GELD en IDEALEN
Nieuws van overal
door HENK VAN HEESWIJK
Kees installeerde zich en toen Hennie met de koffie binnen
kwam, keek hij haar hoofdschuddend aan. Ze zette de kopjes
neer en keek hem verbaasd aan. „Is er wat?".
„Ja, er is wat. Moet je niets liever willen dan meteen aan de
slag te gaan en dan zegt de aspirant-baas: Hier heb je geld,
hoepel op tot 1 september en ga eerst een beetje luieren, er
gens aan de Rivièra bijvoorbeeld. En als je protesteert zegt hij:
orders van de baas; durf jij die te trotseren?".
Hennie lachte liefjes. „Gut, heeft hij ook al een baas? Nooit
geweten
Kees maaide met zijn hoofd. „Kom nou, ik zal niet weten,
wie hij bedoelt. Waarom mag ik niet meteen aan het werk?".
Ze kwam naast hem zitten en legde haar hand op zijn knie.
„Meneer de advokaat, na de studie eerst de ontspanning, daar
na pas de arbeid".
Hij lachte verlegen. „Nu ja, natuurlijk is het fijn om een week
of wat met vakantie te gaan. Maar ik vind het allemaal zo be
roerd, dat het niet van mijn eigen geld is, zie je? Ik wou, dat je
dat kon begrijpen",
Ze trok haar hand terug en ging achterover zitten. „Kees,
jongen, niemand kan je beter begrijpen dan ik. Ik heb je nu een
aantal jaren onder mijn hoede gehad, als ik dat mag zeggen, en
ik heb je leren kennen tot en met. Ik weet precies, wat je met
je woorden bedoelt. Als ik in jouw plaats stond, zou ik precies
zo zijn. Wel, je moogt het gerust weten: het is inderdaad mijn
wens, maar ook die van Halbersma, dat je niet terstond aan
het werk gaat. Je hebt gestudeerd en geblokt tot de vonken er
afvlogen. Vertel me maar niets, want ik weet het precies. Als
andere studenten gingen boemelen, dan kroop jij in je hok en
je ging leren. Halbersma heeft een prof. gesproken, die college
heeft gegeven. Hij noemde jou als een der begaafdste studenten
en ik geloof het onmiddellijk. Dat je studie bekroond werd is
voor mij in het bizonder een grote voldoening geweest. Enfin,
dat weet je. Voor je ijver en je doorzettingsvermogen, getoond
vanaf de allereerste avond op de school, willen we je belonen.
Vandaar dat Wim en ik besloten, dat je eerst een poosje echt
met vakantie moest gaan. En, Kees, dit éne plezier wil je mij
toch wel doen, niet?".
Hij keerde zich naar haar toe en lachte. „Maar, Hennie
je draait alles precies om. Goed, ik ken je. Ik heb je in deze
jaren ook goed bekeken, daarvoor ben ik tenslotte nu -
een man. Neem me niet kwalijk. Tegenstribbelen zal niet helpen.
Ik hoef je wel niet te vertellen, dat ik je reuze vind, in elk op
zicht. Goed, ik smeer 'm. Ik moet wel. En natuurlijk doe ik het
graag. De gedachte alleen al: een poosje niet meer studeren,
geen boeken, geen werk
„Juist, nu zie je het, zoals ik het zie. En wat die Rivièra be
treft, daar is het mooi, maar niet in deze tijd van het jaar. Te
warm en te druk. Of, als je er van houdt
„Heb je een tip voor me?".
Ze schudde zo wild haar hoofd, dat haar lokken bijna in zijn
gezicht kwamen. „Ik denk er niet aan. Zelfstandig worden,
jongeman. Je hebt enige jaren op mij kunnen leunen, in figuur
lijke zin dan altijdsta nu maar op je eigen benen. Zoek
zelf je vakantieverblijf uit. Ik krijg te zijner tijd wel een kaartje
van je".
Hij gaf haar een sigaret en vuur en stak er zelf ook een op.
„Waarom ga je niet mee, Hennie?".
Ze keek verbaasd op. „Ik? Met jou? Hoe krijg je dat in je
hoofd?".
Hij kreeg een kleur. „Welik bedoel er niets bizonders
mee natuurlijk, maar ik dachtjij zult ook wel eens een
poosje vakantie willen hebben. En ik dacht zohet is mis
schien wel goed, als Hennie er ook eens tussen uit trekt
Ze keek hem scherp aan en begon toen te lachen. „Vertel mij
watdat is een idee van Wim. Wees eens eerlijk?". En
toen hij stug voor zich uit bleef kijken en niet reageerde, ver
volgde zij: „Ik zie me al met jou ergens in een badplaats. Wat
zullen de mensen zeggen? Kijk die moeder eens een knappe
zoon hebbenNee, ik wil niet uit met zo'n Adonis als jij
bent. Ik steek teveel af bij je blozende jeugd".
„Ach, kom nou, Hennieje moest eens weten, hoe jeug
dig je er nog uit ziet. Ze zullen denken, dat we man en vrouw
zijn, of verloofd of zoiets
Hennie proestte het uit. „Mallede gedachte alleen al...'
„Heus, Hennie, vooral in deze japonje ziet er uit als
een en twintig
Haar trekken verzachtten. „Dank je voor het compliment,
Kees. Maar ik doe het beslist niet. Ik heb je al gezegd: je moet
nu op je eigen benen staan. Ga uit en wees jezelf. Ik zou binnen
een week een blok aan je been zijn, want je zoudt in mijn ge
zelschap niet durven, wat je misschien in je eentje wel zoudt
willen. En daarmee bedoel ik niets onbehoorlijks natuurlijk. Nee,
meester Galis, je gaat lekker in je eentje. Wie weet, ontmoet je
ergens in de vreemde wel een bizonder charmant meisje, waar
je één-twee-drie verliefd op wordt
HOOFDSTUK 10
Hennie had een vooruitziende blik
Aan deze woorden moest Cornelis Galis op die gedenkwaar
dige juliavond denken, toen hij het meisje had gezien. Ze speelde
tennis met een bruinverbrande jongeman en haar lach schaterde
af en toe hoog op.
Hij had een aantal prospecti van een reisbureau gekregen en
op zijn gemak bekeken. Tenslotte had hij zijn keus laten vallen
op het Ahrdal. En hier vertoefde hij nu enkele dagen, genie
tend van het mooie weer, lange wandelingen makend in de om
geving, of bergen beklimmend, Hij had kaartjes verzonden aan
zijn familie en enkele studievrienden, alsmede aan Halbersma.
Maar aan Hennie had hij een lange brief geschreven, waarop
hij per kerende post antwoord had ontvangen, hartelijk als al
tijd.
Doch na enkele dagen realiseerde hij zich plotseling op een
morgen, dat hij zich verveelde. En juist was hij van plan op te
breken en ergens anders heen te gaan, toen hij het meisje had
gezien. Tijdens een wandeling buiten het dorp was hij langs de
tennisbaan aekomen en daar had hij haar zien spelen. Een en
al levenslust.
Zolang de wellevendheid het toeliet, had hij naar haar staan
kijken. Eén keer hadden hun blikken elkaar ontmoet. Misschien
twee sekonden. Misschien nog wel korter. Want meteen speelde
ze weer verder en Kees vond het tijd om door te lopen. Maar
even verder keerde hij op zijn schreden terug en liep nogmaals
langs de baan. De spelers waren evenwel verdwenen en Kees
was in arren moede doorgelopen.
De volgende dag echter zag hij haar in het dorp met een
oudere vrouw. Waarschijnlijk haar moeder. Toen hij het twee
tal passeerde, keek het meisje naar hem en de oudere vrouw
eveneens. Hij glimlachte even en boog en zei „Goedemorgen,
dames". De dames knikten en beantwoordden zijn groet. Maar
toen Kees even verder voor een etalage bleef staan, zag hi
door de spiegelruit, dat het meisje omkeek. Ze is in ieder geval
een Hollandse, dacht hij. Ik heb haar Nederlands horen spreken.
's Middags maakte hij met de Sesselbaan een rit naar boven
en besloot in het restaurant iets fris te drinken. Het meisje zat
daar met de oudere vrouw. Opnieuw groette hij vriendelijk en
ditmaal beantwoordde ze zijn groet met een lachje. Hij ging zo
zitten, dat ze hem van opzij konden bekijken, Maar even later
stonden de dames op en vertrokken.
Die nacht kon Kees niet in slaap komen. Hoewel hij van plan
was geweest om de volgende dag te vertrekken, had hij beslo
ten in ieder geval nog enkele dagen te blijven.
Het toeval wilde, dat hij haar twee dagen later alleen zou
ontmoeten. Tijdens een korte bergwandeling nabij het station
stond hij in een bocht op het bergpad plotseling recht voor haar.
Beiden waren een ogenblik verbaasd, maar Kees was de eerste,
die zijn positeieven weer bij elkaar kreeg. Hij boog en zei:
.Goedemorgen, juffrouw. Alles wat ik gedacht had, maar dat
ik hier een bergnymf zou ontmoeten
Het meisje lachte en prikte met haar stok in de zachte lei
steen. „Ik ga anders altijd met m'n vader de bergen in, maar hij
moest voor zaken weg en mijn moeder houdt niet van klimmen
„Het klimmen is het ergste niet wel het dalen. Je wordt zo
moe van jezelf tegenhouden
Ze schoot in een lach. „Ik word niet zo gauw moe, hoor".
„Mag ik me misschien eerst even voorstellen? vroeg hij.
Mijn naam is Galis, Cornelis Galis uit Amsterdam, pas afge
studeerd als meester in de rechten'
Hij stak zijn hand uit en wat aarzelend legde zij de hare er
even in.
„Irene Hasting en ik woon in Aerdenhout. Bent u hier al
lang?"
„Om precies te zijn: tien dagen".
„Hoe vindt u het Ahrdal? Of bent u hier al vaker geweest?'
Hij schudde zijn hoofd. „Voor het eerst van mijn leven. Tot
nu toe was alles, wat de klok sloeg, studeren, juffrouw Hasting
Ze liepen samen verder het bergpad op. „Ja, dat ken ik
studenten doen zeker nooit iets anders dan studeren, wel?
„Jawel", antwoordde hij droog. „Eten, slapen, drinken
„Ja, ja, dus behalve drinken ook nog wat anders
„Ik hoop, dat u mij niet ziet als een droogstoppel, maar tijdens
mijn studiejaren heb ik zeer weinig gedronken. Ik weet wel, dat
het zo'n soort mode is onder de studenten, ook in ons corps, om
vele glazen bier achter elkaar naar binnen te slaan, maar ik kon
daar het plezier niet van inzien".
Ze keek hem van terzijde onderzoekend aan. „Dus niet alle
studenten zijn
„Boemelaars en drinkebroers. Nee, juffrouw Hasting, er zijn
ook nog studenten, die werkelijk studeren. Maar dat is voor
mij nu afgelopen. Nog een goeie maand en dan ga ik aan het
werk".
Ze gingen nabij een top op een bank zitten en genoten van
het vergezicht, Het meisje vertelde, dat ze al een maand hier
vertoefde. „Volgende week gaan we weer naar huis. Dan zit
het er voor dit jaar weer op".
„Jammer", antwoordde hij spontaan.
Ze keek verbaasd op. „Jammer? Waarom?".
„Jammer, omdat ik dan nog maar zo kort van uw gezelschap
zal kunnen genieten".
Ze kleurde even, maar meteen kwam er een norse uitdrukking
op haar gezicht. „U kunt dus ook vleien. Ik had gedacht, dat u
anders was".
„En als ik u nu plechtig verzeker, dat ik het meen?".
Ze keek hem met opgetrokken wenkbrauwen een poosje aan.
Toen kwam er een zachte blik in haar ogen. „Ik geloof werke
lijk, dat u waarheid spreekt".
„Het is niet mijn gewoonte, juffrouw Hasting, om te liegen,
Ik meen het".
Ze werd verlegen en stond op. „Ik moet weer naar beneden
Ikik heb een afspraak
Hij stond eveneens op en ging met haar mee het bergpad
weer af. „Mag ik u begeleiden tot het dorp?".
„Geen bezwaar", antwoordde ze kort. Een tijdlang liepen ze
zwijgend naast elkaar. Maar opeens greep Kees haar bij de
arm en dwong haar stil te staan. „Juffrouw Hasting, voor we
uit elkaar gaan beneden, wil ik u wat zeggen. Ik heb u enkele
malen gezien en wellicht herinnert u zich dat. Eergisteren in
het restaurant, een keer in het dorp en enkele dagen geleden zag
ik u op de tennisbaan. U hebt op mijals ik het zo zeggen
mageen bizondere indruk gemaakt. Misschien ben ik in uw
ogen wat lomp en onhandig. Maar ik heb in mijn studiejaren geen
gelegenheid gehad om meisjes te leren kennen. Ik gunde me er
ook de tijd niet voor. Ik dacht altijd: eerst afstuderen, dan een
baan en dan zullen we wel verder zien. Wel, ik ben afgestu
deerd en ik heb een baan. En hier ontmoet ik u, een jonge-
vrouw uit Aerdenhout. Onverwacht zien we elkaar op enkele
honderden kilometers afstand van onze woonplaats. Ik prijs
me hierom bijzonder gelukkig. Ik zal u niet langer van uw af
spraak houden. Maar mag ik het genoegen hebben u nog eens
te ontmoeten?".
Het meisje had met verwondering naar zijn lange uiteenzet
ting geluisterd. „Maar, meneer GalisAltenahr is maar een
klein dorpje. We zullen elkaar de komende dagen nog wel
eens tegenkomen, veronderstel ik".
Hij knikte. „Goed, u begrijpt me niet, of u wilt me niet be
grijpen. Morgenochtend kunt u me op dezelfde tijd hier weer
vinden. Als u niet wilt komen, is dat natuurlijk uw volste recht,
maar ik zal me zeer teleurgesteld voelen. En nu zal ik u veilig
beneden brengen
Irene Hasting was totaal onthutst. Zelfs toen ze aan de rand
van het dorp afscheid namen met een handdruk, beantwoordde
ze zijn groet met wat gemompel en met een kleur liep ze verder,
langs het station naar het dorp.
Die dag maakte Kees een lange wandeling langs de Ahr en
keerde tegen de avond met het bergtreintje terug, 's Avonds
zag hij haar niet in het dorp en hij besloot vroeg naar bed te
gaan.
De volgende morgen na het ontbijt besteeg hij het bergpad
en ging op de bank zitten. Ik zal het wel glad verkeerd hebben
aangepakt, dacht hij triestig. Zij zal wel van heel voorname
familie zijn en me misschien in stilte uitgelachen hebben. Mis
schien ben ik veel te hard van stapel gelopen, maar wat kan
ik er aan doen? Ik ben stapel verliefd op dat kind
Het kind intussen besteeg met vlugge schreden het bergpad en
toen Kees gerucht hoorde en opkeek, stond een gedaante in het
wit plotseling voor hem. Vlug stond hij op en knipperde met zijn
ogen. Ze schaterde het uit.
„Ik durf er een lief ding om te verwedden, dat ik u in slaap
had getroffen, als ik vijf minuten later was gekomen".
Hij drukte haar hand en keek ernstig in het blozende gezicht.
„Dat lieve ding heeft u verspeeld, juffrouw Hasting. Ik ben
klaar wakker."
„Had u me verwacht, meneer Galis? vroeg ze, een tikje
koket.
Hij zuchtte. „Dat is een gewetensvraag. Ik zal er een eerlijk
antwoord op geven. Ik zei zoéven tot mezelf: je zult het wel glad
verkeerd aangepakt hebben, Cornelis, ze heeft je achteraf na
tuurlijk in stilte uitgelachen".
Ze keek verbaasd naar hem op. „Maar waarom zou ik u
uitgelachen hebben?".
Hij haalde zijn schouders op. „Och, ik ben onhandig, ziet u,
als vrouwen er aan te pas komen. U hebt natuurlijk al met
verschillende andere jongemannen in uw leven kennis gemaakt.
In Aerdenhout, in vakantieverblijven. Bij hen vergeleken zal ik
me wel als een dwaas hebben aangesteld, gisteren, is het niet?
Ze bleef hem aankijken en schudde eindelijk haar hoofd.
„Meneer Galis, als ik het goed begrepen heb, bent u advo-
vokaat, nietwaar?".
„Jawel, juffrouw Hasting".
„O, zeg alsjeblieft Irenedat ge juffrouw......"
„Graag, Irene, en men noemt mij meestal Kees".
„Juist. Dan zult u in de praktijk nog wel eens last krijgen van
uw minderwaardigheidscomplex".
Hij hief stom verbaasd zijn hoofd op. „Minderwaardigheids
complex?".
Ze knikte. „U bent beleefd en voorkomend. Dat pleit voor
u. Maar de manier, waarop u met mij praatNee, Kees, ik
schat je op een jaar of drie- vier en twintig, maar je gedraagt
je als een blaag van achttien. En zelfs die zijn tegenwoordig
veel te bij
„Misschien wil je mij wat manieren leren?"
Ze schoot in een lach. „Merci, ik ben met vakantie. Kom op,
we gaan een eindje tippelen. Dat zitten de hele dag daar krijg
je ook wat van
Ze liepen een klein uurtje en belandden toen in een klein
berghotelletje, waar ze wat dronken en uitrustten. Ze staken
een sigaret op en Kees kon niet nalaten plagend te vragen „Geen
afspraak vanmorgen?"
Ze knikte. „Ja, met jou. Anders niet."
,Het is me een hele eerbegon hij, maar Irene gaf hem
een por in zijn zij en antwoordde: „Houd alstjeblieft op met die
salontaal. Heb je dat ook op de universiteit geleerd?"
„Wat moet ik dan zeggen?"
Ze haalde haar schouders op. „Je bent werkelijk hopeloos.
Zeg maar niets."
De stemming was wat gedrukt, toen ze een poosje later de
terugweg aanvaardden. Op een gegeven ogenblik ontglipte haar
de bergstok. Ze gaf een gilletje en beiden zagen de stok in een
ravijn rollen.
„Wacht hier op me," zei Kees, plotseling aktief, „ik zal hem
halen."
Ze greep hem met beide handen bij de arm. „Ben je helemaal
gek geworden? Dat ravijn in? Dat staat gelijk met zelfmoord.
En dat voor zo'n onnozele stokO, ik geloof werkelijk,
dat je het gedaan zou hebben."
Ze had nog steeds met beide handen zijn arm vast en toen
hij zich naar haar toedraaide, zei hij: „Voor jou zou ik alles
willen doen, Irene."
Verschrikt liet ze zijn arm los en deed een stap achteruit. Ze
leunde tegen de bergwand en keek hem nog eens aan. Toen
kwam er een blos op haar gezicht. Ze zuchtte en liep toen
naar beneden. „Ik koop in het dorp wel een nieuwe stok, hoor,
als het niet anders is
Zwijgend liepen ze verder en toen Kees een arm om haar
heen legde, rilde ze even, maar liet het verder toe.
Aan de voet van de berg wilde hij afscheid nemen, maar ze
greep zijn arm en zei: „Kom mee. Ik kan me met jou wel ver
tonen in het dorp. En dan daarbijik houd niet van dat
stiekeme gedoe. Vader en moeder mogen best weten, dat ik
hier een landgenoot heb ontmoet."
In het dorp vroeg hij: „Waar logeren jullie?"
„Zum Post. En jij?"
„O, een eenvoudig pension, bij de tennisbaan."
„Ja, nu je het over de tennisbaan hebtwe gaan vanavond
samen een partijtje spelen. Ik wil m'n krachten wel eens met
je meten."
Hij zuchtte. „Het spijt me, Irene, maar
„O, kan je het niet? Mag 'm niet hinderen. Kom maar om
zeven uur. Ik zal je de eerste beginselen leren."
Die avond kreeg Kees zijn eerste tennisles. Het resultaat was:
doorweekte kleren en een ontvelde hand. Ze keek er even
naar, toen ze naar de kleedkamers liepen en zei spottend: „Meis
jeshanden heb je. Moet je de mijne zien."
„Kunst... hoe waren jouw handen na de eerste les?"
Ze kleurde. „Je hebt gelijk, Cornelis," antwoordde ze zacht.
„Ik ben een draak. Ik zal er meteen een pleister op doen."
De volgende dagen ontmoetten ze elkaar regelmatig op de
bergwandeling. En 's avonds tenniste Kees met haar een uurtje.
Hij had de nodige kleding, een racket en een paar ballen ge
kocht en na een paar dagen constateerde Irene, dat hij snel
vorderingen maakte.
„Je hebt er kijk op, Cornelis," zei ze, toen ze even zaten uit
te blazen met een glas limonade. „Je zult de slag gauw beet
hebben. Heb je het werkelijk nooit gedaan?"
Kees schoot in een lach. „Jawel, op straat, met m'n kameraad
jes. Met een speelgoedracket, weet je?"
Ze zoog vuur aan de sigaret, die hij haar gaf en rookte even
bedachtzaam. „Waar woonde je in je jeugd, Cornelis?"
„O, in een doodgewone straat in Mokum. Zoals er tientallen
zijn."
Ze knikte even. „Wat doet je vader eigenlijk?"
Kees kleurde licht en het ontging Irene niet. Hij schaamt
zich voor zijn vader, was haar eerste gedachte. Stom, ik had
het niet mogen vragen.
„O, die heeft een baantje bij het havenbedrijf. En wat doet
jouw vader?"
Ze keek hem met grote ogen aan. „Weet je dat niet?"
Hij schudde zijn hoofd. „Anders zou ik het niet vragen. Is
dat zo gek? Je kijkt me zo verwonderd aan."
„Nooit gehoord van Hastings Staalbouw?"
Kees dacht even na. Toen schudde hij opnieuw zijn hoofd.
„Nee, nooit van gehoord. Is het erg? Gebrek aan m n op
voeding?"
„Het ligt niet op mijn weg om over dit laatste te oordelen,'
antwoordde ze, een beetje afgemeten. „Hastings Staalbouw heeft
drie bedrijven in Nederland, om precies te zijn: in Amsterdam
aan de overkant van het IJ, in Rotterdam en in Utrecht. Mijn
vader is de oudste directeur."
Hij keek haar verschrikt aan. „Jootjedirecteur van drie
fabrieken. Dat is me even watOnwillekeurig schoof hij
iets van haar af.
Ze fronste haar wenkbrauwen. „Komt je minderwaardig
heidscomplex weer boven? Doe me een plezier en vergeet als
jeblieft hier in Duitsland, dat mijn vader grootindustrieel is. Ik
ben alleen maar Irene en meer niet."
Hij zat voor zich uit te staren en vergat aan zijn sigaret te
trekken. Ze schoof naar hem toe en porde hem in z'n zij. „Zo
meteen brand je je vingers, dromer.
Hij kwam tot zichzelf. „Sorry, Irene, ik moest dat even ver
werken. Goed, we blijven goede vrienden, zoals het geweest is
tot nu toe."
Ze keek hem van terzijde aan, smeet het eindje sigaret op
de grond en kwam overeind. Ze ging vlak voor hem staan,
boog zich naar hem toe en zei op strenge toon: „En als we
goede vrienden blijven, dan mag dit voor jou geen verschil
maken, begrepen? Ik ben over enkele maanden meerderjarig
en ik ben altijd gewend geweest mijn vrienden en vriendinnen
zelf uit te kiezen, zonder enig onderscheid. En je moogt het
gerust weten, jij behoort vanaf dit ogenblik tot mijn intieme
vrienden, wil je daar goed aan denken?"
Hij keek haar aan en glimlachte. „Dank je, Irene. Ik zou
een dwaas zijn, als ik dit laatste niet goed in m'n oren zou
knopen."
Ze ging rechtop staan en keek spottend op hem neer. „AJs
je daar maar aan denkt. Zo, en nu gaan we nog een kwartiertje
spelen. En probeer nu eens je backhand wat te verbeteren..."
HOOFDSTUK 11.
Irene neemt het initiatief.
Op de eerste dag in augustus maakten ze hun laatste wan
deling over het bergpad. In die negen dagen, dat ze elkander
kenden, was hun verhouding losser en gemoedelijker geworden.
Ze liepen nu hand aan hand omhoog en op de bank bfj de
eerste top gingen ze vlak naast elkaar zitten. Ze rookten een
sigaret en keken naar de kleine figuurtjes, beneden in het dorp.
Het was nu hoogseizoen en honderden toeristen, dagjesmensen
en pensiongasten flaneerden in de smalle dorpsstraat en kwa
men uit op het pleintje bij de brug en het station, waar ze óf
naar de Sesselbaan gingen, óf weer omkeerden om opnieuw
het dorp in te gaan.
Irene had hem eens een paar keer van terzijde aangekeken
en opeens zei ze: „Waar denk je aan, Cornelis?" Ze had ge
zegd, dat ze „Kees" een hondenaam vond en hem liever bij
zijn volle voornaam noemde. En Kees had het uitstekend ge
vonden, zoals hij alles van Irene uitstekend vond.
„Partir c'est mourir un peu", antwoordde hij, voor zich uit
starend.
„Zo?" Irene stak haar neus in de lucht. „En wie zegt, dat
het een partir voor altijd is?"
Hij haalde zijn schouders op en maakte met de bergstok figuur
tjes in het zand voor de bank. „Och, Irene, het waren prettige
dagen, zo samenonze wandelingen hierje tennislessen
we hebben elkaar wat beter leren kennenik neem aan,
dat ik niet meer zo onbehouwen ben als de eerste dagen
maar jijdochter van een grootindustrieel, directeur van een
bedrijf, dat drie fabrieken heeft, en ikeen pas afgestudeerde
advokaat, die nog aan het begin staat van zijn carrièreHij
zuchtte en richtte zich op. „Kom, laten we van deze laatste dag
genieten, dan zullen we er prettige herinneringen aan houden.
Dat is al heel wat".
(Wordt vervolgd)
EEN GOEDE
KALKTOESTAND
IS GELD WAARD
De kalktoestand van vele van
onze Nederlandse bouwlandgrqn-
den laat nogal te wensen over.
Deskundigen hebben aan de hand
van de resultaten van grondon
derzoek berekend, dat niet min
der dan 1,6 miljoen ton zuivere
koolzure kalk nodig zou zijn om
de kalktoestand op het juiste peil
te brengen.
Nemen wij aan dat de kalk-
meststoffen gemiddeld ruim 50
procent zuivere koolzure kalk be
vatten er zijn vele kalkmeststof-
fen met sterk verschillende ge
halten), dan betekent dit 3 mil
joen ton kalkmeststoffen. Wan
neer wij verder aannemen dat een
spoorwagon 10 ton kalk kan be
vatten en 8 m lang is, dan zou de
totaal benodigde kalk of een trein
ter lengte van 2400 km of 8 x
GroningenMaastricht kunnen
worden geladen.
Een goede kalktoestand is be
langrijk want dan alleen worden
de andere meststoffen zoals kali,
fosfaat, magnesium enz., ten volle
benut en kan men de hoogste op
brengsten verwachten. Op het
grasland is de kalktoestand ge
middeld voldoende hoog.
MEER BELANGSTELLING
VOOR TUINIEREN
De invoering van de verkorte
werkweek komt ongetwijfeld de
lust tot tuinieren ten goede. Vele
dingen wijzen er op, dat de zaak
„grondiger" wordt aangepakt. Dit
blijkt ook uit het stijgende aantal
grondmonsters welke het Be-
brij fslaboratorium voor Grond
en Gewasonderzoek te Ooster
beek ontvangt voor onderzoek op
de bemestingstoestand van de
grond. Het feit dat bepaalde bo
men of planten soms minder goed
willen groeien kan velerlei oor
zaken ten grondslag hebben. Er
kan zich bijvoorbeeld te veel of
te weinigkalk in de grond be
vinden en verder kan ook de kali,
fosfaat, magnesiumtoestand af
wijken. De meststoffen moeten al
lemaal in de juiste verhouding
aanwezig zijn. Het bemestingsad
vies na grondonderzoek geeft
aan, hoe men de komende vijf
jaar het beste kan bemesten. De
grondmonsters worden genomen
door speciaal geïnstrueerde mon
sternemers waarvan er 170 in de
lande zijn.
BOUW
BANANENPOEDERFABRIEK
Onlangs werd in India de le
steen gelegd voor de bouw van
de eerste bananenpoederfabriek
die in Azië zal verrijzen.
Het initiatief is uitgegaan van
een coöperatieve vereniging in
het district Oost-Khandesh.
De kostprijs van dit produkt
wordt geschat op ongeveer 1,65
per kg. Men is voornemens in de
toekomst ook papaja's, mangga's,
tomaten en limoenen tot poeder
te gaan verwerken.
HUMUS, BELANGRIJKE
STOF IN DE GROND
Vele niet-plattelanders weten
dat humus een zeer belangrijk be
standdeel van de bodem is. Op
stuifzanden, waarin zich prak
tisch geen humus of organische
stof bevindt, wil dan ook prak
tisch niets groeien. Humus ont
staat uit resten van planten en
dieren die langzaam ontleden.
Om meer dan één ding is hu
mus belangrijk, namelijk:
a. hij houdt veel water vast.
b. hij houdt plantenvoedingsstof-
fen vast zoals kali, kalk en
magnesium.
c. hij geeft de grond een donke
re kleur waardoor deze vlug
ger warm wordt.
d. hij maakt kleigronden losser
van structuur en zandgronden
meer samenhangend.
Voor 1850, toen er praktisch
nog geen kunstmeststoffen wer
den gebruikt (alleen dierlijke en
plantaardige mest), dacht men
dat de planten humusdeeltjes op
namen voor hun groei. De ont
dekking van de Duitse apotheker
Justus von Liebig dat de planten
wortels geen humus maar opge
loste zouten uit de grond opne
men, bracht hierin een radicale
verandering. Toch duurde het
nog vele tientallen jaren alvorens
de kunstmeststoffen goed waren
ingevoerd. Desalniettemin is een
goede humustoestand van de
grond ook nu nog zeer belangrijk.