Liefde kent geen lichaamsgebrek Nieuws van overal Nieuwe Cursus vra ONDERZOEK VAN BOSGROND. door MAARTJE ZELDENRIJK In die dagen komt hij ook in kontakt met de illegaliteit. Be rend is nu bijna twintig jaar en hij snapt best, dat de oorlog niet eeuwig duren zal. Eens komt er een einde aan en dan is het met de zwarte handel ook gauw afgelopen. En wat had de en gelse zender ook weer gezegd: De landverraders en de collabo rateurs, alsmede zij, die van de oorlog geprofiteerd hadden, zul len terecht moeten staan. Voor een bijzondere rechtbank. Be rend is niet bang uitgevallen, maar met het toenemen van de aktiviteit der illegalen neemt zijn gevoel van onbehagen eveneens toe. Een buurjongen, Piet Dogger, zit in de een pf andere verzets groep. Berend weet het. Op een avond fietsen ze samen van Purmerend huiswaarts. Piet is voorzichtig en polst de gebochel de. Of hij niet eens een boodschap voor Piet wil doen. Maar natuurlijk, waarom niet? Berend is altijd bereid iemand te helpen. Piet denkt na. Er moeten bonnen naar de Noordbeemster. Maar hun koerierster is ziek en Piet weet niemand, die het ge vaarlijke karwei zal kunnen uitvoeren. Hij zegt tenslotte, dat Berend er nog wel meer van zal horen. Piet bespreekt het met de leider en deze knikt. „Laat hem maar eens een pakje waardeloze papieren wegbrengen. Naar een adres, dat geen moeilijkheden kan opleveren. Dan wachten we een paar dagen en als er niets gebeurt, merken we het wel. Staat die Berend niet bekend als een zwarthandelaar?" Piet haalt zijn schouders op. Och, iedereen deed vandaag de dag wel eens iets, dat niet door de beugel kon. Als je zo nauw keek Berend fietst twee dagen later met een pakje waardeloze pa pieren naar de Noordbeemster, overhandigt het daar op een boerderij en fietst terug. Aan Piet deelt hij mede, dat alles oké is. En wel zo oké, dat Berend er zelf beter van geworden is, want en passant heeft hij nog een handeltje naar De Rijp ge bracht. Dwars door de moffen heen. Natuurlijk weer met wap perende stukken wasgoed. Na een paar dagen blijkt Berend safe te zijn. Dan krijgt hij zijn echte opdracht. Bonnen wegbrengen, hoewel hij niet weet, wat er in het pakket zit. Ook deze opdracht verloopt vlot. Als hij van het meisje, aan wie hij de bonnen overhandigt, de mede deling krijgt, dat ze ook geld nodig hebben, hard nodig, haalt Berend zonder meer zijn portefeuille te voorschijn en geeft drie briefjes van honderd. Ze valt hem bijna om de hals van dank baarheid. Zo eet Berend gedurende de laatste oorlogsmaanden van twee wallen. Bij de illegaliteit staat hij bekend als een betrouwbare koerier, als geldschieter en als iemand, die ook nog wel eens voor een rokertje of een half varken zorgdraagt. En daarom staat hij hoog aangeschreven. In de zwarthandel staat hij ge noteerd als één der meest gefortuneerde en geslepen broeders in het vak. En als op 5 mei 1945 de capitulatie bekend wordt en de oran jebanden uitrukken om landverraders, collaborateurs en zwart handelaars te arresteren, staat Berend Bongert niet op hun lijst. Stel je voor, die gebochelde stakker, die zoveel gevaarlijke tochten heeft gemaakt en altijd wel wat voor de jongens wist te organiseren Als de roes van de eerste vredesdagen voorbij is, en de ar beiders weer als voorheen hun ruggen krommen in de tuinen, is Berend van plan om het voorlopig wat kalm aan te doen. Want ver kun je niet komen en als je bijvoorbeeld naar Amsterdam wilt, moet je een lift zien te krijgen met een auto, want de tram rijdt nog steeds niet. Een trein nog minder. Bovendien heb je al moeite om over de Beemsterbrug te komen. Berend heeft van de leider van de voormalige illegaliteit, die nu een functie bij de politie heeft, een doorlaatbewijs gekregen. Zodat hij kan gaan en staan, waar hij wil. En hij is in die laatste dagen van mei dikwijls in de stad. Want daar heeft hij in de afgelopen winter een pand gekocht, dat nu een H.A.R.K.- magazijn herbergt, maar dat binnenkort natuurlijk leeg zal ko men. En hij heeft plannen. Plannen, die hij al in de oorlogsjaren heeft uitgebroed. Hij heeft ze geheel voor zichzelf gehouden en er zelfs niet met zijn moeder over gesproken, hoewel die heel wat wist van zijn handelsmanipulaties tijdens de bezetting. Grootmoedig heeft hij het gebouw gratis in bruikleen afgestaan aan de HARK en beslist geweigerd één cent huur te willen aan vaarden. Daardoor is hij ook gestegen in de achting van een aantal notabele dames, die daar de scepter zwaaien. Natuurlijk komt hij er wel eens een kijkje nemen, wie zal hem dat verbie den? Hij meet verschillende vertrekken en maakt berekeningen in een klein zakboekje. En passant ziet hij de kleding binnenkomen en de dames er in graaien. Ook hier geldt schijnbaar het aloude parool: Wie het eerst komt, het eerst maalt. Kleding is nog erg schaars en tijdens een van zijn bezoeken herinnert Berend zich, dat zijn moeder wel wat kan gebruiken. Dat zegt hij aan een van de dames en het resultaat is, dat hij kan uitzoeken. Die avond komt hij met een pak kleren thuis, voor ieder wat; moeder, vader en de broers. Zelf heeft hij niets nodig. En als hij wat nodig heeft, weet hij wel de adressen. Hij heeft van de oorlog goed geprofiteerd, daarna wil hij er niet meer beter van worden. Maar het bloed kruipt, waar het niet gaan kan. De zwarte handel, uitgekreten als een landverraderlijke daad, waarvoor thans vele duizenden profiteurs achter het prikkeldraad zitten, begint weer op te bloeien. Weliswaar is het vrede, maar tal van artikelen blijven voorhands nog schaars of in het geheel niet te krijgen. Behalve natuurlijk in de zwarte handel. Berend kan het niet laten en als hij een tip krijgt van zijn vroegere vriend Tinus, die er ook zonder kleerscheuren afge komen is, dank zij het feit, dat hij altijd maar een klein hande laartje is gebleven, gaat hij weer op pad. Zijn oude fiets heeft hij voorzien van een paar betere banden. Nee, geen nieuwe, dat is nog te link. Maar toch goede gebruikte. Alleen de pakken met wapperend wasgoed zitten niet meer achterop gebonden. Dat is nu te doorzichtig. Hij moet er wat anders op verzinnen. In juni is hij voor het eerst weer in Amsterdam. Ook daar is veel veranderd, maar de zwarthandel is gebleven. Ondanks het feit dat de politie, in uniform en in burger, alles doet om ze uit te roeien, gaat het gesjacher met tientallen schaarse artikelen door. Berend neemt een handlanger in zijn dienst. Dat was in de oorlogsjaren te link, maar nu is de toestand wat anders. Hij beschikt over voldoende contanten en het gevaarlijke werk laat hij zijn handlanger doen, waarvoor hij hem dan ook vorstelijk betaalt. Tijdens een transport van canadese sigaretten wordt de hand langer gearresteerd. Berend, die hem niet op tijd ziet verschijnen, ruikt lont en weet tijdig te ontkomen. Rond het Jonas Daniël Meijerplein houdt de politie een grootscheepse razzia, maar Be rend heeft een lege handwagen gepakt en rijdt er dwars mee door het cordon. De politiemannen, die het terrein hebben af gezet, kijken wel wantrouwend naar de kleine bochel, en een spotter oppert de veronderstelling, dat dat kereltje wel heel wat achter de rug zal hebbenZou die bochel echt zijn? Intussen is Berend al meters verder met zijn kar en als hij uit het gezicht is, zet hij de kar aan de kant van de straat en smeert 'm zo snel mogelijk naar het trambootje. Hij heeft er schoon genoeg van. Je moet het geluk niet tarten. En als hij in de Beemster terugkomt en daar hoort, dat ook Ti nus opgepakt is wegens handel in sigarettenvloei, dan staat zijn besluit vast. Het is afgelopen. Hij heeft mooi verdiend, waarom zal hij nog meer risico nemen? In de oorlogsjaren beschouwden velen de zwarte handel als iets, dat ten nadele van de bezetter geschiedde, maar nu kun je dat niet meer zeggen. Nee, de hol- landse jagers achter de zwarthandelaars zijn nog veel gevaarlij ker dan de duitse Dé volgende dag gaat hij naar zijn pakhuis, dat binnen enkele dagen weer leeg zal zijn. Voor woning is het ongeschikt, anders was het al lang gevorderd. Misschien zullen ze hem de vrije hand laten. Hij groet de dames van de HARK, die de laatste vodden zo voordelig mogelijk uitstallen voor eventuele gegadigden en be klimt de trap. In een der vertrekken zet hij zich neer op een lege kist en haalt zijn beduimeld opschrijfboekje voor de dag. Met een kort potloodje maakt hij een optelsom: zoveel in Pur merend op de bank, zoveel in Amsterdam, zoveel in Alkmaar, zoveel in Hoorn. Dat is samenEn dan haalt hij zijn porte feuille voor de dag. Jammer van die mislukte transactie sigaret ten. Dat is natuurlijk een strop. Maar ja, dat is het risico van de arbeid. Desondanks bezit hij nog enige duizenden in baar geld. Met dat, wat hij op de banken heeft staan en dit gebouw, is hij een rijk man. Hij, de eenentwintigjarige mismaakte jongen. Wiens hele kapitaal op 10 mei 1940 enkele dubbeltjes bedroeg. In vijf jaar tijd een kapitalist in het klein. Als hij het goed belegde, dan zou hij voor de rest van zijn le ven kunnen rentenieren. Maar dat strookt niet met zijn plannen. Na een uurtje is hij weer op straat. En op zijn gemak loopt hij de stad door. Kijkt links en rechts naar de etalages, waarin mondjesmaat wat artikelen uitgestald liggen. Er komt al wat meer leven en bedrijvigheid. Kom. hij zou maar eens gaan pra ten met Peters, de timmerman. Peters is een boom van een vent, die vroeger een houtwaren- zaak had in het hartje van Rotterdam. Alles weggebombardeerd. Berooid kwam hij in mei 1940 in Purmerend. Met behulp van diverse instanties kon hij er een timmerwinkel beginnen en die heeft hem in de oorlogsjaren ook al geen windeieren gelegd. Hoewel hij er ook wel wat bij gedaan heeft. Onder anderen sa men met Berend. De twee kennen elkaar en de reus mag de mismaakte Berend wel. Als Peters de jongen ziet komen, verheldert zijn gezicht. Ze gaan samen naar de achterkamer en moeder Peters zorgt voor een bakje koffie. Als Berend achteloos een pakje Sweet Caporal te voorschijn haalt, waaruit Peters gretig een sigaret neemt, steekt Berend van wal. Of Peters kans ziet om aan een vergunning te komen tot verbouwing. Peters zet grote ogen op. „Er zijn natuurlijk wel mogelijkhe den", meent hij. Dan vertelt Berend hem van zijn pakhuis, dat hij op de Kippe- markt heeft staan. Een beetje verwaarloosd, maar wat is er niet verwaarloosd in de oorlogsjaren? Maar het geraamte, zoals Be rend het zegt, is hecht en sterk. „Wat wil je ermee?" vraagt Peters. „Kijk", zegt Berend bedachtzaam, en hij buigt zich wat dieper naar de timmerman, „Ik wil van het bovengedeelte een woning maken. Met een beetje verbouwen is dat wel te fiksen. Er kan dan een gezin in op twee vertrekken na, die blijven voor mij gereserveerd. En beneden moet een cafetaria komen". „Een wat?" „Cafetaria. Dat heb ik in Amsterdam gezien. Daar is wat mee te verdienen. Een eettent. Niet zo'n lunchroom, maar een goed kope gelegenheid voor warme worstjes, patat frites, broodjes met wat er op en koffie. Ik heb gehoord, dat binnenkort voor de restaurants en zo dat eetspul vrij komt van de bon. Tegen die tijd moet het klaar zijn. Als jij aan de vergunning kunt komen, krijg je het karwei. Dan mag jij het voor me aannemen". Peters denkt na en krabt zich achter het oor. „Tjonge, dat is nogal wat. Daar heb je niet alleen hout voor nodig, maar ook stenen en kalk. En cement en gewapend beton en weet ik veel. Daarvoor moet je van het kastje naar de muur lopen". Berend glimlacht en kijkt eens naar de turfsehuiten van Peters. Maat vijftig met pijn. Wat een onvoordelig mens voor de schoe nendistributie. Dan kijkt hij weer naar Peters en haalt zijn por tefeuille te voorschijn. Daaruit diept hij twee briefjes van hon derd gulden. „Voor de eerste onkosten" zegt hij. „Doe je best. Leg er vooral de nadruk op, dat de bovenverdieping in een wo ning herschapen wordt. Dat scheelt weer een huis.i moet je den ken. Er stond toch immers in de krant, dat er premies en snelle bouwvergunningen gegeven worden voor hen, die woongelegen heid weten te scheppen?" Peters slaat toe en accepteert het geld. „Het zal 'm aan mij niet liggen", zegt hij. Het duurt enige maanden. Want de burgemeester is niet te spreken voor Peters en de wethouders evenmin. Na veel vijven en zessen ziet hij kans het hoofd van bouw- en woningtoezicht te pakken te krijgen. Die deelt hem mede, dat hij de plannen maar eens op papier moet zetten, met een deugdelijke tekening en de geschatte kosten. Daar is Peters een maand mee zoet. Er wordt gemeten en ge confereerd. Berend helpt, waar hij helpen kan. Maar tegen Sin terklaas is Peters gereed. Alles wordt netjes op papier gezet met een aantal blauwdrukken er bij en een kostenberekening. Be rend brengt het persoonlijk op het gemeentehuis. Wat Peters niet weet is, dat hij er zelf een briefje bij gedicht heeft, waarin hij meedeelt, dat het snel moet gebeuren, daar hij er anders geen interesse meer voor heeft en er dan een eierenpakhuis van maakt. Het gemeentebestuur heeft er wel oren naar. Vlugger dan Be rend verwacht had, komt er uitsluitsel, in principe geeft Pur merend zijn toestemming, maar uiteindelijk moet Den Haag de finitief beslissen. „Dan weten we het tegen de tijd, dat de volgende oorlog be gint wel", meent Berend, diep teleurgesteld. Maar Peters is nu vasthoudend als een terrier. Nu krijgt hij wel gelegenheid om de burgervader te spreken en na dit gesprek maakt Peters een reis naar Den Haag. Met aanbevelingsbrieven van het gemeentebestuur. In februari heeft Berend zijn verbouwingsvergunning. Peters neemt een paar collega's in de arm, die het metsel- en beton werk zullen verrichten en zorgt voor de materialen. Het pakhuis komt in de steigers en met man en macht wordt er aan gewerkt. Berend heeft als streefdatum voor de opening een week vóór de Purmerender kermis genoemd. Peters be looft, dat het dan gereed zal zijn. Er gaat nu geen dag voorbij of Berend komt kijken, hoe het werk vordert. Samen met Peters loopt hij over de steigers en bekijkt de blauwdrukken. Er is een nieuwe gemeenteopzichter en deze is enthousiast. Juist, een cafetaria, dat is precies iets voor dit gat. Is me dat een stad Arie Bongert, die evenals de andere huisgenoten op de hoogte is van Berend's plannen, vraagt of hij het bovenhuis kan gaan betrekken. Want hij heeft trouwplannen. Berend spreidt zijn armen open. „Beste jongen", zegt hij, „als het aan mij lag, meteen. Maar daar beslist tegenwoordig niet meer de eigenaar over. Bovendien, je bent geen eens een stad- ter Arie knikt. Ja, dat is zo. Alleen ingezetenen krijgen in de stad een huis, als er beschikbaar zijn. En in de Beemster is voorlo pig helemaal geen kans. Christien de Haan, de verloofde van Arie heeft haar aan staande zwager nooit mogen lijden. Maar nu Arie nul op rekest krijgt, is ze nijdig op de gebochelde jongen. Want ze is van mening, dat hij er best wat aan had kunnen doen als hij gewild had. Berend voelt haar antipathie, maar daar is hij al lang aan gewend. Het doet hem niets en hij blijft altijd even vriendelijk tegen Christien. Eind juli trekken de schilders het verbouwde pand binnen. En een week later begint er kleur te komen, binnen en buiten. De Purmerenders bekijken het geval en verdiepen zich in gis singen omtrent de bestemming van die mooie winkel. Maar Be rend kan zwijgen en Peters ook. Het personeel weet er even veel van als de rest. Het gemeentebestuur heeft een gezin aangewezen, dat de bovenwoning zal betrekken. Het is wel niet helemaal naar Be rends zin, want er zijn drie kinderen en daarmee had hij tot op dit ogenblik in het geheel geen rekening gehouden. Maar de plafonds waren stevig en naar hij hoopte ook geluiddicht. Ove rigens, daar wist hij ook wel wat op te vinden. Hij was al in Amsterdam geweest voor een modern muziekapparaat. Ja, die dingen kon je tegenwoordig kopen. Alles was nog tamelijk schaars, maar zulke dingen waren er volop. Idiote wereld eigen lijk Begin augustus kwam de naam op de gevel: „Bongert's Cafe taria". De Purmerenders sloegen hun handen in elkaar van ver bazing. Nou, dat is me ook watzukke gekke dingen kre gen ze nu ook al in de stadHet leek warempel Amsterdam welhet most toch niet gekker worre Intussen kocht Berend de benodigde apparatuur in de hoofd stad. En hij zou geen zwarthandelaar geweest zijn gedurende al die jaren, dat er oorlog was, als hij niet de laagste prijs be dong, vanwege het feit, dat hij alles contant betaalde. De le veranciers, niet anders gewend dan termijnbetaling, lieten een aantal procenten vallen en Berend kwam vrij goedkoop aan zijn materialen. In de tweede plaats hielp zijn kennis van de zwarte handel hem om de nodige ingrediënten in te slaan. Toen het hem te lang duurde met de nodige voorschotbonnen, kocht hij het, waar hij geen voorschotbonnen nodig had. Enkele dagen voor de opening, toen hij al bezig was om alles te installeren, kwam er een kink in de kabel. Een ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken bezocht hem en ver zocht hem de nodige vergunningen te laten zien. Vakbekwaam heid en zo. Want zonder dat geen cafetaria. Doch Berend Bongert had al maanden tevoren zijn licht op gestoken bij de stedelijke advokaat omtrent de benodigd zijnde vergunningen en dank zij diens tips, was Berend ook in dit op zicht gedekt. Per 1 september de datum van de opening had hij een bedrijfsleider in dienst genomen, die in het bezit was van de nodige diploma's. En als de tent bleek te lopen -dat was tenslotte toch maar een risico dan ging hij er zelf wel voor leren, want op school was hij niet een van de domsten en sinds zijn schooljaren waren zijn hersens wel ongeveer gelijk ge bleven. Berend zette hem in het kort de situatie uiteen en de man ver trok, in ieder geval voldaan over wat hij te zien had gekregen. De cafearia kon geopend worden. IX Die eerste september woei de vaderlandse driekleur van de gevel van „Bongert's Cafetaria". De feestelijke opening werd bijgewoond door de hele familie Bongert, die daarvoor, wat be treft de mannelijke leden, een vrije middag had. Zelfs Breebaart kwam even kijken en proeven van de heerlijkheden, die een keurig in het wit geklede dienster iedereen bracht. Want op de openingsdag kostte het niets. Dat had Berend bepaald. Pur merend kon vanaf drie uur gratis schransen in zijn cafetaria. Vooruit, laat hem dat nu honderd gulden kosten. Maar het was dan ook een pracht van een reclame. O zo. Wel, de Purmerenders, met name de jeugd, lieten zich niet onbetuigd. De bedrijfsleider en de kok kwamen handen tekort. Want gedurende de overige uren van deze dag en ook 's avonds bleef er geen van de stalen stoelen onbezet. Berend bekeek zijn „tent", zoals hij het steeds noemde, met genoegen, hoewel zijn gezicht als gewoonlijk een masker bleef. Alleen, toen zijn vader en moeder en broers binnenkwamen, brak er een glimlach door. Dit was toch wel het mooiste moment van zijn leven. Natuurlijk moest overal moeder de produkten keuren. Zij had er immers het meeste verstand van. Berend keek haar vragend aan, toen ze van alles proefde, wat Berend haar persoonlijk had voorgezet. Doch haar oordeel was gunstig en de kok kreeg een pluimpje, toen de familie de ruime keuken bezocht en be keek. Het werd een glorierijke dag voor de gebochelde eigenaar. En toen zelfs Tinus Waaijboer, als gewoonlijk op zijn klompen en in een blauwe boezeroen gehuld, het waagde binnen te ko men, kreeg de jongen het beste zitje van de zaak en Berend zag er persoonlijk op toe, dat zijn vroegere vriend van alle heerlijk heden zijn deel kreeg. Toen Tinus verzadigd was en een grote roodbonte zakdoek te voorschijn haalde, waarmee hij zijn mond afveegde, keek hij de eigenaar met een knipoogje aan en zei, even rondkijkend: „Berend, zeun, jij hew t beter bekeken dan ik, stommeling, die ik ben". Berend lachte wat en haalde zijn schouders op. „Och, de een heeft wat meer geluk dan de ander". „Nou, jij rooit dat wel hier, jij rooit dat wel. Alles, wat jij aanpakte, kwam voor elkaar. Als je soms nog eens sigaretten vloeitjes voor me weet Berend schudde zijn hoofd, ,,'t Spijt me, Tinus, maar ik doe alleen nog maar in lekkere hapjes Om kwart over elf werd de laatste klant naar buiten geloodst en draaide Berend de sleutel in het slot om. En toen bedrijfslei der en kok al lang naar hun woningen waren vertrokken, maak te Berend, gewoontegetrouw een berekening. Wel, het had hem vandaag een lieve cent gekost, maar alla, de kost gaat voor de baat uit. Nu maar eens afwachten, of de baat wil komen. En die bleef niet weg. De volgende dag was er een normale toestand ingetreden. Om negen uur opende Berend zijn cafetaria en vijf minuten later kwam de eerste klant: een reiziger om een broodje te eten. Nel, de serveuse, die Berend uit Amsterdam gehaald had, bediende hem zoals het behoorde en Berend klonk het als muziek in de oren, toen het eerste verdiende geld in de kassalade viel. Het bleef die dag normaal lopen. Het meisje had regelma tig wat te doen en de kok in de keuken ook. Tussen twaalf en half twee moest de bedrijfsleider assisteren en 's avonds eveneens. Er kwamen héél wat jongens en meisjes, die Bon gert's Cafetetria maar een „moordtent" vonden. Ze konden zelf een muziekje laten draaien en wat er aan consumpties ver kocht werd, was van prima kwaliteit. Klokke elf zette Berend de deur wagenwijd open. Daar zou hij de hand aan houden, want hij moest goede maatjes met de politie blijven. Binnen een paar minuten was de laatste klant verdwenen. Berend nam de kassalade mee naar boven, naar zijn kamer en telde het geld. Wel, dat viel niet tegen. Gewoonte getrouw ging hij weer een berekening maken: zoveel broodjes vandaag ingekocht, zoveel vlees, ham, eieren, aardappelen, sla vis, zuurSamen zoveel. Hij wist het precies, want hij had alle nota's bij zich. Het verschil bedroeg ongeveer de helft. Er was een mooie omzet behaald op de eerste verkoopdag. Als het zo bleef, dan was hij best te vreden. En het bleef zo. De Purmerender kermis deed er nog een schepje op. Tot grote verbazing van de kok, sloeg Berend zelf een voorschoot voor, zette een muts op en begon ook te ko ken, te bakken en te braden. Wat hij in de maanden, dat zijn moeder ziek was, thuis geleerd had, kwam hem nu mooi van pas. Bovendien had hij al heel wat van zijn kok afgekeken. Hij had altijd wat feeling gehad voor het kokkerellén. Het ging hem goed af. Peters had zijn laatste rekening gepresenteerd en de meta morphose van pakhuis tot cafetaria had een flinke bres gesla gen in zijn kapitaal. Maar dit was dan ook de laatste rekening. Nu was het gemoderniseerde pand helemaal zijn eigendom en bovendien ontving hij ook nog huur van zijn bovenbewoners. Enkele dagen na de opening had hij zijn hebben en houden van huis gehaald. Moeder Annie speet het wel, dat haar jong ste, haar oogappel het ouderlijk huis ging verlaten, maar ze begreep als een verstandige vrouw, dat het oog van de meester het paard vet maakt en dat Berend in zijn zaak moest gaan wonen. Hij beloofde op gezette tijden eens aan te wippen en voor de rest: ze wisten, waar zijn zaak stond. Wie van de huisgenoten wilde komen, was welkom. Het jaar 1947 liep ten einde en 1948 begon. Feitelijk zou den we ook dit jaar gevoegelijk kunnen overslaan, als er niet twee voorvallen waren geweest in het prille bestaan van Bon gert's cafetaria, die nodig zijn om uit de vergetelheid gerukt te worden. Wordt vervolgd Onlangs heeft de Alkmaarse Huishoud- en Industrieschool toestemming ontvangen om in september te beginnen met een nieuwe opleiding bij het Nijver heidsonderwijs voor meisjes, n.l. de „oriëntatieklas". Tot dusverre is nog maar op enkele scholen in het land met deze nieuwe cursus gestart. Voor deze 1-jarige opleiding is als toelatingseis gesteld een overgangsbewijs naar de 4-de klas Ulo, 3-de klas M.M.S., H.B.S. of gymnasium. Het is gebleken dat deze cate gorie meisjes, die de laatste ja ren toelating tot de Vormings klas verzoekt, steeds groter wordt. Zij moeten echter teleur gesteld worden, daar voor de Vormingsklas een Ulo-diploma, 3 klassen H.B.S. of daarmee ge lijkstaande opleiding vereist is. Ook passen zij niet in de op leiding tot assistente in de huis houding, daar hiervoor slechts 2 jaar voortgezet onderwijs vol doende is. In deoriëntatieklas worden de volgende vakken onderwezen: schei, en natuurkunde, anatomie, ziekenverzorging, naaldvakken, stofversieren, handenarbeid, te kenen, muziek en zang, zorg voor de voeding, woning, kle ding en gezondheid, huishoude lijk beheer, bloemenverzorging, Nederlands, rekenen, maatschap pelijk inzicht, Engels, kinderver zorging, lichamelijke oefening, beroepsoriëntatie. Op deze school wordt boven dien de oude 2-jarige naaisters opleiding totaal gewijzigd. Door een enquête is gebleken, dat overal in het land de belangstel ling voor deze cursus terugloopt. De meeste meisjes zijn na 6 klas sen lagere school en 2 jaar pri maire opleiding op de huishoud school nog niet aan een beroeps opleiding toe en bovendien wordt de confectiekleding steeds beter. Toch wordt in de meeste gezin nen genaaid en willen verschil lende meisjes na de primaire op leiding nog gaarne hierin wat meer bedreven worden. Daarom heeft men voor deze categorie met ingang van sep tember 1962 bij het N.O. voor meisjes de 1-jarige opleiding tot assistente in de naaldvakken ge creëerd. Ruim de helft van het aantal lessen wordt besteed aan naaien. De algemene vorming wordt ech ter niet verwaarloosd, zodat het programma verder vermeldt: Engels, maatschappelijk in zicht, voortgezet algemeen vor mend onderwijs, kinderverzor ging en handenarbeid, lichame lijke oefening, tekenen, zieken verzorging. Ook op de Alkmaarse Huis houd- en Industrieschool wordt hiermee straks begonnen, zodat na de primaire opleiding hier drie richtingen kunnen worden ingeslagen, nl. die voor assisten te in de naaldvakken, assistente in de huishoudvakken en leer lingverkoopster. Nederland heeft in verhouding tot andere landen een kleine op pervlakte bos, dat voor het me rendeel op de minder goede gron den wordt geduld. Toch wordt er relatief vrij veel onderzoek ver richt, omdat een goede bosbouw niet alleen uit economisch maar vooral uit recreatief oogpunt van veel belang is. Telkenjare onderzoekt het Be- drijfslaboratorium voor Grond en Gewasonderzoek te Ooster beek vele honderden grondmon sters van bosgronden. Naar aanleiding hiervan krijgt de teler een bemestings- en/of een beplantingsadvies voor het betreffende perceel. Op deze wij ze kunnen veel mislukkingen of teleurstellingen bij de nieuwe aanplant worden voorkomen. Het wetenschappelijk onder zoek voor de bosbouw wordt ver richt door het Bosbouwproefsta- tion. ,,De Dorskamp" te Wage- ningen. Momenteel wordt veel onderzoek verricht naar de kali behoefte van naaldbomen. Het Bedrijfslaboratorium te Ooster beek heeft daartoe reeds vele monsters dennenaalden ontvan gen die op verschillende elemen ten worden onderzocht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1962 | | pagina 6