K.N.A.C.: GELD en IDEALEN Tact gevraagd zouden zijn overgekomen. Uiter aard wenst men dit te controle ren. Nu komen in alle levende we zens op aarde eiwitten en nuclei- nezuren voor en wanneer er er gens leven is, dan zijn de sporen daarvan in elke waterdruppel en elk stofje terug te vinden. Voort bouwende hierop heeft prof. Le- derberg in de V.S. een instrument ontworpen, dat ingebouwd in een ruimtevaartuig, dat op een an dere planeet landt zoals men binnenkort van plan is onbeman de ruimtevaartuigen naar Mars en Venus te sturen automatisch een kleverige plastic band ontrolt, die deeltjes van de bodem van de vreemde planeet opneemt. De band rolt weer op en wordt in het ruimtevaartuig onder de mi croscoop bekeken. De beelden worden naar de aarde uitgezon den. Het zit alles bizonder inge nieus en ingewikkeld in elkaar, maar biedt de wetenschap de mo gelijkheid meer te weten te komen over vreemde planeten. De reeds meer dan vier jaar in werking zijnde voetgangersre geling, met al dan niet branden de knipperbollen, is in de prak tijk een dode letter gebleken. De nieuwe regeling, die op 1 novem ber j.l. van kracht werd, zal slechts dan een succes kunnen worden als de wegbeheerders, de politie, de justitie en zeker niet in de laatste plaats de weggebrui kers bereid zijn om met begrip de wettelijke bepalingen uit te voe ren en toe te passen. De controle van de politie zal zodanig moeten zijn, dat niet te veel op kleinigheden wordt gelet. Anderzijds zal degene, of deze nu automobilist, motorrijder, brom fietser of voetganger is, die zich kennelijk niets van de wettelijke bepalingen aantrekt, zonder par don moeten worden verbaliseerd. De weggebruikers onderling zullen de nodige takt ten opzichte van elkaar moeten leren opbren gen. Verleent een automibilist aan de voetganger wel onbelemmerde doorgang, maar remt hij eerst op het allerlaatste moment, of rijdt hij vlak achter de overstekende voetganger langs, dan zal dit de bereidheid van de voetganger tot een onderling samenspel niet ver hogen. Ook zullen de voetgangers er veel toe kunnen bijdragen de .regeling te doen slagen door, wanneer bijvoorbeeld een drukke rijbaan moet worden gekruist, niet individueel over te steken, maar zoveel mogelijk in groepjes. Zou hiertoe geen bereidheid bestaan, dan zal al spoedig blijken dat het verkeer op een groot aantal pun ten in de binnenstad onmogelijk wordt. Ongetwijfeld zal in de naaste toekomst het aantal voetgangers lichten bij oversteekplaatsen sterk moeten worden uitgebreid. Ook zullen technische voorzie ningen moeten worden getroffen om de aanwezigheid van de ze bra's onder slechte weersomstan digheden op enige afstand van te voren duidelijk te doen op vallen, zodat de in file rijdende automobilist niet wordt verrast door het plotseling stoppen van degene die voor hem rijdt. De K.N.A.C. betreurt het, dat er geen gelegenheid is geweest deze kant van de zaak van te vo ren grondig uit te zoeken; uit dit oogpunt trad de nieuwe voet gangersregeling dan ook beslist op een te vroegtijdig tijdstip in werking. Het welslagen van de regeling zal in sterke mate afhangen van de mate waarin een ieder zijn me dewerking wil verlenen. Onzer zijds doen wij gaarne een beroep op de Nederlandse weggebrui kers in het algemeen en de auto mobilist in het bijzonder om be grip te hebben voor de noodzaak tot een goed samenspel bij de be schermde zebra's. De voetganger kreeg eindelijk een eerlijke kans om op een redelijk aantal punten naar de overkant van de straat te komen. Het rijverkeer dient hem die kans ook metterdaad te geven. Wie rijdt bedenkt, dat ook hij (of zij) op zijn (haar) beurt voetganger is. Automobilisten, motor- en scooterrijders, brom fietsers en fietsers; Als gij als voetganger een zebrapad ge bruikt en ge ergert u aan de ca tegorieën waartoe ge normaal be hoort, put daar dan het voorne men uit om het zélf correcter te doen, als ge eenmaal zelf weer tot het rijverkeer behoort. door HENK VAN HEESWIJK ,,Het spijt me, meneer, maar meneer Hasting heeft uitdrukke lijk order gegeven, dat hij niet te spreken is vanavond „Wel, dan kom ik een keer terug op een andere avond' ant woordde Kees mistroostig. „Meneer Hasting is 's avonds vaak weg, meneer". Kees keek de bediende aan. „Dat wil dus zeggen zei hij langzaam, „dat meneer Hasting voor mij niet te spreken is?". De bediende haalde zijn schouders op. „Het spijt me werkelijk heel erg meneer „Oké", antwoordde Kees beledigd, „ik zal meneer Hasting niet meer lastig vallen En meteen draaide hij zich om en liep het bordes weer af. De deur werd achter hem gesloten. Maar Kees keek niet meer om. De heer Galis wordt dus niet meer ontvangen. Nee, zo'n kale advokaat-in-de-dop komt niet in aanmerking. Misschien een oude aristocraat met een stamboom van enkele meters lengte. maar geen Nelis uit de Tweede Goudsbloemdwarsstraat. Zoek er maar één van je eigen soort, meneer de meester in de rech ten Werktuigelijk sloeg hij de weg weer in naar het station en hij hoorde niet, dat er een auto kwam aanrijden en afremde bij de eenzame wandelaar. Er boog zich iemand uit het raam en keek hem aan. Toen klonk eensklaps een stem: „Hai, Cornelis!' Kees schrok en bleef meteen staan. Hij keek naar de man, die hem zo vrolijk had gegroet en herkende na enige ogenblikken de broer van Irene. „Rob De ander knikte en opende het portier. „Stap in, aanstaande zwager, dan gaan we wat toeren en zal ik je wat vertellen. Ik had je al een paar dagen verwacht". Kees aarzelde even, keek naar het geopende portier en stapte toen naast Rob in. Hij sloot de deur en de ander trok meteen de wagen op. „Daar in dat vakje liggen sigarettenbedien je zelf. Ja, ik heb je goed bekeken, toen je laatst bij ons was. Verdraaid kerel, ik mag je wel. Als Irene met iemand thuis komt, waar ze ver liefd op is geworden, nou, dan is hij niet de eerste de beste, maar wel de eerste en ook de beste! Ha, ha!". Hij lachte om zijn eigen woordspeling. „En toen ik hoorde, dat de pipa je niet moest, dacht ik bij mezelf: als die Cornelis een kerel is, dan komt-ie vandaag of morgen hierheen. Jij bent niet het type, dat bij de pakken gaat neerzitten, Cornelis „Hoehoe is het met Irene?". „Best, Cornelis, zo mogelijk nog meer mesjokke op je als die avond. Apropos, je woont in Mokum, niet? Ik breng je thuis. Dan kunnen we rustig babbelen. Maak je over Irene maar geen zorgen. Een reuze-zusIs die even verliefd? Kerel, Cornelis, wat ben jij een geluksvogel, zeg!". „Nou", antwoordde Kees nuchter, „daar merk ik anders nog niet veel van". „Ach man, wat betekent dat nou, dat jullie elkaar voorlopig niet mogen zienEen kwestie van uitstel. Zoveel te meer scha kun je later lekker inhalen. Straks zal ik je de hele affaire wel vertellen. Irene heeft daartoe vooralsnog geen kans, maar ik wel. En het is mijn zus en ik weet niet of je het gemerkt hebt, maar wij zijn ook dol op elkaar, snap je?". „Ik kan het me voorstellen". „Jo, als ik je vertel, wat zijNee, straksapropos, je hebt toch zeker wel wat onder de kurk thuis? Anders moeten we het onderweg ergens aan de haak slaan". „Dat loopt wel los", antwoordde Kees stroef. Een half uur later ontsloot Kees zijn kamerdeur en Rob volg de hem op de voet. Toen Kees het licht aangedraaid had en de deur sloot, liep Rob door de kamer en keek ongegeneerd rond. Hij nam een boek in Zijn handen en las de titel. „Arrejasses studieboekennou ja, je bent advokaat of je bent het niet... Leuk hok heb je hier, zegdat zou mij ook wel lijken, maar jade pipa denkt er anders over". Kees was gaan zitten. „Sigaar? Sigaret?' „Voor sigaren ben ik nog te klein, zwager. Geef mij maai een sigaret Uit een kast haalde Kees een fles en twee glazen. Nadat hij ingeschonken had, rook Rob even aan het glas en knikte vol daan. „Dat is de moeite van het drinken waard. Proost. Op een gelukkig huwelijk tussen Irene en meester Galis. Dat ze beiden lang en gelukkig zullen leven. Ad fundum!". Kees keek een beetje geërgerd. De ander zag het direkt. „Let maar niet op mijn gedaas af en toe. Zo ben ik nu eenmaal. Jantje levenslust, zegt Irene wel eens. En waarom ook niet? Bof ik even, dat ik een pipa met centen getroffen heb? Waarom zal ik me druk maken? Dat doen anderen wel voor me. Maarik zal je vertellen, wat er bij ons is voorgevallen. Drama's, zwa- gertjehoud je maar stevig vast". Opeens werd de bezoeker ernstig. Hij zette z'n glas neer, keek Kees rustig aan en zei: „Wat ik nu ga vertellen, is niet vleiend voor je. Maar jij bent iemand, die de waarheid kunt verdragen, dat voel ik. Vooraf wil ik je evenwel verzekeren: Cornelis, ik mag je verdraaid graag. Niet alleen, omdat je kans hebt gezien Irene in te palmen. Daarom al ben je een knappe jongen. Een heel knappe jongen, want jou lukte, wat tien tallen anderen met centen en klinkende titels niet is gelukt, zie je? Daarom alleen al vind ik je een reuze kerel. Onverschillig, waar je vandaan komt, snap je? Dat maakt voor mij en laat dit je een troost zijn en ook voor Irene geen verschil. Integen deel. Ik mag je misschien daarom het meest. Maar laat ik je vertellen". Hij dronk zijn glas leeg, dat Kees nog eens vulde, stak zijn sigaret aan en ging op zijn gemak zitten. „Je hebt bij de pipa toestemming gevraagd om met Irene te trouwen. Daar heeft Irene je toe aangezet. O, je hoeft me niets te vertellen: ik ken m'n zus. Als die wat in d'r dolle hoofd heeftMaar terzakeGoed, de pipa heeft je op zijn kan toor ontvangen en je zo'n beetje uitgemolken. Nou, het resultaat was niet best, Cornelis. Je hebt slechte papieren, althans in de ogen van de pipa. Begin maar eens bij het begin: geboren in de Jordaan, vader is bootweker, lust graag een neutjewat daar voor kwaad in zit snap niet, want pipa is er ook niet vies van en ik evenmin, maar ailadat mag bij ons schijn baar wel en bij een ander niet. Goed. Pa Galis is lui, want als hij geen zin heeft om te werken, dan is hij zogenaamd ziek en blijft rustig thuis, moeder de vrouw gezelschap houden. Mees ter Cornelis Galis heeft onder meer een lief broertje van een jaar of twaalf, die al eens op het politiebureau gezeten heeft wegens het vuurtje stoken op straat met andere kornuiten „Wat? Een broertje van me?" „Ja, wist je dat niet eens?". „Ik was vorige week zondag nog thuis, maar ze hebben er niks van verteld Rob lachte. „Neem maar van mij aan, dat het waar is. Als de pipa inlichtingen over iemand inwint, dan weet-ie binnen twee dagen hoeveel boterhammen hij 's morgens eet en wat zijn lie velingsfilms zijn. Zoonlief Cornelis is sedert z'n negentiende jaai niet meer thuis. Onderhoud vriendschappelijke betrekkingen met een zekere mevrouw Kaandorp in Vreeland, die zijn studie heeft bekostigd. De dame is gehuwd geweest met de bekende choco ladekoning Kaandorp, die enige jaren geleden met zijn auto ver ongelukte. Mevrouw de weduwe is niet getapt bij de familie van haar man en er gaan rare praatjes over haar Kees kwam dreigend overeind. „Zeg eens Maar Rob bleek niet bang te zijn. „Man, wind je niet op. Ik vertel, wat de pipa heeft medegedeeld in de huiselijke kring, Ja, Irene weet het ook allemaal. Goed, die praatjes zullen natuur lijk wel praatjes zijn. Ik geloof er het mijne van, en dat is maar een klein schijntje. Zo, ben je nu tevreden, heethoofd? Halbers- ma, de advokaat, heet het liefje te zijn van de lustige weduwe in Vreeland, maar ook dat zijn natuurlijk babbeltjes van boze mannen, die bij dat vrouwtje geen schijn van kans hebben. De Kaandorpers zijn zeer gezeten fabrikanten en de weduwe is maar een onbetekenend vrouwtje, die moet leven van een be scheiden toelage, testamentair vastgelegd, tot grote woede van de Kaandorpers. Een en ander heeft het vrouwje te danken aan Halbersma, want die won een erfenisproces, of hoe dat heet. Vandaar natuurlijk, dat de weduwe op alle mogelijke manie- zwart gemaakt wordt. Ja, Rob snapt dat allemaal heel goed. En Irene eveneens. Nou, toen de pipa uitgesproken was en een hoofd had gekregen, zo rood als een biet, keek hij Irene aan en zei: „Iets moois heb jij uitgezocht, he?". En weet je, wat Irene toen antwoordde? Man, dat had je moeten zien. Ze stond kaars recht tegenover de pipa, ze was zo bleek als een doek. En weet je, wat ze alleen maar zei: „En wat mankeert er aan Cornelis? Ja, jo, dat is je aanstaande vrouw. Een juweel, man, zoals die het voor je opgenomen heeft Hij dronk zijn glas weer leeg, maar Kees lette er niet op. Hij had een kleur gekregen en wachtte, tot Rob verder zou praten. „Nou", vervolgde Rob „en de pipa woest, he? K_,> zei: Zolang ik leef, trouw jij niet met de zoon van een bootwerker, al is hij dan honderdmaal advokaat, Heb ik je daarvoor opgevoed? Enfin, nog een heleboel fraais. En toen hij eindelijk in zijn stoel neerviel, uitgeput van z'n geschreeuw, zei Irene op rustige toon: „En toch trouw ik met Cornelis. Dan maar zonder uw toestem ming". Toen kwamen de poppen pas aan het dansen, zie je? Als moeder en ik er niet tussen waren gekomen, had hij Irene ge slagen. Jazo is hij. Ik weet er ook van mee te praten. Enfin, zij naar haar kamer en vader bellen. We hebben nog ergens in Frankrijk zo'n stuk familielid zitten. Ik begreep toen wel, dat hij haar weg wilde hebben. Tja, tenslotte is ze nog minderjarig. De volgende morgen vroeg heeft hij haar met de K.L.M. naar Frankrijk gebracht, 's Avonds was hij weer terug. Daar blijft ze in ieder geval tot ze meerderjarig is. Dat heeft ze hem be loofd. En ze heeft de pipa ook beloofd, dat ze niet zal proberen met je in kontakt te komen. Dat is heel hard, maar ik ken haar: als ze eenmaal haar woord gegeven heeft, houdt ze dat, zie je? Daarvoor is zij te veel een Hasting. Zo, waarde zwager-in-spé, nou ben je op de hoogte. Ik kon het niet over m'n hart verkrijgen je onwetend te laten". Kees schonk nog eens in en keek voor zich uit. Rob lachte even en kwam overeind. Hij ijsbeerde door de kamer en zei: „Cornelis, nu in alle arnst. Ik heb je al gezegd, dat ik je ver draaid graag mag. Omdat je Irene's hart in vuur en vlam gezet hebt en dat is een prestatie op zichzelf. Nou zal ik jou eens 'n goede raad geven: Ga niet schrijven, probeer niet haar adres uit te vissen en ga geen dure telefoon gesprekken houden. Ik heb wel kontakt met haar en zal haar vertellen, dat ik hier geweest ben en dat ik jou op de hoogte ge bracht heb. Dat jij op haar wacht en zij op jou. Wat wil je nog meer? 20 februari is ze meerderjarig. En wacht dan maar af, wat ze doet. Kom maar niet naar Aerdenhout toe, want dat heeft toch geen zin. Heb geduld. Dat moet een mens op z'n tijd leren, zegt Irene altijd. En zij heeft in zulke dingen doorgaans gelijk". Later op de avond scheidden ze als goede vrienden. „Tot ziens, kerel, ik wip wel eens een keer aan om je op de hoogte te houden. Sterkte. Zodra er bruiloft is, kun je op mij rekenen als getuige!". HOOFDSTUK 18 Successen voor Kees Geheel onverwacht kreeg Kees het druk. Het gure najaar- weer, dat al vroeg inviel, veroorzaakte bij Halbersma een ver koudheid, die hij verwaarloosde. En toen hij op een middag, na in een te warme rechtzaal gepleit te hebben, zich niet voldoende kleedde tegen het winderige weer, had hij de volgende morgen hoge koorts. De dokter, die in de loop van de ochtend kwam, constateerde longontsteking en Kees was genoodzaakt de lei ding op zich te nemen. Er was een groot aantal processen te voeren en het zou voor Kees een kleine moeite geweest zijn om, met het oog op Halbersm's ziekte, verdaging te krijgen voor de meeste zaken. Maar dat ging zijn eer te na en hij nam alle stukken, die betrekkingen hadden op de processen, één voor één nauwkeurig door. De ziekte van Halbersma werd vrij ernstig. Hennie verhuisde van „De Kaan" naar de deftige woning aan de Keizersgracht en verzorgde hem, samen met een verpleegster dag en nacht. In tussen nam Kees de plaats in van zijn superieur en handelde een aantal civiele procedures af met wisselend succes. Bovendien pleitte hij in enkele strafzaken. Tot grote verwondering van de rechters en de officieren, en eveneens tot zijn eigen verbazing, hield hij enkele welsprekende pleidooien en na een paar dagen constateerde hij tot zijn grote genoegen, dat de oude rotten in het vak met geboeide aandacht luisterden naar dat broekje, die nieuweling. Hij bracht argumenten naar voren, die wellicht in niemands brein zouden zijn opgekomen en na veertien dagen mocht hij een paar belangrijke successen boeken: één cliënt kreeg een voorwaardelijke veroordeling en werd gelijktijdig in vrijheid gesteld na een voorarrest van bijna vijf maanden, ter wijl in een ander geval de uitspraak precies de helft was van de eis, waarmede zelfs een paar oudere confrères hem feleciteer- den. Hij behandelde een echtscheidingsprocedure, die in een 100°/» overwinning eindigde voor zijn cliënte, hoewel de feiten aanvankelijk vrij twijfelachtig schenen. En als klap op de vuur pijl wist hij zijn prodeaan. die verdacht werd van zware mis handeling, veroordeeld te krijgen tot een betrekkelijk geringe straf, aangezien Kees de kwalificatie „zware" had weten te ont zenuwen en zelfs een beroep op het noodweerexces naar voren gebracht had. Dit alles had ten gevolge, dat zijn naam in de kranten be gon te komen. Eén blad sprak al van de „jonge, veelbelovende advokaat Galis" en een andere krant noemde hem een pleiter, die over uitzonderlijke gaven bleek te beschikken. Hij kreeg een paar eigen clië'en en verdiende zijn eerste briefje van honderd gulden, dat hij zorgvuldig in zijn portefeuille wegborg. De genezing van Halbersma verliep traag. En de dokter ad viseerde een maandje Rivièra. Toen Halbersma weer in zo verre opgeknapt was, dat hij per dag een paar uurtjes uit bed mocht, bracht Kees verslag uit over zijn werkzaamheden. Hal bersma luisterde belangstellend en na een half uurtje wuifde hij met zijn hand. „Hou maar op, Kees, ik hoor het al. Nauwelijks ben ik tijdelijk uitgerangeerd, of mijn jonge assistent neemt mijn zaken nog beter waar dan ik het had kunnen doen. Nee, vertel me maar niets. Hennie heeft me ook kranten te lezen gegeven en ik ben jouw naam al enkele keren tegen gekomen. Nou, ik denk, dat ik maar met pensioen ga Kees keek hem verbaasd aan. „Maarbegon hij, doch Halbersma lachte vrolijk. „Ik kan in ieder geval zonder enige zorgen een maandje naar het zuiden van Frankrijk. Ik weet nu, dat jij capabel bent om mijn belangen te behartigen. Ga je gang, jongen, ik ben blij voor jou. En Hennie is het eveneens. Apro posdenk om je gezondheid. Maak het niet te laat en pak je goed in, als je de straat opgaat. Dat zie je aan mij. En je kunt mijn wagen wel zo lang gebruiken. We gaan met Hennie's wagen naar Frankrijk". Eind november was Halbersma weer terug in Holland, bla kend van werklust en met een gezonde kleur op zijn wangen. Kees verwelkomde hem hartelijk, maar constateerde, dat hij in deze weken ouder was geworden. Kees liet koffie en gebak aan rukken en gedrieën zaten ze in het kantoor te genieten van de heerlijkheden. Hennie glom van genoegen. „Onze Kees ontpopt zich als een voortreffelijk gastheer, Wim. Alleen al het feit, dat hij er aan gedacht heeft". „Och", antwoordde Kees..., niet geheel ongevoelig voor de lof, „als je al zoveel jaren op „De Kaan" over de vloer komt, dan leer je zulke kleinigheden automatisch. Want men is nog geen vijf minuten op „De Kaan of de thee of de koffie staat al voor je klaar". Hennie bloosde en knikte hem vriendelijk toe. „Daar ben ik ook een vrouw voor", antwoordde ze eenvoudig. Wim keek haar liefdevol aan. „En wat voor een vrouw, Kees, dit was de prettigste vakantie van m'n leven, wil je dat wel geloven?". „Ik kan het me volkomen indenken „Hennie heeft me er weer bovenop geholpen. Zonder haar onschatbare verzorging had ik al op „Zorgvliet' gelegen „Kom, kom", weerde Hennie verlegen af. De volgende dag werden de werkzaamheden weer normaal door Halbersma hervat. Hij liet zich op de hoogte stellen van de toestand van het ogenblik en verdeelde na deze uiteenzetting de werkzaamheden. „Kees, jongen, ik ga het voortaan een beetje kalmer aan doen. Wat minder naar de balie en wat meer op kantoor. Je begint aardig naam te krijgen en ik merk wel, dat je een prak tijk aan het opbouwen bent. Mocht je soms plannen hebben, om te zijner tijd voor jezelf te beginnen, laat het me dan tijdig weten, zodat ik niet voor verrassingen kom te staan". „Dat heeft nog wel even de tijd, meneer". Het succes bleef Kees gunstig. Geheel onverwacht werd zijn raad ingeroepen door een aantal winkeliers. Zij hadden moei lijkheden met een fabriek ten aanzien van de te volgen prijspo litiek. De fabriek volgde geen vaste gedragslijn betreffende de kortingen en zo kon het gebeuren, dat de ene winkelier meer verdiende dan de ander. Dit zou op zichzelf nog niet het ergste bezwaar zijn, maar nu was gebleken, dat de winkeliers, die niet bij een inkoopkombinatie aangesloten waren, van de fabriek een extra korting kregen en dat werd te gek. Een hele middag hield Kees met de afgevaardigden van de winkeliers een bespreking. Men wilde een kort geding en na de zaak van alle kanten goed bekeken te hebben, stemde Kees in met hun wens. Hij beloofde binnen twee dagen de zaak aan hangig te maken en kreeg om te beginnen een ruim voorschot met de mededeling, dat hij niet op een paar honderdjes behoef de te kijken, als hij de zaak tot in de puntjes voorbereidde. Die avond pleegde Kees overleg met Halbersma en de beide mannen zaten uren lang gebogen over verschillende wetboeken en uitspraken. Binnen twee dagen had Kees alle vereiste papieren in orde en maakte het geding aanhangig. Buiten verwachting was er enkele dagen later, toen het korte geding plaatsvond, bizonder veel belangstelling van de zijde der pers. Kees verdedigde in een welsprekend pleidooi de belangen van zijn cliënten en haalde tal van uitspraken aan, die op het geval betrekking hadden. De advokaat van de tegenpartij, een der meest bekende in den lande, had een moeilijke taak om zijn zienswijze weer te geven. Ook hij wist op waarlijk briljante wijze de belangen van de fabriek naar voren te brengen en Kees was daarna nog niet zo heel gerust meer over de uitspraak. Halbers ma, die speciaal voor dit uit vakoogpunt bekeken interressant geval was meegekomen, nam Kees even terzijde en fluisterde hem wat in de oren. In zijn repliek haalde Kees onverwacht een uitspraak aan van de Hoge Raad, waarin een vrijwel analoog geval ter behandeling was geweest en waarbij de fabrikant in het ongelijk was gesteld en veroordeeld was geworden. Het ver weer van de tegenpartij was ditmaal vol juridische spitsvondig heden, maar Kees had al aan het gezicht van de rechter gezien, dat zijn zaak voor 90"/o gewonnen was. Aan het einde van de middag, toen beide advokaten uitgesproken waren, bepaalde de rechter de uitspraak binnen drie dagen en zo ging ieder zijns weegs. De volgende dag stonden er grote verslagen in de dagbladen en Kees' naam werd verschillende malen genoemd: „deze jeug dige zeer bekwame pleiter", noemde het éne blad hem, en een andere courant sprak van „een advokaat, die de kwestie blijk baar tot in de finesses had bestudeerd, alvorens dit korte geding aanhangig te maken". Het resultaat was, zoals Halbersma verwacht had: de fa briek werd in het ongelijk gesteld. Discriminatie van bepaalde winkeliers mocht niet plaastvinden, omdat dit in strijd was met de Wet op de Economische Mededinging. De fabriek werd ver oordeeld in de kosten van het proces en kreeg tevens een dwangsom opgelegd. Verschillende collega's feliciteerden Kees met zijn succes en toen enkele winkeliers die middag op zijn kantoor kwamen om af te rekenen, haalde één een briefje van duizend gulden uit zijn portefeuille en zei: „Meneer Galis, dit is uw honorarium. Als u ons dan voorts de rekening stuurt van uw gemaakte onkosten, dan zal die ook gehonoreerd woren. Wij waren van mening, dat u deze duizend gulden wel verdiend heeft". Die avond reed Kees naar „De Kaan". Hennie, die het ver slag in de krant reeds gelezend had, verwachtte hem al zo half en half en toen er gebeld werd, nam ze aan, dat hij het zou zijn. Kees stond op de stoep met een enorme bos bloemen. Hennie keek stom verbaasd naar de bloemenschat. „Maar Kees, wie is er jarig vandaag? Hij kwam binnen, gaf haar de bloemen en zei: „Niemand bij mijn weten, maar ik had vandaag zo'n mooi 'succes, dat ik iemand wilde laten delen in mijn blijdschap en wie zou ik dat anders kunnen doen dan jou?" Ze bloosde even en keek met schitterende ogen naar hem op. Dank je, lieve jongen. Kom gauw bij de haard, het is zo ver bazend koud vandaag. Wacht, even de bloemen in het water zetten. Kees, jongen", vervolgde ze, toen ze het papier er af gewikkeld had, dat moet je een kapitaal gekost hebben". „Och, ik heb zelf weinig nodig. Er. ik weet, dat je van bloe men houdt Toen de bloemen in een grote vaas geschikt waren, zei ze: „Maak het je gemakkelijk; ik zal Fientje even koffie laten zetten. Dat is zo klaar. Dan kom ik ook Een poosje later zaten ze tegenover elkaar aan de koffie en Hennie zei: „Ik heb het verslag van dat korte geding en de uit spraak van vanmorgen gelezen. Tjonge Kees, wat een prachtig succes voor je. De krant schreef zo aardig over je". Kees knikte. „Ja, uit vakkundig oogpunt gezien, om het zo maar eens te noemen, is het inderdaad een mooi succes. Als je nagaat, dat ik nauwelijks een half jaar geleden van de univer siteit kwam. Ik heb natuurlijk veel geluk gehad. Eerst al het ver vangen Halbersma en een paar interessante prodeo zaken, dat alles bij elkaar met dit korte gedingjadat geeft je natuurlijk naam". Ze leunde met haar elleboog op tafel en keek hem ernstig aan. „Ik weet niet hoe het komt, Kees, maar ik heb altijd verwacht, dat jij een advokaat zou worden, die boven de anderen uisteekt. Een soort vrouwelijk intuïtie misschien, ik weet het niet. Toen je ging studeren in Utrecht, heb ik eens tegen Halbersma ge zegd: Als die over enkele jaren klaar is en jij neemt hem bij je op je kantoor, dan is zijn toekomst gekocht en zal hij wellicht in staat zijn in korte tijd naam te maken. En, weet jeWim heeft me toen uitgelachenLuchtkaselen noemde hij he. Maar ze beginnen aardig vorm aan te nemen, vind je ook niet?". „Hennie, maak me niet ijdel. Natuurlijk heb ik in dit korte ge ding niets aan het toeval overgelaten. Daarvoor waren er te grote belangen op het spel. Maar aan de andere kantHal bersma gaf me tijdens de zitting een reuze-tip die heb ik in mijn repliek uitgebuit. Die tip heeft de zaak gewonnen. De eer komt feitelijk aan Halbersma toe Hennie snoof. „Alle respect voor Wimhij is een bizondei bekwaam advokaat, maar zijn specialiteit is de civiele kant. Jij ontpopt je de laatste weken als een begaafde pleiter. Let eens op, jongen, nu komen de klanten vanzelf. Als je maar naam hebt, dat is alles". Om tien uur nam Kees afscheid. „Ik ben moe, zie je ik heb de laatste nachten niet veel geslapen Ze knikte begrijpend. „Ik zal de wagen halen en breng je naar Amsterdam. Hoef je niet met de bus". „Maar Hennie, zo laat „Onzin. Ik wil er nog wel even uit. Ik) zit de laatste weken toch teveel thuis. Na die vakantie ben ik dat helemaal ontwend om huispiet te zijn". Voor hij zijn jas aantrok, haalde Kees zijn portefeuille te voorschijn en diepte er een briefje van honderd gulden uit, dat hij met een kleur op zijn gezicht aan Hennie overhandigde. „Ik had wat voor je willen kopen, zie je, maar ik heb zo weinig ver stand van dingen, die een vrouw mooi vindt. Wil je dit van me aannemen, als een kleine rente van je geld? Het is het eerste verdiende geld van een eigen cliënt, begrijp je? Toen ik dat ont ving, dacht ik meteen: dat is voor Hennie. Koop er iets voor, waar je zin in hebt". Even wilde ze protesteren, maar toen ze keek in zijn sme kende ogen, vertederde ze en nam het briefje aan. „Goed, Kees. bij wijze van uitzondering. Het idee alleen al vind ik ontzettend aardig. Hartelijk dank. Ik zal het morgen besteden aan kleding. I Ik heb iets aardigs gezien I Ze pakte zijn arm en drukte die even tegen zich aan. „Dank je, lieve jongen. Je kunt je niet voorstellen, hoe blij ik hiermee ben. De gedachte, dat het je eerste zelf verdiende geld is (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1961 | | pagina 6