VINK
FLAGSTONES
r~
Liefde op de Hoge Yeluwe
Bergensche Kunsthandel
Wij hebben de grootste keus
l TON
Garage P* BOOD
Schoonmaakartikelen
VAN HERK
T uingereedschap
modebladen
tijdschriften
'O Oöt P asan.
een nieuwe Tas
l/ooe de. Paasdagen
FABLON
W. SCHOTTEN
„De Duinstreek'
FEUILLETON
12
door Henk van Heeswijk
geschenken
SIMPLEX KIEVIT
DE HAAN's Boekhandel
FA. H. J. VOLTEN EN ZN.
DE PLAKPLASTIC
Hij keek haar met gefronste wenkbrauwen aan. „En wie zegt
jou, dat ik dat niet ben? Denk jij soms niet luchthartig over het
huwelijk? Jij wilt mij maar doen geloven, dat je door dik en dun
met die stuurman naar het gemeentehuis wilt. Hoe stel je het
huwelijk met hem voor? Denk je, dat hij het drinken zal laten,
als jullie getrouwd zijn? En dan al die weken achtereen, dat hij
van huis is? Kun jij in je eentje zitten koekeloeren. Overweeg dat
ook maar eens, zus. Ik wil je niet beïnvloeden, maar je moet
eerlijk zijn. Een huwelijk is geen betrekking in een restaurant,
waar je weg kunt gaan, als het je niet bevalt.
„Dat weet ik ook wel!" snauwde ze.
Hij schoot in een lach. „Die Stien, meid, als je nijdig wordt,
dan ben ik helemaal mesjokke op je."
Toen het donker was, reden ze terug naar Otterlo, Ze zat
dicht tegen hem aan en op een gegeven ogenblik omklemde ze
zijn arm. „Karei, toe, stop eens even ergens.
Hij reed naar een parkeerplaats en zette de wagen neer.
Daarna draaide hij zich naar haar toe, maar kon haar gezicht
ternauwernood onderscheiden. „Nou, moppie, zeg maar, wat
je op je hart hebt."
„Karei... het is niet, dat ik je wil plagen, zie je? En ik wil je
ook geen verdriet doen... het is... ach, ik wilde, dat je het be
greep... je bent altijd zo lief voor me, zo attent en netjes. Je
hebt vanavond niet eens geprobeerd me te zoenen. Dat respec
teer ik zo in je, zie je?" Ze kwam dichter bij hem en beroerde
even met haar hand zijn gezicht. „Ik wil dit eerst rustig ver
werken en er over nadenken. Dat met Gerrit... ik kan natuurlijk
niet zo maar zeggen: zo, de affaire-Gerrit is voorbij nu ga ik
met Karei. Ik moet het hem eerlijk schrijven en zo. Je mag het
wel weten, Karei, ik heb zes broers. Het zijn allemaal wildeman
nen, echt boerenjongens. Een beetje ruw, een beetje dom. Zelf
ben ik op de H.B.S. geweest, maar ik wilde daarna niet verder
leren. En ik ben erg aan huis gebonden. Daarom nam ik geen
betrekking aan ver weg. Ik had met mijn diploma misschien in
Ede of zo op een kantoor kunnen komen. Ik kreeg indertijd een
mooie baan aangeboden in Wageningen, maar dat was me veel
te ver weg. En op mijn manier houd ik ook van de boerderij.
Dat is het beroerdste, Karei, ik ben een verschrikkelijk gecom
pliceerd wezen. En na die ruzie... mijn broers vielen hem bij en
zeiden, dat ik niet zo kinderachtig moest zijn. Dat hij een aardige
jongen was en dat ik mee had moeten doen. Ik gruw van
drank... daar kan ik niets aan doen. Ik heb thuis al zoveel
narigheid gezien door de drank. Met de jongens ook. En dan
krijg ik een hekel aan de mannen. Soms denk ik dan wel eens:
ze zijn allemaal zo. Dan loop ik dagen rond met een zuur ge
zicht. Zo n gezicht als toen jij voor het eerst in de Koperen
Kop kwam. Je zei het die morgen. Maar jij bent zo anders. Dat
heb ik al lang gemerkt. Jij bent in alles zo netjes. Gerrit kon
soms zo ruw zijn, als hij me beet pakte... ik kan niet alles
zeggen, Karei. Misschien begrijp je het wel. ik vind het zo
pijnlijk. Maar ik dacht toen: alle mannen zijn zo en zodoende
hield ik veel van Gerrit. En nog weet ik niet, of ik hem wel kan
missen, zie je? Aan de andere kant Jij bent er nu in mijn leven.
Dat is een niet te loochenen feit. Natuurlijk heb ik al verschil
lende keren vergelijkingen gemaakt. Jij bent altijd een heer.
Je bent niet ruw, zelfs niet, als je me omhelst. Dat trekt me in je
aan. Maar zo kan het toch niet, Karei. Ik moet dat eerst met
Gerrit in orde hebben. Morgen zal ik hem schrijven. Per lucht
post. Ik zal er eerst nog een nacht over slapen. Dan weet ik
zeker, wat ik wil. Of misschien ook niet. O, ik praat allemaal
onzin, Karei. Heus, ik mag je wel. Maar je zult veel geduld met
me moeten hebben, zie je? Als.als ik het uitmaak met Gerrit.
dan ga ik in mijn eentje thuis huilen. Dat weet ik vooruit.
We kennen elkaar al van kind af. Er is een band gegroeid.
Maar... ik weet het nu niet meer, of ik het nog wel met hem
aandurf. Wil je nog een poosje wachten, Karei? Tot ik zeker
ben van mezelf?"
Hij drukte haar zacht tegen zich aan en voelde haar hoofd
tegen zijn schouder. Terwijl hij met haar lokken speelde knikte
hij en antwoordde: Natuurlijk, moppie. Maar weet goed, hoe je
beslist. Ik houd ontzettend veel van je, meisje.
Ze zuchtte. „Ik moet dat wel geloven. Iedere keer als je dat
zegt, wordt ik er warm van, van binnen.
„Dat is de liefde, Stien. Ik weet het zeker, dat jij ook van mij
houdt."
Ze maakte zich los en kwam overeind. „Gek, een mens wordt
altijd sentimenteel in zulke ogenblikken. Ze keek op het dash
board. „O, Karei, al bijna half elf! Ik moet naar huis!"
Hij startte de wagen. „Dan gaan we, zus. Straks staan de
gebroeders Van Essen aan het begin van de Pothovenlaan
ons op te wachten.
Ze haalde haar schouders op. „Die zijn misschien al naar
bed."
Vlak bij de Pothovenlaan greep ze zijn arm. „Stop even
voor de hoek. Daar is het donker en staan geen huizen."
Hij deed het en nog voor de wagen geheel stilstond, voelde
hij haar armen om zijn hals en haar lippen op zijn mond. „Voor
alles, van vanavond. Omdat je zo n lieve jongen bent, zie je?
Hij nam haar in zijn armen en kuste haar terug. „Nou ben
ik een gelukkig mens, Stien, als jij zo tegen me aan ligt. Jij
alleen bent in staat om me voor altijd gelukkig te maken.
Ze drukte zich heftig tegen hem aan en brandende lippen
persten zich op zijn mond. „Zo, Karei, dank je voor deze avond.
Ik zal er rustig over denken. Blijf een paar dagen weg, wil je?
Dan kan ik het eerlijker met mezelf uitvechten.'
Hij knikte en liet haar los. „Volgende week zie je me wel eens
een middag-of een avond verschijnen. Of... kunnen we geen
afspraak maken? Ik bedoel: niet in het restaurant?
Ze dacht even na. „Goed, volgende week donderdag, zelfde
tijd en plaats. Zullen we zo afspreken?"
„Het is een heel eind, moppie, maar jij bent m'n koningin en
jouw wil is mijn wet. Goed, ik ga iedere nacht van je dromen,
hoor je?"
Ze gaf hem nog een vluchtige zoen en stapte uit. „Dag",
zei ze zacht. Door het raam drukte hij nog even haar hand en
daarna liep ze vlug de laan in. Bij het poortje draaide ze zich
om en wuifde. Toen verdween ze opzij van het huis.
HOOFDSTUK 11
Soms ben je onweerstaanbaar.
„Zo, zo, dus u bent niet meer in dienst bij de firma Ganze-
voort," De adjunct - directeur de jonge meneer Spaander, keek
de bezoeker aan de andere kant van het bureau onderzoekend
aan. „En nu wilt u voor ons gaan werken?"
Karei Welsenaar knikte. „Inderdaad. Misschien is het u
bekend, dat ik een paar jaar geleden door de chef van de
buitendienst benaderd ben... gepolst om zo te zeggen, of ik
wellicht interesse had om voor uw firma te reizen. Er waren toen
omstandigheden, die mij beletten dit aanbod te accepteren
Thans staan de zaken anders."
De man achter het bureau knikte. „Daar staat me nog iets van
voor, ja. Als ik me nog goed herinner, gaf men nogal hoog op
van uw verkoopcapaciteiten."
Karei lachte bescheiden. „Ik doe mijn best en ik heb inderdaad
over het algemeen behoorlijk succes."
De adjunct-directeur leunde achterover in zijn stoel en speelde
met een briefopener. „Ik beslis hierover niet alleen," zei hij
bedachtzaam. "Dat zult u wellicht begrijpen. Mogen wij de
reden weten, waarom u de verbintenis met de firma Ganzevoort
hebt verbroken?"
„Het is andersom, meneer Spaander. „De jongeman dacht
even na. „Ik kan het misschien beter zelf zeggen, dan dat u het
later langs een andere weg te weten komt. Ik ben op staande
voet ontslagen. Maar het ontslag had niets met mijn werkzaam
heden te maken. Integendeel. Dit ontslag was het gevolg van
een beslist persoonlijke aangelegenheid. Ik kan hierover niet
in bizonderheden treden. Laat ik het zo stellen: het was een
rancune- maatregel."
De ander had half met verwondering geluisterd. „Op staande
voet, zegt u? En zonder geldige, laten we zeggen: zakelijke
reden?"
Karei knikte. „Inderdaad. Wettelijk was dit ontslag natuurlijk
fout. Op mijn werk was niets aan te merken. Zoals ik al zei:
het was zuiver een persoonlijke kwestie."
„En nam u daar genoegen mee?"
„Ja," antwoordde de vertegenwoordiger hard. „Ik had dit ont
slag natuurlijk via een civiele procedure kunnen betwisten. Ik
had schadevergoeding kunnen eisen. Maar dit alles heb ik niet
gedaan. Ik heb de firma Ganzevoort niet nodig. Ik heb er met
genoegen gewerkt en ik kan rustig vaststellen, dat het mede
aan mij te danken is geweest, dat het bedrijf van de heer
Ganzevoort de laatste jaren groeide. Nu is de sfeer natuurlijk
grondig bedorven. Vandaar, dat ik ander emplooi zoek."
„Wel, meneer Welsenaar, ik zal dit om te beginnen met
mijn vader en zijn compagnon moeten bespreken. Hebt u er
bezwaar tegen, als wij de firma Ganzevoort om inlichtingen
vragen?"
„Niet in het minst. De heer Ganzevoort zal zakelijk niets
ten mijnen nadele kunnen aanvoeren."
De adjunct directeur stond op. Hij stak zijn hand uit en zei:
,,U hoort nog van ons, meneer Welsenaar." En daarmee was
het onderhoud afgelopen.
Twee dagen later reeds kreeg Karei Welsenaar een schrijven
van de firma Spaander en Berg, waarin de heren mededeelden
tot hun spijt geen gebruik te kunnen maken van zijn diensten.
Verbaasd herlas hij het korte, zakelijke epistel en schudde
zijn hoofd. Wel verdraaid, alles wat hij verwacht had, maar
dat.
Een minuut later hing hij aan de telefoon. Maar blijkbaar had
men in Amsterdam een dergelijke reactie verwacht, want de
telefoniste bracht hem beleefd doch beslist aan het verstand,
dat geen der heren te spreken was en als het soms de sollici
tatie betrof, dat bellen geen zin had, omdat de heren niet van
plan waren hun standpunt te wijzigen. En daarmee kon Karei
Welsenaar het doen.
„Ze moeten me niet", was zijn conclusie, toen hij de hoorn
neerlegde.
En meteen ging er in zijn achterhoofd een lichtje branden:
Ganzevoort heeft me zwart gemaakt. Op de een of andere
manier. Dat was niet te ontkennen. Misschien had hij wel die
twee winkeliers genoemd, waarmee hij indertijd herrie had
gehad en die zich daarna prompt telefonisch bij Ganzevoort
hadden beklaagt. Wie weet, wat voor lelijks de ouwe over
hem verteld had. Dat was een wraakneming, omdat zijn ver
tegenwoordiger niet van plan was geweest om met de zaak
te trouwen en de dochter op de koop toe te nemen.
Maar met dat al stond hij er gekleurd op. Als hij ergens
anders ging solliciteren, zou hij referenties moeten opgeven en
dan moest onafwendbaar de naam Ganzevoort ter tafel komen.
Zodra men dan inlichtingen ging vragen over de vroegere verte
genwoordiger, zou hetzelfde spelletje gespeeld worden en Karei
Welsenaar had geen schijn van kans. Ganzevoort kon hem op
die manier uitschakelen bij al zijn concurrenten. Wilde hij ergens
een baan krijgen, tenminste in dezelfde branche, dan zou hij
beslist open kaart moeten spelen. En als hij dat deed en men
ging controleren, dan kon Ganzevoort natuurlijk verontwaardigd
ontkennen: Hij en mijn dochter? Maar, mijne heren, wat denkt
u wel? Voelt u zelf niet de onzin van een dergelijke bewering?
En dan zou de oude een heel verhaal kunnen ophangen over
onbekwaamheid en onbeschoftheid en nog tal van andere on s
meer. De oude kon net zo lekker wraak nemen als hij zelf
wilde.
Diezelfde dag reed hij Ede uit, met het adresboek van de
grossiers en fabrikanten in zijn zak. 's Middags solliciteerde hij
in Den Haag bij een grote fabrikant. Doch daar had men
voldoende bekwame vertegenwoordigers. Onze rayons zitten
vol, meneer Welsenaar. Het spijt me, maar we kunnen niets
voor u doen.
Op straat bladerde hij in het adresboek en probeerde het bij
een kleiner bedrijf. Men luisterde met belangstelling naar de
jongeman, maakte notities en deelde mede, dat men hem wel zou
berichten. Bij de derde firma, in een klein plaatsje nabij Delft,
vertelde hij precies, wat er gebeurd was: van de uitnodiging
om te blijven eten, van het feit, dat de oude heer Ganzevoort
één dochter had, van de afpraak op die bewuste vrijdagavond en
van het ongeluk, waardoor hij enkele dagen in het ziekenhuis
had gelegen. Van het ontslag dat aangetekend was toegezonden
en van de mogelijkheid, dat de heer Ganzevoort min of meer
wraak wilde nemen. „Ik heb zo het idee, mijnheer, dat mijn
oude patroon probeert mij overal onmogelijk te maken."
De directeur, die hem te woord had gestaan, luisterde be
langstellend en antwoordde: „We zullen meteen de proef op de
som nemen, meneer Welsenaar. Als u een ogenblik in de kamer
hiernaast wilt wachten?"
Karei antichambreerde vijf minuuten in een vertrekje, dat
deels als magazijn, deels als wachtkamer scheen te dienen en
werd toen weer binnen geroepen.
„Nou, ik heb uw vorige patroon gesproken, meneer Welse
naar. U schijnt kort geleden moeilijkheden gehad te hebben
met een paar klanten..." Hij keek op zijn bureaublad en ver
volgde: „Boekhandel Van Zanten. Klopt dat?'
„Karei knikte. „Dat is juist. Een vreselijk mens. Misschien
was ik die dag wat kribbig. Je doet tenslotte je best, maar die
man doet net, of je een bedelaar bent. Goed, ik heb hem afge
blaft en hij heeft Ganzevoort gebeld en gezegd, dat hij me niet
meer aan de deur wilde hebben.'
De directeur knikte. „Dat geeft u dus toe. In de tweede
plaats hebt u wat gehad met boekhandel Brouwer, althans,
volgens de heer Ganzevoort."
„Ook dat klopt, meneer."
De directeur keek zijn bezoeker aan. „Maar meneer Welse
naar, als mijn vertegenwoordigers zoiets uithalen, gaan ze bij mij
ook de laan uit. Hoe moeilijk je tegenwoordig ook aan geschikte
mensen kunt komen. Zoiets doet een zaak ontzaggelijk veel
schade. Het spijt me, maar ik kan echt niets voor u doen. U
bent min of meer oneervol ontslagen. En van een persoonlijke
rancune is tijdens mijn gesprek met uw vroegere werkgever
niets gebleken. Integendeel. Hij geeft toe, dat u verder een uit
stekende kracht was. U begrijpt, dat ik huiverig ben om een
avontuurtje met u aan te vangen. Ik stel uw komst overigens
bizonder op prijs, daar niet van.
Maar werkelijk... probeert u het liever ergens anders."
En Karei Welsenaar probeerde het ergens anders. Die dag
solliciteerde hij bij nog drie andere firma's en alle drie deelden
hem mede, dat ze onder de gegeven omstandigheden liever niet
van zijn diensten gebruik wilden maken. Die avond kwam hij
verslagen thuis.
Na een volle week solliciteren was hij nog even ver als in het
begin.
Wat hij verwachtte, nul op het request van de firma's die hem
schriftelijk hun beslissing zouden meedelen, kwam ook uit.
Niemand scheen plotseling meer interesse te hebben voor een be
kwame verkoper.
Donderdagsavonds reed hij om kwart over zeven over de weg
naar Oud-Reemst en pikte het meisje onderweg op.
Ze gaf hem vluchtig een kus bij het wegrijden en keek hem
vragend aan.
„En? Al een nieuwe baas?"
Hij schudde ontkennend het hoofd en vertelde van zijn
wedervaren gedurende de afgelopen dagen. „Ik heb indertijd met
een paar klanten herrie gehad en als ze nu inlichtingen vragen
bij de oude, zegt hij dat en noemt hij dat als motief voor het
ontslag."
Ze dacht na en knikte. „Aan de ene kant is het natuurlijk
stom om ruzie te maken met een klant. Als ik het doe, vlieg
ik er op staande voet uit. Dacht je, dat wij geen lastige klanten
in de zaak kregen? Een poosje geleden was er een, die plotseling
als het ware uit de lucht kwam vallen en me iedere keer als hij
kwam, me lastig viel met uitnodigingen om te gaan toeren en zo.
Je hebt van die vervelende knullen, wist je dat?"
„O, dank je wel."
„Maar ik bleef ondanks alles beleefd, zie je? Per slot van
rekening verteerde hij in het restaurant en volgens Jopie gaf
hij heel behoorlijke fooien."
Hij keek haar van terzijde verstoord aan. „Lollig, he?"
Ze knikte voldaan. „Reuze lollig. Ik ben vandaag in een
jolige bui. Waarom ben je de hele week niet geweest?"
„Waar geweest?"
„Bij ons in de Koperen Pot. Jopie dacht, dat je weer de
mazelen had. Ik veronderstelde, dat je wel eens zou komen
binnen waaien."
„Eb we hadden afgesproken dat ik zou wegblijven tót van
avond?"
Ze kneep hem zacht in de arm. .„Je bent lief, al maak je mot
met je klanten. En een baas vind je ook wel. Maak je daar
over maar geen zorgen. Waarom kom je niet bij ons werken?
We kunnen wel iemand gebruiken om het vuile bestek en zo
af te wassen."
„Weet je niets beters voor me Hij keek haar even aan en
zijn blik gleed omlaag. „Je hebt een ladder in je kous. Net bij de
knie."
Ze trok met een ruk haar rok lager. „Kijk voor je, apekop.
Ik heb 'm vanmiddag opgehaald, 't gaat toch niet verder."
Een poosje later stond de wagen aan de kant en rookten ze
een sigaret. „Hoe is het met Gerrit?" informeerde hij.
Ze zuchtte. „Ik heb hem geschreven. Meteen de volgende dag.
Maar ik heb nog geen bericht terug."
„Wat schreef je?"
„Dat doet er niet toe. Vraag niet zoveel. Het was toch al
moeilijk genoeg. Ze draaide zich naar hem toe. „Karei, mis
schien vind je het kinderachtig, maar ik kan hem niet uit mijn
gedachten zetten."
„Niemand zegt, dat je dat doen moet, mop."
Het meisje ging hier niet op in en vervolgde: ,Ik heb er nog
steeds geen vrede mee, dat ik met jou uitga. Het is niet reëel. Hij
zit zo ver weg."
Hij haalde zijn schouders op. „Weet je, wat hij doet, als hij
ergens in een haven ligt?"
„Dat is niet aardig, Karei. Er bestaat ook nog zoiets als ver
trouwen, zou ik denken. Ik heb Gerrit altijd kunnen vertrouwen.
Hij is niet het type, dat in iedere haven een meisje heeft."
„O, dat wil ik wel aannemen. Maar als je als man werkelijk
van een meisje houdt, dan doe je zulke dingen als Gerrit de
laatste keer gedaan heeft, beslist niet."
Ze keek hem scherp aan. „Wat bedoel je?"
„Nou een stuk in je kraag drinken. Neem mij nou: ik houd
van je. Ik ben gek op je, nietwaar? Goed, ik ben weken weg en
dan ga ik, zodra ik terug ben, naar m'n meisje. Wat doe ik dan?
Me de eerste de beste avond vol gieten met bier of jenever? Of
wat dan ook? Ja, ik ben daar gek. Ik ga eens lekker een avondje
vrijen met mijn schat."
„Gerrit is nooit zo kleverig geweest."
„Ben ik dat dan wel? Mij dunkt, dat ik me altijd behoorlijk
onder controle heb gehad Moet je eens nagaan, wat een
temptatie dat is voor mij: ie zit naast me, maar ik heb nog geen
enkel recht op je en als ik zeg: je hebt een ladder in je kous,
vlakbij je knie, dan trek je met een vaart je rok omlaag en zegt,
dat ik voor me moet kijken. En de brave Karei maar voor zich
kijken. Wat een degelijke idioot ben ik, he?
„Je bent een heel nette jongen, dat heb ik al vaker gezegd.
En dat (rekt me in je. Ik ben op mijn manier vreselijk preuts.
Misschien wel, omdat ik altijd mannen om me heen heb: thuis
zes broers en in de zaak de klanten. Misschien was ik anders, als
ik ook nog een zuster had. Ik heb nooit iemand, waarmee ik
eens vertrouwelijk kan praten. Jopie is een beste collega, maar
verder een flapuit. Als je haar wat vertelt, weet morgen heel
Otterlo het."
„Als je mij nu eens in vertrouwen nam, mop?"
„Moe 'k nou lachen? Jij bent een man."
„En een man, die ontzettend veel van je houdt. Weet je dat,
moppie?"
Ze knikte. „Ik zal dat onderhand wel moeten geloven, want
dat heb je al zo vaak gezegd, dat ik dat liedje al kan dromen
hoor."
Hij draaide zich naar haar toe en legde een arm om haar
schouders.
„Nou, mop, spijkers met koppen. Hoe sta je tegenover me?
Sinds vorige week?"
„Ik sta niet. Ik zit naast je."
„Dat zie ik. Als het bij de deur tocht mag je wel wat dichter
naar me toekomen."
„Ik zit best. En blijf van m'n kraagje af. Het is pas gesteven."
Hij trok zijn hand verstoord terug. „O jij... Waarom plaag je
me zo?"
Ze keek hem verbaasd aan. „Ik jou plagen? Ik zou niet
durven."
„Moppie, luister nou eens..."
„Ik ben een en al oor."
„Val me nou niet telkens in de rede. Ik ben gek op je."
„Dat is oud nieuws. En verder?"
„Verder wil ik met je trouwen."
„Zeer vereerd. Wat zijn je vooruitzichten, jongeman?"
„Klets. Een baas heb ik zo. Als het niet in mijn branche is,
dan maar wat anders. Werk genoeg in de wereld.
„Zie het dan eerst maar te krijgen. Dan praten we wel
verder."
„En wat is dan je antwoord?"
Ze wuifde luchtig met haar handen. „O, dat zien we dan wel.
Heb jij zo'n haast?"
Hij knikte beslist. „Ja, ik zal niet eerder tevreden zijn, dan
wanneer je mijn vrouw bent."
„Dus je bent een ontevreden mannetje. Dacht al zo'n ontevre
den trek op je gezicht te zien."
„O, mop, waarom ben je niet eens serieus?"
Ze keek hem verwonderd aan. „Ik ben zo serieus, als een
meisje onder mijn omstandigheden maar zijn kan, meneertje.
Zó serieus, dat ik eerst mijn woord terug wil hebben van Gerrit,
begrijp je?"
„En als hij nu niet antwoord?"
„Onzin. Hij is een behoorlijke jongen. Natuurlijk schrijft hij
me terug. Dat is een kwestie misschien van enkele dagen.
Hij zit op het ogenblik ergens op de Stille Oceaan.'
En daarna?"
„Rustig aan jongeman. Tot zolang zul je geduld moeten
hebben. In die tijd ben ik het misschien helemaal met mezelf
eens. Je wilt een serieus antwoord? Goed, ik heb je een beetje
geplaagd, maar ik zei al, dat ik vandaag in een jolige bui ben.
Daar mag je straks misschien van profiteren. Ik wil je het
nog wel eens zeggen: je bent een keurige jongen.
En vooral daarom mag ik je. Als je van het begin af aan
handtastelijk was geweest had je geen schijn van kans bij me
gehad zie je? Dat vind ik griezelig. Juist je terughoudendheid
trekt me. Je hebt inderdaad enkele goede eigenschappen. Ik
dien nu al enkele jaren zomers op de Hoge Vel uwe en daar
leer je de mensen kennen. Ik heb zes broers en ze zijn alle zes
verschillend. Dan krijg je kijk op de mannen. Je mag het best
weten: erg hoog sloeg ik ze over het algemeen niet aan. De
blikken, die sommige mannen op mij en Jopie wierpen, spraken
voor zichzelf. Maar jij bent anders. Dat waardeer ik. Je hebt
jezelf in bedwang. En dat bewonder ik. Bij jou voel ik me rustig,
omdat ik weet, dat je van geen enkele gelegenheid misbruik
zult maken. Zo, moet ik nog meer pluimen op je hoed steken?
Nou ga je straks zeker van verwaandheid met je neus in de
lucht lopen?"
„En houd je van me?"
Ze lachte en streek hem over de wang. „Jij zit nog maar
steeds met je ordertje liefde, he? Als jij werkelijk zo'n bekwame
verkoper bent, zul je dat ook wel eens een keer kwijt raken,
veronderstel ik."
„Bij jou?"
(Wordt vervolgd)
Heel veel nieuwe
uit binnen- en buitenland.
Wij laten u graag onze unieke
kollektie zien.
FA. P. HOPMAN
met Saxonette motor
'n vol-automatische.
Dorpsstraat 6
BERGEN
Telef. 2294, Dorpsstraat 63
VOOR
Stationsstraat 3 - Telef. 2452
Bergen
iiimiiiiiiiiiHiiiiiim mi in iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiniiiiiii minium iiiiiiiiiimiiii in
Stationsstraat 18, telefoon 2368, Bergen
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Karei de Grootelaan 20
Tel. 3294 - Bergen
Pracht diepvries KUIKENS
vanaf f 2.75 per stuk
extra groot f 3.75 per stuk.
Heel blik APPELMOES
van 89 nu 69 cent.
IJSTAARTENvan f 1.50
Verder alle verse GROENTEN
en lekkere SINAASAPPELEN
en APPELEN.
Doet uw voordeel.
Uit voorraad leverbaar i
rood bruine tuintegels
NATUURSTEENHANDEL
Telefoon 597 en 476 Schagen
die alles kleurig en fleurig maakt.
Gemakkelijk schoon te houden.
Eenvoudig aan te brengen.
Verschillende dessins.
KI. Dorpsstraar 9. Tel. 2806
Bergen
Heel 't gezin heeft
belangstelling
voor
Profiteert van de
publiciteitswaarde
die daarin gelegen is