ze, „waar kom jij vandaan?"
„Van boven", zei hij droog, „ik ben ridder j-oophart en snel
mijn heldin te hulp".
„Doe niet zo flauw, en help me liever om uit dit kriebelige
zand te komen".
Paul moest eerst zichzelf loswerken, en hielp daarna Lydia
uit haar netelige positie. Ze keken elkaar aan en schaterden
het plotseling uit om de grappige situatie, waarin ze verkeerd
hadden.
„Dat juist mij dit moest overkomen", lachte Lydia, „terwijl
ik zo goed weet dat dit op een steile helling ieder ogenblik
kan gebeuren. Vroeger als kind zochten we juist dit soort hel
lingen uit om er glijbaantje te spelen".
„Heb jij hier dan gewoond?" vroeg Paul verbaasd.
Lydia beet zich op haar lip. Dat was waar ook. Paul kende
niet eens haar ware naam. Beiden waren leerling op een acade
mie geweest. Haar voogd had zich daartegen eerst sterk ver
zet. Hij vond het in haar stand niet te pas komen om samen
met allerlei excentrieke types les te nemen in een lichtzinnig
vak als kunstschilderen.
Lydia's betoog, dat er degelijke en hardwerkende jongelui
op de academie waren, werd niet aanvaard en tenslotte kreeg
ze toestemming onder voorwaarde dat zij zou worden inge
schreven onder een aangenomen naam. Onder deze naam had
ze dus Paul leren kennen, en er was een hechte vriendschap
ontstaan.
Paul had van haar een schets gemaakt, welke op een ten
toonstelling zo de aandacht trok, dat de pers er gewag van
maakte. Het frappante kopje stond in vele kranten afgebeeld.
Lydia moest hierna onmiddellijk naar het buitenland. Ze ver
dween als het ware in rook, uit Pauls leven. Hij had haar
echter nooit kunnen vergeten.
Diep beledigd over haar plotselinge verdwijnen had hij zijn
schilderstudie er aan gegeven, en was zijn vaders wens om
vooor landbouwingenieur te studeren, gaan vervullen.
„Ben jij hier met vakantie?" probeerde Lydia nog even het
bekendmaken van haar identiteit uit te stellen.
„In zekere zin wel", zei Paul, „misschien een heel lange
vakantie, misschien voor altijd".
„Wil je zeggen dat je hier woont?" vroeg ze verbaasd.
„Ja, en het bevalt me hier uitstekend".
Daarna vertelde Paul dat hij bij zijn vriend woonde, en hoe
deze moest worden bijgestaan om zijn pachtheer te weerstre
ven.
Lydia vond de situatie nu nog moeilijker worden. Zij wist
niet veel van de plannen van haar broer. Zij verweet zichzelf
dat ze Richard veel te veel zijn gang had laten gaan. De be
zittingen behoorden hen beiden, maar ze maakte nooit gebruik
van haar medezeggenschap. Dat er onrechtvaardige dingen kon
den gebeuren was nooit bij haar opgekomen. Met zachte stem
vertelde ze Paul alles, vanaf de laatste dag van hun vriend
schap tot aan het moment dat ze naar het landgoed toeging.
Toen het Paul langzaam duidelijk werd dat Sternhout haar
broer was, stond hij perplex. Daarna viel er een veelbetekenen
de stilte. Lydia werd het bang te moede. Natuurlijk dacht Paul
dat ze met alles op de hoogte was. Het was ook niet goed ie
praten dat ze zich door haar broer als een debiel kind had
iaten leiden.
Lydia, die bij al haar kennissen als de ongenaakbare door
ging, smeekte Paul nu om haar omstandigheden te begrijpen.
Paul, die zielsgelukkig was dat hij haar had teruggevonden, ge
noot van haar lieve stem. Hij bedacht, hoe hij een zeker tijd
verlies van Frank veroordeeld had, en moest bekennen dat hij
zelf hard op weg was om alle records op dit gebied te slaan.
Geen minuut meer, ging het door hem heen, en hij sloot haar
in zijn armen. Hun wat late geluk was begonnen.
HOOFDSTUK XIV
De jachtpartij.
Wekenlang gingen Paul en Lydia op in het genot van hun
samenzijn. Het tere punt, het beheren van het landgoed, had zij
nog niet met haar broer besproken. Het leek ook niet nodig.
Bericht van vorderingen bleven uit. Daar Lydia besefte, dat het
onderhoud niet aangenaam zou zijn, wachtte ze steeds op een
goede gelegenheid. Haar broer was bijna altijd in een slechte
stemming. Zo goed en zo kwaad als het ging, had hij zich door
de zomer geworsteld. Het platteland begon hem tegen te staan,
maar hij wilde in de buurt blijven om Frank voor het minste
vergrijp te laten boeten. Ook werd hij steeds kribbiger door
het uitblijven van succes van zijn advocaat. Als die koppige
boer, zoals hij Frank noemde, ook niet een advocaat in de arm
had genomen, was de zaak al in kannen en kruiken geweest.
Nu had hij bericht ontvangen, dat, wilde hij op succes rekenen,
de zaak anders geformuleerd moest worden. En iedere dag
was nodig om voorbereidingen te treffen, wilde hij volgend jaar
de eerste winsten van de renbaan in ontvangst kunnen nemen.
Mia probeerde hem zoveel mogelijk afleiding te geven. Dat dit
veel van haar geduld vergde, kon alleen diegene begrijpen die
haar karakter kende.
Sternhout liep nu met plannen rond voor een groot opgezette
jachtpartij. Daarvoor zou hij invloedrijke personen, die hij no
dig meende te hebben voor zijn plannen, uitnodigen. Mia paste
niet in dit schema, en daarom ontliep hij haar weer een tijdje.
Zijn zuster zou er wel niets op tegen hebben om een select
gezelschap te ontvangen. Zij maakte bovendien nog een prach
tige kans op een goede partij. Een rijk huwelijk kon alleen zijn
positie versterken. Zij zou haar romantische neigingen, om al
leen uit liefde te willen trouwen, nu wel te boven zijn. Hoewel,
het gezicht waar ze de laatste tijd mee rondliep, stond vol raad
sels. Enfin, als ze hem maar de vrije hand liet, zou hij wel zor
gen dat hun fortuin ongekende afmetingen aannam.
De voorbereidingen voor de jachtpartij hielden hem weer
een tijdje bezig. Hij ondervond nu ook weer dat men gemak
kelijker vijanden maakt dan vrienden. Een van zijn mensen, de
oude Meijer, wist niet hoe hij het lijdelijk verzet van het dorp
moest overbrengen. Verlegen draaiend met zijn pet stond hij
voor Sternhout. Haperend vertelde hij, dat hij onmogelijk men
sen in 't dorp had kunnen krijgen om tijdens de jachtpartij te
komen drijven.
„Ziet U", stamelde hij, „ziet U, ze hebben geen zin. Laat hij
zijn eigen konijntjes maar opjagen, zeggen ze, of een serie hon
den nemen".
„Honden zijn niets waard in de duinen. Ze besteden uren om
een konijn uit te graven en je wordt tureluurs van de herrie.
Een grote jachtpartij gaat niet zonder drijvers. Zeg tegen dat
volk dat ik hier een konijnenplaag zal laten uitbreken. Geen
konijn wordt er meer geschoten. Zij behoeven dan niet aan te
komen met klachen over kaalgevreten tuinen. Welke reden
geven zij op voor hun weigering?"
„Tja, jonker, men zegt dat U Frank wil verdrijven uit zijn
huis, en dat van de Verhagens zijn ze ook nog niet vergeten,
zeggen ze".
„Wat", brulde Sternhout, „willen die boerenkinkels mij de
les lezen?"
Plotseling bedacht hij, dat hij tegenover zijn gasten een slecht
figuur zou slaan als hij niet over drijvers beschikte. Wie kon
den hem beter helpen dan de inwoners, die richting en ligging
van het terrein precies wisten? Hij zou uit een ander vaatje
moeten tappen.
„Zeg aan de mannen dat ze dubbel loon krijgen. Laat ze
eieren voor hun geld kiezen. Een hoge konijnenstand is ook
niet alles".
Zo kwam het dat er tijdens de daarop volgende dagen enige
beroering was in het dorp. Jonge mannen kwamen in kleine
groepjes bij elkaar, en soms klonk er een schaterlach.
„We moeten Frank er buiten proberen te houden", zei er
een; „ik weet zeker dat hij niet met onze plannen instemt".
„Nee", antwoordde een ander, „doch toevallig weet ik dat
hij voor zaken een paar dagen naar de stad moet; dan ga ik
om een stelletje jachtvergunningen op zijn grond, bij zijn vriend.
Die heeft toch geen verstand van die dingen. Hij weet alleen
dat Frank graag zo weinig mogelijk konijnen op zijn land heeft.
We vertellen aan Meijer dat het de volgende week voor ons de
beste tijd is. Meer zullen we hem maar niet zeggen. Laten we
het maar onder ons houden".
Sternhout lachte in zijn vuistje, toen hij hoorde dat de man
nen toch hun diensten aanboden. Zie je wel, dacht hij, als ik
maar met geld rammel, dan verdwijnt dat zogenaamde gemeen
schapsgevoel wel.
Werkelijk hadden enkele hooggeplaatste personen gehoor
gegeven aan de uitnodiging om te komen jagen. Sommigen had
den hun personeel meegebracht, en weldra was het op Duins
fort een en al drukte en beweging. Joke moest in de keuken
de scepter zwaaien, iets, dat ze met zoveel personeel maar
matig vond. De geringschatting waarmee over het buitenleven
gesproken werd, omdat alle comfort ontbrak, deed haar onaan
genaam aan.
Lydia had met vreugde met haar broers plannen ingestemd.
Zij vond het een goede stap om hem weer in het normale leven
opgenomen te zien.
De dag van de jachtpartij stonden vele drijvers, met lange
stokken gewapend, klaar om de konijnen uit hun schuilhoeken
te jagen. De heren zagen niet hoe de drijvers elkaar toewenk
ten. Het gezelschap verspreidde zich. Sternhout gaf een teken,
en de drijvers begonnen met stokken te slaan en luid misbaar
te maken. Men scheen zijn dubbel loon waard te willen zijn en
was overmatig vlijtig. Men draafde, sloeg en schreeuwde dat
horen en zien verging. Ze leken wel van de duivel bezeten,
zoals een der heren het uitdrukte.
De jagers konden onmogelijk dit tempo bijhouden. Er viel
een enkel schot. Het scheen wel dat er steeds meer drijvers bij
kwamen. Als uit de grond verrezen, vermeerderden zij zich.
Allen draafden één richting uit.
Sternhout begreep al spoedig dat er iets mis ging. Behalve
één armtierig beest had hij nog geen slachtoffers gemaakt. Heel
in de verte hoorde hij het gillen van de door hem gehuurde
mannen.
Noch zijn roepen, noch zijn wenken schenen ze te begrijpen.
Hij klom boven op een hoge duintop en haalde zijn verrekijker
te voorschijn. Hij slaakte woedende verwensingen. „Ze sabo
teren, dat schorum. Met welk doel jagen ze nu nog steeds
door?"
Al gauw zag hij het. Alles stoof naar de richting van die
verwenste Frank. Dat moest er nu nog bijkomen. Dat zou hem
duur te staan komen.
Intussen gingen de drijvers geanimeerd hun gang. Ze namen
hun taak op, alsof er een fortuin te verdienen viel. In een ge
weldig grote kring joegen ze de wipstaartjes voor zich uit.
Paul, die alleen thuis was, hoorde al van verre het lawaai
zijn kant opkomen. Verwonderd vroeg hij zich af wat dit india-
nengehuil te betekenen had. Hij had met een gerust hart toe
stemming gegeven om op Franks grondgebied te jagen. Temeer
daar hij zijn vriend had horen klagen dat hij geen tijd had om
dat konijnengoedje in bedwang te houden. Paul was een dieren
vriend, en vond het hele geval nogal wreed, doch Frank had
gezegd dat het erger kon worden dan een sprinkhanenplaag.
Het geschreeuw kwam steeds nader; er viel een schot. Als bij
afspraak begonnen er vele geweren tegelijk te ratelen. Pauls
eerste reactie, nog overgehouden van de oorlog, was zich plat
op de grond te werpen, maar hij bedacht dat deze aanval on
mogelijk op hem gemunt kon zijn. Toch vond hij het beter niet
naar buiten te gaan en maar te wachten tot de bui wat over
gedreven was.
Toen het rumoer verstomde, waagde hij een kijkje buiten
de deur, en wat hij toen zag deed hem verstomd staan. Overal
uit de bosjes kwamen lachende mannen te voorschijn.
„Nou", bromde hij, „ze moeten nodig de konijnen verwijten
dat ze zich zo snel vermenigvuldigen; mij dunkt, dit is toch ook
niet mis".
Achter de mannen met hun geweren volgden de drijvers. Aan
Pauls verbazing kwam geen einde. Eindelijk begon hij te be
grijpen dat hier meer achter zat. Men joelde, en glom van pret.
Verschillende dode langoortjes werden als een soort zoenoffer
aan Pauls voeten gelegd. Er werd gelachen en gezwaaid naar
zijn nog steeds verbouwereerd gezicht.
Een van hen, die de rij sloot, zei, zijn gehele gelaat een en
al vrolijkheid, „nou mijnheertje, wat denkt U, dat is nu ons
dorp".
„Vertel me eerst maar eens vlug wat dit allemaal betekent,
want mijn hoofd er af als dit helemaal normaal is".
Opgetogen werd Paul verteld van de kool die men Sternhout
gestoofd had. „Hier is wel geen volksgericht meer, met ketel
muziek en zo, maar wij tonen op een andere manier dat we
niet van hem gediend zijn. We wilden Sternhout geen diensten
bewijzen, maar toch wel graag de konijnen wat opgeruimd
zien, en daarom dit plannetje".
De verteller gaf Paul zon veelbetekenend knipoogje, dat
deze onwillekeurig in de lach schoot. „De afspraak was, om de
konijnen allemaal hier naar toe te jagen. Daar wachten onze
jagers, die de hele zaak neerpangden".
„Maar was er dan geen gevaar om op elkaar te schieten?"
„Nee, bij het eerste schot lieten alle drijvers zich vallen,
maar bleven nog gillen".
„En kan dit nu niet als diefstal aangerekend worden?" vroeg
Paul nog niet helemaal gerustgesteld.
„Welnee, de beestjes zijn op het grondgebied van de baas
geschoten, daaraan kan hij toch niets doen dat ze allemaal
deze kant op wilden."
„Hierover komt het dorp in geen jaren uitgepraat, iedereen
heeft bout vandaag, zieken en gezonden. Verder is er nog
genoeg voor de handelaar over, zodat ons loon, dat we nu
niet bij Sternhout kunnen halen, er niet bij inschiet". Degene
die het verhaal deed, sloeg zich van pret op de knieën.
„Boerenkinkels noemt hij ons, maar nu hebben we de heren
't nakijken gegeven".
Paul gunde de mannen de overwinning, maar kon er toch
niet van harte mee instemmen. Hij vreesde dat Frank niet van
dergelijke geschiedenissen zou houden. Bovendien zou het de
strijdlust van Sternhout wel eens kunnen aanwakkeren, waar
door er weer nieuwe moeilijkheden konden komen.
Lydia stelt zich teweer
Sternhout was als een briesende leeuw thuisgekomen. Hoewel
de meeste heren het geval nogal sportief opnamen, enkelen
maakten er zich zelfs vrolijk over, voelde hoe toch zijn prestige
door de modder gesleurd. Behalve dat, deed het de grootste
afbreuk aan de welwillende stemming die hij bij de heren had
willen opwekken. Hoe moest hij deze mensen voor zijn plannen
winnen, nu duidelijk getoond was dat de bevolking hem niet
goed gezind was.
Zijn gasten stelden hem toch al lastige vragen, en met een
wrokkig schouderophalen verspeelde hij hun laatste beetje sym
pathie.
Zelfs Lydia, hoe charmant overigens, kon de stemming tij
dens het diner niet meer op peil krijgen. Zij beduidde een paar
maal haar broer, zijn boze blikken wat te temperen, maar deze
had zo weinig geleerd zich te beheersen, dat hij zijn luim
onmogelijk kon verbergen.
Wordt vervolgd
Kerkstraat 11, tel. 2028
Zeeweg 32, tel. 3319
De gehele week
ter kennismaking
Calypso's per stuk 35 cent
a.s. Dinsdag
500 gr Schouderkarbonade f 2.28
250 gr Leverworst f 0.50
a.s. Woensdag
natuurlijk Gehakt, per 500 gr
nog steeds f 1,48
met zakje kruiden en zout
250 gr Gek. worst f 0,75
Donderdag
Saucijzen schijven per stuk f 0,40
3 schijven f 1.05
200 gr Boterhamworst f 0,50
Huzarensla, per 100 gr. f 0,40
LI kunt uw vlees desgewenst
thuis bezorgd krijgen, maar
bestelt U dan s.v.p. vroegtijdig
VLEUGELLOZE KIPPEN
Uitgaande van de gedachte dat
een produktiekip niet vliegt heb
ben de Japanners onderzoekingen
gedaan naar de voor- en nadelen
van vleugels bij kippen. „Der
Tierziichter" meldde hierover on
langs opmerkelijke resultaten.
Zo zouden kippen, waarvan de
vleugels in de jeugd langs ope
ratieve weg of met elektrische
apparatuur verwijderd zijn, aan
zienlijk meer vlees produceren
dan met vlerken uitgeruste hoen
ders, vleugeloze kippen bleken in
Japan tot 14.7 méér vlees te
hebben, aldus „de Plattelands
post".
PLASTIC VERDRINGT
TURFMOLM
Ter vervanging van turfmolm
wordt in de Amerikaanse land
bouw steeds meer plastic ge
bruikt om planten en vruchten te
beschermen. In de praktijk blijkt
dit produkt veel beter te voldoen,
terwijl het bovendien goedkoper
is. Men constateert dat de vruch
ten sneller rijp worden en dat de
opbrengsten groter zijn.
De plastic, die in stroken rond
de planten wordt aangebracht,
zorgt ervoor dat de bodem ook
na zonsondergang, de warmte
veel langer vasthoudt. Bovendien
kan het water in de grond niet
verdampen, waardoor de bodem
constant vochtig blijft. Het plas
tic belemmert voorts de groei
van het onkruid, zodat alle groei
stoffen aan de planten ten goede
komen. Tenslotte beschermt het
de wortels tegen wegspoeling
van de grond bij hevige regenval.
GRONDONDERZOEK
OP VEEBEDRIJVEN
Uit de inzendstatistieken van
het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek met
laboratoria te Oosterbeek, Gro
ningen, Geldrop en Goes blijkt
dat het grondonderzoek op bouw
land meer is ingevoerd dan op
grasland.
Uit de resultaten van het on
derzoek bij de Bodem-Plant-
Dier-projecten te Woudenberg,
Hoogland en Borculo is echter
naar voren gekomen dat het
grondonderzoek op grasland
uiterst belangrijk is. De bemes
tingstoestand van de percelen
heeft grote invloed op de gezond
heidstoestand en daarmede ook
op de productiviteit van de die
ren.
Grondonderzoek heeft dus een
grote waarde op grasland. Inlich
tingen worden u gaarne vrijblij
vend verstrekt door de monster
nemers.
worden keurig verzorgd,
gaarne in dit blad geplaatst