VINK FLAGSTONES r~ Liefde op de Hoge Yeluwe Bergensche Kunsthandel Wij hebben de grootste keus l TON Garage P* BOOD Schoonmaakartikelen VAN HERK T uingereedschap modebladen tijdschriften 'O Oöt P asan. een nieuwe Tas l/ooe de. Paasdagen FABLON W. SCHOTTEN „De Duinstreek' FEUILLETON 12 door Henk van Heeswijk geschenken SIMPLEX KIEVIT DE HAAN's Boekhandel FA. H. J. VOLTEN EN ZN. DE PLAKPLASTIC Hij keek haar met gefronste wenkbrauwen aan. „En wie zegt jou, dat ik dat niet ben? Denk jij soms niet luchthartig over het huwelijk? Jij wilt mij maar doen geloven, dat je door dik en dun met die stuurman naar het gemeentehuis wilt. Hoe stel je het huwelijk met hem voor? Denk je, dat hij het drinken zal laten, als jullie getrouwd zijn? En dan al die weken achtereen, dat hij van huis is? Kun jij in je eentje zitten koekeloeren. Overweeg dat ook maar eens, zus. Ik wil je niet beïnvloeden, maar je moet eerlijk zijn. Een huwelijk is geen betrekking in een restaurant, waar je weg kunt gaan, als het je niet bevalt. „Dat weet ik ook wel!" snauwde ze. Hij schoot in een lach. „Die Stien, meid, als je nijdig wordt, dan ben ik helemaal mesjokke op je." Toen het donker was, reden ze terug naar Otterlo, Ze zat dicht tegen hem aan en op een gegeven ogenblik omklemde ze zijn arm. „Karei, toe, stop eens even ergens. Hij reed naar een parkeerplaats en zette de wagen neer. Daarna draaide hij zich naar haar toe, maar kon haar gezicht ternauwernood onderscheiden. „Nou, moppie, zeg maar, wat je op je hart hebt." „Karei... het is niet, dat ik je wil plagen, zie je? En ik wil je ook geen verdriet doen... het is... ach, ik wilde, dat je het be greep... je bent altijd zo lief voor me, zo attent en netjes. Je hebt vanavond niet eens geprobeerd me te zoenen. Dat respec teer ik zo in je, zie je?" Ze kwam dichter bij hem en beroerde even met haar hand zijn gezicht. „Ik wil dit eerst rustig ver werken en er over nadenken. Dat met Gerrit... ik kan natuurlijk niet zo maar zeggen: zo, de affaire-Gerrit is voorbij nu ga ik met Karei. Ik moet het hem eerlijk schrijven en zo. Je mag het wel weten, Karei, ik heb zes broers. Het zijn allemaal wildeman nen, echt boerenjongens. Een beetje ruw, een beetje dom. Zelf ben ik op de H.B.S. geweest, maar ik wilde daarna niet verder leren. En ik ben erg aan huis gebonden. Daarom nam ik geen betrekking aan ver weg. Ik had met mijn diploma misschien in Ede of zo op een kantoor kunnen komen. Ik kreeg indertijd een mooie baan aangeboden in Wageningen, maar dat was me veel te ver weg. En op mijn manier houd ik ook van de boerderij. Dat is het beroerdste, Karei, ik ben een verschrikkelijk gecom pliceerd wezen. En na die ruzie... mijn broers vielen hem bij en zeiden, dat ik niet zo kinderachtig moest zijn. Dat hij een aardige jongen was en dat ik mee had moeten doen. Ik gruw van drank... daar kan ik niets aan doen. Ik heb thuis al zoveel narigheid gezien door de drank. Met de jongens ook. En dan krijg ik een hekel aan de mannen. Soms denk ik dan wel eens: ze zijn allemaal zo. Dan loop ik dagen rond met een zuur ge zicht. Zo n gezicht als toen jij voor het eerst in de Koperen Kop kwam. Je zei het die morgen. Maar jij bent zo anders. Dat heb ik al lang gemerkt. Jij bent in alles zo netjes. Gerrit kon soms zo ruw zijn, als hij me beet pakte... ik kan niet alles zeggen, Karei. Misschien begrijp je het wel. ik vind het zo pijnlijk. Maar ik dacht toen: alle mannen zijn zo en zodoende hield ik veel van Gerrit. En nog weet ik niet, of ik hem wel kan missen, zie je? Aan de andere kant Jij bent er nu in mijn leven. Dat is een niet te loochenen feit. Natuurlijk heb ik al verschil lende keren vergelijkingen gemaakt. Jij bent altijd een heer. Je bent niet ruw, zelfs niet, als je me omhelst. Dat trekt me in je aan. Maar zo kan het toch niet, Karei. Ik moet dat eerst met Gerrit in orde hebben. Morgen zal ik hem schrijven. Per lucht post. Ik zal er eerst nog een nacht over slapen. Dan weet ik zeker, wat ik wil. Of misschien ook niet. O, ik praat allemaal onzin, Karei. Heus, ik mag je wel. Maar je zult veel geduld met me moeten hebben, zie je? Als.als ik het uitmaak met Gerrit. dan ga ik in mijn eentje thuis huilen. Dat weet ik vooruit. We kennen elkaar al van kind af. Er is een band gegroeid. Maar... ik weet het nu niet meer, of ik het nog wel met hem aandurf. Wil je nog een poosje wachten, Karei? Tot ik zeker ben van mezelf?" Hij drukte haar zacht tegen zich aan en voelde haar hoofd tegen zijn schouder. Terwijl hij met haar lokken speelde knikte hij en antwoordde: Natuurlijk, moppie. Maar weet goed, hoe je beslist. Ik houd ontzettend veel van je, meisje. Ze zuchtte. „Ik moet dat wel geloven. Iedere keer als je dat zegt, wordt ik er warm van, van binnen. „Dat is de liefde, Stien. Ik weet het zeker, dat jij ook van mij houdt." Ze maakte zich los en kwam overeind. „Gek, een mens wordt altijd sentimenteel in zulke ogenblikken. Ze keek op het dash board. „O, Karei, al bijna half elf! Ik moet naar huis!" Hij startte de wagen. „Dan gaan we, zus. Straks staan de gebroeders Van Essen aan het begin van de Pothovenlaan ons op te wachten. Ze haalde haar schouders op. „Die zijn misschien al naar bed." Vlak bij de Pothovenlaan greep ze zijn arm. „Stop even voor de hoek. Daar is het donker en staan geen huizen." Hij deed het en nog voor de wagen geheel stilstond, voelde hij haar armen om zijn hals en haar lippen op zijn mond. „Voor alles, van vanavond. Omdat je zo n lieve jongen bent, zie je? Hij nam haar in zijn armen en kuste haar terug. „Nou ben ik een gelukkig mens, Stien, als jij zo tegen me aan ligt. Jij alleen bent in staat om me voor altijd gelukkig te maken. Ze drukte zich heftig tegen hem aan en brandende lippen persten zich op zijn mond. „Zo, Karei, dank je voor deze avond. Ik zal er rustig over denken. Blijf een paar dagen weg, wil je? Dan kan ik het eerlijker met mezelf uitvechten.' Hij knikte en liet haar los. „Volgende week zie je me wel eens een middag-of een avond verschijnen. Of... kunnen we geen afspraak maken? Ik bedoel: niet in het restaurant? Ze dacht even na. „Goed, volgende week donderdag, zelfde tijd en plaats. Zullen we zo afspreken?" „Het is een heel eind, moppie, maar jij bent m'n koningin en jouw wil is mijn wet. Goed, ik ga iedere nacht van je dromen, hoor je?" Ze gaf hem nog een vluchtige zoen en stapte uit. „Dag", zei ze zacht. Door het raam drukte hij nog even haar hand en daarna liep ze vlug de laan in. Bij het poortje draaide ze zich om en wuifde. Toen verdween ze opzij van het huis. HOOFDSTUK 11 Soms ben je onweerstaanbaar. „Zo, zo, dus u bent niet meer in dienst bij de firma Ganze- voort," De adjunct - directeur de jonge meneer Spaander, keek de bezoeker aan de andere kant van het bureau onderzoekend aan. „En nu wilt u voor ons gaan werken?" Karei Welsenaar knikte. „Inderdaad. Misschien is het u bekend, dat ik een paar jaar geleden door de chef van de buitendienst benaderd ben... gepolst om zo te zeggen, of ik wellicht interesse had om voor uw firma te reizen. Er waren toen omstandigheden, die mij beletten dit aanbod te accepteren Thans staan de zaken anders." De man achter het bureau knikte. „Daar staat me nog iets van voor, ja. Als ik me nog goed herinner, gaf men nogal hoog op van uw verkoopcapaciteiten." Karei lachte bescheiden. „Ik doe mijn best en ik heb inderdaad over het algemeen behoorlijk succes." De adjunct-directeur leunde achterover in zijn stoel en speelde met een briefopener. „Ik beslis hierover niet alleen," zei hij bedachtzaam. "Dat zult u wellicht begrijpen. Mogen wij de reden weten, waarom u de verbintenis met de firma Ganzevoort hebt verbroken?" „Het is andersom, meneer Spaander. „De jongeman dacht even na. „Ik kan het misschien beter zelf zeggen, dan dat u het later langs een andere weg te weten komt. Ik ben op staande voet ontslagen. Maar het ontslag had niets met mijn werkzaam heden te maken. Integendeel. Dit ontslag was het gevolg van een beslist persoonlijke aangelegenheid. Ik kan hierover niet in bizonderheden treden. Laat ik het zo stellen: het was een rancune- maatregel." De ander had half met verwondering geluisterd. „Op staande voet, zegt u? En zonder geldige, laten we zeggen: zakelijke reden?" Karei knikte. „Inderdaad. Wettelijk was dit ontslag natuurlijk fout. Op mijn werk was niets aan te merken. Zoals ik al zei: het was zuiver een persoonlijke kwestie." „En nam u daar genoegen mee?" „Ja," antwoordde de vertegenwoordiger hard. „Ik had dit ont slag natuurlijk via een civiele procedure kunnen betwisten. Ik had schadevergoeding kunnen eisen. Maar dit alles heb ik niet gedaan. Ik heb de firma Ganzevoort niet nodig. Ik heb er met genoegen gewerkt en ik kan rustig vaststellen, dat het mede aan mij te danken is geweest, dat het bedrijf van de heer Ganzevoort de laatste jaren groeide. Nu is de sfeer natuurlijk grondig bedorven. Vandaar, dat ik ander emplooi zoek." „Wel, meneer Welsenaar, ik zal dit om te beginnen met mijn vader en zijn compagnon moeten bespreken. Hebt u er bezwaar tegen, als wij de firma Ganzevoort om inlichtingen vragen?" „Niet in het minst. De heer Ganzevoort zal zakelijk niets ten mijnen nadele kunnen aanvoeren." De adjunct directeur stond op. Hij stak zijn hand uit en zei: ,,U hoort nog van ons, meneer Welsenaar." En daarmee was het onderhoud afgelopen. Twee dagen later reeds kreeg Karei Welsenaar een schrijven van de firma Spaander en Berg, waarin de heren mededeelden tot hun spijt geen gebruik te kunnen maken van zijn diensten. Verbaasd herlas hij het korte, zakelijke epistel en schudde zijn hoofd. Wel verdraaid, alles wat hij verwacht had, maar dat. Een minuut later hing hij aan de telefoon. Maar blijkbaar had men in Amsterdam een dergelijke reactie verwacht, want de telefoniste bracht hem beleefd doch beslist aan het verstand, dat geen der heren te spreken was en als het soms de sollici tatie betrof, dat bellen geen zin had, omdat de heren niet van plan waren hun standpunt te wijzigen. En daarmee kon Karei Welsenaar het doen. „Ze moeten me niet", was zijn conclusie, toen hij de hoorn neerlegde. En meteen ging er in zijn achterhoofd een lichtje branden: Ganzevoort heeft me zwart gemaakt. Op de een of andere manier. Dat was niet te ontkennen. Misschien had hij wel die twee winkeliers genoemd, waarmee hij indertijd herrie had gehad en die zich daarna prompt telefonisch bij Ganzevoort hadden beklaagt. Wie weet, wat voor lelijks de ouwe over hem verteld had. Dat was een wraakneming, omdat zijn ver tegenwoordiger niet van plan was geweest om met de zaak te trouwen en de dochter op de koop toe te nemen. Maar met dat al stond hij er gekleurd op. Als hij ergens anders ging solliciteren, zou hij referenties moeten opgeven en dan moest onafwendbaar de naam Ganzevoort ter tafel komen. Zodra men dan inlichtingen ging vragen over de vroegere verte genwoordiger, zou hetzelfde spelletje gespeeld worden en Karei Welsenaar had geen schijn van kans. Ganzevoort kon hem op die manier uitschakelen bij al zijn concurrenten. Wilde hij ergens een baan krijgen, tenminste in dezelfde branche, dan zou hij beslist open kaart moeten spelen. En als hij dat deed en men ging controleren, dan kon Ganzevoort natuurlijk verontwaardigd ontkennen: Hij en mijn dochter? Maar, mijne heren, wat denkt u wel? Voelt u zelf niet de onzin van een dergelijke bewering? En dan zou de oude een heel verhaal kunnen ophangen over onbekwaamheid en onbeschoftheid en nog tal van andere on s meer. De oude kon net zo lekker wraak nemen als hij zelf wilde. Diezelfde dag reed hij Ede uit, met het adresboek van de grossiers en fabrikanten in zijn zak. 's Middags solliciteerde hij in Den Haag bij een grote fabrikant. Doch daar had men voldoende bekwame vertegenwoordigers. Onze rayons zitten vol, meneer Welsenaar. Het spijt me, maar we kunnen niets voor u doen. Op straat bladerde hij in het adresboek en probeerde het bij een kleiner bedrijf. Men luisterde met belangstelling naar de jongeman, maakte notities en deelde mede, dat men hem wel zou berichten. Bij de derde firma, in een klein plaatsje nabij Delft, vertelde hij precies, wat er gebeurd was: van de uitnodiging om te blijven eten, van het feit, dat de oude heer Ganzevoort één dochter had, van de afpraak op die bewuste vrijdagavond en van het ongeluk, waardoor hij enkele dagen in het ziekenhuis had gelegen. Van het ontslag dat aangetekend was toegezonden en van de mogelijkheid, dat de heer Ganzevoort min of meer wraak wilde nemen. „Ik heb zo het idee, mijnheer, dat mijn oude patroon probeert mij overal onmogelijk te maken." De directeur, die hem te woord had gestaan, luisterde be langstellend en antwoordde: „We zullen meteen de proef op de som nemen, meneer Welsenaar. Als u een ogenblik in de kamer hiernaast wilt wachten?" Karei antichambreerde vijf minuuten in een vertrekje, dat deels als magazijn, deels als wachtkamer scheen te dienen en werd toen weer binnen geroepen. „Nou, ik heb uw vorige patroon gesproken, meneer Welse naar. U schijnt kort geleden moeilijkheden gehad te hebben met een paar klanten..." Hij keek op zijn bureaublad en ver volgde: „Boekhandel Van Zanten. Klopt dat?' „Karei knikte. „Dat is juist. Een vreselijk mens. Misschien was ik die dag wat kribbig. Je doet tenslotte je best, maar die man doet net, of je een bedelaar bent. Goed, ik heb hem afge blaft en hij heeft Ganzevoort gebeld en gezegd, dat hij me niet meer aan de deur wilde hebben.' De directeur knikte. „Dat geeft u dus toe. In de tweede plaats hebt u wat gehad met boekhandel Brouwer, althans, volgens de heer Ganzevoort." „Ook dat klopt, meneer." De directeur keek zijn bezoeker aan. „Maar meneer Welse naar, als mijn vertegenwoordigers zoiets uithalen, gaan ze bij mij ook de laan uit. Hoe moeilijk je tegenwoordig ook aan geschikte mensen kunt komen. Zoiets doet een zaak ontzaggelijk veel schade. Het spijt me, maar ik kan echt niets voor u doen. U bent min of meer oneervol ontslagen. En van een persoonlijke rancune is tijdens mijn gesprek met uw vroegere werkgever niets gebleken. Integendeel. Hij geeft toe, dat u verder een uit stekende kracht was. U begrijpt, dat ik huiverig ben om een avontuurtje met u aan te vangen. Ik stel uw komst overigens bizonder op prijs, daar niet van. Maar werkelijk... probeert u het liever ergens anders." En Karei Welsenaar probeerde het ergens anders. Die dag solliciteerde hij bij nog drie andere firma's en alle drie deelden hem mede, dat ze onder de gegeven omstandigheden liever niet van zijn diensten gebruik wilden maken. Die avond kwam hij verslagen thuis. Na een volle week solliciteren was hij nog even ver als in het begin. Wat hij verwachtte, nul op het request van de firma's die hem schriftelijk hun beslissing zouden meedelen, kwam ook uit. Niemand scheen plotseling meer interesse te hebben voor een be kwame verkoper. Donderdagsavonds reed hij om kwart over zeven over de weg naar Oud-Reemst en pikte het meisje onderweg op. Ze gaf hem vluchtig een kus bij het wegrijden en keek hem vragend aan. „En? Al een nieuwe baas?" Hij schudde ontkennend het hoofd en vertelde van zijn wedervaren gedurende de afgelopen dagen. „Ik heb indertijd met een paar klanten herrie gehad en als ze nu inlichtingen vragen bij de oude, zegt hij dat en noemt hij dat als motief voor het ontslag." Ze dacht na en knikte. „Aan de ene kant is het natuurlijk stom om ruzie te maken met een klant. Als ik het doe, vlieg ik er op staande voet uit. Dacht je, dat wij geen lastige klanten in de zaak kregen? Een poosje geleden was er een, die plotseling als het ware uit de lucht kwam vallen en me iedere keer als hij kwam, me lastig viel met uitnodigingen om te gaan toeren en zo. Je hebt van die vervelende knullen, wist je dat?" „O, dank je wel." „Maar ik bleef ondanks alles beleefd, zie je? Per slot van rekening verteerde hij in het restaurant en volgens Jopie gaf hij heel behoorlijke fooien." Hij keek haar van terzijde verstoord aan. „Lollig, he?" Ze knikte voldaan. „Reuze lollig. Ik ben vandaag in een jolige bui. Waarom ben je de hele week niet geweest?" „Waar geweest?" „Bij ons in de Koperen Pot. Jopie dacht, dat je weer de mazelen had. Ik veronderstelde, dat je wel eens zou komen binnen waaien." „Eb we hadden afgesproken dat ik zou wegblijven tót van avond?" Ze kneep hem zacht in de arm. .„Je bent lief, al maak je mot met je klanten. En een baas vind je ook wel. Maak je daar over maar geen zorgen. Waarom kom je niet bij ons werken? We kunnen wel iemand gebruiken om het vuile bestek en zo af te wassen." „Weet je niets beters voor me Hij keek haar even aan en zijn blik gleed omlaag. „Je hebt een ladder in je kous. Net bij de knie." Ze trok met een ruk haar rok lager. „Kijk voor je, apekop. Ik heb 'm vanmiddag opgehaald, 't gaat toch niet verder." Een poosje later stond de wagen aan de kant en rookten ze een sigaret. „Hoe is het met Gerrit?" informeerde hij. Ze zuchtte. „Ik heb hem geschreven. Meteen de volgende dag. Maar ik heb nog geen bericht terug." „Wat schreef je?" „Dat doet er niet toe. Vraag niet zoveel. Het was toch al moeilijk genoeg. Ze draaide zich naar hem toe. „Karei, mis schien vind je het kinderachtig, maar ik kan hem niet uit mijn gedachten zetten." „Niemand zegt, dat je dat doen moet, mop." Het meisje ging hier niet op in en vervolgde: ,Ik heb er nog steeds geen vrede mee, dat ik met jou uitga. Het is niet reëel. Hij zit zo ver weg." Hij haalde zijn schouders op. „Weet je, wat hij doet, als hij ergens in een haven ligt?" „Dat is niet aardig, Karei. Er bestaat ook nog zoiets als ver trouwen, zou ik denken. Ik heb Gerrit altijd kunnen vertrouwen. Hij is niet het type, dat in iedere haven een meisje heeft." „O, dat wil ik wel aannemen. Maar als je als man werkelijk van een meisje houdt, dan doe je zulke dingen als Gerrit de laatste keer gedaan heeft, beslist niet." Ze keek hem scherp aan. „Wat bedoel je?" „Nou een stuk in je kraag drinken. Neem mij nou: ik houd van je. Ik ben gek op je, nietwaar? Goed, ik ben weken weg en dan ga ik, zodra ik terug ben, naar m'n meisje. Wat doe ik dan? Me de eerste de beste avond vol gieten met bier of jenever? Of wat dan ook? Ja, ik ben daar gek. Ik ga eens lekker een avondje vrijen met mijn schat." „Gerrit is nooit zo kleverig geweest." „Ben ik dat dan wel? Mij dunkt, dat ik me altijd behoorlijk onder controle heb gehad Moet je eens nagaan, wat een temptatie dat is voor mij: ie zit naast me, maar ik heb nog geen enkel recht op je en als ik zeg: je hebt een ladder in je kous, vlakbij je knie, dan trek je met een vaart je rok omlaag en zegt, dat ik voor me moet kijken. En de brave Karei maar voor zich kijken. Wat een degelijke idioot ben ik, he? „Je bent een heel nette jongen, dat heb ik al vaker gezegd. En dat (rekt me in je. Ik ben op mijn manier vreselijk preuts. Misschien wel, omdat ik altijd mannen om me heen heb: thuis zes broers en in de zaak de klanten. Misschien was ik anders, als ik ook nog een zuster had. Ik heb nooit iemand, waarmee ik eens vertrouwelijk kan praten. Jopie is een beste collega, maar verder een flapuit. Als je haar wat vertelt, weet morgen heel Otterlo het." „Als je mij nu eens in vertrouwen nam, mop?" „Moe 'k nou lachen? Jij bent een man." „En een man, die ontzettend veel van je houdt. Weet je dat, moppie?" Ze knikte. „Ik zal dat onderhand wel moeten geloven, want dat heb je al zo vaak gezegd, dat ik dat liedje al kan dromen hoor." Hij draaide zich naar haar toe en legde een arm om haar schouders. „Nou, mop, spijkers met koppen. Hoe sta je tegenover me? Sinds vorige week?" „Ik sta niet. Ik zit naast je." „Dat zie ik. Als het bij de deur tocht mag je wel wat dichter naar me toekomen." „Ik zit best. En blijf van m'n kraagje af. Het is pas gesteven." Hij trok zijn hand verstoord terug. „O jij... Waarom plaag je me zo?" Ze keek hem verbaasd aan. „Ik jou plagen? Ik zou niet durven." „Moppie, luister nou eens..." „Ik ben een en al oor." „Val me nou niet telkens in de rede. Ik ben gek op je." „Dat is oud nieuws. En verder?" „Verder wil ik met je trouwen." „Zeer vereerd. Wat zijn je vooruitzichten, jongeman?" „Klets. Een baas heb ik zo. Als het niet in mijn branche is, dan maar wat anders. Werk genoeg in de wereld. „Zie het dan eerst maar te krijgen. Dan praten we wel verder." „En wat is dan je antwoord?" Ze wuifde luchtig met haar handen. „O, dat zien we dan wel. Heb jij zo'n haast?" Hij knikte beslist. „Ja, ik zal niet eerder tevreden zijn, dan wanneer je mijn vrouw bent." „Dus je bent een ontevreden mannetje. Dacht al zo'n ontevre den trek op je gezicht te zien." „O, mop, waarom ben je niet eens serieus?" Ze keek hem verwonderd aan. „Ik ben zo serieus, als een meisje onder mijn omstandigheden maar zijn kan, meneertje. Zó serieus, dat ik eerst mijn woord terug wil hebben van Gerrit, begrijp je?" „En als hij nu niet antwoord?" „Onzin. Hij is een behoorlijke jongen. Natuurlijk schrijft hij me terug. Dat is een kwestie misschien van enkele dagen. Hij zit op het ogenblik ergens op de Stille Oceaan.' En daarna?" „Rustig aan jongeman. Tot zolang zul je geduld moeten hebben. In die tijd ben ik het misschien helemaal met mezelf eens. Je wilt een serieus antwoord? Goed, ik heb je een beetje geplaagd, maar ik zei al, dat ik vandaag in een jolige bui ben. Daar mag je straks misschien van profiteren. Ik wil je het nog wel eens zeggen: je bent een keurige jongen. En vooral daarom mag ik je. Als je van het begin af aan handtastelijk was geweest had je geen schijn van kans bij me gehad zie je? Dat vind ik griezelig. Juist je terughoudendheid trekt me. Je hebt inderdaad enkele goede eigenschappen. Ik dien nu al enkele jaren zomers op de Hoge Vel uwe en daar leer je de mensen kennen. Ik heb zes broers en ze zijn alle zes verschillend. Dan krijg je kijk op de mannen. Je mag het best weten: erg hoog sloeg ik ze over het algemeen niet aan. De blikken, die sommige mannen op mij en Jopie wierpen, spraken voor zichzelf. Maar jij bent anders. Dat waardeer ik. Je hebt jezelf in bedwang. En dat bewonder ik. Bij jou voel ik me rustig, omdat ik weet, dat je van geen enkele gelegenheid misbruik zult maken. Zo, moet ik nog meer pluimen op je hoed steken? Nou ga je straks zeker van verwaandheid met je neus in de lucht lopen?" „En houd je van me?" Ze lachte en streek hem over de wang. „Jij zit nog maar steeds met je ordertje liefde, he? Als jij werkelijk zo'n bekwame verkoper bent, zul je dat ook wel eens een keer kwijt raken, veronderstel ik." „Bij jou?" (Wordt vervolgd) Heel veel nieuwe uit binnen- en buitenland. Wij laten u graag onze unieke kollektie zien. FA. P. HOPMAN met Saxonette motor 'n vol-automatische. Dorpsstraat 6 BERGEN Telef. 2294, Dorpsstraat 63 VOOR Stationsstraat 3 - Telef. 2452 Bergen iiimiiiiiiiiiHiiiiiim mi in iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiniiiiiii minium iiiiiiiiiimiiii in Stationsstraat 18, telefoon 2368, Bergen iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Karei de Grootelaan 20 Tel. 3294 - Bergen Pracht diepvries KUIKENS vanaf f 2.75 per stuk extra groot f 3.75 per stuk. Heel blik APPELMOES van 89 nu 69 cent. IJSTAARTENvan f 1.50 Verder alle verse GROENTEN en lekkere SINAASAPPELEN en APPELEN. Doet uw voordeel. Uit voorraad leverbaar i rood bruine tuintegels NATUURSTEENHANDEL Telefoon 597 en 476 Schagen die alles kleurig en fleurig maakt. Gemakkelijk schoon te houden. Eenvoudig aan te brengen. Verschillende dessins. KI. Dorpsstraar 9. Tel. 2806 Bergen Heel 't gezin heeft belangstelling voor Profiteert van de publiciteitswaarde die daarin gelegen is

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1963 | | pagina 8