K.N.A.C.:
GELD en IDEALEN
Tact gevraagd
zouden zijn overgekomen. Uiter
aard wenst men dit te controle
ren.
Nu komen in alle levende we
zens op aarde eiwitten en nuclei-
nezuren voor en wanneer er er
gens leven is, dan zijn de sporen
daarvan in elke waterdruppel en
elk stofje terug te vinden. Voort
bouwende hierop heeft prof. Le-
derberg in de V.S. een instrument
ontworpen, dat ingebouwd in een
ruimtevaartuig, dat op een an
dere planeet landt zoals men
binnenkort van plan is onbeman
de ruimtevaartuigen naar Mars en
Venus te sturen automatisch
een kleverige plastic band ontrolt,
die deeltjes van de bodem van de
vreemde planeet opneemt. De
band rolt weer op en wordt in
het ruimtevaartuig onder de mi
croscoop bekeken. De beelden
worden naar de aarde uitgezon
den. Het zit alles bizonder inge
nieus en ingewikkeld in elkaar,
maar biedt de wetenschap de mo
gelijkheid meer te weten te komen
over vreemde planeten.
De reeds meer dan vier jaar
in werking zijnde voetgangersre
geling, met al dan niet branden
de knipperbollen, is in de prak
tijk een dode letter gebleken. De
nieuwe regeling, die op 1 novem
ber j.l. van kracht werd, zal
slechts dan een succes kunnen
worden als de wegbeheerders, de
politie, de justitie en zeker niet in
de laatste plaats de weggebrui
kers bereid zijn om met begrip de
wettelijke bepalingen uit te voe
ren en toe te passen.
De controle van de politie zal
zodanig moeten zijn, dat niet te
veel op kleinigheden wordt gelet.
Anderzijds zal degene, of deze nu
automobilist, motorrijder, brom
fietser of voetganger is, die zich
kennelijk niets van de wettelijke
bepalingen aantrekt, zonder par
don moeten worden verbaliseerd.
De weggebruikers onderling
zullen de nodige takt ten opzichte
van elkaar moeten leren opbren
gen. Verleent een automibilist aan
de voetganger wel onbelemmerde
doorgang, maar remt hij eerst op
het allerlaatste moment, of rijdt
hij vlak achter de overstekende
voetganger langs, dan zal dit de
bereidheid van de voetganger tot
een onderling samenspel niet ver
hogen. Ook zullen de voetgangers
er veel toe kunnen bijdragen de
.regeling te doen slagen door,
wanneer bijvoorbeeld een drukke
rijbaan moet worden gekruist, niet
individueel over te steken, maar
zoveel mogelijk in groepjes. Zou
hiertoe geen bereidheid bestaan,
dan zal al spoedig blijken dat het
verkeer op een groot aantal pun
ten in de binnenstad onmogelijk
wordt.
Ongetwijfeld zal in de naaste
toekomst het aantal voetgangers
lichten bij oversteekplaatsen sterk
moeten worden uitgebreid.
Ook zullen technische voorzie
ningen moeten worden getroffen
om de aanwezigheid van de ze
bra's onder slechte weersomstan
digheden op enige afstand van
te voren duidelijk te doen op
vallen, zodat de in file rijdende
automobilist niet wordt verrast
door het plotseling stoppen van
degene die voor hem rijdt.
De K.N.A.C. betreurt het, dat
er geen gelegenheid is geweest
deze kant van de zaak van te vo
ren grondig uit te zoeken; uit dit
oogpunt trad de nieuwe voet
gangersregeling dan ook beslist
op een te vroegtijdig tijdstip in
werking.
Het welslagen van de regeling
zal in sterke mate afhangen van
de mate waarin een ieder zijn me
dewerking wil verlenen. Onzer
zijds doen wij gaarne een beroep
op de Nederlandse weggebrui
kers in het algemeen en de auto
mobilist in het bijzonder om be
grip te hebben voor de noodzaak
tot een goed samenspel bij de be
schermde zebra's. De voetganger
kreeg eindelijk een eerlijke kans
om op een redelijk aantal punten
naar de overkant van de straat
te komen. Het rijverkeer dient
hem die kans ook metterdaad te
geven. Wie rijdt bedenkt, dat ook
hij (of zij) op zijn (haar) beurt
voetganger is. Automobilisten,
motor- en scooterrijders, brom
fietsers en fietsers; Als gij als
voetganger een zebrapad ge
bruikt en ge ergert u aan de ca
tegorieën waartoe ge normaal be
hoort, put daar dan het voorne
men uit om het zélf correcter te
doen, als ge eenmaal zelf weer
tot het rijverkeer behoort.
door HENK VAN HEESWIJK
,,Het spijt me, meneer, maar meneer Hasting heeft uitdrukke
lijk order gegeven, dat hij niet te spreken is vanavond
„Wel, dan kom ik een keer terug op een andere avond' ant
woordde Kees mistroostig.
„Meneer Hasting is 's avonds vaak weg, meneer".
Kees keek de bediende aan. „Dat wil dus zeggen zei hij
langzaam, „dat meneer Hasting voor mij niet te spreken is?".
De bediende haalde zijn schouders op. „Het spijt me werkelijk
heel erg meneer
„Oké", antwoordde Kees beledigd, „ik zal meneer Hasting
niet meer lastig vallen
En meteen draaide hij zich om en liep het bordes weer af.
De deur werd achter hem gesloten. Maar Kees keek niet meer
om. De heer Galis wordt dus niet meer ontvangen. Nee, zo'n
kale advokaat-in-de-dop komt niet in aanmerking. Misschien een
oude aristocraat met een stamboom van enkele meters lengte.
maar geen Nelis uit de Tweede Goudsbloemdwarsstraat. Zoek
er maar één van je eigen soort, meneer de meester in de rech
ten
Werktuigelijk sloeg hij de weg weer in naar het station en hij
hoorde niet, dat er een auto kwam aanrijden en afremde bij de
eenzame wandelaar. Er boog zich iemand uit het raam en keek
hem aan. Toen klonk eensklaps een stem: „Hai, Cornelis!'
Kees schrok en bleef meteen staan. Hij keek naar de man, die
hem zo vrolijk had gegroet en herkende na enige ogenblikken
de broer van Irene. „Rob
De ander knikte en opende het portier. „Stap in, aanstaande
zwager, dan gaan we wat toeren en zal ik je wat vertellen. Ik
had je al een paar dagen verwacht".
Kees aarzelde even, keek naar het geopende portier en stapte
toen naast Rob in. Hij sloot de deur en de ander trok meteen de
wagen op.
„Daar in dat vakje liggen sigarettenbedien je zelf. Ja, ik
heb je goed bekeken, toen je laatst bij ons was. Verdraaid kerel,
ik mag je wel. Als Irene met iemand thuis komt, waar ze ver
liefd op is geworden, nou, dan is hij niet de eerste de beste,
maar wel de eerste en ook de beste! Ha, ha!". Hij lachte om
zijn eigen woordspeling. „En toen ik hoorde, dat de pipa je
niet moest, dacht ik bij mezelf: als die Cornelis een kerel is, dan
komt-ie vandaag of morgen hierheen. Jij bent niet het type,
dat bij de pakken gaat neerzitten, Cornelis
„Hoehoe is het met Irene?".
„Best, Cornelis, zo mogelijk nog meer mesjokke op je als die
avond. Apropos, je woont in Mokum, niet? Ik breng je thuis.
Dan kunnen we rustig babbelen. Maak je over Irene maar geen
zorgen. Een reuze-zusIs die even verliefd? Kerel, Cornelis,
wat ben jij een geluksvogel, zeg!".
„Nou", antwoordde Kees nuchter, „daar merk ik anders nog
niet veel van".
„Ach man, wat betekent dat nou, dat jullie elkaar voorlopig
niet mogen zienEen kwestie van uitstel. Zoveel te meer
scha kun je later lekker inhalen. Straks zal ik je de hele affaire
wel vertellen. Irene heeft daartoe vooralsnog geen kans, maar
ik wel. En het is mijn zus en ik weet niet of je het gemerkt hebt,
maar wij zijn ook dol op elkaar, snap je?".
„Ik kan het me voorstellen".
„Jo, als ik je vertel, wat zijNee, straksapropos, je
hebt toch zeker wel wat onder de kurk thuis? Anders moeten
we het onderweg ergens aan de haak slaan".
„Dat loopt wel los", antwoordde Kees stroef.
Een half uur later ontsloot Kees zijn kamerdeur en Rob volg
de hem op de voet. Toen Kees het licht aangedraaid had en de
deur sloot, liep Rob door de kamer en keek ongegeneerd rond.
Hij nam een boek in Zijn handen en las de titel. „Arrejasses
studieboekennou ja, je bent advokaat of je bent het niet...
Leuk hok heb je hier, zegdat zou mij ook wel lijken, maar
jade pipa denkt er anders over".
Kees was gaan zitten. „Sigaar? Sigaret?'
„Voor sigaren ben ik nog te klein, zwager. Geef mij maai
een sigaret
Uit een kast haalde Kees een fles en twee glazen. Nadat hij
ingeschonken had, rook Rob even aan het glas en knikte vol
daan. „Dat is de moeite van het drinken waard. Proost. Op een
gelukkig huwelijk tussen Irene en meester Galis. Dat ze beiden
lang en gelukkig zullen leven. Ad fundum!".
Kees keek een beetje geërgerd. De ander zag het direkt. „Let
maar niet op mijn gedaas af en toe. Zo ben ik nu eenmaal. Jantje
levenslust, zegt Irene wel eens. En waarom ook niet? Bof ik
even, dat ik een pipa met centen getroffen heb? Waarom zal ik
me druk maken? Dat doen anderen wel voor me. Maarik
zal je vertellen, wat er bij ons is voorgevallen. Drama's, zwa-
gertjehoud je maar stevig vast".
Opeens werd de bezoeker ernstig. Hij zette z'n glas neer,
keek Kees rustig aan en zei: „Wat ik nu ga vertellen, is niet
vleiend voor je. Maar jij bent iemand, die de waarheid kunt
verdragen, dat voel ik. Vooraf wil ik je evenwel verzekeren:
Cornelis, ik mag je verdraaid graag. Niet alleen, omdat je kans
hebt gezien Irene in te palmen. Daarom al ben je een knappe
jongen. Een heel knappe jongen, want jou lukte, wat tien
tallen anderen met centen en klinkende titels niet is gelukt, zie
je? Daarom alleen al vind ik je een reuze kerel. Onverschillig,
waar je vandaan komt, snap je? Dat maakt voor mij en laat
dit je een troost zijn en ook voor Irene geen verschil. Integen
deel. Ik mag je misschien daarom het meest. Maar laat ik je
vertellen".
Hij dronk zijn glas leeg, dat Kees nog eens vulde, stak zijn
sigaret aan en ging op zijn gemak zitten.
„Je hebt bij de pipa toestemming gevraagd om met Irene te
trouwen. Daar heeft Irene je toe aangezet. O, je hoeft me niets
te vertellen: ik ken m'n zus. Als die wat in d'r dolle hoofd
heeftMaar terzakeGoed, de pipa heeft je op zijn kan
toor ontvangen en je zo'n beetje uitgemolken. Nou, het resultaat
was niet best, Cornelis. Je hebt slechte papieren, althans in de
ogen van de pipa. Begin maar eens bij het begin: geboren in
de Jordaan, vader is bootweker, lust graag een neutjewat
daar voor kwaad in zit snap niet, want pipa is er ook niet
vies van en ik evenmin, maar ailadat mag bij ons schijn
baar wel en bij een ander niet. Goed. Pa Galis is lui, want als
hij geen zin heeft om te werken, dan is hij zogenaamd ziek en
blijft rustig thuis, moeder de vrouw gezelschap houden. Mees
ter Cornelis Galis heeft onder meer een lief broertje van een
jaar of twaalf, die al eens op het politiebureau gezeten heeft
wegens het vuurtje stoken op straat met andere kornuiten
„Wat? Een broertje van me?" „Ja, wist je dat niet eens?".
„Ik was vorige week zondag nog thuis, maar ze hebben er
niks van verteld
Rob lachte. „Neem maar van mij aan, dat het waar is. Als de
pipa inlichtingen over iemand inwint, dan weet-ie binnen twee
dagen hoeveel boterhammen hij 's morgens eet en wat zijn lie
velingsfilms zijn. Zoonlief Cornelis is sedert z'n negentiende jaai
niet meer thuis. Onderhoud vriendschappelijke betrekkingen met
een zekere mevrouw Kaandorp in Vreeland, die zijn studie heeft
bekostigd. De dame is gehuwd geweest met de bekende choco
ladekoning Kaandorp, die enige jaren geleden met zijn auto ver
ongelukte. Mevrouw de weduwe is niet getapt bij de familie van
haar man en er gaan rare praatjes over haar
Kees kwam dreigend overeind. „Zeg eens
Maar Rob bleek niet bang te zijn. „Man, wind je niet op. Ik
vertel, wat de pipa heeft medegedeeld in de huiselijke kring, Ja,
Irene weet het ook allemaal. Goed, die praatjes zullen natuur
lijk wel praatjes zijn. Ik geloof er het mijne van, en dat is maar
een klein schijntje. Zo, ben je nu tevreden, heethoofd? Halbers-
ma, de advokaat, heet het liefje te zijn van de lustige weduwe
in Vreeland, maar ook dat zijn natuurlijk babbeltjes van boze
mannen, die bij dat vrouwtje geen schijn van kans hebben. De
Kaandorpers zijn zeer gezeten fabrikanten en de weduwe is
maar een onbetekenend vrouwtje, die moet leven van een be
scheiden toelage, testamentair vastgelegd, tot grote woede van
de Kaandorpers. Een en ander heeft het vrouwje te danken aan
Halbersma, want die won een erfenisproces, of hoe dat heet.
Vandaar natuurlijk, dat de weduwe op alle mogelijke manie-
zwart gemaakt wordt. Ja, Rob snapt dat allemaal heel goed. En
Irene eveneens. Nou, toen de pipa uitgesproken was en een
hoofd had gekregen, zo rood als een biet, keek hij Irene aan en
zei: „Iets moois heb jij uitgezocht, he?". En weet je, wat Irene
toen antwoordde? Man, dat had je moeten zien. Ze stond kaars
recht tegenover de pipa, ze was zo bleek als een doek. En weet
je, wat ze alleen maar zei: „En wat mankeert er aan Cornelis?
Ja, jo, dat is je aanstaande vrouw. Een juweel, man, zoals die het
voor je opgenomen heeft
Hij dronk zijn glas weer leeg, maar Kees lette er niet op. Hij
had een kleur gekregen en wachtte, tot Rob verder zou praten.
„Nou", vervolgde Rob „en de pipa woest, he? K_,> zei: Zolang
ik leef, trouw jij niet met de zoon van een bootwerker, al is
hij dan honderdmaal advokaat, Heb ik je daarvoor opgevoed?
Enfin, nog een heleboel fraais. En toen hij eindelijk in zijn stoel
neerviel, uitgeput van z'n geschreeuw, zei Irene op rustige toon:
„En toch trouw ik met Cornelis. Dan maar zonder uw toestem
ming".
Toen kwamen de poppen pas aan het dansen, zie je? Als
moeder en ik er niet tussen waren gekomen, had hij Irene ge
slagen. Jazo is hij. Ik weet er ook van mee te praten. Enfin,
zij naar haar kamer en vader bellen. We hebben nog ergens in
Frankrijk zo'n stuk familielid zitten. Ik begreep toen wel, dat
hij haar weg wilde hebben. Tja, tenslotte is ze nog minderjarig.
De volgende morgen vroeg heeft hij haar met de K.L.M. naar
Frankrijk gebracht, 's Avonds was hij weer terug. Daar blijft ze
in ieder geval tot ze meerderjarig is. Dat heeft ze hem be
loofd. En ze heeft de pipa ook beloofd, dat ze niet zal proberen
met je in kontakt te komen. Dat is heel hard, maar ik ken haar:
als ze eenmaal haar woord gegeven heeft, houdt ze dat, zie je?
Daarvoor is zij te veel een Hasting. Zo, waarde zwager-in-spé,
nou ben je op de hoogte. Ik kon het niet over m'n hart verkrijgen
je onwetend te laten".
Kees schonk nog eens in en keek voor zich uit. Rob lachte
even en kwam overeind. Hij ijsbeerde door de kamer en zei:
„Cornelis, nu in alle arnst. Ik heb je al gezegd, dat ik je ver
draaid graag mag. Omdat je Irene's hart in vuur en vlam gezet
hebt en dat is een prestatie op zichzelf.
Nou zal ik jou eens 'n goede raad geven: Ga niet schrijven,
probeer niet haar adres uit te vissen en ga geen dure telefoon
gesprekken houden. Ik heb wel kontakt met haar en zal haar
vertellen, dat ik hier geweest ben en dat ik jou op de hoogte ge
bracht heb. Dat jij op haar wacht en zij op jou. Wat wil je nog
meer? 20 februari is ze meerderjarig. En wacht dan maar af,
wat ze doet. Kom maar niet naar Aerdenhout toe, want dat
heeft toch geen zin. Heb geduld. Dat moet een mens op z'n tijd
leren, zegt Irene altijd. En zij heeft in zulke dingen doorgaans
gelijk".
Later op de avond scheidden ze als goede vrienden. „Tot
ziens, kerel, ik wip wel eens een keer aan om je op de hoogte
te houden. Sterkte. Zodra er bruiloft is, kun je op mij rekenen
als getuige!".
HOOFDSTUK 18
Successen voor Kees
Geheel onverwacht kreeg Kees het druk. Het gure najaar-
weer, dat al vroeg inviel, veroorzaakte bij Halbersma een ver
koudheid, die hij verwaarloosde. En toen hij op een middag, na
in een te warme rechtzaal gepleit te hebben, zich niet voldoende
kleedde tegen het winderige weer, had hij de volgende morgen
hoge koorts. De dokter, die in de loop van de ochtend kwam,
constateerde longontsteking en Kees was genoodzaakt de lei
ding op zich te nemen. Er was een groot aantal processen te
voeren en het zou voor Kees een kleine moeite geweest zijn om,
met het oog op Halbersm's ziekte, verdaging te krijgen voor de
meeste zaken. Maar dat ging zijn eer te na en hij nam alle
stukken, die betrekkingen hadden op de processen, één voor één
nauwkeurig door.
De ziekte van Halbersma werd vrij ernstig. Hennie verhuisde
van „De Kaan" naar de deftige woning aan de Keizersgracht en
verzorgde hem, samen met een verpleegster dag en nacht. In
tussen nam Kees de plaats in van zijn superieur en handelde een
aantal civiele procedures af met wisselend succes. Bovendien
pleitte hij in enkele strafzaken. Tot grote verwondering van de
rechters en de officieren, en eveneens tot zijn eigen verbazing,
hield hij enkele welsprekende pleidooien en na een paar dagen
constateerde hij tot zijn grote genoegen, dat de oude rotten in
het vak met geboeide aandacht luisterden naar dat broekje, die
nieuweling. Hij bracht argumenten naar voren, die wellicht in
niemands brein zouden zijn opgekomen en na veertien dagen
mocht hij een paar belangrijke successen boeken: één cliënt
kreeg een voorwaardelijke veroordeling en werd gelijktijdig in
vrijheid gesteld na een voorarrest van bijna vijf maanden, ter
wijl in een ander geval de uitspraak precies de helft was van de
eis, waarmede zelfs een paar oudere confrères hem feleciteer-
den. Hij behandelde een echtscheidingsprocedure, die in een
100°/» overwinning eindigde voor zijn cliënte, hoewel de feiten
aanvankelijk vrij twijfelachtig schenen. En als klap op de vuur
pijl wist hij zijn prodeaan. die verdacht werd van zware mis
handeling, veroordeeld te krijgen tot een betrekkelijk geringe
straf, aangezien Kees de kwalificatie „zware" had weten te ont
zenuwen en zelfs een beroep op het noodweerexces naar voren
gebracht had.
Dit alles had ten gevolge, dat zijn naam in de kranten be
gon te komen. Eén blad sprak al van de „jonge, veelbelovende
advokaat Galis" en een andere krant noemde hem een pleiter,
die over uitzonderlijke gaven bleek te beschikken. Hij kreeg een
paar eigen clië'en en verdiende zijn eerste briefje van honderd
gulden, dat hij zorgvuldig in zijn portefeuille wegborg.
De genezing van Halbersma verliep traag. En de dokter ad
viseerde een maandje Rivièra. Toen Halbersma weer in zo
verre opgeknapt was, dat hij per dag een paar uurtjes uit bed
mocht, bracht Kees verslag uit over zijn werkzaamheden. Hal
bersma luisterde belangstellend en na een half uurtje wuifde hij
met zijn hand. „Hou maar op, Kees, ik hoor het al. Nauwelijks
ben ik tijdelijk uitgerangeerd, of mijn jonge assistent neemt mijn
zaken nog beter waar dan ik het had kunnen doen. Nee, vertel
me maar niets. Hennie heeft me ook kranten te lezen gegeven en
ik ben jouw naam al enkele keren tegen gekomen. Nou, ik denk,
dat ik maar met pensioen ga
Kees keek hem verbaasd aan. „Maarbegon hij, doch
Halbersma lachte vrolijk. „Ik kan in ieder geval zonder enige
zorgen een maandje naar het zuiden van Frankrijk. Ik weet nu,
dat jij capabel bent om mijn belangen te behartigen. Ga je gang,
jongen, ik ben blij voor jou. En Hennie is het eveneens. Apro
posdenk om je gezondheid. Maak het niet te laat en pak
je goed in, als je de straat opgaat. Dat zie je aan mij. En je
kunt mijn wagen wel zo lang gebruiken. We gaan met Hennie's
wagen naar Frankrijk".
Eind november was Halbersma weer terug in Holland, bla
kend van werklust en met een gezonde kleur op zijn wangen.
Kees verwelkomde hem hartelijk, maar constateerde, dat hij in
deze weken ouder was geworden. Kees liet koffie en gebak aan
rukken en gedrieën zaten ze in het kantoor te genieten van de
heerlijkheden.
Hennie glom van genoegen. „Onze Kees ontpopt zich als een
voortreffelijk gastheer, Wim. Alleen al het feit, dat hij er aan
gedacht heeft".
„Och", antwoordde Kees..., niet geheel ongevoelig voor de
lof, „als je al zoveel jaren op „De Kaan" over de vloer komt,
dan leer je zulke kleinigheden automatisch. Want men is nog
geen vijf minuten op „De Kaan of de thee of de koffie staat
al voor je klaar".
Hennie bloosde en knikte hem vriendelijk toe. „Daar ben ik
ook een vrouw voor", antwoordde ze eenvoudig.
Wim keek haar liefdevol aan. „En wat voor een vrouw, Kees,
dit was de prettigste vakantie van m'n leven, wil je dat wel
geloven?".
„Ik kan het me volkomen indenken
„Hennie heeft me er weer bovenop geholpen. Zonder haar
onschatbare verzorging had ik al op „Zorgvliet' gelegen
„Kom, kom", weerde Hennie verlegen af.
De volgende dag werden de werkzaamheden weer normaal
door Halbersma hervat. Hij liet zich op de hoogte stellen van
de toestand van het ogenblik en verdeelde na deze uiteenzetting
de werkzaamheden.
„Kees, jongen, ik ga het voortaan een beetje kalmer aan
doen. Wat minder naar de balie en wat meer op kantoor. Je
begint aardig naam te krijgen en ik merk wel, dat je een prak
tijk aan het opbouwen bent. Mocht je soms plannen hebben, om
te zijner tijd voor jezelf te beginnen, laat het me dan tijdig weten,
zodat ik niet voor verrassingen kom te staan".
„Dat heeft nog wel even de tijd, meneer".
Het succes bleef Kees gunstig. Geheel onverwacht werd zijn
raad ingeroepen door een aantal winkeliers. Zij hadden moei
lijkheden met een fabriek ten aanzien van de te volgen prijspo
litiek. De fabriek volgde geen vaste gedragslijn betreffende de
kortingen en zo kon het gebeuren, dat de ene winkelier meer
verdiende dan de ander. Dit zou op zichzelf nog niet het ergste
bezwaar zijn, maar nu was gebleken, dat de winkeliers, die niet
bij een inkoopkombinatie aangesloten waren, van de fabriek een
extra korting kregen en dat werd te gek.
Een hele middag hield Kees met de afgevaardigden van de
winkeliers een bespreking. Men wilde een kort geding en na de
zaak van alle kanten goed bekeken te hebben, stemde Kees in
met hun wens. Hij beloofde binnen twee dagen de zaak aan
hangig te maken en kreeg om te beginnen een ruim voorschot
met de mededeling, dat hij niet op een paar honderdjes behoef
de te kijken, als hij de zaak tot in de puntjes voorbereidde.
Die avond pleegde Kees overleg met Halbersma en de beide
mannen zaten uren lang gebogen over verschillende wetboeken
en uitspraken.
Binnen twee dagen had Kees alle vereiste papieren in orde
en maakte het geding aanhangig.
Buiten verwachting was er enkele dagen later, toen het korte
geding plaatsvond, bizonder veel belangstelling van de zijde der
pers. Kees verdedigde in een welsprekend pleidooi de belangen
van zijn cliënten en haalde tal van uitspraken aan, die op het
geval betrekking hadden. De advokaat van de tegenpartij, een
der meest bekende in den lande, had een moeilijke taak om zijn
zienswijze weer te geven. Ook hij wist op waarlijk briljante wijze
de belangen van de fabriek naar voren te brengen en Kees was
daarna nog niet zo heel gerust meer over de uitspraak. Halbers
ma, die speciaal voor dit uit vakoogpunt bekeken interressant
geval was meegekomen, nam Kees even terzijde en fluisterde
hem wat in de oren. In zijn repliek haalde Kees onverwacht een
uitspraak aan van de Hoge Raad, waarin een vrijwel analoog
geval ter behandeling was geweest en waarbij de fabrikant in
het ongelijk was gesteld en veroordeeld was geworden. Het ver
weer van de tegenpartij was ditmaal vol juridische spitsvondig
heden, maar Kees had al aan het gezicht van de rechter gezien,
dat zijn zaak voor 90"/o gewonnen was. Aan het einde van de
middag, toen beide advokaten uitgesproken waren, bepaalde de
rechter de uitspraak binnen drie dagen en zo ging ieder zijns
weegs.
De volgende dag stonden er grote verslagen in de dagbladen
en Kees' naam werd verschillende malen genoemd: „deze jeug
dige zeer bekwame pleiter", noemde het éne blad hem, en een
andere courant sprak van „een advokaat, die de kwestie blijk
baar tot in de finesses had bestudeerd, alvorens dit korte geding
aanhangig te maken".
Het resultaat was, zoals Halbersma verwacht had: de fa
briek werd in het ongelijk gesteld. Discriminatie van bepaalde
winkeliers mocht niet plaastvinden, omdat dit in strijd was met
de Wet op de Economische Mededinging. De fabriek werd ver
oordeeld in de kosten van het proces en kreeg tevens een
dwangsom opgelegd.
Verschillende collega's feliciteerden Kees met zijn succes en
toen enkele winkeliers die middag op zijn kantoor kwamen om
af te rekenen, haalde één een briefje van duizend gulden uit
zijn portefeuille en zei: „Meneer Galis, dit is uw honorarium. Als
u ons dan voorts de rekening stuurt van uw gemaakte onkosten,
dan zal die ook gehonoreerd woren. Wij waren van mening,
dat u deze duizend gulden wel verdiend heeft".
Die avond reed Kees naar „De Kaan". Hennie, die het ver
slag in de krant reeds gelezend had, verwachtte hem al zo half
en half en toen er gebeld werd, nam ze aan, dat hij het zou zijn.
Kees stond op de stoep met een enorme bos bloemen. Hennie
keek stom verbaasd naar de bloemenschat. „Maar Kees, wie is
er jarig vandaag?
Hij kwam binnen, gaf haar de bloemen en zei: „Niemand
bij mijn weten, maar ik had vandaag zo'n mooi 'succes, dat ik
iemand wilde laten delen in mijn blijdschap en wie zou ik dat
anders kunnen doen dan jou?"
Ze bloosde even en keek met schitterende ogen naar hem op.
Dank je, lieve jongen. Kom gauw bij de haard, het is zo ver
bazend koud vandaag. Wacht, even de bloemen in het water
zetten. Kees, jongen", vervolgde ze, toen ze het papier er af
gewikkeld had, dat moet je een kapitaal gekost hebben".
„Och, ik heb zelf weinig nodig. Er. ik weet, dat je van bloe
men houdt
Toen de bloemen in een grote vaas geschikt waren, zei ze:
„Maak het je gemakkelijk; ik zal Fientje even koffie laten zetten.
Dat is zo klaar. Dan kom ik ook
Een poosje later zaten ze tegenover elkaar aan de koffie en
Hennie zei: „Ik heb het verslag van dat korte geding en de uit
spraak van vanmorgen gelezen. Tjonge Kees, wat een prachtig
succes voor je. De krant schreef zo aardig over je".
Kees knikte. „Ja, uit vakkundig oogpunt gezien, om het zo
maar eens te noemen, is het inderdaad een mooi succes. Als je
nagaat, dat ik nauwelijks een half jaar geleden van de univer
siteit kwam. Ik heb natuurlijk veel geluk gehad. Eerst al het ver
vangen Halbersma en een paar interessante prodeo zaken, dat
alles bij elkaar met dit korte gedingjadat geeft je
natuurlijk naam".
Ze leunde met haar elleboog op tafel en keek hem ernstig aan.
„Ik weet niet hoe het komt, Kees, maar ik heb altijd verwacht,
dat jij een advokaat zou worden, die boven de anderen uisteekt.
Een soort vrouwelijk intuïtie misschien, ik weet het niet. Toen
je ging studeren in Utrecht, heb ik eens tegen Halbersma ge
zegd: Als die over enkele jaren klaar is en jij neemt hem bij je
op je kantoor, dan is zijn toekomst gekocht en zal hij wellicht in
staat zijn in korte tijd naam te maken. En, weet jeWim
heeft me toen uitgelachenLuchtkaselen noemde hij he.
Maar ze beginnen aardig vorm aan te nemen, vind je ook niet?".
„Hennie, maak me niet ijdel. Natuurlijk heb ik in dit korte ge
ding niets aan het toeval overgelaten. Daarvoor waren er te
grote belangen op het spel. Maar aan de andere kantHal
bersma gaf me tijdens de zitting een reuze-tip die heb ik in
mijn repliek uitgebuit. Die tip heeft de zaak gewonnen. De eer
komt feitelijk aan Halbersma toe
Hennie snoof. „Alle respect voor Wimhij is een bizondei
bekwaam advokaat, maar zijn specialiteit is de civiele kant. Jij
ontpopt je de laatste weken als een begaafde pleiter. Let eens
op, jongen, nu komen de klanten vanzelf. Als je maar naam hebt,
dat is alles".
Om tien uur nam Kees afscheid. „Ik ben moe, zie je ik heb
de laatste nachten niet veel geslapen
Ze knikte begrijpend. „Ik zal de wagen halen en breng je
naar Amsterdam. Hoef je niet met de bus".
„Maar Hennie, zo laat
„Onzin. Ik wil er nog wel even uit. Ik) zit de laatste weken
toch teveel thuis. Na die vakantie ben ik dat helemaal ontwend
om huispiet te zijn".
Voor hij zijn jas aantrok, haalde Kees zijn portefeuille te
voorschijn en diepte er een briefje van honderd gulden uit, dat
hij met een kleur op zijn gezicht aan Hennie overhandigde. „Ik
had wat voor je willen kopen, zie je, maar ik heb zo weinig ver
stand van dingen, die een vrouw mooi vindt. Wil je dit van me
aannemen, als een kleine rente van je geld? Het is het eerste
verdiende geld van een eigen cliënt, begrijp je? Toen ik dat ont
ving, dacht ik meteen: dat is voor Hennie. Koop er iets voor,
waar je zin in hebt".
Even wilde ze protesteren, maar toen ze keek in zijn sme
kende ogen, vertederde ze en nam het briefje aan. „Goed, Kees.
bij wijze van uitzondering. Het idee alleen al vind ik ontzettend
aardig. Hartelijk dank. Ik zal het morgen besteden aan kleding.
I Ik heb iets aardigs gezien
I Ze pakte zijn arm en drukte die even tegen zich aan. „Dank
je, lieve jongen. Je kunt je niet voorstellen, hoe blij ik hiermee
ben. De gedachte, dat het je eerste zelf verdiende geld is
(Wordt vervolgd)