SOHHti tart het geluk Nieuws van overal Spuiten van plantgaten Voor de Vrouw door HENK VAN HEESWIJK Dat meisje is intussen vrouw geworden. Ga naar'haar^en neem haar in je armen en zeg: Ga mee met mij, ver weg, over de zee en bezie mijn bezittingen. Die zijn nu ook voor jou, want voor jou heb ik gewerkt. Voor jou heb ik al die jaren ontberingen ge troost en dag en nacht gewerkt. Nu kunnen we samen gelukkig leven, omdat ons leven een materiële, maar ook een hogere basis heeft, namelijk de liefde van de man tot de vrouw en van de vrouw tot de man." Dat deed de man. Dat wil zeggen: Hij was het van plan. Hij gaf het bewind van zijn bezittingen tijdelijk over aan vertrouwde medewerkers, pakte zijn koffers en ging de oceaan over, naai zijn eigen land en naar zijn kleine meisje, Toen kwam de ontgoocheling. Het kleine meisje was mis schien het wachten moe geworden. Ze had misschien haar be lofte vergeten; ze was in ieder geval de jongen van zes jaai geleden vergeten. Ze schonk haar hand en dat dacht ze tenminste -haar nart aan een andere man. Aan haar kameraad: ver weg in dat vreemde land, dacht ze niet meer. En op de dag, dat ze die andere man voor het eerst kusje, verried ze haar kameraad in dat vreemde land." „Nee, dat is niet waar!" Ze schreeuwde het bijna uit. Ze had zich omgedraaid en stond daar met wijdgeopende ogen plotseling voor hem. Haar boezem ging gejaagd op en neer Niet ik heb jou, maar jij mij vergeten. Je beloofde me te zullen schrijven. Eén jaar heb je je aan je belofte gehouden. Toen kwamen er geen brieven meer en de brieven, die ik je schreef kreeg ik na enkele maanden terug, onbestelbaar. Wie draagt er de schuld? Als jij steeds geschreven had, zou ik je trouw gebleven zijn. God alleen weet, hoe zielsveel ik van je gehouden heb. Toen je brieven wegbleven en de mijne weer terugkwamen wat moest ik toen denken? Wat kon ik anders denken, dan dat je me vergeten had?" Henk was rustig blijven zitten en zijn antwoord was even kalm als tevoren zijn betoog was. „Inderdaad, het sprookje van deze twee gelieven is nog niet compleet. De jongen trok indertijd, met veel illusies en weinig ervaring gewapend, naar dat vreemde land. Hij had geld bij zich, tamelijk veel geld. In ieder geval voldoende om zich daar een bestaan te verzekeren. Maar hij was jong, had nog teveel vertrouwen in de mensen en dacht in één slag de wereld te veroveren. Nog geen half jaar, nadat hij in dat vreemde land zijn eerste schreden had gezet, bezat hij geen enkele cent meer. En hij was een paria geworden, zoals er zovelen leven in dat onmetelijke land. Hij vertrok uit zijn kosthuis, verbrak alle banden, ook met zijn vaderland, hoewel het voor hem een kleine moeite zou zijn geweest om wat geld over te laten sturen, dat hij daar bezat. Maar dat wilde hij niet; hij zou proberen te slagen zonder een financiële basis. Maar de ellende, die hij moest doormaken, wilde hij zijn kleine meisje besparen. Hij zou haar niet eerder schrijven voor hij er weer bovenop kwam. Daarom trok hij op goed geluk het land in. Twee vreselijke jaren heeft hij toen doorgemaakt, als zwer ver, als paria, doorleefde dagen, waarop hij soms niets te eten had en reed als verstekeling mee in goederentreinen. Een ern stige ziekte klampte hem wekenlang vast en slechts een wonder bracht hem er weer bovenop. Doordat een goedhartige ameri- kaanse boerin hem van de weg, waar hij lag om te sterven, mee nam naar haar eigen woning. Daar knapte hij langzamerhand weer op, dank zij de toewijding van deze eenvoudige, vrien delijke boerin. Zij was het ook, die hem aan werk hielp in een klein fabriekje in een kleine stad in Illinois. En in dat fabriekje begon hij zijn carrière. Hij kon goed met de eigenaar overweg en gaf de man aan, hoe hij meer winst kon maken door zich toe te leggen op het fabriceren van kip in blik, iets wat in die dagen in Amerika nog een nieuwtje was. De fabriek breidde zich uit en de man, die van de straat opgeraapt was, werd al spoedig compagnon van zijn vroegere patroon. Nadat de jongen een jaar in de fabriek had gewerkt, stierf de oudste firmant, zodat de jongen uit Nederland overbleef. En daarna wist hij het fabriekje op te werken tot een der grootste conservenfabrieken van de staat Illinois. En toen dat gebeurd was, zei de jongen: Nu is het genoeg. Ik ga terug naar mijn land en naar mijn meisje." Hij zuchtte. „Enfin, alle sprookjes beginnen met: Er was eens. Toen ik dit stukje levensgeschiedenis vertelde, begon ik ook met: er was eens. Helaas is het nu gebleken een sprookje te zijn. De man is alweer een illusie armer en een ervaring rijker geworden. Zo gaat het in het leven." Er heerste een lange stilte in het grote vertrek, waar de ouderwetse ovale haard een behaaglijke warmte verspreidde, Desondanks rilde het meisje en ze sloeg de handen voor de ogen. „Waarom vertel je me dit nu allemaal?" vroeg ze fluis terend. De man stond op en kwam langzaam naar haar toe. Zacht legde hij zijn hand om haar schouder. „Omdat ik niet kan ge loven, dat het kleine meisje uit het sprookje haar kameraad uit haar jeugd geheel vergeten zou zijn. Omdat ik niet kan geloven, dat zij mij niet meer liefheeft. En mijn voorgevoelens bedriegen mij niet, Sannie." „Stil," zei ze afwerend, terwijl haar borst hijgde, dat mag je niet meer zeggen. Ik ben verloofd met een andere man. Hem heb ik mijn woord gegeven en Vele jaren eerder heb je je woord aan mij gegeven, Sannie, of ben je dat vergeten?" Ze deed een stap achteruit, zodat zijn hand van haar afviel, „Waarom herinner je me daaraan? En wat waren we toen eigenlijk? Bijna nog kinderen. Je hebt zelf gezegd, dat je nog onervaren was, toen je wegging. We waren het allebei, toen we elkaar ons woord gaven. Het heeft geen waarde meer, het was niet echt „Wat? Wil je zeggen, dat mijn woord niet echt was? Dat ik het niet oprecht meende, toen ik je op ons kleine eilandje in de rivier zei, dat ik je eeuwig zou toebehoren? Heb ik sindsdien mijn woord gebroken? Heb ik niet voor jou gewerkt? Waren alle gedachten in mijn leven gedurende die zes jaren niet immer bij jou? Was alles, wat ik deed, niet altijd voor mijn kleine meisje? Hoe durf je mijn woord in twijfel te trekken? Als je eens wist, in welk een hel ik die twee jaren geleefd heb Hij was op een stoel neergevallen en verborg het hoofd in zijn handen. „Tussen het uitvaagsel van Amerika heb ik ge leefd, vele maanden lang. In vodden liep ik, terwijl ik soms weken achtereen geen maal warm eten kreeg, en dagen achter een mij moest voeden met wat goedhartige mensen mij gaven. Waarom? Omdat er geen werk was voor paupers, omdat hef leger werklozen steeds groeide en iedere werkloze een uitge- stotende was, een paria, waarvan men slechts last had. Ja, ik bezat geld, zeer veel geld zelfs in Nederland. En het zou een geringe moeite geweest zijn om dat geld over te laten komen, Maar dat wilde ik niet. Ik wilde eerst dan weer wat van me laten horen, zodra ik geslaagd was in het leven. Ik wilde me niet eerder vertonen, voordat ik mezelf en m'n verworven bezit met trots zou kunnen laten zien aan mijn meisje, dat, zoals ik dacht, op me zou wachten. Daarom wilde ik ook niet meer schrijven. Maar als je eens wist, hoe ik soms naar je ver langde. En hoe dikwijls is het niet gebeurd dat ik je zo graag had willen schrijven, maar niet eens een paar dollarcenten op zak had om een postzegel te kopen. Dan bedwong ik m'n ver langen en sleepte ik me maar weer verder door die hard vochtige wereld, die slechts achting kent voor geld en macht, voor rijkdom en aanzien. Eens, in die twee donkere jaren, belde ik aan de deur van grote villa in Illinois, niet ver van de stad, waar ik eens mijn geluk zou vinden. Ik vroeg om werk, omdat ik gehoord had, dat de tuinman weggegaan was. Ik wilde immers graag werken, Maar de eigenaar van de villa, die op het terras zat te lezen, snauwde me toe, dat ik moest maken dat ik wegkwam en om dat het schijnbaar niet vlug genoeg naar zijn zin ging, joeg hij zijn hond, een prachtige herder, op me af. De hond beet me in mijn been, zodat ik de eerste dagen bijna niet kon lopen van de pijn. Toen was ik nog maar een zwerver, een paria, een uitgestotene, die immers in dat grote land geheel rechtloos was. Enkele maanden geleden kocht ik zijn land, om er een nieuwe fabriek op te bouwen. Hij had gespeculeerd en zat aan de grond. Hij was toen niet meer de villabezitter, maar bijna even arm en berooid als ik een paar jaar tevoren. Met dit verschil, dat hij nog een behoorlijk pak kleren aan zijn lijf had en ik slechts vodden. Toen hij geheel geruïneerd was, kwam hij op zekere dag op mijn kantoor. Ik dacht toen niet zo gauw aan hem, totdat hij in mijn kantoor werd gelaten en plaats nam op de stoel, die ik hem had aangeboden. Ik herkende hem onmiddelijk. Hij mij natuurlijk niet, want wie zou gedacht hebben, dat een arme zwerver, die door een hond van zijn bezittingen was gejaagd, twee jaar later eigenaar zou zijn van een der grootste conser venfabrieken in de onmiddellijke omgeving? Ik vroeg hem: Waar is uw hond? Die had hij niet meer, was verkocht, zoals alles van hem verkocht was. Toen antwoordde ik hem: Ik heb nog een herinnering aan uw hond. En zonder meer te zeggen, haalde ik mijn broekspijp omhoog en liet hem het lidteken van de scherpe hondetanden zien. Ik zie de man nog voor me. Hij sidderde en werd zo bleek als een doek. Zonder één woord te zeggen keken we elkaar een lange tijd aan. Daarna stond hij op en verdween. Ik heb hem werk gegeven in mijn fabrieken. Nu staat hij, met een overall aan, dagelijks bij de rokende vleeskuipen. Dat is mijn wraak. En waarom deed ik dat? Omdat die man op schandelijke wijze misbruik had gemaakt van het vertrouwen, dat anderei mensen in hem hadden. Hij had gespeculeerd met het geld, dat anderen hem in beheer hadden gegeven. Iemand, die zo het vertrouwen van zijn medemens misbruikt en zo schandalig optreedt tegen maatschappelijk gederailleerden, heeft alle aan spraak op de titel mens verloren." En nogmaals vroeg het meisje: „Waarom vertel je me dit allemaal?" „Dat zal ik je zeggen. De teleurstellingen, die ik in het leven heb moeten doormaken, hebben mij hard gemaakt. Maar diep in mijn binnenste leeft nog iets goeds. Dat is het gevoel, dat ik altijd zorgvuldig gekoesterd en verzorgd heb, omdat ik daarmee weer iets moois aan mijn leven wilde geven. Dat is mijn liefde voor jou, Sannie. Die is nog even groot en krachtig als zes jaar geleden op dat eilandje in de rivier. Ik houd van je en ik wil, dat je mijn vrouw wordt." „Neen! Dat kan niet. Ik heb mijn woord gegeven aan Cor en dat woord zal ik houden." „Je hebt -ik herhaal het nog eens ook eenmaal je woord aan mij gegeven. En nu houd ik je aan je woord. Ik verzeker je plechtig, dat je die ander nooit zult toebehoren. Ik ben niet voor niets naar Holland teruggekeerd. Ik ben ge komen om mijn belofte te houden. Ik ben geslaagd en ik ben rijk. Nu vraag ik je: Wil je mijn vrouw worden en met me meegaan naar Amerika?" „Neen!" Het klonk als een revolverschot van haar lippen. Als een furrie stond ze nu voor hem, rechtop, fier en zelfbe wust. Hoogrood waren haar wangen gekleurd en ze balde haar handen tot vuisten. „Goed antwoordde de man, nadat hij haar enige seconden zwijgend had aangezien. Zo in haar boosheid scheen ze hem nog liever toe. Wat had hij krankzinnig naar haar verlangd. „Goed," herhaalde hij, „dan zal ik, overigens zeer tot mijn spijt je dwingen moeten om mijn vrouw te worden." „Wat?" Met grote ogen van verbazing staarde ze hem aan. „Je wilt me dwingen?" Toen barstte ze in lachen uit. „Dacht je, dat je hier in Amerika was? Daar is zoiets misschien mo gelijk, maar hier in Nederland gelukkig niet. Ik ben er nu van overtuigd, dat de belofte, die ik je zes jaar geleden deed, een dwaasheid was en ik prijs me gelukkig, dat ik Cor Groeneveld heb gekozen. Een huwelijk met jou zou een grote vergissing zijn geworden. Nu weet ik zeker, dat ik je niet liefheb. Ik geloof zelfs, dat ik je haat Henk Haverveld bleef kalm en wond zich niet op. Met bewondering zag hij haar aan. Ze was immers deze strijd ten volle waard. En waarom zou hij er dan niet voor vechten? In zaken eh liefde was immers alles geoorloofd? „Dan verzoek ik je goed te luisteren. Je kunt me nu wel vertellen, dat je me niet liefhebt, maar dat je inplaats daarvan me haat, dat belief ik niet te geloven. Ik geef je nogmaals de verzekering dat die Groeneveld niet met je zal trouwen. Nee, lach niet. Wat ik zeg, is ernstig en ik ben bij mijn volle verstand. Dat ik op dit moment niet meer in de gelegenheid ben om je langs de gebruikelijke weg als mijn vrouw te krijgen, betreur ik, maar ik heb met deze mogelijkheid geen ogenblik rekening gehouden, om de eenvoudige reden, dat ik zo'n groot vertrouwen in je bezat, dat ik niet anders verwachtte, dan dat je me trouw was gebleven. Dit is, helaas, niet het geval ge weest. Erger nog, je bent reeds met een ander verloofd. Maar gelukkig nog niet getrouwd. En voor die misstap wil ik je behoeden. Omdat ik er rotsvast van overtuigd ben. dat je diep in je binnenste nog liefde voor me gevoelt. Dat heb ik gemerkt op die avond van je verlovingsfeest. En dat merkte ik van middag, toen ik je vroeg, of je nog net zoveel van je verloofde houdt, nu je mij weer gezien hebt. Doch, zoals ik je zeide: ik zal je dwingen mijn vrouw te worden. Dat klinkt misschien niet erg mooi, maar ik ben er absoluut van overtuigd, dat je me er later dankbaar voor zult zijn. Ik geef je een maand tijd om je verloving te verbreken. Daarna verwacht ik, dat je mij je ja woord geeft en met mij gaat trouwen." Ze had haar zelfbeheersing weer terug gekregen en keek slechts spotlachend naar hem op. „Ik denk er niet aan. En ik verzoek je dringend niet langer op deze toon voort te gaan, anders zal ik genoodzaakt zijn je te vragen dit huis te verlaten, hoe zeer mij dit overigens ook zou spijten." „Je weigert dus beslist je verloving te verbreken en met mij te trouwen?" „Absoluut. Ze sprak het zo zeker uit, dat hij geen moment aan haar wil in dit opzicht twijfelde. Hij zuchtte diep, terwijl hij een nieuwe sigaret opstak. „Dan zal ik je, jammer genoeg, iets zeer onaangenaams moeten vertellen. Iets, dat ik je liever had willen verzwijgen. Maar je dwingt me er eenvoudig toe. Misschien, dat dit je beslissing doet wijzigen." „Niets zal me kunnen bewegen om met Cor Groeneveld te breken. Je weet ik vertelde je het reeds dat we in het najaar hopen te trouwen. En dat zullen we doen ook." „Nee, dat zul je niet doen!" De man smeet zijn half opge rookte sigaret in de asbak en kwam voor haar staan. „Luister maar eens. Toen mijn vader stierf, liet hij me ongeveer een half miljoen gulden na. Aan dat geld mocht ik onder geen voorwaarde voor mijn meerderjarigheid komen. Je vader, die een oud vriend was van mijn vader, kreeg dit geld onder zijn beheer. Met de rente, groede dit aan tot meer dan een half miljoen. Toen ik meerderjarig was geworden, heb ik er vijftig duizend gulden afgenomen, waarmee ik naar Amerika trok. het overige bedrag, een klein vijfhonderdduizend gulden bleven in effecten en obligaties onder beheer van je vader. Ik ben nu teruggekomen in Nederland om dit geld bij je vader op te halen, omdat ik in Amerika mijn zaken verder wil uit breiden. Je weet, dat dit niet het hoofdmotief was, waarom ik terugkeerde naar hier. Mijn eerste gedachten waren bij jou en voor jou. Maar nu ik hier toch was, wilde ik meteen mijn geld van je vaders bank nemen." Hij wachtte even, alsof het hem moeilijk scheen verder te spreken.Hij haalde een zakdoek uit zijn zak en wiste zich het zweet van het voorhoofd. Het zou me een lief ding waard geweest zijn, als ik je dit had kunnen besparen. Maar ik ben vastbesloten je tot mijn vrouw te maken en daarom moet ik dit middel wel te baat nemen. Welnu, je zult het horen. Bereid je op het ergste voor. Eergisteren was ik bij je vader in het kantoor. Ik vroeg hem inzage van de stukken, die betrekking hadden op het beheer van mijn vermogen. Weet je nog, dat je vader op de avond van je verlovingsfeest, toen ik onverwachts binnen kwam, zich niet erg op zijn gemak gevoelde? Nu, hij had daartoe dan ook alle redenen. Want van de kleine half miljoen aan waarde papieren, dat in die zes jaren aangegroeid had moeten zijn tot meer dan een half miljoen, zijn nauwelijks nog tienduizend gulden over. Je vader heeft met mijn geld gespeculeerd en verloren." Ze keek hem ontzet aan en zakte toen op een stoel neer. Haar lippen gingen open en dicht. Alle kleur trok weg uit haar gezicht en eindelijk bracht ze er uit: „Datdat kan niet waar zijn datdat is gelogen, een lelijke, smerige leu gen Dat zeg je maar, om mij te kunnen bezittenom met mij te trouwen nee, dat geloof ik niet mijn vader nee, dat is onmogelijk, zoiets zou mijn vader nooit doen hij is altijd de onkreukbaarheid zelve geweest Haverveld haalde zijn schouders op en liep enkele passen door de kamer. Langzaam daalde de schemer en zacht gloeide het licht door de ruitjes in de haard door het vertrek. Bij het telefoontoestel bleef hij staan. „Hier is de telefoon," wees hij. „Je hoeft mij niet te geloven. Bel je vader op. Hij zit op het ogenblik hiernaast in zijn kantoor. Vraag het hem zelf. Dan zul je uit je vaders mond moeten horen, wat je uit mijn mond niet wenst te geloven." Ze verborg haar gezicht in de handen. Het was een minuut lang stil in de grote kamer. Toen begon ze te snikken, eerst langzaam, toen hartstochtelijker. Henk deed een poging om naar haar toe te gaan. Hoe zielsgraag had hij dat schokkende lichaam in zijn armen willen nemen om haar te troosten en te sussen met lieve woordjes. Maar dat kon hij nu immers niet doen? Had hij het haar moeten besparen? Maar wat dan? Dit was de enige weg, waarlangs hij zijn doel kon bereiken, Het was hard, maar het moest. „Vader een diefMijn God, dat had ik nooit kunnen denken dat is iets verschrikkelijks „Behalve met mijn geld," vervolgde Haverveld, heeft hij ook gespeculeerd met dat van anderen. Ik zei je al: hij heeft geen geluk gehad. Bij elkaar heeft hij een deficit van bijna één mil joen. En hij ziet geen kans meer om de gaten te vullen. Hoe hij het voor elkaar gekregen heeft, is mij volslagen een raadsel. Enfin, niemand weet het nog, behalve jij en ik. En als er niet spoedig geld komt, staat zijn faillissementsaanvrage voor de deur. Lange tijd was het weer stil in de kamer, die geleidelijk aan donker werd. Ergens in een hoek van het vertrek tikte een klok. Op een lichtje pruttelde de theepot en vaag drongen de geluiden van de straat tot in de warme kamer door. En bij het raam zat de dochter van een bankier, die fraude gepleegd had, die een grote kans liep de gevangenis in te gaan, wiens faillissement onafwendbaar scheen. Het snikken bedaarde. Langzaam lichtte ze haar betraande gezicht naar hem toe en keek hem, gebroken en verslagen aan, „Wat wil je nu doen?" „Dat zal geheel van jou afhangen. Ik ben in staat om het tekort binnen enkele dagen aan te vullen, al zal ik daardoor gedwongen zijn mijn uitbreidingsplannen in Amerika voor lopig op te geven. Ik zal zelfs een groot stuk grond weer moeten verkopen. Ik ben bereid je vader te helpen helpen en hem op zijn oude dag de schande van een faillissement en mis schien wel de gevangenis te besparen. De voorwaarden weet je thans. Geef me je woord, dat je je verloving binnen een maand zult verbreken en dat je laten we zeggen binnen drie maanden met mij zult trouwen. Doe je dit, dan zal ik on middellijk telegrafisch order geven naar mijn bank in Amerika om het geld over te maken. Dan kan het precies op tijd hier zijn. Geen mens zal dan weten, dat je vader gespeculeerd heefd met het geld van anderen, want uit mijn mond zal niemand het ooit horen. Weiger je, dan schenk ik je vader mijn geld. Hij zal het dan aan de vriendschap met mijn vader zaliger en voor de op voeding, die hij mij gegeven heeft, te danken hebben, dat ik het daarbij laat. Maar dat bespaart hem zijn faillissement evenmin. Vandaag of morgen moeten zijn speculaties aan het licht komen en dan zal ik in Amerika zijn en niemand zal ooit kunnen zeggen, dat ik niet als mens gehandeld heb." Nu was het bijna donker in de kamer en vaag kon hij haar gestalte nog zien, aftekenend tegen de grijze avondlucht. Eindelijk stond ze op. „Goed," sprak ze toonloos, „je hebt me geheel in je macht. Om vaders eer te redden, zal ik je vrouw worden, maar alleen daarom. Het greintje liefde, dat ik mis schien nog voor je gevoeld heb, is vanavond in me met je ruwe handen gedood. Je zult me kuhnen bezitten, maar je zult een vrouw krijgen, die je vanaf dit ogenblik verafschuwt, die je haat, zoals nog nooit een mens gehaat heeft. Ga heen, of moet je, koude zakenman, mijn gelofte eerst nog zwart op wit heb ben?" „Nee, Sannie," antwoordde de ander zacht, je weet, dat ik je woord vertrouw, omdat ik je tot in het diepst van mij hart liefheb." „O, zwijg daar alsjeblieft over. Als je me werkelijk liefhebt, zou je zo niet gehandeld hebben. Of is dat soms uit liefde ge beurd, dat je me het mes op de keel hebt gezet?" „Het is uit liefde voor jou, Sannie, en uit hoogachting voor je oude vader, dat ik me een offer van ruim een miljoen gulden getroost om zijn naam vrij van smetten te houden, om hem de schande van de vernedering van de openbare mening te bespa ren, nu hij nog een geacht ingezetene is van deze stad, die door ieder met eerbied wordt behandeld. Dat ik voor dat geld, dat ook in Amerika een enorm bedrag is, een tegenprestatie verlang, is niet meer dan mijn goed recht. En die tegenprestatie is alleen maar, dat ik verlang, dat je je woord gestand houdt. Je woord, dat je me zes jaar geleden hebt gegeven. Door alleen dit te ver langen als tegenprestatie, ben ik dan zo'n monster?" „Je hebt geld en daarmede denk je alles te kunnen kopen. Goed, je krijgt me voor dat miljoen. Je kunt er dan later prat op gaan, dat je vrouw je een miljoen gekost heeft. In Amerika bluft men immers graag met grote bedragen? Maar met al je geld en al je bezittingen in dat land, dat ik nu al verafschuw, nog voor ik er geweest ben, zul je één ding nooit kunnen kopen. En dat is mijn liefde. Ik vervloek je en ik zal je zo haten, dat je de dag van je huwelijk met mij nog eens zult berouwen. En ga nu asjeblieft heen. Ga dan toch heen In de duistere avond liep Henk Haverveld naar zijn hotel. Hij had deze namiddag een overwinning behaald, maar tot welke prijs? 3 Toen Henk vertrokken was, zat Sandrien nog geruimte tijd alleen in de donkergeworden kamer. Toen vermande ze zich en telefoneerde haar verloofde. „Het spijt me, Cor, dat ik vanavond niet met je mee kan gaan," zei ze, toen ze zijn stem aan de an dere kant van de lijn hoorde, „maar ik heb zo'n ondraaglijke hoofdpijn, dat ik meteen maar naar bed ga. Wees alsjeblieft niet boos op me, ik kan er echt niets aan doen. Laten we het een weekje uitstellen." Cor Groeneveld sputterde wat tegen, zei iets van aspirines, maar tenslotte gaf hij toe en zei, dat hij de volgende morgen even aan zou komen om te informeren hoe het met haar ging, Toen legde ze de microfoon op het toestel en gaf het meisje opdracht aan haar vader te zeggen, dat ze die avond niet zou meeëten, omdat ze hoofdpijn had. Daarna vertrok ze naar haar kamer, ontkleede zich en legde zich op bed. Nu zou ze haar verloving moeten verbreken, omdat Henk Haverveld haar in zijn macht had. Wat was hij veranderd in die jaren. Van de zachte, gewillige Henk uit haar kinderjaren was niets meer over. Vanmiddag had een zelfbewust zakenman, die wist wat hij wilde en doorzette, ondanks alle moeilijkheden, voor haar gestaan. Ja, ze had gevoeld, dat ze nog van hem hield, die avond, toen hij plotseling op haar velovingsfeest was geko men. Ze kon het niet ontkennen. En toch, ze hield ook van C'or. Ja, nu na alles, wat er deze middag gebeurd was, nog meer. En de liefde, die ze voor Henk had gevoeld, was gedood. Nu haatte ze hem. O, wat haatte ze hem nu! Ze verafschuwde hem! En desondanks zou ze met hem moeten trouwen, wilde ze de eer van haar vader ongerepd houden. Dat was de prijs, die ze moest betalen. Maar nooit zou haar vader dit te weten komen! Ze wrong zich de handen van ellende. Vader, zei ze zacht, waarom heb je dat gedaan? We waren zo gelukkig en niets ontbrak er aan ons leven. Nu is alle geluk met één slag ver nietigd HEBT U ANTIEK IN HUIS? BESCHERM HET DAN TEGEN HOUTWORM Ongetwijfeld hebben vele leze ressen een stuk antiek in huis en zijn zij daar wat trots op. Dik wijls vertegenwoordigt zo'n meu belstuk nog een vrij hoge waarde en is het noodzakelijk dat het goed wordt onderhouden, wil de bezitter er nog lang plezier van hebben. Een van de grootste vijanden, die ons antiek belagen, is wel de zogenaamde houtworm. Wij schrijven zogenaamde, omdat dit diertje helemaal geen worm is, doch een kevertje. Maar ieder een weet wat met de houtworm wordt bedoeld en daarom houd ik mij maar aan het spraakge bruik. Moeder Houtworm heeft de gewoonte haar eitjes te leggen in reten, kieren en naden van on bewerkt hout, dus daar waar het niet gevernist, gebeitst of geverfd is. De larven die uit de eitjes komen, zijn ware vreetgragen. Zij peuzelen lekker van het hout, graven holletjes en gangen en vernielen inwendig het kostbare meubel. Wanneer ze kever zijn geworden, stoten ze het laatste laagje door en komen naar bui ten. Dan vindt u die kleine ge vreesde gaatjes, die ons er op at tent maken, dat de houtworm in het meubel zit. Wanneer het zo ver is, komt u meestal te laat. Wat te doen? Uiteraard zult u alles in het werk willen stellen om de hout worm te bestrijden en het meubel voor totale ondergang te behoe den. Maar wat moet u daarvoor doen? Ten eerste: moet u de meube len aan een grondig onderzoek onderwerpen en zoeken waar de beruchte plaatsen zijn. Ten tweede: de gangen die u vindt, uitblazen met de stofzui ger of fietspomp. Ten derde: een goed middel kopen tegen houtworm. Dat is bij de drogist verkrijgbaar. Ook kunt u terpetijn in de gaatjes brengen met een fijn penseeltje, zodat het gangenstelsel er mee wordt gevuld. Ten vierde: de larven die u ziet, onmiddellijk doden. Ten vijfde: na enkele dagen de bewerking herhalen en nogmaals zoeken of u alle plaatsen wel hebt behandeld. En eventueel nog een derde maal herhalen. Ten zesde: de gevonden gaat jes dichten met stopwas in de zelfde kleur als uw meubelen. Mocht het voorkomen, dat de plekken op plaatsen zitten waar u er zelf niet bij kunt komen, dan bestelt u een bestrijdingsinrich- ting, die het meubel meeneemt en het behandelt met blauwzuurgas. Voorts dient u de meubelen zoveel mogelijk in de was te hou den en dit regelmatig te doen. Een goed middel hiervoor is het opknappen van dof en glansloos geworden antieke meubelen met schoencrème in de betrokken kleur. Ze krijgen dan een fraaie glans, terwijl de terpetijn die in de schoensmeer is opgelost, te vens een zeer goed anti-hout worm middel is. Sonja. In de fruitteelt en wijnbouwge- bieden van de Oekraïne en de Kaukasus, heeft men een nieuw systeem ingevoerd voor het ma ken van plantgaten dat een be sparing geeft op de arbeidskos ten. Dat komt hoofdzakelijk doordat in dezelfde arbeidsgang voor het gieten kan worden ge zorgd. Achter een trekker wordt een tankwagen meegevoerd. Elke „boor" wordt door een man be diend die de tankwagen te voet volgt. De „boor" bestaat uit een metalen buis van plm. 2,5 cm doorsnede van boven voorzien van een handgreep en een kraan en van onderen van een conische perforatie. Door de kracht van het water wordt een gat geboord waarin door een tweede man wordt geplant. De prestatie kan ongeveer 300 stuks per uur zijn, Met het water kunnen ook kunst mest of bestrijdingsmiddelen worden toegediend, aldus Cul tuur en Handel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1962 | | pagina 6