De jaren waarop wij wachten J. der KINDEREN STOF FLAGSTONES H. H. de JONG Drieënhuizen 1001 GESCHENKEN Koolmees-Soecker Brillen GERRITSEN JAPON flannél "N van der ZWAN Kamerplanten VOOR ronson aanstekers big ben pijpen tabakzakken shagdoosjes vindt u bij: Rijwielhandel Bergen - Telefoon 3505 't WINKELTJE Fa. H. J. Vol ten en Zn 100°/o wollen dekens f 27.50 door HANOL SPOOR „Veel geld wil ik verdienen, nu ik weet, dat dit van onschat bare waarde is voor het leven. Ik zou toch wel gek zijn, als ik de zojuist duur betaalde les niet in de praktijk breng. Het kan me niet schelen, wat men van mij verlangt, als het maar goed betaald wordt." Ze deed net of ze de bezeerde blikken van George en van haar voogd niet zag, zwaaide nogmaals met een slap handje, en ging met het hoofdje in de nek, de deur uit. Ondanks de koppige houding, voelde notaris Greedel de pijn, die haar gekwetste hart moest ondergaan. Voor het eerst in zijn leven verloor hij zijn zelfbeheersing en viel hij ruw tegen Hank uit. „Wel alle donders, ga jij ook uit mijn ogen en zoek dat baan tje en die dochter maar op, die je anders misschien net op de loopplank nog zou missen. Ik zou het niet kunnen verdragen, dat er meer mensen nadeel ondervonden van één testament." Als een geslagen hond, sloop Hank het kantoor uit. HOOFDSTUK VI Juffrouw Koosje in haar nieuwe omgeving Juffrouw Koosje was al enige tijd in het tehuis voor ouden van dagen, en voor zichzelf had ze al eerlijk toegegeven, dat het meeviel. Doch voor geen goud, had ze dat tegenover anderen willen bekennen. Het zou lijken, alsof zij zich al oud voelde en dat was toch allerminst waar. Ze had gedacht dat haar leven, een opstaan, eten, drinken en naar bed gaan zou zijn. Doch al vlug kwam ze tot de conclusie, dat zo'n tehuis een wereldje apart betekende. Bovendien was het, alsof de moeder van het tehuis, een voortdurend beroep op haar deed, zo gauw er iets gebeurde, dat maar even buiten de ge wone dagorde lag. Zelf stond juffrouw Koosje verwonderd, dat ze op sommige inwoners zoveel invloed kon laten gelden. Het waren toch me rendeels zelfstandige mensen, die in het leven al een rijpe erva ring opgedaan hadden. Toch waren vele van hen erg vlug ge neigd zich te laten leiden. Was dat gemakzucht, of kwam dit omdat de meesten zoveel ouder waren dan zij? Juffrouw Koosje was in deze materie nog niet tot een uit spraak gekomen. Wel betrapte zij er zich op, dat ze van al deze mensen een speciale studie maakte, en dagelijks zag, hoe ook in de ouderdom de mensen allemaal nog van mening en karakter verschilden. Ze zag kameraadschap, naastenliefde, maar ook roddel en afgunst. Ondanks hun hoge leeftijd, bij velen ook standgevoel. Vooral standgevoel, tegenover de inwoners van hetzelfde tehuis, die beneden in de zalen woonden, omdat deze daar op kosten van familie en gemeente waren ondergebracht. Er waren mensen boven op de kamertjes, die zich niet wilden ophouden met de mensen beneden, want die waren niet, zoals zij, voor hun eigen geld in het tehuis. Juffrouw Koosje was na enige reserve door „boven" geaccep teerd. Met een zekere geamuseerdheid had ze waargenomen dat mevrouw Wibeau van „boven" de toon aangaf. Mevrouw Wi- beau, zeer dik, met een typische gedwongen deftigheid, maar toch ook een nauw verborgen goedheid, liet zich voorstaan op haar mensenkennis en haar wetenschap, van wat de etiquette op elk gebied voorschreef. Daarom wachtte „boven" geduldig af, of mevrouw Wibeau, de nieuwe bewoonster van een bovenkamertje, een groet, of mis schien wel enkele woorden waardig keurde. Was dat zo, dan konden rustig alle kamerbewoners tot nadere kennismaking overgaan. De ontgroening was dan achter de rug en de „nieu we" was er goed door gekomen. Juffrouw Koosje was die eer te beurt gevallen. Dit weliswaar met een zekere vooringenomenheid van de zijde van mevrouw Wibeau, want juffrouw Koosje had geen eigen bezittingen, niet waar, en was feitelijk door een wilsbeschikking hier gekomen, maar de glorie van het mooie huis, waar ze vandaan kwam, en diens bezittingen, de prachtige schenking van mijnheer Ver- waayen, straalden ook enigszins op haar af. Ze genoot daarom dan ook de onverdeelde aandacht van alle kamerbewoners en bewoonsters. Juffrouw Koosje had nog binnenpretjes, als ze dacht aan de verontwaardiging, welke zij opgeroepen had, toen ze de wens te kennen gaf, om ook met de bewoners van het huis beneden kennis te maken. Hoogst verbaasd had mevrouw Wibeau, bij het horen van die wens, de dikke armen met de kleine, mollige handjes, bekroond door grappige worstvingertjes, in de lucht geheven. Ze vroeg waar dat nu in vredesnaam voor nodig was. Juffrouw Koosje zou immers weinig of helemaal niet met die mensen in aanraking komen. Waarom dan die drukte? Stel je voor, dat ze er daar beneden net zo over dach ten en ieder moment van de dag naar boven kwamen. Hun he gemonie op de gang zou helemaal eindigen. Dan zouden zij zich meestentijds dienen terug te trekken op hun kamers en het kon op de gang nu juist zo gezellig zijn. Juffrouw Koosje had zich niets van de tegenwerpingen aange trokken en schouderophalend was het getolereerd, omdat ze nog nieuw was en niet zo goed wist hoe het hoorde. „Op de duur zal ze het wel leren", zei mevr. Wibeau goedig. Ja, er was veel te leren, meer, dan juffrouw Koosje voor mo gelijk had gehouden. De kennismaking beneden was in een be trekkelijk koele atmosfeer verlopen. De mensen daar, geloofden niet in haar goede wil. In hun blikken las ze de veronderstel ling van: dat is ook maar voor één keer en dan zie je ze toch niet meer terug. Juffrouw Koosje had zich echter voorgenomen, om het niet bij die ene keer te laten, want al gauw had ze gemerkt, dat de mensen, ook op hun oude dag, in het tehuis nog met problemen worstelden. Ze nam zich voor, om daarvan veel notitie te ne men. Al zou ze niet altijd kunnen helpen, de belangstelling alleen, scheen enkele toch al goed te doen. Nu was ze bij de moeder van het tehuis in de woonkamer uit genodigd. Dit scheen geen gewoonte te zijn en er was voor dit vermeende voorrecht van juffrouw Koosje, bijna een klein op roer uitgebroken. De verbazing van de anderen, die het verzoek op de gang hadden aangehoord, was algemeen. Juffrouw Koosje nam zich dan ook voor, om te protesteren tegen deze bevoor rechting. Het maakte de verhouding met de anderen maar moei lijker. Ze voelde in de verontwaardiging van de anderen, de ja- louzie, die weer ontsproot uit de geestelijke armoe. Ze beleven te weinig, was haar conclusie en misschien word ik op de duur precies eender. Haar rusteloze gedachten begonnen zich ongemerkt bezig te houden met het idee, dat er voor alle inwoners nog heel wat te doen was, en dat dit niet alleen te bereiken was, via een mooi, nieuw gebouw. Nee, aan deze oude mensen moest meer gebo den worden, meer, dat dadelijk in verband stond met de gemeen schap. zonodig met het wereldgebeuren. Ze moesten niet met het denkbeeld rondlopen, dat ze nu waren uitgeschakeld. Die rustige oude dag was een fictie. In feite verlangde niemand naar een rustige oude dag, wanneer dat betekende, dat je uitgeran geerd werd en niet meer voor volwaardig meetelde. Met deze enigszins opstandige gedachten, drukte ze s avonds op het kleine belletje van de privé-vertrekken van de vader en moeder van het tehuis. Ze was nog verwonderd over zichzelf, omdat ze zo vlug aan de benaming gewend was. Ze werd met een stevige handdruk begroet door de vader, een klein, dik mannetje, die meer vader in naam dan in daad was. Hij bekleedde ook nog een nevenbetrekking. Feitelijk zou er voor hem werk genoeg zijn in het tehuis, al was het alleen maar, om zo nu en dan de oudere mannen eens met enig werk, of hun hobby's te helpen. Maar de gemeente moest het tehuis, dat toch al zoveel geld kostte, zo zuinig mogelijk beheren en daarom was een volledig aangesteld echtpaar te duur. De moeder was voor juffrouw Koosje de grootste verrassing geweest. Ze had een bijna mannelijk voorkomen, met een streng kijkend gezicht, waarop zelden een lachje verscheen. Ze sprak met korte afgebeten zinnen. Zo, bij de eerste kennismaking, al lerminst iemand om over een tehuis van ouden van dagen te heersen. Hier waren toch ook wel eens zachte troostrijke woor den nodig. Bij nader inzien moest juffrouw Koosje echter toegeven, dat ze de kunst, om de grote huishouding te organiseren, buitenge woon goed verstond. Hoewel ze een totaal gebrek aan humor vertoonde, was altijd de goede wil aanwezig om de oude men sen te geven wat hen toekwam en het hen aan niets te laten ontbreken. Die bezorgdheid gold echter alleen het materiële. Ze was zeer op rust in het tehuis gesteld. Een van de voorzorgen, die ze nam om de rust te handhaven, was de oorzaak geweest, dat juffrouw Koosje bij haar werd uitgenodigd. „Zeventig van zulke oudjes, zoals u," zei ze droog, „en we zouden zeker niet volgend jaar al met pensioen gaan." „Gaat u volgend jaar met pensioen?" vroeg juffrouw Koosje verrast. „Waarom zouden oudjes, zoals ik daarin verandering brengen?" „U wilt voor u zelf zorgen, u lijkt me niet ruziemakerig, kort om, u maakt de indruk erg gemakkelijk te zijn." Juffrouw Koosje vertelde maar niet, welke toekomstbeelden ze, aangaande het tehuis en zijn bewoners, al gemaakt had. Ten slotte wist ze nog steeds niet of ze blijven zou. Wel had ze, enigszins ontgoocheld, na enkele bezoeken aan neven en nichten bemerkt, hoe goed het plaatsje in het tehuis hen van pas kwam. Eerst was ze met gejuich begroet, maar zodra het tot hen doordrong, dat ze niet de rijke erfgename was, zoals ze vast hadden verwacht, werd de verhouding koeler. De angst, om een oude tante, als inwoonster te krijgen, kreeg de boventoon. Bezeerd had ze zich teruggetrokken. Later vond ze voor hun gedrag weer de nodige verontschuldigingen. De moderne huizen waren niet zo op inwoning berekend, en de kleintjes waren te onrustig, als er andere mensen over de vloer kwamen. Nee, in het tehuis was ze onafhankelijk en hoefde ze niemand dankbaar te zijn. Alleen de heer Verwaayen, die ze diep in haar hart al een beetje gelijk begon te geven. De rust moest ze echter nog vinden. Nu had ze steeds het gevoel, dat ze nog ergens een plicht te vervullen had. Waarom kon ze niet zonder meer aan vaarden, dat ze aan haar laatste levensetappe bezig was? Ze schoot met e enruk rechter in haar stoel. Ze leek wel sim pel. Ze had zich toch voorgenomen een taak te zoeken, om haar geest fris te houden, en nog vele mensen van dienst te zijn? Nu, dan moest het woordje „rust" ook uit haar woordenboek ge schrapt worden. Ze richtte haar aandacht weer op de moeder, die met veel omwegen vertelde hoeveel werk een goede organisatie van zo'n groot huishouden meebracht. Vooral de maaitijden eisten veel zorg en overleg. „Is er verschil in de behandeling voor de mensen van boven of beneden?" vroeg juffrouw Koosje belangstellend. Het zelfde verschil, als tussen snert en erwtesoep," zei de moeder kort. Zij zag de bewoners niet als mensen, maar als gevallen, die, als de behandeling maar goed was, rustig bleven. Er was een bestuur, en het was haar grootste eerzucht, dat er geen noemens waardige klachten waren, als dit bestuur één keer per jaar het tehuis inspecteerde. De moeder klaagde over haar nood over het personeel. De meisjes sloten zich bij elkaar aan en vormden zo een front, waar je niet doorheen kwam. Bovendien kon je niet optreden, zoals je wilde, want dan raakte je het personeel kwijt en juist voor een tehuis voor ouden van dagen, was het moeilijk steeds een vol ledige staf te houden. Men scheen te menen, dat het een ver velend baantje was. Gezien echter de kwajongensstreken, waar aan ze zich soms te buiten gingen, leek het tehuis nu en dan meer op een kostschool. „Neem nu het geval van gisteravond," zei ze. „We hebben een nieuwe verpleegster. Vraag niet hoeveel moeite het gekost heeft om haar te krijgen. Ze schijnt me een juweeltje van goede wil en werklust. Wat doen nu die meiden? Leggen ze daar een borstbeeld van Willem III. dat om een of andere reden, nog op de rommelzolder werd bewaard, in haar bed. Dat zijn zo hun ontgroeningsmethoden. Of ze de zenuwen kraken v^n zo'n meisje, vragen ze zich niet af. Nu, ze hadden hun zin, het kind gilde het hele tehuis bij elkaar. Enfin, u hebt zelf ook de herrie meegemaakt. Wat zegt u daar nu van?" Juffrouw Koosje ontweek de onderzoekende blikken van de moeder, want ze voelde, hoe een lach haar lippen krulde. Ze vond de grap niet zo bezwarend. Ten slotte was een jong meis je, dat wel wat verdragen kon, als slachtoffer uitgekozen. Ze zou er zeker anders over hebben gedacht, als men het bij een van de oude mensen had gewaagd. Ze haalde zich het gezicht van het verpleegstertje voor de geest. Inderdaad riep het meisje, door haar bescheiden voor komen alle sympathie op. Ze leek vol geestdrift voor haar taak en was gedienstig en tactvol. Maar ze had een gesloten gezicht je, een geslotenheid, die niets met ingetogen manieren had te maken. Het leek eerder, alsof ze angstig was, vóór een meer dan oppervlakkige vriendschap. De dienstmeisjes hadden waar schijnlijk wel eens emoties op dat gladde gezichtje willen zien en haar daarom die stenen bezoeker in haar bed geschoven. Juffrouw Koosje, die een van de eersten was, die de moed vond, om in het kamertje van het angstig gillende verpleegstertje te kijken, vond op het eerste gezicht ook dat wit stenen gelaat wat griezelig. Maar juist die onnatuurlijke witte kleur en die starre houding bracht haar met enige seconden op het denkbeeld, dat dit geen levend mens was. Met Willem III op haar arm, was ze triomfantelijk de gang op komen wandelen. Doch het duurde lang, eer de rust in het tehuis was weergekeerd. Dat was dan eigenlijk ook de ergste reden waar de moeder zich ernstig over beklaagde, daarbij kwam de angst, om het zonder hulp te moe ten stellen. „Stel je voor," zei ze, „dat zuster Wilma eens boos was weg gegaan, dan waren we weer zonder zuster geweest, en dat ter wijl we juist nog wel een assistente erbij kunnen hebben." Juffrouw Koosje knikte maar instemmend. Ze had geen zin, om over dergelijke dingen in debat te treden. Eindelijk kwam de moeder voor de dag met de reden, van haar verzoek aan juffrouw Koosje, om met haar te komen spre ken. Eerst had ze nog even de eigenaardigheden van enkele in woners de revue laten passeren. Juffrouw Koosje had zich daar bij niet behaaglijk gevoeld en haar op de man af gevraagd, of iedere nieuwe bewoner op deze manier werd ingewijd. De moe der had gebloosd, zover haar getaande huid dat toeliet, en scheen op het punt om iets belangrijks te zeggen. Dan bedacht zij zich schijnbaar en ze merkte op, dat het zou kunnen gebeuren, dat zij ziek werd en de zuster bij voorbeeld weg zou zijn. „Zou juffrouw Koosje dan misschien, als het nodig was, haar plaatsje een tijdje in kunnen nemen?" Hierbij keek ze haar op een eigenaardige, onderzoekende ma nier aan. Juffrouw Koosje kreeg heel even het gevoel, dat ze die blik moest vastgrijpen, het betekende iets voor haar. Tegelijk ver wierp ze deze gedachte. Wat zou het kunnen beduiden? Ze be gon in ernst te overdenken, of ze het aantrekkelijk zou vinden, om hier als moeder op te moeten treden. Tot haar eigen ver wondering kon ze dit beamen. Ze zag zich al, als een soort troosteres der bedrukten, maar haar gezond verstand zei haar, dat ze deze functie niet moest idealiseren. Er was meer nodig, dan een meevoelende handdruk en een medelijdende zucht. Ongemerkt ontstond er een flinke discussie, waaraan de vader slechts spaarzaam deelnam. Groot was juffrouw Koosjes verba zing, toen ze daarbij hoorde, dat de eerste klacht over haar al binnen was. HOOFDSTUK VII Juffrouw Koosje wordt ingewijd en nogmaals ontgroend Het ging om tante Eliza. Juffrouw Koosje had gesproken met de heer Kleijberg, een componist en dirigent in ruste. Ze kende veel van zijn werken en ze had gevraagd, of dit rustige leven hem nog al bevredigde. Zijn antwoord bestond uit een licht schouderophalen en de nietszeggende zin: „Wat moet je anders?" Juist dit gesprek had haar denkbeeld versterkt, dat er voor al die mensen nog zo veel mogelijkheden waren. Waarom zou iemand als de heer Kleijberg nog niet eens een keertje een koor of orkest kunnen dirigeren. Zo'n man zou daarop weer een hele tijd kunnen teren. De herinnering daaraan zou hem gelukkig maken. Maar tante Eliza had hen zien praten met elkaar en haar nood geklaagd tegen de moeder. Wat was het geval? Tante Eliza had altijd al een behoefte gevoeld, om een der heren van het tehuis, als een vriendje te adopteren. Ze was vroeger nooit getrouwd geweest en het in- en uitlopen op de kamer van een der heren, scheen haar erg op te monteren. Voordat de heer Kleijberg een kamer naast de hare betrok ken had, was er een kapitein geweest. Deze man was, evenals juffrouw Koosje, door omstandigheden wat jong gedwongen ge weest ,om in het tehuis zijn intrek te nemen. Tante Eliza was toen op slag weg van hem. Bijna als een bakvis dweepte ze met „haar" kapitein. Ze naaide zijn kleding en stopte zijn sokken, kortom, ze deed voor hem alle kleine karweitjes, die een vrouw nu eenmaal veel handiger doet, dan een man. Ze was zo trots op de vriendschap, dat zelfs haar fa milieleden, die bij haar op bezoek kwamen, aan hem werden voorgesteld. Daarbij was ook een keer, een wat oudere nicht geweest. De kennismaking tussen de kapitein en de nicht was van beide kanten zo goed bevallen, dat er later een huwelijk op volgde. Tante Eliza had zich zeer bedrogen gevoeld. Ze was helemaal niet verheugd geweest over het late geluk van haar nicht. Nu beantwoordde de componist en dirigent, de heer Kleijberg, weer aan alle romantische gevoelens, die haar gerimpeld hartje kon opbrengen. Weer sloofde zij zich uit met allerlei kleine at tenties. De heren, die het geluk van de onverdeelde aandacht van tante Eliza deelachtig werden, maakten meestal geen be zwaar tegen de hun omringende zorgen van het bewegelijke oude vrouwtje. Ze was nooit te opdringerig, zorgde voor lek kere koekjes bij de koffie. Wat gezelligheid op z on lange dag, was ook niet te versmaden. Nu vreesde tante Eliza weer concurrentie van juffrouw Koos je. Juffrouw Koosje was immers jonger dan zij. De schrik sloeg haar in de benen als ze bedacht, dat ze nu ook weer, de door haar bewonderde componist zou moeten missen. Dit alles vertelde de moeder van het tehuis, aan juffrouw Koosje, op een manier, alsof het een zeer ernstige kwestie be trof. Déze voelde een kriebelende lach in zich omhoog stijgen. Alleen de in de plooi blijvende gezichten van de beheerders van het tehuis, verhinderde haar toe te geven aan haar lachlust. Ze beloofde dan ook dat ze tante Eliza's liefde zou ontzien. Ze zou er voor zorgen dat de heer Kleijberg niet van haar gecharmeerd raakte. Maar de moeder had haar hart nog niet volledig uitgestort. „U weet," zei ze tot juffrouw Koosje, „dat we hier behalve ouden van dagen, ook enkele zwakken van geest hebben. Plaats gebrek in andere inrichtingen hebben genoopt tot die opnamen. Ze zijn alle beneden gehuisvest, daarmee zult u dus weinig te maken hebben. Doch één van de kamerbewoners boven, heeft ook een be paalde afwijking. Wanneer ik niet zeker wist, dat hij u van daag of morgen zou laten schrikken, zou ik daarover beslist niet spreken. U moet weten dat mijnheer Untever zwaarmoedige buien heeft. Dat vindt zijn oorzaak in vroegere ervaringen. De heer Untever had een prachtige en bloeiende schoenenzaak. Zijn huis houdster wendde al haar invloed op hem uit, om hem te bewe gen, de zaak op haar naam te laten overschrijven. Toen dat ge beurd was, heeft ze hem het leven zo zuur gemaakt, dat hij naar dit tehuis is gekomen. Behalve die zwaarmoedige buien, is het verder een heel pret tig heerschap, maar tijdens zo'n aanval komt hij juist bij een nieuwe bewoner met voorstellen om hem te helpen, afscheid van het leven te nemen. Hij belooft veel geld, als ze op zijn voorstel ingaan. Tegen de tijd, dat hij over zijn zwaarmoedigheid heen is, zit de aange sprokene de schrik nog in de benen. Ik heb meegemaakt, dat men weer hals over kop het tehuis wilde verlaten, omdat men vreesde in een zenuwinrichting terecht te zijn gekomen." Juffrouw Koosje verzekerde dat zij haar zenuwen de baas zou blijven. Inmiddels had ze de vader en de moeder al een paar maal naar de klok zien kijken. Ach ja, het was tien uur en dan diende iedereen zich naar bed te begeven. Er klonk een korte tik op de deur. Daarna werd deze op een grote kier geopend, en een drie stemmig „wel te rusten" klonk door de kamer. Juffrouw Koosje keek op en dacht op het zelfde moment te bezwijken van de lach. Daar was Willem III weer, nu met een alpinopetje op. De dienstmeisjes, die de opdracht hadden gekre gen, om het borstbeeld weer naar de zolder te brengen, namen de gelegenheid waar, om weer een grapje uit te halen. Het bleek echter niet in goede aarde te vallen. Het roodpaarse gezicht van de vader, de pioenrood aangelo pen wagen van de moeder, staken potsierlijk af tegen de doods bleke Willem III. Juffrouw Koosje zag, hoe hun verontwaardi ging over dit optreden steeds toenam. Hun gezichten weerspie gelden zoveel emoties tegelijk, dat het een wonderlijk schouw spel in kleuren werd. Achter de deur klonk gegiechel. De grote stilte, die na deze nachtgroet volgde, voelden de meisjes aan als het volledig sla gen van hun grap. Langzaam werd het borstbeeld teruggetrokken, maar met het verdwijnen van het witte gezicht, kwam de bespraaktheid van de moeder weer terug. „Dat gaat alle perken te buiten," brieste ze. „Nu heb ik gis teren nog zo gezegd, dat het uit moet zijn met dergelijke grap pen. Kijk nu eens wat je gedaan hebt?" Met deze vraag nodigde ze de meisjes binnen en wees beschuldigend naar juffrouw Koos je. Deze was er werkelijk enige momenten niet zo best aan toe, al had dit een andere oorzaak dan de moeder vermoedde. De beleefdheid gebood juffrouw Koosje namelijk, om de zaak ook ernstig op te vatten, maar de aanblik van het borstbeeld met het alpinopetje op, werkte zo op haar lachspieren, dat ze door de tegenstrijdige gevoelens beurtelings rood en bleek werd. Toen nu ook de verbouwereerde gezichten van de meisjes om de hoek van de deur keken, begaf haar sterke wil het en lachend zwaai de ze met haar handen. „O, ga weg, ik overleef het niet." Dit was het signaal voor een driedubbel geschater van de meisjes, terwijl de vader en moeder, met gezichten als van wraakgoden de scène met grote afkeuring aanschouwden. Op een gebiedend gebaar van de moeder verdwenen de meisjes, nog nagenietend van de in hun ogen prachtig geslaagde mop. Een van hen wist zich nog vlug te verontschuldigen, door te zeggen dat ze eerst naar de kapstok had gekeken, om te weten of er visite was. Daarom waren ze ook zo verbluft geweest, dat er behalve de vader en moeder ook nog iemand anders was. De vader en moeder bewaarde eerst een intens zwijgen. Juf frouw Koosje begreep, dat ze geen goede beurt gemaakt had. Maar wat hinderde dat. Om dit voorval zou ze nog dagenlang lachen. Och heden, het was over tienen. Als ze de eer aan zichzelf wilde houden, moest ze nu toch heus naar haar kamer gaan, want anders liep ze nog de kans op haar zestigste jaar naar bed te worden gestuurd. Nu wist ze ineens, waar ze de vader en moeder in onder moest brengen. Ze waren de reglementen zelf. Nu zat zij nog over tienen bij hen in de kamer en dat maakte hen onrustig. Stil maar. dacht ze geamuseerd, ik ga al. Nog groter werd haar binnenpret, toen ze ontdekte wat een opluchting het voor hen betekende, dat ze aanstalten maakte, om naar haar kamer te gaan. Boven op de gang hoorde ze sluipende voetstappen voor zich uitlopen. Tante Eliza, wist juffrouw Koosje. Ze komt bij de componist vandaan, of ze wil weten hoe laat ik naar bed mag gaan. Ja, er waren in dit huis nog heel wat problemen en beleve nissen. Met een zucht van voldoening, omdat haar lachspieren die avond zo'n goede beurt hadden gehad, sliep juffrouw Koosje in. Wordt vervolgd en een enorme sortering sigaren Stationsstraat 13 JUNCKER TURNER rijwielen 111111IIIII11111111111111111111111II1111111111111111111II111111H111111 li 11IIII11II11111II111111 De zuivere AMANDEL BANKETLETTER van BANKETBAKKERIJ TELEFOON 2385 - BERGEN worden gemaakt naar een heel oud familie recept iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiim NORDEMANN KI. Dorpsstraat 25 Bergen een mooie „LAP" als ST NICOLAAS CADEAU ROK tweeds mousbril tinneroy bouclé duffel mohair satijn velours satijn flanel e.a. roodbruine tuintegels Telefoon 597 en 476 Schagen Koop een nuttig geschenk waar u jaren plezier van heeft. Zichtzertding op aanvraag Woninginrichting Notweg 14 - Telefoon 2715 Groene en bloeiende LIJTWEG 44 - BERGEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1960 | | pagina 6