Sarnie
tart het geluk
Komt er een
„Miss Zebra
U KUNT NIET ALLES WETEN
Veilig verkeer
Bossen worden bemest
door HENK VAN HEESWIJK
Lang dacht ze na over het gebeurde en over datgene, wat nu
komen ging. Ze moest immers haar verloving verbreken. Wat
zouden de mensen kletsen in het stadje, want ook de Groene-
velds waren zeer gezien.
Met een schok vloog ze eensklaps overeind. Maar, wat zou
er gebeurd zijn, als ze geweigerd had? Stel je voor, dat die
schande vader niet bespaard had kunnen blijven en dat de hele
stad te weten was gekomen, dat haar vader in zijn zaken ge
fraudeerd had. Hoe zouden vader en zoon Groeneveld daarop
gereageerd hebben? Zou hij dan toch met haar getrouwd zijn?
Nu ze er lang over nadacht, betwijfelde ze het.
Er was immers geen andere weg meer. Ze was gedwongen
geworden de voorwaarden van Henk te aanvaarden, hoe ver
schrikkelijk ze ook waren. Ze kon immers geen kant heen?
Radeloos van ellende viel ze weer terug in de kussens. Die
avond schreide Sandrien van Loon zich voor het eerst van haar
leven in slaap.
Een nieuwe dag brengt nieuw leven, nieuw geluk en ook
nieuwe zorgen. Toen ze 's morgens vroeg wakker werd, was
het eerste wat ze zag de verlovingsring aan haar linker ring
vinger. En meteen herinnerde ze zich het gebeurde van de vorige
namiddag. Ze drong de aankomende tranen terug. Huilen gaf
immers niets. Ze moest zich door deze moeilijkheden heenslaan.
Daar was nu eenmaal niets meer aan te doen. Ze zou de vrouw
van Henk Haverveld worden. Goed, hij zou weten, dat hij een
vrouw getrouwd had. Reken maar!
Vlug stond ze op en keek op het klokje. Nauwelijks zeven
uur. Ze waste en kleedde zich in een eenvoudige wollen jurk.
Daarna ging ze naar beneden tot grote verwondering van het
meisje, omdat ze anders nooit zo vroeg beneden was.
„Hoe gaat het met uw hoofdpijn, juffrouw Sannie?"
O, een heel eind beter hoor. Dank je. Wil je hier mijn ont
bijt brengen? Ik wil meteen eten, omdat ik vroeg weg moet."
„Goed, juffrouw, ik zal het terstond klaarmaken."
Toen het meisje weg was, zette ze zich aan een schrijfbureau
tje in een hoek van het vertrek en begon te schrijven.
„Lieve Cor,
„Ik heb er lang over nagedacht, maar ik ben tot de over
tuiging gekomen, dat ik niet voldoende van je houd om
„met je te trouwen. Het spijt me erg voor je, maar ik ge-
„loof dat het beter is, dat je het nu weet, dan nog langer
„met elkaar om te gaan. Ons huwelijk zou misschien een
„vergissing worden en dat zou tot beider verdriet zijn. Je
„zult ongetwijfeld nog wel eens een andere vrouw in je
„leven ontmoeten, die je liefde meer waard is dan ik,
„Wees niet boos op me. Ik hield veel van je en ik dank
„je voor de prettige dagen, die we samen hebben doorge
bracht. Je zult steeds in mijn herinnering blijven. Hierbij
„stuur ik je je ring terug. Wil je de mijne eveneens toe
kenden? Ik wens je van harte het allerbeste in je leven
„en blijf, ondanks alles,
je toegenegen Sandrien.
Ze deed haar ring van haar vinger en borg die in het doos
je op. Het briefje vouwde ze erin en maakte van het geheel
een pakje, dat ze stevig dicht maakte. Daarna schreef ze een
tweede brief:
„Lieve vader,
„Ik heb vandaag mijn verloving met Cor verbroken. Ik
„ben tot de overtuiging gekomen, dat we toch niet erg
„goed bij elkaar passen. Er zal niets aan te doen zijn,
„want mijn besluit is onherroepelijk. Voorlopig ga ik een
,paar weken op reis. Ik denk, dat ik naar het pension ga
„op de Veluwe waar we ieder jaar waren. Zodra de storm,
„die mijn besluit ten gevolge zal hebben, wat geluwd is,
kom ik terug.
Uw liefhebbende Sandrien."
Tenslotte schreef ze nog een brief voor Henk Haverveld:
„Mijnheer,
.Ingevolge uw wens heb ik, zoals afgesproken, mijn ver-
Hoving met de heer Groeneveld verbroken. Ik ga voor
lopig een paar weken naar de Veluwe. Als men in onze
„stad dit feit weer enigszins vergeten is, kom ik terug. U
,kunt dan uw maatregelen nemen, die u wenst. U weet
„overigens, hoe ik over u denk. Misschien dat dit u nog
van besluit kan doen veranderen.
Sandrien van Loon."
Zo, dacht ze, geen hoogachtend en geen geachte heer. Dan
zal hij dubbel merken, hoe g.ek ik op hem ben.
Nadat ze ontbeten had, gaf ze de brieven en het pakje aan
het meisje. Geef deze brief aan mijn vader, zodra hij beneden
komt, en bezorg de andere brief en het pakje vanmorgen zo
spoedig mogelijk op de aangegeven adressen. Ik ga voor enkele
dagen de stad uit."
„En wat moet ik zeggen, als uw verloofde komt, juffrouw
Sannie?"
„Die zal niet komen. Ik heb hem geschreven."
Daarna pakte ze haar koffers en nog voor haar vader be
neden was, stond Sannie reeds op het station te wachten op
de trein, die haar naar de Veluwe zou brengen.
Een kwartier na het vertrek van de trein kwam de oude
heer Van Loon beneden. Naast zijn bord lag de post en de
ochtendkranten. Maar bovenop lag de brief van zijn dochter.
Onmiddellijk herkende hij het forse handschrift van haar. Ver
wonderd sneed hij het couvert los en zijn verwondering steeg
bij ieder woord, dat hij las.
„Is ze waanzinnig geworden?" vroeg hij zich af, toen hij de
brief tweemaal gelezen had. „Hoe krijgt ze het in haar hoofd,
om zo maar opeens haar verloving te verbreken? Dat moest
beslist een vergissing zijn, of een meisjesgril. Dat zou me wat
moois zijn. Enfin, dat komt wel in orde. Alsof ik nog geen
zorgen genoeg aan mijn hoofd heb
Even daarna bevestigde het meisje, dat zijn ontbijt binnen
bracht, dat de juffrouw reeds vertrokken was. Van Loon schud
de zijn hoofd en begon te eten. Zouden ze soms gekibbeld
hebben? Enfin, hij zou straks de jonge Groeneveld wel even
opbellen.
Een half uur later bracht een pakje in de huize Groeneveld
dezelfde opschudding. Cor, die alreeds in de fabriek aan het
werk was, werd geroepen.
„Er is een pakje voor je gekomen, gebracht door het meisje
van Van Loon. Zou het Sandrien zijn?"
Cor knikte bevestigend; hij herkende het handschrift van zijn
verloofde. Snel veegde hij zijn bestoven handen aan zijn broek
af en maakte daarna het pakje open. Tot zijn stomme verbazing
rolde de ring eruit, die hij aan zijn meisje had gegeven.
„Wat zullen we nu hebben?" vroeg hij zich verbaasd af.
Zijn vader en moeder, die nog zaten te ontbijten, stonden op
en lazen met hem de brief. Toen dit gebeurd was, stonden ze
elkaar gedrieën aan te staren.
Vader Groeneveld was de eerste, die de macht over zijn
spraakvermogen terug kreeg. „Hoe komt dat nu weer?" vroeg
hij boos aan zijn zoon. „Hebben jullie soms gekibbeld? Zijn
jullie daarom gisteravond niet weg geweest?"
„Gekibbeld? Hoe komt u erbij? We hebben niets met elkaar
gehad. Waarom ook? Eergistermiddag zijn we samen nog weg
geweest en 's avonds was ik een poosje bij haar thuis, zoals u
weet. We zijn goed van elkaar gegaan. Gisteravond belde ze
me op, dat ze zo'n hoofdpijn had en niet mee kon gaan. Toen
heb ik gezegd, dat ik in de loop van vandaag even zou aan
komen om te horen, hoe het met haar ging. En nu dit brief
je ik begrijp er geen snars van."
„Maar dat neem je niet, hoor," snibbigde zijn moeder; „stel
je voor, al die praatjes in de stad. Als de mensen te weten
komen, dat Sandrien haar verloving uitgemaakt heeft, zullen
ze jou er op aanzien."
„Ach," antwoordde Cor gebelgd, „wat kan mij de mensen
schelen. Ik begrijp alleen maar niet, wat hier achter zit. We
hielden toch van elkaar? Ik moet eens met de oude heer Van
Loon praten. Misschien, dat hij wat meer weet." En de daad
bij het woord voegende, trok hij zijn werkkleren uit en na zich
wat opgeknapt te hebben, sprong hij op zijn fiets en reed naar
het kantoor van de bankier. Deze zat, als gewoonlijk, in zijn
prevévertrek.
„Ja, jongen," zei deze, nadat Cor de oude heer had gegroet,
„ik had je al verwacht. Heeft ze jou dus ook geschreven? Dat
verwachtte ik ook al. Maar trek je er maar niets van aan, hoor.
Het zal wel een meisjesgril zijn, anders niet."
Op dat moment ging de telefoon.
„Een ogenblikje, Cor. Ja, hallo?"
U spreekt met Haverveld. Bent u het zelf, meneer Van
Loon?"
„Ik? Ja," antwoordde de bankier, die opeens zenuwachtig
was geworden.
„Wel, ik heb er eens over nagedacht en ik ben besloten u
de gevraagde hulp te verlenen. Het bedrag zal ik telegrafisch
uit Amerika over laten komen, zodat het hier wel met 1 of 2
dagen zal zijn. Dan zal ik het, natuurlijk tegen een behoorlijke
kwijting, ter uwer beschikking stellen."
„Maar dat is geweldig, mijnheer Haverveld."
„Ja, ja, wacht u even, ik ben nog niet klaar. Ik zal een ac
countant opdracht geven de zaken op uw bank nauwkeurig na
te gaan en de balans doen opmaken. Als de transacties achter
de rug zijn en het tekort gedekt is, zult u een opvolger moeten
benoemen, want ik sta erop, dat u zich uit de zaken terugtrekt.
Ik zal ervoor zorgen, dat u uit uw zaak een behoorlijk bedrag
krijgt, voldoende om van te leven. Dat is mijn eerste voorwaar
de. We zullen dit allemaal behoorlijk zwart op wit laten zetten,
En de tweede voorwaarde is, dat u er met niemand over spreekt,
ook niet met uw dochter. Apropos, hoe maakt zij het?"
„Ach, dat is opeens een beroerde geschiedenis. Haar ver
loofde is zo juist bij me op kantoor gekomen. Ja, hij zit hier op
het ogenblik. De zaak is namelijk, dat ze vanmorgen haar ver
loving verbroken heeft en haar ring teruggestuurd. Het zal wel
een meisjesgril zijn, maar nu is ze vertrokken min of meer met
onbekende bestemming. Waarschijnlijk is ze naar de Veluwe
gegaan."
.Misschien heeft ze ingezien, dat zij en die meneer Groene
veld niet bij elkaar passen?"
„Hemeltje ja, zoiets heeft ze in haar brief geschreven. Maar
dat is natuurlijk grote onzin. Waarom zouden ze niet bij elkaar
passen? Nee, dat zal allemaal wel weer in orde komen. Maar
om op ons uitgangspunt terug te komen, hoe kan ik u ooit mijn
dank betuigen?"
„Laat dat maar, meneer Van Loon, en zorg ervoor, dat de
accountant, die in de loop van vandaag komt. alle mogelijke
stukken ter inzage kan krijgen, zodat hij zo spoedig mogelijk
met zijn werk gereed is."
„Dat spreekt natuurlijk vanzelf, meneer Haverveld. Ik zal
me er persoonlijk mee belasten."
„Mooi. Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb nog heel wat
te doen. Meneer Van Loon het beste en tot weerziens."
Met enige argwaan had Cor Groeneveld het telefoongesprek
op een afstand bekeken en uit de woorden van zijn aanstaande
schoonvader begreep hij wel, wie de ander was.
„Was dat die Haverveld, die op de avond van ons verlo
vingsfeest zo onverwacht binnenkwam?"
„Juist," antwoordde de niets vermoedende bankier, „een
patente kerel, die vroeger mijn pupil is geweest. Zijn vader
is vroeg gestorven en daarna werd ik zijn voogd. Hij is opge
groeid met Sannie. Ach ja, ze kennen elkaar al jaren, dus het
was te verwachten, dat ze blij was, toen ze hem na al die jaren
weer zag."
„Zo," antwoordde de jongeman nadenkend, terwijl hij een
sigaar opstak uit de doos, die van Loon hem voorhield. „Zo,
dan begrijp ik misschien, waarom Sannie haar verloving opeens
afbreekt."
Van Loon, die juist zijn sigaar wilde aansteken, bleef met
de brandende lucifer halverwege de sigaar zitten. „Wat be
doel je daarmee?" vroeg hij, niet begrijpend.
De ander haalde zijn schouders op. „Mij dunkt, dat de con
clusie voor de hand ligt. Onverwacht verschijnt iemand, die ze
jaren gekend heeft, waarmee ze opgegroeid is, zoals u zelf
zegt. Bovendien is die man rijk, bezit een fabriek ergens in
Amerika, wellicht tienmaal zo groot als de onze. De verloofde
zinkt in het niet, zijn ster verbleekt voor die van de onverwacht
binnenkomende Amerikaan. Wat is nu logischer, dan dat ze
de verloving verbreekt om te trachten die Croesus aan de haak
te slaan?"
Van Loon was overeind gekomen en verontwaardiging sprak
uit zijn ogen. „Mijnheer, ik verbied u om dergelijke insinuaties
te uiten in mijn tegenwoordigheid. Mijn dochter is een eerbaar
en hoogstaand meisje, dat niet naar geld of stand kijkt, maar
enkel naar het hart."
„Goed," antwoordde Cor onverstoorbaar, „maar misschien
wilt u mij dan een aannemelijke verklaring geven voor het
verbreken onzer verloving?"
De bankier zakte terug in zijn stoel. „Dat kan ik niet," ant
woordde hij, „maar ik ben ervan overtuigd, dat het niet zo is,
als u denkt. Onzin, een gril, meer niet. Ik zal vandaag nog een
telegram naar haar sturen en ik zou me al sterk vergissen, als
ze niet binnen een paar dagen weer in de stad terug is en ze
je om de hals vliegt."
„Ik hoop het ook, meneer Van Loon, „maar ik ben er niet
zo vast van overtuigd."
En de bankier begon er 's avonds, toen hij het telegram van
zijn dochter gelezen had, evenzo over te denken. Want het
antwoord, dat hij op zijn telegram om opheldering had gekre
gen, luidde kort en bondig: „Besluit staat onherroepelijk vast."
Een ogenblik dacht de bankier er over om de volgende dag
ook naar het pension op de Veluwe te reizen om met zijn
dochter te gaan praten, maar enerzijds kon hij op dit ogenblik
met het oog op de toestand zijner zaken niet weg en voorts
kende hij zijn dochter wel zo goed dat, als zij eenmaal iets in
haar hoofd had gezet, er voorlopig toch niets aan te doen was.
Dat advies gaf hij 's avonds ook aan de ex-verloofde. „Trek
je er voorlopig maar niets van aan en laat haar rustig daar op
de Veluwe zitten. Ze zal op de duur wel weer tot zichzelf ko
men en misschien komt ze dan over enkele dagen weer uit zich
zelf naar je toe om een zoen te vragen." En daarmee moest
Cor Groeneveld het voorlopig mee doen.
Inmiddels wandelde Sannie in haar eentje door de doodse en
kale bossen van de Veluwe. In het pension was zij de enige
gast, want in maart kwamen er doorgaans geen mensen om te
logeren, of het zou een verdwaalde kunstschilder moeten zijn.
Zodoende had ze de rust, waarnaar ze verlangde.
Vier dagen was ze nu in het pension en op een morgen, toen
ze na een lange wandeling in het dorp terugkeerde, stond op
de hoek van de weg eensklaps Jan Verlaan voor haar.
Een ogenblik stond ze sprakeloos te staren in het goedmoedi
ge gezicht van de jongeman en nog voor ze verbluft en veront
waardigd als ze was, een woord had kunnen zeggen, sprak de
jongen reeds: „Zoals ik al gedacht had, was hier de vluchtelinge
te treffen. Verdraaid, Sannie, wat heb jij uitgehaald. De halve
stad staat op stelten."
„Ik begrijp eigenlijk nietbegon ze.
„Om je eerlijk de waarheid te zeggen: ik ook niet," viel Jan
haar in de rede. „Jonge, jonge, een goed gesitueerde koekfa-
brikantszoon, die binnenkort zelf eigenaar zal zijn van de fab
riek, zo maar aan de kant te zetten Daar is toch wel heel
wat lef voor nodig enne
„Zou je me misschien eindelijk eens willen vertellen, wat
je hier feitelijk komt doen?" vroeg ze op afgemeten toon.
„O zeker, waarom niet?" antwoordde de ander onverstoor
baar, „maar zullen we dan niet gelijktijdig een eindje oplopen?
Het staat zo gek, als we hier blijven staan, vind je niet? Boven
dien is het nog tamelijk fris."
Zonder te antwoorden liep ze langzaam naast Jan verder.
„Hoe krijg je het in je hoofd, om me op te zoeken?" vroeg
ze. Ze was spinnijdig en liet dat ook openlijk blijken.
Jan liet zich echter niet uit het veld slaan. „Ja, hoor eens, we
zijn al zoveel jaren buren en ik achtte het mijn plicht als buur
man om eens poolshoogte te nemen. Tenslotte kan het me toch
niet onverschillig blijven, hoe het met jou gaat, nietwaar? Daar
voor zijn we te goede vrienden."
„Je bent anders hard bezig om die vriendschap te verspelen."
antwoordde ze, nog steeds in een boze bui.
„Kom, ik zou niet weten waarom. Ik moest toch toevallig
hier in de buurt zijn en ik dacht: laat ik eens kijken, of Sannie
in haar oude pension is. Misschien kan ik wat voor haar doen."
„Dat kun je," antwoordde ze vlug.
Een glimlach kwam op zijn gezicht. „Niets is me liever, San
nie, dat weet je."
„Doe me dan een plezier en hoepel zo spoedig mogelijk
op."
Nu was Jan verbaasd. Onwillekeurig bleef hij even staan
en keek zijn metgezellin met grote ogen aan. „Je meent het?"
„Natuurlijk," viel ze woedend tegen hem uit. „Zie je dan
niet, dat ik je kan missen als kiespijn? Ik heb geen behoefte aan
gezelschap en zeker niet aan jouwe."
Jan zuchtte. „Dan heb ik me vergist, Sannie. Neem me niet
kwalijk, maar het was niet mijn bedoeling je lastig te vallen.
Ik dacht: misschien kan ik haar op een of andere manier van
dienst zijn. Maar nu de zaken er zo voor staan enfin, niets
aan te doen. Nogmaals, neem me niet kwalijk. Dan gaan we
maar weer. Hij draaide zich om met de bedoeling weer te
vertrekken in de richting van het station.
Dit vertederde Sannie. Haar boosheid vloeide even snel weer
weg als die gekomen was. Vlug ging ze hem een paar stappen
achterop en greep hem bij z'n arm.
„Ik ben een draak, Jan, zo had ik het niet bedoeld. Je bent
een goeierd, dat je naar me toe gekomen bent en ik heb het
niet verdiend. Ik
Al goed, al goed, weerde hij luchtig af. „Het is de moeite
niet waard. Maar laten we ergens gaan zitten en wat drinken.
Dan kunnen we meteen even rustig praten."
Zwijgend liepen ze naar een landelijk cafétje waar in deze
tijd van het jaar alleen des avonds wat boerenjongens kwamen
om te biljarten of te kaarten. Nu was er niemand in de heldere
zaal en in een hoekje bij het raam gingen beiden zitten, na een
kop koffie besteld te hebben.
„Vertel eens, Jan," vroeg ze, nadat de waardin het bestelde
had gebracht. Hoe neemteh Cor het op?"
Ik heb naderhand maar één keer gezien, maar naar ik gehoord
heb van een knecht van Groeneveld, zijn ze razend. Cor loopt
de hele dag met een gezicht als een oorwurm in de fabriek rond
en de oude heer is al even ongenaakbaar. Ze denken allemaal,
dat Henk Haverveld er tussen zit omdat ze weten, dat jullie el
kaar van vroeger kent."
Ze voelde, dat ze bloosde, doch ze deed haar best om haar
stem zo onverschillig mogelijk te laten klinken.
„Onzin, dan kunnen ze met hetzelfde recht zeggen, dat jij
er tussen zit. Wij kennen elkaar ook reeds jaren."
„Ja, zuchtte Jan, terwijl hij gedachteloos in zijn koffie roer
de, maar het heeft niet veel gegeven, of wij elkaar al van onze
jeugd af kennen."
j Sannie, die juist van haar koffie gedronken had, liet van ver-
j bazing haar kopje bijna vallen. Verwonderd keek ze de jonge-
man tegenover zich aan en eensklaps drong het tot haar door,
dat hij van haar hield. Eén warm gevoel van sympathie door
stroomde haar en gelijktijdig had ze medelijden met hem. Ze
kon immers zijn liefde niet beantwoorden? Weldra zou ze
immers gebonden zijn aan Henk?
Hun ogen ontmoetten elkaar en Sannie blikte diep in de
trouwhartige ogen van Jan Verlaan. Toen greep ze over tafel
heen zijn hand, drukte die zacht en zei: „Jan, jongen, dat heb ik
nooit geweten. Wat spijt me dat."
„Maar, hakkelde hij, terwijl zijn hoop begon te herleven,
„je hebt nu immers je verloving verbroken?"
Langzaam schudde Sannie ontkennend haar hoofd. „Nee,
Jan, koester daaromtrent geen illussies. Die lopen op niets uit.
Het kan nooit iets tussen ons worden. Het noodlot is er tussen
gekomen."
„Is het dan toch die Haverveld?" vroeg hij zacht.
Ze knikte. „Ja, hij is het."
„Ach ja, dat dacht ik ook eigenlijk al. Toen, die avond van
het verlovingsfeest, toen hij zo onverwacht binnen kwam stap
pen, vermoedde ik al, dat je hem nog niet vergeten zou zijn.
Houd je erg veel van hem?"
Met een ruk kwam ze overeind. Het was, alsof er vlammen
uit haar fonkelende ogen sloegen. „Zeg dat nooit meer," siste
ze tussen haar lippen. „Ik haat hem! O; hoe haat ik hem!"
Jan schoof ontsteld met stoel en al achteruit. „Lieve
deugd nu begrijp ik er helemaal niets meer van. Je verbreekt
de verloving met de man, waarvan je hield, omdat die Haver
veld eensklaps terugkeert. En nu vertel je me, dat je hem haat.
Maar dan trouw je toch zeker niet met hem?"
Ze was weer gaan zitten en boog het hoofd. Langzaam kwa
men er tranen in haar ogen en een druppel viel op haar handen,
die ze uitgestrekt had op het tafelblad. „Het kan niet anders,"
zei ze met moeite.
Jan kwam overeind, liep om de tafel heen naar haar toe en
ging naast haar zitten. Hij legde zijn arm beschermend om haar
schouders en trachtte haar op zijn onhandige manier te troosten.
„Toe, Sannie, meid, huil nu niet. Wat heeft hij je gedaan?
Vertel het me. We zijn toch oude vrienden? Zeg me wat er
gebeurd is en ik zal hem een pak slaag geven, dat hem zijn hele
leven zal heugen."
„Doe dat niet, Jan, het zou niets helpen. Ik werd gedwongen
mijn verloving te verbreken en ik zal binnen enkele weken de
vrouw zijn van Henk. Daar is niets aan te veranderen."
„Maar hoe komt dit dan toch allemaal ineens? Kun je het me
niet vertellen? Kun je me niet in vertrouwen nemen? Je weet,
dat ik er met geen woord over zal spreken. Vooruit, Sannie,
biecht eens op. Dat zal je opluchten."
Ze schudde haar hoofd. „Nee Jan, dat kan niet. Ik weet, dat
je op het ogenblik mijn beste en misschien wel enige vriend bent
en daar ben ik blij om. Maar al vertelde ik je alles, je zoudt er
toch niets aan kunnen veranderen. Geen mens kan me helpen.
Ik zal het alleen moeten dragen."
Jan wist zich met zijn houding geen raad en ging tenslotte
maar weer op zijn eigen stoel zitten. Hij trommelde een
poosje met zijn vingers op tafel en dacht na. „Ik vind het
ellendig," zei hij zacht, „en het zou me een lief ding waard zijn,
als ik je op de een of andere manier kon helpen. Kan dat wer
kelijk niet, Sannie?"
Nogmaals sch.-udde ze haar hoofd. „Nee, jongen, dat is uit
gesloten. Er is iets verschrikkelijks gebeurd en dat mag geen
mens ooit te weten komen. Alleen degenen, die het nu, nood
gedwongen weten en zij zullen zwijgen. Maar ik zal nooit ver
geten, dat jij me hebt willen helpen, Jan. Daarvoor ben ik je
heel dankbaar. En ga nu maar weer naar huis, want het geeft
toch allemaal niets."
Hij stond op en zuchtte. „Goed, ik zal gaan. Maar jij moet
hier ook niet langer blijven. Dat is niet goed voor je. Als er
toch niets meer aan te veranderen is en je binnen korte tijd toch
met die Haverveld trouwt, dan is het voor jou ook veel beter,
als je weer naar de stad teruggaat."
Even later scheidden ze als goede vrienden, met een warme
handdruk.
Twee dagen later, op een zaterdagmiddag, kwam Sannie
onverwacht thuis. Van Loon had juist een lang gesprek gehad
met Haverveld en na afloop was besloten, dat Van Loon zich
de volgende maand voorgoed uit de zaken zou terugtrekken.
De bank zou het eigendom worden van een N. V., waarvan
Haverveld de voornaamste aandeelhouder zou zijn. Van Loon
zou maandelijks een behoorlijk bedrag ter zijner beschikking
hebben. Over zijn komend huwelijk met Sannie had hij nog
geen woord gesproken.
Even later stonden vader en dochter tegenover elkaar. „Zo,"
zei hij op afkeurende toon, „jij hebt me ook wat moois uitge
haald! Gaat me daar haar verloving verbreken, zonder er eerst
met haar vader over te praten. Wat moeten de mensen er wel
van denken? Maar je bent toch zeker wel van plan het weer
goed te maken?"
(Wordt vervolgd)
In zijn boek „Aspecten van de
twintigste eeuw" heeft André
Siegfried veel rake typeringen
neergeschreven over het tijd
perk waarin wij onze dagen
doorbrengen. Hij spreekt daarbij
over de eeuw van de snelheid,
van het prototype en van het
toerisme. Die opsomming is na
tuurlijk niet helemaal volledig.
Want dan zouden er op zijn
minst ook de managersziekte, de
naadloze nylon of de verwer
vingskosten bij genoemd moeten
worden. En niet te vergeten de
Miss-verkiezingen. Want laten
wij eerlijk zijn, er lopen zo lang
zamerhand op de aardbodem
meer „Missen" rond dan menig
een vermoedt. Missen die „Miss"
zijn omdat ze zo'n mooi figuur
tje hebben. Of juist niet. Omdat
ze geen bril dragen of dat juist
wèl doen. Omdat ze aandoenlijk
mooi een liedje kunnen zingen.
Of zo maar omdat er nu
eenmaal een „Miss Benelux"
moet zijn. Wij voorspellen hier
nog een grootse ontwikkeling.
Want er zijn héél veel goede en
mooie dingen waar een „Miss
bitter nodig èn ook zinvol zou
zijn. Wij denken in dat verband
aan netjes kousen stoppen en
snijboontjes afhalen
Maar er is één Miss-verkie-
zing, die tot nu toe niet in de in
ventieve brein van ideeën-zoe
kers is doorgedrongen en die het
Verbond voor Veilig Verkeer
daarom als tip aan de openbaar
heid prijsgeeft: Miss Zebra. Voor
de meest opvallende, goedbedoel
de en langdurige wellevenheid
jegens de zebra. En dan doelen
wij niet op de zebra van vlees en
bloed, maar op dat gestreepte
dingetje dat u overal behalve
juist in de apentuin op de weg
kunt tegenkomen.
Wellevenheid jegens onze me
demens is echt wel iets waarin
óók op de weg nog veel te ver
beteren valt. Het gebruik van de
zebra is daarbij een goede graad
meter. Daar immers blijkt of wij
de wellevendheid kunnen op
brengen om geduldig een ander
te laten voorgaan, op onze beurt
te wachten. Dat geldt voor alle
„Missen" te voet. Maar ook zij
die op de fiets, op de brommer,
op de scooter of achter het auto
stuur zitten kunnen meedingen
naar de titel die wel eens de
meest begeerde van deze eeuw
zou kunnen worden.
Juist bij de zebra zijn er mo
gelijkheden te over om te laten
zien wat wellevendheid in het
verkeer is. Een prachtige compe
titie met een gezonde rivaliteit
wie het er het beste zal afbren
gen: de rijdende of de lopende
Missen-in-spé. De jonge of de
oude. De mooie of de lelijke. Met
of zonder bril of (naadloze) ny
lons. En als grote en extra bij
zonderheid: dat de mannen dit
maal óók mogen meedoen
In tegenstelling tot het buiten
land worden de bossen in ons
land vaak op de meest arme
gronden aangelegd. Vanzelfspre
kend is de groei navenant. Om
de bomen toch binnen een rede
lijke termijn kaprijp te krijgen
gaat men er steeds meer toe over
om de bossen te bemesten met
kunstmest. Hiertoe wordt de
grond eerst onderzocht door het
Bedrijfslaboratorium voor Grond
en Gewasonderzoek te Ooster
beek op de bemestingstoestand.
Naar aanleiding daarvan wordt
het bemestingsadvies samenge
steld. In vele gevallen wordt ook
het beplantingsadvies samenge
steld naar aanleiding van de re
sultaten van het onderzoek om
dat de betere naaldhoutsoorten
alleen met succes op een goede
grond kunnen worden geteeld.
PLASTIC JAS GESCHEURD?
Men neemt een stukje plastic,
iets groter dan de gehavende plek
en legt dit op de achterkant van
de scheur. Op het plastic legt men
een stukje voering of katoen. Een
minuutje een hete bout er op, het
plastic smelt, de gerepareerde
plek laten afkoelen en het gat is
onzichtbaar „gestopt".