Liefde kent
geen lichaamsgebrek
Nieuws van overal
Nieuwe Cursus
vra
ONDERZOEK
VAN BOSGROND.
door MAARTJE ZELDENRIJK
In die dagen komt hij ook in kontakt met de illegaliteit. Be
rend is nu bijna twintig jaar en hij snapt best, dat de oorlog niet
eeuwig duren zal. Eens komt er een einde aan en dan is het
met de zwarte handel ook gauw afgelopen. En wat had de en
gelse zender ook weer gezegd: De landverraders en de collabo
rateurs, alsmede zij, die van de oorlog geprofiteerd hadden, zul
len terecht moeten staan. Voor een bijzondere rechtbank. Be
rend is niet bang uitgevallen, maar met het toenemen van de
aktiviteit der illegalen neemt zijn gevoel van onbehagen eveneens
toe.
Een buurjongen, Piet Dogger, zit in de een pf andere verzets
groep. Berend weet het. Op een avond fietsen ze samen van
Purmerend huiswaarts. Piet is voorzichtig en polst de gebochel
de. Of hij niet eens een boodschap voor Piet wil doen.
Maar natuurlijk, waarom niet? Berend is altijd bereid iemand
te helpen.
Piet denkt na. Er moeten bonnen naar de Noordbeemster.
Maar hun koerierster is ziek en Piet weet niemand, die het ge
vaarlijke karwei zal kunnen uitvoeren. Hij zegt tenslotte, dat
Berend er nog wel meer van zal horen.
Piet bespreekt het met de leider en deze knikt. „Laat hem
maar eens een pakje waardeloze papieren wegbrengen. Naar
een adres, dat geen moeilijkheden kan opleveren. Dan wachten
we een paar dagen en als er niets gebeurt, merken we het wel.
Staat die Berend niet bekend als een zwarthandelaar?"
Piet haalt zijn schouders op. Och, iedereen deed vandaag de
dag wel eens iets, dat niet door de beugel kon. Als je zo nauw
keek
Berend fietst twee dagen later met een pakje waardeloze pa
pieren naar de Noordbeemster, overhandigt het daar op een
boerderij en fietst terug. Aan Piet deelt hij mede, dat alles oké
is. En wel zo oké, dat Berend er zelf beter van geworden is,
want en passant heeft hij nog een handeltje naar De Rijp ge
bracht. Dwars door de moffen heen. Natuurlijk weer met wap
perende stukken wasgoed.
Na een paar dagen blijkt Berend safe te zijn. Dan krijgt hij
zijn echte opdracht. Bonnen wegbrengen, hoewel hij niet weet,
wat er in het pakket zit. Ook deze opdracht verloopt vlot. Als
hij van het meisje, aan wie hij de bonnen overhandigt, de mede
deling krijgt, dat ze ook geld nodig hebben, hard nodig, haalt
Berend zonder meer zijn portefeuille te voorschijn en geeft drie
briefjes van honderd. Ze valt hem bijna om de hals van dank
baarheid.
Zo eet Berend gedurende de laatste oorlogsmaanden van twee
wallen. Bij de illegaliteit staat hij bekend als een betrouwbare
koerier, als geldschieter en als iemand, die ook nog wel eens
voor een rokertje of een half varken zorgdraagt. En daarom
staat hij hoog aangeschreven. In de zwarthandel staat hij ge
noteerd als één der meest gefortuneerde en geslepen broeders
in het vak.
En als op 5 mei 1945 de capitulatie bekend wordt en de oran
jebanden uitrukken om landverraders, collaborateurs en zwart
handelaars te arresteren, staat Berend Bongert niet op hun lijst.
Stel je voor, die gebochelde stakker, die zoveel gevaarlijke
tochten heeft gemaakt en altijd wel wat voor de jongens wist
te organiseren
Als de roes van de eerste vredesdagen voorbij is, en de ar
beiders weer als voorheen hun ruggen krommen in de tuinen, is
Berend van plan om het voorlopig wat kalm aan te doen. Want
ver kun je niet komen en als je bijvoorbeeld naar Amsterdam
wilt, moet je een lift zien te krijgen met een auto, want de tram
rijdt nog steeds niet. Een trein nog minder. Bovendien heb je al
moeite om over de Beemsterbrug te komen.
Berend heeft van de leider van de voormalige illegaliteit, die
nu een functie bij de politie heeft, een doorlaatbewijs gekregen.
Zodat hij kan gaan en staan, waar hij wil. En hij is in die
laatste dagen van mei dikwijls in de stad. Want daar heeft hij
in de afgelopen winter een pand gekocht, dat nu een H.A.R.K.-
magazijn herbergt, maar dat binnenkort natuurlijk leeg zal ko
men. En hij heeft plannen. Plannen, die hij al in de oorlogsjaren
heeft uitgebroed. Hij heeft ze geheel voor zichzelf gehouden en
er zelfs niet met zijn moeder over gesproken, hoewel die heel
wat wist van zijn handelsmanipulaties tijdens de bezetting.
Grootmoedig heeft hij het gebouw gratis in bruikleen afgestaan
aan de HARK en beslist geweigerd één cent huur te willen aan
vaarden. Daardoor is hij ook gestegen in de achting van een
aantal notabele dames, die daar de scepter zwaaien. Natuurlijk
komt hij er wel eens een kijkje nemen, wie zal hem dat verbie
den? Hij meet verschillende vertrekken en maakt berekeningen in
een klein zakboekje. En passant ziet hij de kleding binnenkomen
en de dames er in graaien. Ook hier geldt schijnbaar het aloude
parool: Wie het eerst komt, het eerst maalt.
Kleding is nog erg schaars en tijdens een van zijn bezoeken
herinnert Berend zich, dat zijn moeder wel wat kan gebruiken.
Dat zegt hij aan een van de dames en het resultaat is, dat hij kan
uitzoeken.
Die avond komt hij met een pak kleren thuis, voor ieder wat;
moeder, vader en de broers. Zelf heeft hij niets nodig. En als
hij wat nodig heeft, weet hij wel de adressen. Hij heeft van de
oorlog goed geprofiteerd, daarna wil hij er niet meer beter van
worden.
Maar het bloed kruipt, waar het niet gaan kan. De zwarte
handel, uitgekreten als een landverraderlijke daad, waarvoor
thans vele duizenden profiteurs achter het prikkeldraad zitten,
begint weer op te bloeien. Weliswaar is het vrede, maar tal
van artikelen blijven voorhands nog schaars of in het geheel
niet te krijgen. Behalve natuurlijk in de zwarte handel.
Berend kan het niet laten en als hij een tip krijgt van zijn
vroegere vriend Tinus, die er ook zonder kleerscheuren afge
komen is, dank zij het feit, dat hij altijd maar een klein hande
laartje is gebleven, gaat hij weer op pad. Zijn oude fiets heeft
hij voorzien van een paar betere banden. Nee, geen nieuwe,
dat is nog te link. Maar toch goede gebruikte. Alleen de pakken
met wapperend wasgoed zitten niet meer achterop gebonden.
Dat is nu te doorzichtig. Hij moet er wat anders op verzinnen.
In juni is hij voor het eerst weer in Amsterdam. Ook daar is
veel veranderd, maar de zwarthandel is gebleven. Ondanks het
feit dat de politie, in uniform en in burger, alles doet om ze uit
te roeien, gaat het gesjacher met tientallen schaarse artikelen
door.
Berend neemt een handlanger in zijn dienst. Dat was in de
oorlogsjaren te link, maar nu is de toestand wat anders. Hij
beschikt over voldoende contanten en het gevaarlijke werk laat
hij zijn handlanger doen, waarvoor hij hem dan ook vorstelijk
betaalt.
Tijdens een transport van canadese sigaretten wordt de hand
langer gearresteerd. Berend, die hem niet op tijd ziet verschijnen,
ruikt lont en weet tijdig te ontkomen. Rond het Jonas Daniël
Meijerplein houdt de politie een grootscheepse razzia, maar Be
rend heeft een lege handwagen gepakt en rijdt er dwars mee
door het cordon. De politiemannen, die het terrein hebben af
gezet, kijken wel wantrouwend naar de kleine bochel, en een
spotter oppert de veronderstelling, dat dat kereltje wel heel
wat achter de rug zal hebbenZou die bochel echt zijn?
Intussen is Berend al meters verder met zijn kar en als hij
uit het gezicht is, zet hij de kar aan de kant van de straat en
smeert 'm zo snel mogelijk naar het trambootje.
Hij heeft er schoon genoeg van. Je moet het geluk niet tarten.
En als hij in de Beemster terugkomt en daar hoort, dat ook Ti
nus opgepakt is wegens handel in sigarettenvloei, dan staat zijn
besluit vast. Het is afgelopen. Hij heeft mooi verdiend, waarom
zal hij nog meer risico nemen? In de oorlogsjaren beschouwden
velen de zwarte handel als iets, dat ten nadele van de bezetter
geschiedde, maar nu kun je dat niet meer zeggen. Nee, de hol-
landse jagers achter de zwarthandelaars zijn nog veel gevaarlij
ker dan de duitse
Dé volgende dag gaat hij naar zijn pakhuis, dat binnen enkele
dagen weer leeg zal zijn. Voor woning is het ongeschikt, anders
was het al lang gevorderd. Misschien zullen ze hem de vrije
hand laten.
Hij groet de dames van de HARK, die de laatste vodden zo
voordelig mogelijk uitstallen voor eventuele gegadigden en be
klimt de trap. In een der vertrekken zet hij zich neer op een
lege kist en haalt zijn beduimeld opschrijfboekje voor de dag.
Met een kort potloodje maakt hij een optelsom: zoveel in Pur
merend op de bank, zoveel in Amsterdam, zoveel in Alkmaar,
zoveel in Hoorn. Dat is samenEn dan haalt hij zijn porte
feuille voor de dag. Jammer van die mislukte transactie sigaret
ten. Dat is natuurlijk een strop. Maar ja, dat is het risico van de
arbeid. Desondanks bezit hij nog enige duizenden in baar geld.
Met dat, wat hij op de banken heeft staan en dit gebouw, is hij
een rijk man. Hij, de eenentwintigjarige mismaakte jongen.
Wiens hele kapitaal op 10 mei 1940 enkele dubbeltjes bedroeg.
In vijf jaar tijd een kapitalist in het klein.
Als hij het goed belegde, dan zou hij voor de rest van zijn le
ven kunnen rentenieren. Maar dat strookt niet met zijn plannen.
Na een uurtje is hij weer op straat. En op zijn gemak loopt
hij de stad door. Kijkt links en rechts naar de etalages, waarin
mondjesmaat wat artikelen uitgestald liggen. Er komt al wat
meer leven en bedrijvigheid. Kom. hij zou maar eens gaan pra
ten met Peters, de timmerman.
Peters is een boom van een vent, die vroeger een houtwaren-
zaak had in het hartje van Rotterdam. Alles weggebombardeerd.
Berooid kwam hij in mei 1940 in Purmerend. Met behulp van
diverse instanties kon hij er een timmerwinkel beginnen en die
heeft hem in de oorlogsjaren ook al geen windeieren gelegd.
Hoewel hij er ook wel wat bij gedaan heeft. Onder anderen sa
men met Berend.
De twee kennen elkaar en de reus mag de mismaakte Berend
wel. Als Peters de jongen ziet komen, verheldert zijn gezicht.
Ze gaan samen naar de achterkamer en moeder Peters zorgt
voor een bakje koffie. Als Berend achteloos een pakje Sweet
Caporal te voorschijn haalt, waaruit Peters gretig een sigaret
neemt, steekt Berend van wal. Of Peters kans ziet om aan een
vergunning te komen tot verbouwing.
Peters zet grote ogen op. „Er zijn natuurlijk wel mogelijkhe
den", meent hij.
Dan vertelt Berend hem van zijn pakhuis, dat hij op de Kippe-
markt heeft staan. Een beetje verwaarloosd, maar wat is er niet
verwaarloosd in de oorlogsjaren? Maar het geraamte, zoals Be
rend het zegt, is hecht en sterk.
„Wat wil je ermee?" vraagt Peters.
„Kijk", zegt Berend bedachtzaam, en hij buigt zich wat dieper
naar de timmerman, „Ik wil van het bovengedeelte een woning
maken. Met een beetje verbouwen is dat wel te fiksen. Er kan
dan een gezin in op twee vertrekken na, die blijven voor mij
gereserveerd. En beneden moet een cafetaria komen".
„Een wat?"
„Cafetaria. Dat heb ik in Amsterdam gezien. Daar is wat mee
te verdienen. Een eettent. Niet zo'n lunchroom, maar een goed
kope gelegenheid voor warme worstjes, patat frites, broodjes
met wat er op en koffie. Ik heb gehoord, dat binnenkort voor
de restaurants en zo dat eetspul vrij komt van de bon. Tegen die
tijd moet het klaar zijn. Als jij aan de vergunning kunt komen,
krijg je het karwei. Dan mag jij het voor me aannemen".
Peters denkt na en krabt zich achter het oor. „Tjonge, dat is
nogal wat. Daar heb je niet alleen hout voor nodig, maar ook
stenen en kalk. En cement en gewapend beton en weet ik veel.
Daarvoor moet je van het kastje naar de muur lopen".
Berend glimlacht en kijkt eens naar de turfsehuiten van Peters.
Maat vijftig met pijn. Wat een onvoordelig mens voor de schoe
nendistributie. Dan kijkt hij weer naar Peters en haalt zijn por
tefeuille te voorschijn. Daaruit diept hij twee briefjes van hon
derd gulden. „Voor de eerste onkosten" zegt hij. „Doe je best.
Leg er vooral de nadruk op, dat de bovenverdieping in een wo
ning herschapen wordt. Dat scheelt weer een huis.i moet je den
ken. Er stond toch immers in de krant, dat er premies en snelle
bouwvergunningen gegeven worden voor hen, die woongelegen
heid weten te scheppen?"
Peters slaat toe en accepteert het geld. „Het zal 'm aan mij
niet liggen", zegt hij.
Het duurt enige maanden. Want de burgemeester is niet te
spreken voor Peters en de wethouders evenmin. Na veel vijven
en zessen ziet hij kans het hoofd van bouw- en woningtoezicht
te pakken te krijgen. Die deelt hem mede, dat hij de plannen
maar eens op papier moet zetten, met een deugdelijke tekening
en de geschatte kosten.
Daar is Peters een maand mee zoet. Er wordt gemeten en ge
confereerd. Berend helpt, waar hij helpen kan. Maar tegen Sin
terklaas is Peters gereed. Alles wordt netjes op papier gezet met
een aantal blauwdrukken er bij en een kostenberekening. Be
rend brengt het persoonlijk op het gemeentehuis. Wat Peters
niet weet is, dat hij er zelf een briefje bij gedicht heeft, waarin
hij meedeelt, dat het snel moet gebeuren, daar hij er anders geen
interesse meer voor heeft en er dan een eierenpakhuis van
maakt.
Het gemeentebestuur heeft er wel oren naar. Vlugger dan Be
rend verwacht had, komt er uitsluitsel, in principe geeft Pur
merend zijn toestemming, maar uiteindelijk moet Den Haag de
finitief beslissen.
„Dan weten we het tegen de tijd, dat de volgende oorlog be
gint wel", meent Berend, diep teleurgesteld.
Maar Peters is nu vasthoudend als een terrier. Nu krijgt hij
wel gelegenheid om de burgervader te spreken en na dit gesprek
maakt Peters een reis naar Den Haag. Met aanbevelingsbrieven
van het gemeentebestuur.
In februari heeft Berend zijn verbouwingsvergunning. Peters
neemt een paar collega's in de arm, die het metsel- en beton
werk zullen verrichten en zorgt voor de materialen.
Het pakhuis komt in de steigers en met man en macht wordt
er aan gewerkt. Berend heeft als streefdatum voor de opening
een week vóór de Purmerender kermis genoemd. Peters be
looft, dat het dan gereed zal zijn.
Er gaat nu geen dag voorbij of Berend komt kijken, hoe het
werk vordert. Samen met Peters loopt hij over de steigers en
bekijkt de blauwdrukken. Er is een nieuwe gemeenteopzichter
en deze is enthousiast. Juist, een cafetaria, dat is precies iets
voor dit gat. Is me dat een stad
Arie Bongert, die evenals de andere huisgenoten op de hoogte
is van Berend's plannen, vraagt of hij het bovenhuis kan gaan
betrekken. Want hij heeft trouwplannen.
Berend spreidt zijn armen open. „Beste jongen", zegt hij, „als
het aan mij lag, meteen. Maar daar beslist tegenwoordig niet
meer de eigenaar over. Bovendien, je bent geen eens een stad-
ter
Arie knikt. Ja, dat is zo. Alleen ingezetenen krijgen in de stad
een huis, als er beschikbaar zijn. En in de Beemster is voorlo
pig helemaal geen kans.
Christien de Haan, de verloofde van Arie heeft haar aan
staande zwager nooit mogen lijden. Maar nu Arie nul op rekest
krijgt, is ze nijdig op de gebochelde jongen. Want ze is van
mening, dat hij er best wat aan had kunnen doen als hij gewild
had. Berend voelt haar antipathie, maar daar is hij al lang aan
gewend. Het doet hem niets en hij blijft altijd even vriendelijk
tegen Christien.
Eind juli trekken de schilders het verbouwde pand binnen.
En een week later begint er kleur te komen, binnen en buiten.
De Purmerenders bekijken het geval en verdiepen zich in gis
singen omtrent de bestemming van die mooie winkel. Maar Be
rend kan zwijgen en Peters ook. Het personeel weet er even
veel van als de rest.
Het gemeentebestuur heeft een gezin aangewezen, dat de
bovenwoning zal betrekken. Het is wel niet helemaal naar Be
rends zin, want er zijn drie kinderen en daarmee had hij tot op
dit ogenblik in het geheel geen rekening gehouden. Maar de
plafonds waren stevig en naar hij hoopte ook geluiddicht. Ove
rigens, daar wist hij ook wel wat op te vinden. Hij was al in
Amsterdam geweest voor een modern muziekapparaat. Ja, die
dingen kon je tegenwoordig kopen. Alles was nog tamelijk
schaars, maar zulke dingen waren er volop. Idiote wereld eigen
lijk
Begin augustus kwam de naam op de gevel: „Bongert's Cafe
taria". De Purmerenders sloegen hun handen in elkaar van ver
bazing. Nou, dat is me ook watzukke gekke dingen kre
gen ze nu ook al in de stadHet leek warempel Amsterdam
welhet most toch niet gekker worre
Intussen kocht Berend de benodigde apparatuur in de hoofd
stad. En hij zou geen zwarthandelaar geweest zijn gedurende
al die jaren, dat er oorlog was, als hij niet de laagste prijs be
dong, vanwege het feit, dat hij alles contant betaalde. De le
veranciers, niet anders gewend dan termijnbetaling, lieten een
aantal procenten vallen en Berend kwam vrij goedkoop aan zijn
materialen.
In de tweede plaats hielp zijn kennis van de zwarte handel
hem om de nodige ingrediënten in te slaan. Toen het hem te
lang duurde met de nodige voorschotbonnen, kocht hij het, waar
hij geen voorschotbonnen nodig had.
Enkele dagen voor de opening, toen hij al bezig was om alles
te installeren, kwam er een kink in de kabel. Een ambtenaar
van het Ministerie van Economische Zaken bezocht hem en ver
zocht hem de nodige vergunningen te laten zien. Vakbekwaam
heid en zo. Want zonder dat geen cafetaria.
Doch Berend Bongert had al maanden tevoren zijn licht op
gestoken bij de stedelijke advokaat omtrent de benodigd zijnde
vergunningen en dank zij diens tips, was Berend ook in dit op
zicht gedekt. Per 1 september de datum van de opening
had hij een bedrijfsleider in dienst genomen, die in het bezit was
van de nodige diploma's. En als de tent bleek te lopen -dat
was tenslotte toch maar een risico dan ging hij er zelf wel
voor leren, want op school was hij niet een van de domsten en
sinds zijn schooljaren waren zijn hersens wel ongeveer gelijk ge
bleven.
Berend zette hem in het kort de situatie uiteen en de man ver
trok, in ieder geval voldaan over wat hij te zien had gekregen.
De cafearia kon geopend worden.
IX
Die eerste september woei de vaderlandse driekleur van de
gevel van „Bongert's Cafetaria". De feestelijke opening werd
bijgewoond door de hele familie Bongert, die daarvoor, wat be
treft de mannelijke leden, een vrije middag had. Zelfs Breebaart
kwam even kijken en proeven van de heerlijkheden, die een
keurig in het wit geklede dienster iedereen bracht. Want op de
openingsdag kostte het niets. Dat had Berend bepaald. Pur
merend kon vanaf drie uur gratis schransen in zijn cafetaria.
Vooruit, laat hem dat nu honderd gulden kosten. Maar het was
dan ook een pracht van een reclame. O zo.
Wel, de Purmerenders, met name de jeugd, lieten zich niet
onbetuigd. De bedrijfsleider en de kok kwamen handen tekort.
Want gedurende de overige uren van deze dag en ook 's avonds
bleef er geen van de stalen stoelen onbezet.
Berend bekeek zijn „tent", zoals hij het steeds noemde, met
genoegen, hoewel zijn gezicht als gewoonlijk een masker bleef.
Alleen, toen zijn vader en moeder en broers binnenkwamen, brak
er een glimlach door. Dit was toch wel het mooiste moment van
zijn leven.
Natuurlijk moest overal moeder de produkten keuren. Zij had
er immers het meeste verstand van. Berend keek haar vragend
aan, toen ze van alles proefde, wat Berend haar persoonlijk
had voorgezet. Doch haar oordeel was gunstig en de kok kreeg
een pluimpje, toen de familie de ruime keuken bezocht en be
keek.
Het werd een glorierijke dag voor de gebochelde eigenaar.
En toen zelfs Tinus Waaijboer, als gewoonlijk op zijn klompen
en in een blauwe boezeroen gehuld, het waagde binnen te ko
men, kreeg de jongen het beste zitje van de zaak en Berend zag
er persoonlijk op toe, dat zijn vroegere vriend van alle heerlijk
heden zijn deel kreeg.
Toen Tinus verzadigd was en een grote roodbonte zakdoek
te voorschijn haalde, waarmee hij zijn mond afveegde, keek hij
de eigenaar met een knipoogje aan en zei, even rondkijkend:
„Berend, zeun, jij hew t beter bekeken dan ik, stommeling, die
ik ben".
Berend lachte wat en haalde zijn schouders op. „Och, de een
heeft wat meer geluk dan de ander".
„Nou, jij rooit dat wel hier, jij rooit dat wel. Alles, wat jij
aanpakte, kwam voor elkaar. Als je soms nog eens sigaretten
vloeitjes voor me weet
Berend schudde zijn hoofd, ,,'t Spijt me, Tinus, maar ik doe
alleen nog maar in lekkere hapjes
Om kwart over elf werd de laatste klant naar buiten geloodst
en draaide Berend de sleutel in het slot om. En toen bedrijfslei
der en kok al lang naar hun woningen waren vertrokken, maak
te Berend, gewoontegetrouw een berekening. Wel, het had hem
vandaag een lieve cent gekost, maar alla, de kost gaat voor de
baat uit. Nu maar eens afwachten, of de baat wil komen.
En die bleef niet weg. De volgende dag was er een normale
toestand ingetreden. Om negen uur opende Berend zijn cafetaria
en vijf minuten later kwam de eerste klant: een reiziger om een
broodje te eten. Nel, de serveuse, die Berend uit Amsterdam
gehaald had, bediende hem zoals het behoorde en Berend klonk
het als muziek in de oren, toen het eerste verdiende geld in
de kassalade viel.
Het bleef die dag normaal lopen. Het meisje had regelma
tig wat te doen en de kok in de keuken ook. Tussen twaalf
en half twee moest de bedrijfsleider assisteren en 's avonds
eveneens. Er kwamen héél wat jongens en meisjes, die Bon
gert's Cafetetria maar een „moordtent" vonden. Ze konden
zelf een muziekje laten draaien en wat er aan consumpties ver
kocht werd, was van prima kwaliteit.
Klokke elf zette Berend de deur wagenwijd open. Daar zou
hij de hand aan houden, want hij moest goede maatjes met de
politie blijven. Binnen een paar minuten was de laatste klant
verdwenen.
Berend nam de kassalade mee naar boven, naar zijn kamer
en telde het geld. Wel, dat viel niet tegen. Gewoonte getrouw
ging hij weer een berekening maken: zoveel broodjes vandaag
ingekocht, zoveel vlees, ham, eieren, aardappelen, sla vis,
zuurSamen zoveel. Hij wist het precies, want hij had
alle nota's bij zich. Het verschil bedroeg ongeveer de helft.
Er was een mooie omzet behaald op de eerste verkoopdag.
Als het zo bleef, dan was hij best te vreden.
En het bleef zo. De Purmerender kermis deed er nog een
schepje op. Tot grote verbazing van de kok, sloeg Berend zelf
een voorschoot voor, zette een muts op en begon ook te ko
ken, te bakken en te braden. Wat hij in de maanden, dat zijn
moeder ziek was, thuis geleerd had, kwam hem nu mooi van
pas. Bovendien had hij al heel wat van zijn kok afgekeken.
Hij had altijd wat feeling gehad voor het kokkerellén. Het
ging hem goed af.
Peters had zijn laatste rekening gepresenteerd en de meta
morphose van pakhuis tot cafetaria had een flinke bres gesla
gen in zijn kapitaal. Maar dit was dan ook de laatste rekening.
Nu was het gemoderniseerde pand helemaal zijn eigendom en
bovendien ontving hij ook nog huur van zijn bovenbewoners.
Enkele dagen na de opening had hij zijn hebben en houden
van huis gehaald. Moeder Annie speet het wel, dat haar jong
ste, haar oogappel het ouderlijk huis ging verlaten, maar ze
begreep als een verstandige vrouw, dat het oog van de meester
het paard vet maakt en dat Berend in zijn zaak moest gaan
wonen. Hij beloofde op gezette tijden eens aan te wippen en
voor de rest: ze wisten, waar zijn zaak stond. Wie van de
huisgenoten wilde komen, was welkom.
Het jaar 1947 liep ten einde en 1948 begon. Feitelijk zou
den we ook dit jaar gevoegelijk kunnen overslaan, als er niet
twee voorvallen waren geweest in het prille bestaan van Bon
gert's cafetaria, die nodig zijn om uit de vergetelheid gerukt
te worden.
Wordt vervolgd
Onlangs heeft de Alkmaarse
Huishoud- en Industrieschool
toestemming ontvangen om in
september te beginnen met een
nieuwe opleiding bij het Nijver
heidsonderwijs voor meisjes, n.l.
de „oriëntatieklas".
Tot dusverre is nog maar op
enkele scholen in het land met
deze nieuwe cursus gestart.
Voor deze 1-jarige opleiding
is als toelatingseis gesteld een
overgangsbewijs naar de 4-de
klas Ulo, 3-de klas M.M.S.,
H.B.S. of gymnasium.
Het is gebleken dat deze cate
gorie meisjes, die de laatste ja
ren toelating tot de Vormings
klas verzoekt, steeds groter
wordt. Zij moeten echter teleur
gesteld worden, daar voor de
Vormingsklas een Ulo-diploma,
3 klassen H.B.S. of daarmee ge
lijkstaande opleiding vereist is.
Ook passen zij niet in de op
leiding tot assistente in de huis
houding, daar hiervoor slechts 2
jaar voortgezet onderwijs vol
doende is.
In deoriëntatieklas worden de
volgende vakken onderwezen:
schei, en natuurkunde, anatomie,
ziekenverzorging, naaldvakken,
stofversieren, handenarbeid, te
kenen, muziek en zang, zorg
voor de voeding, woning, kle
ding en gezondheid, huishoude
lijk beheer, bloemenverzorging,
Nederlands, rekenen, maatschap
pelijk inzicht, Engels, kinderver
zorging, lichamelijke oefening,
beroepsoriëntatie.
Op deze school wordt boven
dien de oude 2-jarige naaisters
opleiding totaal gewijzigd. Door
een enquête is gebleken, dat
overal in het land de belangstel
ling voor deze cursus terugloopt.
De meeste meisjes zijn na 6 klas
sen lagere school en 2 jaar pri
maire opleiding op de huishoud
school nog niet aan een beroeps
opleiding toe en bovendien wordt
de confectiekleding steeds beter.
Toch wordt in de meeste gezin
nen genaaid en willen verschil
lende meisjes na de primaire op
leiding nog gaarne hierin wat
meer bedreven worden.
Daarom heeft men voor deze
categorie met ingang van sep
tember 1962 bij het N.O. voor
meisjes de 1-jarige opleiding tot
assistente in de naaldvakken ge
creëerd.
Ruim de helft van het aantal
lessen wordt besteed aan naaien.
De algemene vorming wordt ech
ter niet verwaarloosd, zodat het
programma verder vermeldt:
Engels, maatschappelijk in
zicht, voortgezet algemeen vor
mend onderwijs, kinderverzor
ging en handenarbeid, lichame
lijke oefening, tekenen, zieken
verzorging.
Ook op de Alkmaarse Huis
houd- en Industrieschool wordt
hiermee straks begonnen, zodat
na de primaire opleiding hier
drie richtingen kunnen worden
ingeslagen, nl. die voor assisten
te in de naaldvakken, assistente
in de huishoudvakken en leer
lingverkoopster.
Nederland heeft in verhouding
tot andere landen een kleine op
pervlakte bos, dat voor het me
rendeel op de minder goede gron
den wordt geduld. Toch wordt er
relatief vrij veel onderzoek ver
richt, omdat een goede bosbouw
niet alleen uit economisch maar
vooral uit recreatief oogpunt van
veel belang is.
Telkenjare onderzoekt het Be-
drijfslaboratorium voor Grond
en Gewasonderzoek te Ooster
beek vele honderden grondmon
sters van bosgronden.
Naar aanleiding hiervan krijgt
de teler een bemestings- en/of
een beplantingsadvies voor het
betreffende perceel. Op deze wij
ze kunnen veel mislukkingen of
teleurstellingen bij de nieuwe
aanplant worden voorkomen.
Het wetenschappelijk onder
zoek voor de bosbouw wordt ver
richt door het Bosbouwproefsta-
tion. ,,De Dorskamp" te Wage-
ningen. Momenteel wordt veel
onderzoek verricht naar de kali
behoefte van naaldbomen. Het
Bedrijfslaboratorium te Ooster
beek heeft daartoe reeds vele
monsters dennenaalden ontvan
gen die op verschillende elemen
ten worden onderzocht.