GELD en IDEALEN Nieuws van overal door HENK VAN HEESWIJK Kees installeerde zich en toen Hennie met de koffie binnen kwam, keek hij haar hoofdschuddend aan. Ze zette de kopjes neer en keek hem verbaasd aan. „Is er wat?". „Ja, er is wat. Moet je niets liever willen dan meteen aan de slag te gaan en dan zegt de aspirant-baas: Hier heb je geld, hoepel op tot 1 september en ga eerst een beetje luieren, er gens aan de Rivièra bijvoorbeeld. En als je protesteert zegt hij: orders van de baas; durf jij die te trotseren?". Hennie lachte liefjes. „Gut, heeft hij ook al een baas? Nooit geweten Kees maaide met zijn hoofd. „Kom nou, ik zal niet weten, wie hij bedoelt. Waarom mag ik niet meteen aan het werk?". Ze kwam naast hem zitten en legde haar hand op zijn knie. „Meneer de advokaat, na de studie eerst de ontspanning, daar na pas de arbeid". Hij lachte verlegen. „Nu ja, natuurlijk is het fijn om een week of wat met vakantie te gaan. Maar ik vind het allemaal zo be roerd, dat het niet van mijn eigen geld is, zie je? Ik wou, dat je dat kon begrijpen", Ze trok haar hand terug en ging achterover zitten. „Kees, jongen, niemand kan je beter begrijpen dan ik. Ik heb je nu een aantal jaren onder mijn hoede gehad, als ik dat mag zeggen, en ik heb je leren kennen tot en met. Ik weet precies, wat je met je woorden bedoelt. Als ik in jouw plaats stond, zou ik precies zo zijn. Wel, je moogt het gerust weten: het is inderdaad mijn wens, maar ook die van Halbersma, dat je niet terstond aan het werk gaat. Je hebt gestudeerd en geblokt tot de vonken er afvlogen. Vertel me maar niets, want ik weet het precies. Als andere studenten gingen boemelen, dan kroop jij in je hok en je ging leren. Halbersma heeft een prof. gesproken, die college heeft gegeven. Hij noemde jou als een der begaafdste studenten en ik geloof het onmiddellijk. Dat je studie bekroond werd is voor mij in het bizonder een grote voldoening geweest. Enfin, dat weet je. Voor je ijver en je doorzettingsvermogen, getoond vanaf de allereerste avond op de school, willen we je belonen. Vandaar dat Wim en ik besloten, dat je eerst een poosje echt met vakantie moest gaan. En, Kees, dit éne plezier wil je mij toch wel doen, niet?". Hij keerde zich naar haar toe en lachte. „Maar, Hennie je draait alles precies om. Goed, ik ken je. Ik heb je in deze jaren ook goed bekeken, daarvoor ben ik tenslotte nu - een man. Neem me niet kwalijk. Tegenstribbelen zal niet helpen. Ik hoef je wel niet te vertellen, dat ik je reuze vind, in elk op zicht. Goed, ik smeer 'm. Ik moet wel. En natuurlijk doe ik het graag. De gedachte alleen al: een poosje niet meer studeren, geen boeken, geen werk „Juist, nu zie je het, zoals ik het zie. En wat die Rivièra be treft, daar is het mooi, maar niet in deze tijd van het jaar. Te warm en te druk. Of, als je er van houdt „Heb je een tip voor me?". Ze schudde zo wild haar hoofd, dat haar lokken bijna in zijn gezicht kwamen. „Ik denk er niet aan. Zelfstandig worden, jongeman. Je hebt enige jaren op mij kunnen leunen, in figuur lijke zin dan altijdsta nu maar op je eigen benen. Zoek zelf je vakantieverblijf uit. Ik krijg te zijner tijd wel een kaartje van je". Hij gaf haar een sigaret en vuur en stak er zelf ook een op. „Waarom ga je niet mee, Hennie?". Ze keek verbaasd op. „Ik? Met jou? Hoe krijg je dat in je hoofd?". Hij kreeg een kleur. „Welik bedoel er niets bizonders mee natuurlijk, maar ik dachtjij zult ook wel eens een poosje vakantie willen hebben. En ik dacht zohet is mis schien wel goed, als Hennie er ook eens tussen uit trekt Ze keek hem scherp aan en begon toen te lachen. „Vertel mij watdat is een idee van Wim. Wees eens eerlijk?". En toen hij stug voor zich uit bleef kijken en niet reageerde, ver volgde zij: „Ik zie me al met jou ergens in een badplaats. Wat zullen de mensen zeggen? Kijk die moeder eens een knappe zoon hebbenNee, ik wil niet uit met zo'n Adonis als jij bent. Ik steek teveel af bij je blozende jeugd". „Ach, kom nou, Hennieje moest eens weten, hoe jeug dig je er nog uit ziet. Ze zullen denken, dat we man en vrouw zijn, of verloofd of zoiets Hennie proestte het uit. „Mallede gedachte alleen al...' „Heus, Hennie, vooral in deze japonje ziet er uit als een en twintig Haar trekken verzachtten. „Dank je voor het compliment, Kees. Maar ik doe het beslist niet. Ik heb je al gezegd: je moet nu op je eigen benen staan. Ga uit en wees jezelf. Ik zou binnen een week een blok aan je been zijn, want je zoudt in mijn ge zelschap niet durven, wat je misschien in je eentje wel zoudt willen. En daarmee bedoel ik niets onbehoorlijks natuurlijk. Nee, meester Galis, je gaat lekker in je eentje. Wie weet, ontmoet je ergens in de vreemde wel een bizonder charmant meisje, waar je één-twee-drie verliefd op wordt HOOFDSTUK 10 Hennie had een vooruitziende blik Aan deze woorden moest Cornelis Galis op die gedenkwaar dige juliavond denken, toen hij het meisje had gezien. Ze speelde tennis met een bruinverbrande jongeman en haar lach schaterde af en toe hoog op. Hij had een aantal prospecti van een reisbureau gekregen en op zijn gemak bekeken. Tenslotte had hij zijn keus laten vallen op het Ahrdal. En hier vertoefde hij nu enkele dagen, genie tend van het mooie weer, lange wandelingen makend in de om geving, of bergen beklimmend, Hij had kaartjes verzonden aan zijn familie en enkele studievrienden, alsmede aan Halbersma. Maar aan Hennie had hij een lange brief geschreven, waarop hij per kerende post antwoord had ontvangen, hartelijk als al tijd. Doch na enkele dagen realiseerde hij zich plotseling op een morgen, dat hij zich verveelde. En juist was hij van plan op te breken en ergens anders heen te gaan, toen hij het meisje had gezien. Tijdens een wandeling buiten het dorp was hij langs de tennisbaan aekomen en daar had hij haar zien spelen. Een en al levenslust. Zolang de wellevendheid het toeliet, had hij naar haar staan kijken. Eén keer hadden hun blikken elkaar ontmoet. Misschien twee sekonden. Misschien nog wel korter. Want meteen speelde ze weer verder en Kees vond het tijd om door te lopen. Maar even verder keerde hij op zijn schreden terug en liep nogmaals langs de baan. De spelers waren evenwel verdwenen en Kees was in arren moede doorgelopen. De volgende dag echter zag hij haar in het dorp met een oudere vrouw. Waarschijnlijk haar moeder. Toen hij het twee tal passeerde, keek het meisje naar hem en de oudere vrouw eveneens. Hij glimlachte even en boog en zei „Goedemorgen, dames". De dames knikten en beantwoordden zijn groet. Maar toen Kees even verder voor een etalage bleef staan, zag hi door de spiegelruit, dat het meisje omkeek. Ze is in ieder geval een Hollandse, dacht hij. Ik heb haar Nederlands horen spreken. 's Middags maakte hij met de Sesselbaan een rit naar boven en besloot in het restaurant iets fris te drinken. Het meisje zat daar met de oudere vrouw. Opnieuw groette hij vriendelijk en ditmaal beantwoordde ze zijn groet met een lachje. Hij ging zo zitten, dat ze hem van opzij konden bekijken, Maar even later stonden de dames op en vertrokken. Die nacht kon Kees niet in slaap komen. Hoewel hij van plan was geweest om de volgende dag te vertrekken, had hij beslo ten in ieder geval nog enkele dagen te blijven. Het toeval wilde, dat hij haar twee dagen later alleen zou ontmoeten. Tijdens een korte bergwandeling nabij het station stond hij in een bocht op het bergpad plotseling recht voor haar. Beiden waren een ogenblik verbaasd, maar Kees was de eerste, die zijn positeieven weer bij elkaar kreeg. Hij boog en zei: .Goedemorgen, juffrouw. Alles wat ik gedacht had, maar dat ik hier een bergnymf zou ontmoeten Het meisje lachte en prikte met haar stok in de zachte lei steen. „Ik ga anders altijd met m'n vader de bergen in, maar hij moest voor zaken weg en mijn moeder houdt niet van klimmen „Het klimmen is het ergste niet wel het dalen. Je wordt zo moe van jezelf tegenhouden Ze schoot in een lach. „Ik word niet zo gauw moe, hoor". „Mag ik me misschien eerst even voorstellen? vroeg hij. Mijn naam is Galis, Cornelis Galis uit Amsterdam, pas afge studeerd als meester in de rechten' Hij stak zijn hand uit en wat aarzelend legde zij de hare er even in. „Irene Hasting en ik woon in Aerdenhout. Bent u hier al lang?" „Om precies te zijn: tien dagen". „Hoe vindt u het Ahrdal? Of bent u hier al vaker geweest?' Hij schudde zijn hoofd. „Voor het eerst van mijn leven. Tot nu toe was alles, wat de klok sloeg, studeren, juffrouw Hasting Ze liepen samen verder het bergpad op. „Ja, dat ken ik studenten doen zeker nooit iets anders dan studeren, wel? „Jawel", antwoordde hij droog. „Eten, slapen, drinken „Ja, ja, dus behalve drinken ook nog wat anders „Ik hoop, dat u mij niet ziet als een droogstoppel, maar tijdens mijn studiejaren heb ik zeer weinig gedronken. Ik weet wel, dat het zo'n soort mode is onder de studenten, ook in ons corps, om vele glazen bier achter elkaar naar binnen te slaan, maar ik kon daar het plezier niet van inzien". Ze keek hem van terzijde onderzoekend aan. „Dus niet alle studenten zijn „Boemelaars en drinkebroers. Nee, juffrouw Hasting, er zijn ook nog studenten, die werkelijk studeren. Maar dat is voor mij nu afgelopen. Nog een goeie maand en dan ga ik aan het werk". Ze gingen nabij een top op een bank zitten en genoten van het vergezicht, Het meisje vertelde, dat ze al een maand hier vertoefde. „Volgende week gaan we weer naar huis. Dan zit het er voor dit jaar weer op". „Jammer", antwoordde hij spontaan. Ze keek verbaasd op. „Jammer? Waarom?". „Jammer, omdat ik dan nog maar zo kort van uw gezelschap zal kunnen genieten". Ze kleurde even, maar meteen kwam er een norse uitdrukking op haar gezicht. „U kunt dus ook vleien. Ik had gedacht, dat u anders was". „En als ik u nu plechtig verzeker, dat ik het meen?". Ze keek hem met opgetrokken wenkbrauwen een poosje aan. Toen kwam er een zachte blik in haar ogen. „Ik geloof werke lijk, dat u waarheid spreekt". „Het is niet mijn gewoonte, juffrouw Hasting, om te liegen, Ik meen het". Ze werd verlegen en stond op. „Ik moet weer naar beneden Ikik heb een afspraak Hij stond eveneens op en ging met haar mee het bergpad weer af. „Mag ik u begeleiden tot het dorp?". „Geen bezwaar", antwoordde ze kort. Een tijdlang liepen ze zwijgend naast elkaar. Maar opeens greep Kees haar bij de arm en dwong haar stil te staan. „Juffrouw Hasting, voor we uit elkaar gaan beneden, wil ik u wat zeggen. Ik heb u enkele malen gezien en wellicht herinnert u zich dat. Eergisteren in het restaurant, een keer in het dorp en enkele dagen geleden zag ik u op de tennisbaan. U hebt op mijals ik het zo zeggen mageen bizondere indruk gemaakt. Misschien ben ik in uw ogen wat lomp en onhandig. Maar ik heb in mijn studiejaren geen gelegenheid gehad om meisjes te leren kennen. Ik gunde me er ook de tijd niet voor. Ik dacht altijd: eerst afstuderen, dan een baan en dan zullen we wel verder zien. Wel, ik ben afgestu deerd en ik heb een baan. En hier ontmoet ik u, een jonge- vrouw uit Aerdenhout. Onverwacht zien we elkaar op enkele honderden kilometers afstand van onze woonplaats. Ik prijs me hierom bijzonder gelukkig. Ik zal u niet langer van uw af spraak houden. Maar mag ik het genoegen hebben u nog eens te ontmoeten?". Het meisje had met verwondering naar zijn lange uiteenzet ting geluisterd. „Maar, meneer GalisAltenahr is maar een klein dorpje. We zullen elkaar de komende dagen nog wel eens tegenkomen, veronderstel ik". Hij knikte. „Goed, u begrijpt me niet, of u wilt me niet be grijpen. Morgenochtend kunt u me op dezelfde tijd hier weer vinden. Als u niet wilt komen, is dat natuurlijk uw volste recht, maar ik zal me zeer teleurgesteld voelen. En nu zal ik u veilig beneden brengen Irene Hasting was totaal onthutst. Zelfs toen ze aan de rand van het dorp afscheid namen met een handdruk, beantwoordde ze zijn groet met wat gemompel en met een kleur liep ze verder, langs het station naar het dorp. Die dag maakte Kees een lange wandeling langs de Ahr en keerde tegen de avond met het bergtreintje terug, 's Avonds zag hij haar niet in het dorp en hij besloot vroeg naar bed te gaan. De volgende morgen na het ontbijt besteeg hij het bergpad en ging op de bank zitten. Ik zal het wel glad verkeerd hebben aangepakt, dacht hij triestig. Zij zal wel van heel voorname familie zijn en me misschien in stilte uitgelachen hebben. Mis schien ben ik veel te hard van stapel gelopen, maar wat kan ik er aan doen? Ik ben stapel verliefd op dat kind Het kind intussen besteeg met vlugge schreden het bergpad en toen Kees gerucht hoorde en opkeek, stond een gedaante in het wit plotseling voor hem. Vlug stond hij op en knipperde met zijn ogen. Ze schaterde het uit. „Ik durf er een lief ding om te verwedden, dat ik u in slaap had getroffen, als ik vijf minuten later was gekomen". Hij drukte haar hand en keek ernstig in het blozende gezicht. „Dat lieve ding heeft u verspeeld, juffrouw Hasting. Ik ben klaar wakker." „Had u me verwacht, meneer Galis? vroeg ze, een tikje koket. Hij zuchtte. „Dat is een gewetensvraag. Ik zal er een eerlijk antwoord op geven. Ik zei zoéven tot mezelf: je zult het wel glad verkeerd aangepakt hebben, Cornelis, ze heeft je achteraf na tuurlijk in stilte uitgelachen". Ze keek verbaasd naar hem op. „Maar waarom zou ik u uitgelachen hebben?". Hij haalde zijn schouders op. „Och, ik ben onhandig, ziet u, als vrouwen er aan te pas komen. U hebt natuurlijk al met verschillende andere jongemannen in uw leven kennis gemaakt. In Aerdenhout, in vakantieverblijven. Bij hen vergeleken zal ik me wel als een dwaas hebben aangesteld, gisteren, is het niet? Ze bleef hem aankijken en schudde eindelijk haar hoofd. „Meneer Galis, als ik het goed begrepen heb, bent u advo- vokaat, nietwaar?". „Jawel, juffrouw Hasting". „O, zeg alsjeblieft Irenedat ge juffrouw......" „Graag, Irene, en men noemt mij meestal Kees". „Juist. Dan zult u in de praktijk nog wel eens last krijgen van uw minderwaardigheidscomplex". Hij hief stom verbaasd zijn hoofd op. „Minderwaardigheids complex?". Ze knikte. „U bent beleefd en voorkomend. Dat pleit voor u. Maar de manier, waarop u met mij praatNee, Kees, ik schat je op een jaar of drie- vier en twintig, maar je gedraagt je als een blaag van achttien. En zelfs die zijn tegenwoordig veel te bij „Misschien wil je mij wat manieren leren?" Ze schoot in een lach. „Merci, ik ben met vakantie. Kom op, we gaan een eindje tippelen. Dat zitten de hele dag daar krijg je ook wat van Ze liepen een klein uurtje en belandden toen in een klein berghotelletje, waar ze wat dronken en uitrustten. Ze staken een sigaret op en Kees kon niet nalaten plagend te vragen „Geen afspraak vanmorgen?" Ze knikte. „Ja, met jou. Anders niet." ,Het is me een hele eerbegon hij, maar Irene gaf hem een por in zijn zij en antwoordde: „Houd alstjeblieft op met die salontaal. Heb je dat ook op de universiteit geleerd?" „Wat moet ik dan zeggen?" Ze haalde haar schouders op. „Je bent werkelijk hopeloos. Zeg maar niets." De stemming was wat gedrukt, toen ze een poosje later de terugweg aanvaardden. Op een gegeven ogenblik ontglipte haar de bergstok. Ze gaf een gilletje en beiden zagen de stok in een ravijn rollen. „Wacht hier op me," zei Kees, plotseling aktief, „ik zal hem halen." Ze greep hem met beide handen bij de arm. „Ben je helemaal gek geworden? Dat ravijn in? Dat staat gelijk met zelfmoord. En dat voor zo'n onnozele stokO, ik geloof werkelijk, dat je het gedaan zou hebben." Ze had nog steeds met beide handen zijn arm vast en toen hij zich naar haar toedraaide, zei hij: „Voor jou zou ik alles willen doen, Irene." Verschrikt liet ze zijn arm los en deed een stap achteruit. Ze leunde tegen de bergwand en keek hem nog eens aan. Toen kwam er een blos op haar gezicht. Ze zuchtte en liep toen naar beneden. „Ik koop in het dorp wel een nieuwe stok, hoor, als het niet anders is Zwijgend liepen ze verder en toen Kees een arm om haar heen legde, rilde ze even, maar liet het verder toe. Aan de voet van de berg wilde hij afscheid nemen, maar ze greep zijn arm en zei: „Kom mee. Ik kan me met jou wel ver tonen in het dorp. En dan daarbijik houd niet van dat stiekeme gedoe. Vader en moeder mogen best weten, dat ik hier een landgenoot heb ontmoet." In het dorp vroeg hij: „Waar logeren jullie?" „Zum Post. En jij?" „O, een eenvoudig pension, bij de tennisbaan." „Ja, nu je het over de tennisbaan hebtwe gaan vanavond samen een partijtje spelen. Ik wil m'n krachten wel eens met je meten." Hij zuchtte. „Het spijt me, Irene, maar „O, kan je het niet? Mag 'm niet hinderen. Kom maar om zeven uur. Ik zal je de eerste beginselen leren." Die avond kreeg Kees zijn eerste tennisles. Het resultaat was: doorweekte kleren en een ontvelde hand. Ze keek er even naar, toen ze naar de kleedkamers liepen en zei spottend: „Meis jeshanden heb je. Moet je de mijne zien." „Kunst... hoe waren jouw handen na de eerste les?" Ze kleurde. „Je hebt gelijk, Cornelis," antwoordde ze zacht. „Ik ben een draak. Ik zal er meteen een pleister op doen." De volgende dagen ontmoetten ze elkaar regelmatig op de bergwandeling. En 's avonds tenniste Kees met haar een uurtje. Hij had de nodige kleding, een racket en een paar ballen ge kocht en na een paar dagen constateerde Irene, dat hij snel vorderingen maakte. „Je hebt er kijk op, Cornelis," zei ze, toen ze even zaten uit te blazen met een glas limonade. „Je zult de slag gauw beet hebben. Heb je het werkelijk nooit gedaan?" Kees schoot in een lach. „Jawel, op straat, met m'n kameraad jes. Met een speelgoedracket, weet je?" Ze zoog vuur aan de sigaret, die hij haar gaf en rookte even bedachtzaam. „Waar woonde je in je jeugd, Cornelis?" „O, in een doodgewone straat in Mokum. Zoals er tientallen zijn." Ze knikte even. „Wat doet je vader eigenlijk?" Kees kleurde licht en het ontging Irene niet. Hij schaamt zich voor zijn vader, was haar eerste gedachte. Stom, ik had het niet mogen vragen. „O, die heeft een baantje bij het havenbedrijf. En wat doet jouw vader?" Ze keek hem met grote ogen aan. „Weet je dat niet?" Hij schudde zijn hoofd. „Anders zou ik het niet vragen. Is dat zo gek? Je kijkt me zo verwonderd aan." „Nooit gehoord van Hastings Staalbouw?" Kees dacht even na. Toen schudde hij opnieuw zijn hoofd. „Nee, nooit van gehoord. Is het erg? Gebrek aan m n op voeding?" „Het ligt niet op mijn weg om over dit laatste te oordelen,' antwoordde ze, een beetje afgemeten. „Hastings Staalbouw heeft drie bedrijven in Nederland, om precies te zijn: in Amsterdam aan de overkant van het IJ, in Rotterdam en in Utrecht. Mijn vader is de oudste directeur." Hij keek haar verschrikt aan. „Jootjedirecteur van drie fabrieken. Dat is me even watOnwillekeurig schoof hij iets van haar af. Ze fronste haar wenkbrauwen. „Komt je minderwaardig heidscomplex weer boven? Doe me een plezier en vergeet als jeblieft hier in Duitsland, dat mijn vader grootindustrieel is. Ik ben alleen maar Irene en meer niet." Hij zat voor zich uit te staren en vergat aan zijn sigaret te trekken. Ze schoof naar hem toe en porde hem in z'n zij. „Zo meteen brand je je vingers, dromer. Hij kwam tot zichzelf. „Sorry, Irene, ik moest dat even ver werken. Goed, we blijven goede vrienden, zoals het geweest is tot nu toe." Ze keek hem van terzijde aan, smeet het eindje sigaret op de grond en kwam overeind. Ze ging vlak voor hem staan, boog zich naar hem toe en zei op strenge toon: „En als we goede vrienden blijven, dan mag dit voor jou geen verschil maken, begrepen? Ik ben over enkele maanden meerderjarig en ik ben altijd gewend geweest mijn vrienden en vriendinnen zelf uit te kiezen, zonder enig onderscheid. En je moogt het gerust weten, jij behoort vanaf dit ogenblik tot mijn intieme vrienden, wil je daar goed aan denken?" Hij keek haar aan en glimlachte. „Dank je, Irene. Ik zou een dwaas zijn, als ik dit laatste niet goed in m'n oren zou knopen." Ze ging rechtop staan en keek spottend op hem neer. „AJs je daar maar aan denkt. Zo, en nu gaan we nog een kwartiertje spelen. En probeer nu eens je backhand wat te verbeteren..." HOOFDSTUK 11. Irene neemt het initiatief. Op de eerste dag in augustus maakten ze hun laatste wan deling over het bergpad. In die negen dagen, dat ze elkander kenden, was hun verhouding losser en gemoedelijker geworden. Ze liepen nu hand aan hand omhoog en op de bank bfj de eerste top gingen ze vlak naast elkaar zitten. Ze rookten een sigaret en keken naar de kleine figuurtjes, beneden in het dorp. Het was nu hoogseizoen en honderden toeristen, dagjesmensen en pensiongasten flaneerden in de smalle dorpsstraat en kwa men uit op het pleintje bij de brug en het station, waar ze óf naar de Sesselbaan gingen, óf weer omkeerden om opnieuw het dorp in te gaan. Irene had hem eens een paar keer van terzijde aangekeken en opeens zei ze: „Waar denk je aan, Cornelis?" Ze had ge zegd, dat ze „Kees" een hondenaam vond en hem liever bij zijn volle voornaam noemde. En Kees had het uitstekend ge vonden, zoals hij alles van Irene uitstekend vond. „Partir c'est mourir un peu", antwoordde hij, voor zich uit starend. „Zo?" Irene stak haar neus in de lucht. „En wie zegt, dat het een partir voor altijd is?" Hij haalde zijn schouders op en maakte met de bergstok figuur tjes in het zand voor de bank. „Och, Irene, het waren prettige dagen, zo samenonze wandelingen hierje tennislessen we hebben elkaar wat beter leren kennenik neem aan, dat ik niet meer zo onbehouwen ben als de eerste dagen maar jijdochter van een grootindustrieel, directeur van een bedrijf, dat drie fabrieken heeft, en ikeen pas afgestudeerde advokaat, die nog aan het begin staat van zijn carrièreHij zuchtte en richtte zich op. „Kom, laten we van deze laatste dag genieten, dan zullen we er prettige herinneringen aan houden. Dat is al heel wat". (Wordt vervolgd) EEN GOEDE KALKTOESTAND IS GELD WAARD De kalktoestand van vele van onze Nederlandse bouwlandgrqn- den laat nogal te wensen over. Deskundigen hebben aan de hand van de resultaten van grondon derzoek berekend, dat niet min der dan 1,6 miljoen ton zuivere koolzure kalk nodig zou zijn om de kalktoestand op het juiste peil te brengen. Nemen wij aan dat de kalk- meststoffen gemiddeld ruim 50 procent zuivere koolzure kalk be vatten er zijn vele kalkmeststof- fen met sterk verschillende ge halten), dan betekent dit 3 mil joen ton kalkmeststoffen. Wan neer wij verder aannemen dat een spoorwagon 10 ton kalk kan be vatten en 8 m lang is, dan zou de totaal benodigde kalk of een trein ter lengte van 2400 km of 8 x GroningenMaastricht kunnen worden geladen. Een goede kalktoestand is be langrijk want dan alleen worden de andere meststoffen zoals kali, fosfaat, magnesium enz., ten volle benut en kan men de hoogste op brengsten verwachten. Op het grasland is de kalktoestand ge middeld voldoende hoog. MEER BELANGSTELLING VOOR TUINIEREN De invoering van de verkorte werkweek komt ongetwijfeld de lust tot tuinieren ten goede. Vele dingen wijzen er op, dat de zaak „grondiger" wordt aangepakt. Dit blijkt ook uit het stijgende aantal grondmonsters welke het Be- brij fslaboratorium voor Grond en Gewasonderzoek te Ooster beek ontvangt voor onderzoek op de bemestingstoestand van de grond. Het feit dat bepaalde bo men of planten soms minder goed willen groeien kan velerlei oor zaken ten grondslag hebben. Er kan zich bijvoorbeeld te veel of te weinigkalk in de grond be vinden en verder kan ook de kali, fosfaat, magnesiumtoestand af wijken. De meststoffen moeten al lemaal in de juiste verhouding aanwezig zijn. Het bemestingsad vies na grondonderzoek geeft aan, hoe men de komende vijf jaar het beste kan bemesten. De grondmonsters worden genomen door speciaal geïnstrueerde mon sternemers waarvan er 170 in de lande zijn. BOUW BANANENPOEDERFABRIEK Onlangs werd in India de le steen gelegd voor de bouw van de eerste bananenpoederfabriek die in Azië zal verrijzen. Het initiatief is uitgegaan van een coöperatieve vereniging in het district Oost-Khandesh. De kostprijs van dit produkt wordt geschat op ongeveer 1,65 per kg. Men is voornemens in de toekomst ook papaja's, mangga's, tomaten en limoenen tot poeder te gaan verwerken. HUMUS, BELANGRIJKE STOF IN DE GROND Vele niet-plattelanders weten dat humus een zeer belangrijk be standdeel van de bodem is. Op stuifzanden, waarin zich prak tisch geen humus of organische stof bevindt, wil dan ook prak tisch niets groeien. Humus ont staat uit resten van planten en dieren die langzaam ontleden. Om meer dan één ding is hu mus belangrijk, namelijk: a. hij houdt veel water vast. b. hij houdt plantenvoedingsstof- fen vast zoals kali, kalk en magnesium. c. hij geeft de grond een donke re kleur waardoor deze vlug ger warm wordt. d. hij maakt kleigronden losser van structuur en zandgronden meer samenhangend. Voor 1850, toen er praktisch nog geen kunstmeststoffen wer den gebruikt (alleen dierlijke en plantaardige mest), dacht men dat de planten humusdeeltjes op namen voor hun groei. De ont dekking van de Duitse apotheker Justus von Liebig dat de planten wortels geen humus maar opge loste zouten uit de grond opne men, bracht hierin een radicale verandering. Toch duurde het nog vele tientallen jaren alvorens de kunstmeststoffen goed waren ingevoerd. Desalniettemin is een goede humustoestand van de grond ook nu nog zeer belangrijk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1961 | | pagina 6