SUodsz (Uts* BEA wini het pleit „DE DUINSTREEK" VRIJDAG 20 SEPTEMBER 1963 Tweede blad Hew we jullie allegaar un mooie vekansie had? Ok wel allegaar wegregend zeker? Je kenne be ter doen zoas ik. In de zeumer zitte we an de Rivièra of in Ita lië en as het november worren is den make we damme as de weerlicht in Zwitserland kom- me en deer blaive me den tot mai of deeromtrent. Je hew we in die kontraie puur beter weer as hier, weer je zo wat elleke dag loupe te huftere van de kou. Wel kom ik nou en dennis nei Skorl om een stuk- kie te skraive for de krant, van al die berrege worre je zo seis, bar. Maar as dat dein is, gane me waif en ikke weer gouw te rug. Ut kost wel 'n paar cente maar je leve maar ien keer hei? Me gane oftig mit ze viere uit nei ut buiteland, maar deu- ze keer zaide dat are koppel dat ze nag nooit op de Veluw^ weest ware. Dus benne we maar met ze tweiën nei de Fransozen tuint. Van dat are stel krege we net een boskippie toene we lekker in ut sontje lagge te sprage. Ze hadde op un zaterdag op ut end van augus tus alles op derlui auto bon den, skreve ze, maar het regen de wel zo verlegen erreg dat ze ut eerst nag een taidje ankeken hadde. Toe ut maar hoze bleef hewwe ze toch de automobiel maar anslingerd. Ze gonge over Purremerend en in de Skerre- mer most die kerel elleke klap skeet uit ze wage om te kaike of alles nag wel vastzat op ut dak. Ut woei deer verlegen en regene mense, verskrikkeluk. Netuurlik ben ze eerst bai windjewaai omreden want ze wiste an de Rivièra ienrnal be ter de weg as in Nederland. Maar teuge de eivend kwame ze den in derlui ,vekansiecentrum' hiet zoo'n stuk land docht ik. Alles was deurnat regend en in ut huissie weer of ze in moste, hadde zeker eerst rotte weunt of zuks of zain, zo stonk ut ur. Vanzelf ware ze toen al puur saggerainig, en dut wier der niet beter op toen ze te bed wouwe. De dekes zate vol gate en de kusses ware te smerig om an te pakke. Efain, nei veel vaive en zesse ben ze den toch nag onder de mannefakture raakt. Je zoue wel denke wat wordt die kirrel verveulend, maar sogges regen de ut nag, en het bleef zowat vaif dage agtermekaar plenze. Op dat kampeerterrain, je kenne beter zegge krepeerter- rain, ware vezelf ok mense mit klaine ikndere, en as ut us ien keertje niet zo bar hard regen de woude de joons ok wellis wat aars den alsmaar Lego bouwe en boekies kaike. Jammer ge- nog was ut der zo pruttig dat ze as turreke weer bai derlui moeder terugkwamme. Die kon den maar weer zorrege dazze drouge klere an der barsie kre ge en buiten drouge gong niet vezelf. Ien zoon vrou die der brakkies al vaif keer are klere antrokken had in twei uur taid vond op ut lest wat uit. Ze hong een paar broekies en hessies bo- ve ut Butagasvlammetje te drouge, maar ja je begraipe ut wel zeker? Juist, toe ze effies niet uitkeke ware de klere al in de fik vlogen. Efain, zoas ik al zaide hewwe die mense vaif dage in een goor huissie zitte motte en toe ware ze zo spuugzat, dat ze van ar- remoet maar weer nei Skorl gaan benne. Hier benne ze de rest van derlui vekansie tebed kropen. Dps, mense, je kenne main gerust gelouve, as je ve kansie hewwe, kenne je beter un end weggaan en as dat niet ken, kruip den maar tebed. Je \kenne ok zo hallef sep tember gaan netuurlik, want nou ik dut skraif is ut eigeluk hoogzeumer. Die paar jonge maide die hier nag benne loupe der nagal blotig bai en dat hewwe ze zowat de hille zeu mer niet doen kennen. Jammer want eerluk gezaid zien ik dat liever den jullie allegaar in je Sundese pak. Dut moete je niet amime waif zegge hoor, want die hep an de Rivièra al genog op me moppert. Maar watte je deer ziene, nou, nou, deer zei ik maar niet over begine, want dut is een nette krant. Boekbespreking De tweede Grote Vier Omnibus Zaterdag 21 september 1963 ver schijnt in de reeks Omnibus-uitga ven de tweede grote vier omnibus. De Tweede Vier Omnibus opent met Boefje van M. J. Brusse, het bekende ver haal van het Lombroso-klantje, door Brusse zo liefdevol getekend. Marie Jozeph Brusse werd geboren op 26 juli 1873 te Amsterdam, waar hij de Van der Palmschool bezocht en de 3-jarige h.b.s. Op beide scholen trokken zijn Nederlandse taaiopstellen reeds de aandacht. In zijn h.b.s.-tijd was hij redakteur en mede-oprichter van een schoolblad. Zijn eerste grotere novellistische opstellen heetten ,Het vlammetje van de kaars' en ,De geschiedenis van een dubbeltje'. Dit laatste hield, achteraf beschouwd het karakter in van zijn latere werk Onder de mensen': het dubbeltje immers was ongezien bij alle le vensverschijnselen aanwezig en ver" telde daarvan. Zijn jongensideaal was dokter te worden. Het geld was er echter niet voor, en voor de studie van militair arts werd hij afgekeurd. Toen richtte hij zich op de jour nalistiek- In 1888 werd hij als leer ling aangenomen door J. de Koo van De Amsterdammer, Dagblad v. Nederland. Zijn eerste zelfstandige gemaakte grote reportage was het verslag van de begrafenis van ko ning Willem III. Toen De Telegraaf werd opgericht ging M. J. Brusse naar deze krant over. In 1892 kwam hij bij de Nw. Rotterdamse courant, waar hij na de dood van de 80-jarige H. Heijer- mans sr. diens opvolger werd als eerste verslaggever. Hij schreef de verslagen van de belangrijkste ge beurtenissen en voorvallen in Ne derland en vaak ook in het buiten- iand. Tussen zijn redakteurs- en verslaggeverswerk door schreef hij zijn eerste reeks zondag-feuilletons „Een dierenkolonie in een Holland se stad." Hoefje" ontstond als gevolg van Brusse's bemoeienis met Pro Juven- tute. Deze feuilletonreeks in de N.R.C., later als boek verschenen, werd zijn grote succes (omgewerkt tot toneelstuk haalde het 800 op voeringen) en was ook van invloed cp de latere kinderwetgeving. Na „Boefje" volgde „Landloperij'. waarvoor Brusse, als eerste journa list in Nederland, er op uit trok in vermomming, zoals hij ook reeds voor „Van af- tot aanmonsteren" gedaan had. Op zijn verzoek werd hij nu vrijgesteld van redactioneel werk en kreeg hij zijn eigen ru briek .Onder de mensen'. Hier vond hij vrijheid om naar eigen verkie zing over alles te schrijven wat hem in het mensenleven belangrijk voorkwam. Op 5 januari 1941 is M. J. Brusse overleden. De tweede grote figuur in deze nieuwe Omnibus is Herman Heij er- mans, die ook publiceerde onder de pseudoniemen Samuel Falkland, Koos Habbema en Ivan Jelako- witch. De eerste Falklandjes versche nen. Er zouden er nog honderden volgen, wisselend van gehalte, vol humor en mededogen, vol fantasie, scherp waargenomen, vaak mees terlijk. Het eerste toneelstuk, Dora Kremer, viel in 1893 na vernieti gende kritieken. Drie weken later had de eenakter Ahasverus, als vertaling uit het Russisch gelan ceerd, groot succes. Na enige maan den maakte Heijermans de mystifi catie bekend. Vele critici hebben hem dit nooit vergeven. Pas in 1898 waagde hij zich opnieuw aan een toneelstuk: Ghetto. Het werd op kerstavond opgevoerd als eerste van een reeks kerstpremières en had groot succes. In 1897 had Heijermans, die inmiddels ontslag bij De Telegraaf had genomen, ,De Jonge Gids' opgericht. Onder eigen naam en onder een aantal pseudo niemen schreef hjj dit maandblad voor de helft vol met een niets verbloemend realisme. Kamertjes zonde' is een typisch voorbeeld uit zijn Sturm und Drang'-periode. Op Ghetto volgde in 1899 de bur gerlijke zedenkomeriie Het zevende gebod en met Kerstmis 1900 Op hoop van zegen. Heijermans naam als toneelschrijver was nu in eigen land gevestigd en internationale be kendheid kwam snel. Hij stierf in de morgen van de 22ste november 1924 te Zandvoort. In Duczika, geschreven in zijn Berlijnse tijd, heeft Heijermans ons een van zijn begaafste scheppingen geschonken. Hoe kostelijk is het begin als Erich Schriller met zijn vriend Poldi bij Laurie en haar dochters op bezoek komt met wijn en kreeft. Hoe ze ker en onmiddellijk worden Erich, Poldi, Lotte en het nichtje en Duc zika zelf getypeerd, de barbier en zijn vrouw, de pandjesbaas, de portier en de huiseigenaar, die hele bonte, vreemde en bitter harde we reld. Het is een somber boek, Duc zika, maar het is een levendig boek en de humor en het sarcasme van Heijermans vindt men er op zijn best, evenals zijn menselijkheid. Het is ook bijzonder boeiend, niet alleen omdat er een moordzaak in voorkomt, maar omdat het leven in het Berlijn van vóór de Eerste Wereldoorlog, dit onverbiddelijke leven in die wereldstad er zo dui delijk, zo onontkoombaar juist in wordt getoond. Om die onverbid- delijkhejl, omdat de tend enz ner gens hinderlijk naar voren schuift, omdat er zelfs een oplossing komt voor Duczika, heeft deze roman een tragische grootheid. Er zijn niet veel romans in de Nederlandse li teratuur, die het eigen tijdperk overleven. Deze behoort tot de wei nige. De derde auteur in de Tweede Grote Vier Omnibus is een Vla ming. Een nog levende Vlaming, letterlijk en figuurlijk: Gerard Wal schap. Walschap's oeuvre is zeer omvang rijk- Hij debuteerde als dichter met Liederen van leed en Loutering en schreef ook toneelstukken, kinder boeken, enz. Het zijn echter vooral zijn romans, waarmee Walschap zich onbetwist een eerste plaats in onze letter kunde heeft veroverd. Marnix Gijsen schreef over hem: Zijn werk is een steen des aan stoots geworden omdat hij, indi rect, kritiek uitgebracht op zekere toestanden in opvoeding, onderwijs en moraal en omdat hij de idylli sche Vlaamse dorpen en provin ciestadjes bevolkte met erfelijk be laste, op de rand van waanzin en rede levende bedreigde normalen en onmiskenbare abnormalen. Be zwaarlijk zou men zijn voornaam ste boeken tot „de gezonde volks lectuur" kunnen rekenen, maar zijn ongenadig zoeken naar waarheid zijn onbevreesd naderen der men selijke grenzen (zie het halluci- nante en meesterlijke Genezing door aspirine) verlenen aan zijn werk een zeer bijzondere beteke nis." De in deze Omnibus opgenomen roman Houtekiet is de merkwaardige historie van Jan Houtekiet, heerser over een klein rijk, dat hij ergens in Vlaan deren zelf heeft gesticht. Men kan dit verhaal zien als een hulde aan het leven, de natuur en de mens, die er door zijn scheppende kracht, als held in slaagt de grenzen van goed en kwaad te verleggen en nieuwe zedelijke normen tot de zij ne te maken. Tenslotte: Frans Masereel, Vlaams schilder en graficus, die de rij be sluit. Hij is in Blankenberge ge boren op 30 juli 1889 en dus thans 74 jaar oud. Op Masereels eerste verontwaar digde ,neen' tegen de inperialis- tische oorlog, waaraan hij van 1916 af in elk nummer van de Geneefse krant ,La Feuille' uitdrukking gaf, volgde een hartstochtelijk Ja' voor het leven, vooral in de beroemd geworden series houtsneden waar mee hjj zich in de decennia na de Eerste Wereldoorlog opwerpt tot 'n niets ontziend aanklager van zijn tijd en verkondiger van een nieuwe toekomst, die de mensheid ten deel 1 zal vallen wanneer ze bevrijd zal zijn van oorlog en uitbuiting. In De stad een beeldverhaal in honderd hout sneden, dat in deze Tweede Grote Vier Omnibus is opgenomen, heeft Masereel een kroniek van zijn tijd willen geven, en dat heeft hij ge daan op een wijze, die zijn naam tot ver buiten de grenzen van zijn va derland bekend en geliefd heeft gemaakt. Van al zijn werk is De Stad misschien wel het treffendst. Nergens botsen de tegenstellingen van licht en duisternis, van zwart en wit, van verwachting en teleur stellingen, van recht en onrecht, van weelde en armoede, van goed en slecht, van vrijheidsdrang en verdrukking van liefde, en haat van mooi en lelijk, van leven en dood zo onbarmhartig op elkaar als in de imposante maar harde steenwoestenij van de grote stad. Op miraculeuze wijze is Masereel erin geslaagd heel dit koortsige le ven te vangen. Met simpele mid delen, levendig illustrerend, met een feilloos vermogen het vlak evenwichtig te vullen met groot geziene, beweeglijke vormen. Hij voert ons naar fabriekshallen en stationsemplacementen, naar grote openluchtbijeenkomsten en revolu tionaire manifestaties. We zien de mensen meeleven met een arbeids ongeval, een verkeersongeluk, een militaire parade, een bruiloft, een begrafenis. En steeds weet hij de massa weer anders voelbaar te ma ken: soms waardig en beheerst soms wild en ongeremd, soms ook tam en dom. Zijn houtsneden ont hullen echter ook het leven van enkelingen. De harde en brutale kanten van het grotestadsleven gaat Masereel niet uit de weg: de pros titutie, de drank, de misdaad. Even- hard en brutaal als de werkelijk heid snijdt hij zulke taferelen in het 'hout - schrijnend en schokkend. SLA IN TRANSPARANT JASJE Geplukt, schoongemaakt en doorzichtig verpakt, gereed voor verkoop in winkels en op supermarkten; zo verlaten te genwoordig kroppen sla (150 p. minuut) een verpakkingsmachi ne die op rubber banden in Ca- lifornië door de akkers kruipt. Voorda: de machine in het veld komt, hebben plukkers de sla reeds afgesneden en ontdaan van de overtollige bladeren en stronken. Als dan de verpak kingsmachine arriveert, worden de kroppen opgeraapt en auto matisch verpakt in een soepele, sterke, transparante film, die hiervoor door Goodyear ver vaardigd werd. Door deze voor bewerkingen nemen de kroppen sla minder ruimte in dan vroe ger, hetgeen de transportkosten in belangijke mate drukt. Bovendien blijft de versheid van het produkt langer behou den. De huisvrouw, uiteraard de belangrijkste schakel in het geheel, kan door het doorzich tige verpakkingsmateriaal heen de versheid van de sla vaststel len. Ook in Nederland neemt voor zelfbedieningsdoeleinden de plastic verpakking van de groenten toe, maar aan verpak kingsmachines voor het West- land zijn wij wellicht nog niet toe. (Dia) OSSEWORST Ten onrechte wordt vaak ge meend, dat verse worst altijd van varkensvlees wordt ge maakt. Joodse slagers maken al eeuwen lang worst van rund vlees. Daar deze worst vooral in Am-sterdam zeer in trek is, volgen thans andere slagers dit voorbeeld. Osseworst, zo wordt de verse worst van rundvlees genoemd, is licht gepeperd en één nacht gerookt. (Dia) ELEKTRISCHE KOFFERSCHRIJFMACHINE Elektrische schrijfmachines zijn nu ook in kofferuitvoering ver krijgbaar, -maar voorlopig alleen nog in de V.S. De machine waar het hier om gaat kan worden aangesloten op de normale net- stroom, maar loopt ook op de stroom' uit een nikkelcadiunj.- batterij, die erbij geleverd kan worden. Deze batterij kan 300 maal opnieuw geladen worden. De voordelen van een elektri sche macine zijn bekend; zij vraagt minder energie van de gebruiker of gebruikster, heeft groter doorslagvermogen en geeft 'n onberispelijk regelmatig schrift. FEUILLETON door Henk van Heeswijk 10 Bea keek hem aan en glimlachte fijntjes. .Sigaretten roken stompt de hersens af, nietwaar?' Hij haalde zijn schouders op. „Je moet een motief hebben, als je iets verbiedt. En het doel heiligt de mid delen. U zult het wel met mij eens zijn, dat een mens gauw verslaafd is aan het roken?' Bea knikte. „Inderdaad. Dat beaam ik ten volle. Daarom probeer ik mdjn oudere kinderen ervan te weerhouden te beginnen aan het roken van sigaretten. Om het goede voorbeeld te geven, rook ik ze zelf ook niet." Bea knikte. „Heel lofwaardig," antwoordde ze op zal vende toon. Maar diep in haar gedachten zei ze tot zich zelf: „B-este Piet, je moogt niet van je Miep. Daar zit 'm de kneep. Een onsje tabak is genoeg voor Piet. Zou die stakker meer krijgen dan een gulden zakgeld in de week?" Maar ze knikte hem vriendelijk toe. „Als mijn collega's wat voor mij over hebben, heb ik wat voor hen over. Uw kinderen zullen mij niet zien roken, hier in huis tenminste." „Fijn. Dank u wel. Ik wist wel, dat u verstandig was, collega." Man, dacht Bea, je moest eens weten hoe verstandig. Om acht uur was ze weer op de „Ruige Hoeve". Maar boer Sangelaar was niet te bereiken. „Hij is naar het dorp, naar een vergadering", was het commentaar. Bea was woest, maar z-e beheerste zich als gewoon lijk. „Ik kom wel eens terug, als er geen vergadering is", was haar bescheid. En op de terugweg dacht ze: Ik krijg je wel, meneer de voorzitter. Let maar eens op: vandaag of morgen loop ik je hier of daar tegen het lijf. Het scheelde niet veel, of het kwam letterlijk uit, want reeds de volgende dag werd Bea uit haar klas weggeroepen door Hoogeboom. In de gang fluisterde hij „Sangelaar zit in het spreekkamertje. Laat je niet in een hoek drukken. Je hebt nu de kans. Over een half jaar niet meer. Ik let wel zolang op je klas. Haast je niet." Gerda streek eens over heur haar en veegde haar krijtvingers af aan haar kousen. Toen klopte ze aan de deur van de spreekkamer en ging naar binnen. Boer Sangelaar, in manchester broek en blauwe kiel, stond bij het raam en keerde zich om, toen Bea de deur ach ter zich gesloten had. Ze wees hem 'n stoel en ging zelf zitten, benen over elkaar. Volkomen zelfverzekerd en rustig keek ze naar zijn norse gezicht en vroeg: „Meneer Sangelaar, wat verschaft mij het genoegen van uw bezoek o.Mer schooltijd?" Een ogenblik was de boer uit zijn evenwicht gebracht. Hij, die gewend was om te bevelen en gehoorzaamd te worden, kreeg nu van een schooljuf een stoel aan gewezen en voor hij zelf was gaan zitten, zat die juf al en had het woord tot hem gericht. Inplaatst van dee moedig bij de deur te blijven staan en af te wachten tot hij zou spreken. Hij zakte op de stoel neer en keek even naar haar genylondende been. Maar meteen keek hij weer voor zich uit, naar de deur. „Juffrouw van Laar," begon hij, „misschien hebt u een paar dingen niet goed begrepen, toen u hier kwam als juffrouw voor de beide laagste klassen. En daarom wil ik u dit even onder de ogen brengen. Dit is een vrije school, gesticht door een vrij schoolbestuur. Wij, als schoolbestuurders, zijn er verantwoordelijk voor en van die verantwoordelijkheid zijn we ons alle dagen terdege bewust." „Dat is heel prettig om te horen, meneer Sangelaar. Dan ben ik ervan overtuigd, dat de belangen van het personeel bij u en uw medebestuursleden in z-eer goede handen zullen zijn." Sangelaar was opnieuw van zijn stuk gebracht en keek haar verbaasd aan in het lachende gezicht. „Mens, ik heb het niet over het personeel daar zorgt de staat voor. Dat valt buiten onze bevoegdheid. Maar de kin- ders die zijn aan onze zorgen toevertrouwd en „Pardon, meneer Sangelaar, die zijn aan onze zorgen toevertrouwd. Daarvoor zijn wij, onderwijzers en on derwijzeressen, nietwaar?" „Juffrouw van Laar, ik wil niet, dat u me iedere keer in de reden valt. Om kort te zijn: U hebt me op gezocht op de boerderij en daar wil ik verschoond van blijven. Als u wat met het bestuur te bespreken heeft, geeft u dat door aan het schoolhoofd en deze bespreekt dat met ons." Bea glimlachte opnieuw en knikte. „Dat weet ik zelf heel goed. Maar ik had niets te bespreken met hel bestuur. Ik had alleen maar meneer Sangelaar willen spreken. Met andere woorden: U, persoonlijk." Hij keek haar stom verbaasd aan. „Mij? Waarom?' „O, ik heb zo mijn eigen manieren om orde en tucht bij te brengen bij de kinderen en van uw dochter Hein tje hoorde ik, dat u daar bezwaren tegen hebt. Ik wilde daarom wel eens van u weten, welke bezwaren u kunt hebben tegen het invoeren van een ordemaatregel in mijn beide klassen." „Juist, juffrouw van Laar, daarvoor kwam ik ook hier. Ik meen, dat de boodschap, die ik aan mijn doch tertje meegaf, duidelijk genoeg was. We houden hier in Elshoven niet van kadaverdiscipline en „Maar, meneer Sangelaar, wat een groot woord. Weet u wel, wat dit betekent? Dat is een origine duitse uit drukking en die houdt in, dat men zonder enige restric tie alles moet doen, wat opgedragen wordt. Alles, me neer Sangelaar. En ik wil mijn kinderen uitsluitend beletten, -dat ze als halve wilden de klas uitstormen, als de bel gaat. Dat ben ik zo niet gewend. In mijn klas gaan de kinderen netjes, twee aan twee, rustig lopend - dus niet marcherend - naar buiten. En in de school 's morgens en 's middags eveneens weer rustig, twee aan twee lopend. En wilt u dat vergelijken met kada verdiscipline? Kom nu, meneer Sangelaar, u als de grootste en meest ontwikkelde boer van Elshoven? Nee, dan weet ik weï, dat u verstandiger bent. Ik heb die eerste morgen een veel te goede indruk van u gekre gen." Sangelaar keek het meisje achterdochtig aan in de thans ernstige trekken van haar gezicht. Nam ze hem nu in de maling of meende ze het? Maar voor hij kom- mentar kon geven, stond Bea op en zei: „U begrijpt, ik kan mijn klas niet te lang alleen laten. En wilt u me een plezier doen en me in het vervolg niet meer onder schooltijd uit m'n klas halen? Dat is niet bevor derlijk voor de rust onder de leerlingen, ziet u? Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat u ten allen tijde vrije toegang hebt in mijn lokaal. Ik zal het bezoek van u en uw bestuursleden, maar vooral van u, meneer San gelaar, zeer op prijs stellen." Ze stak hem vriendelijk lachend haar hand toe en toen Sangelaar die werktuigelijk drukte, knikte ze nog maals en verdween toen weer naar haar klas. Om half twaalf nam het hoofd haar mee naar het spreekkamertje. „Hoe hebt u dat klaar gespeeld, kleine heks? Sangelaar was zo mak als een lammetje en ver klaarde, dat hij bij nader inzien wel wat zag in uw maatregelen. Hij beval ons die ook toe te passen. Zijn we daar even klaar mee?" Bea knikpoogde naar hem en zei: „Weet u, meneer Hoogeboom, men kan meer vliegen vangen met stroop dan met azijn. Bewerk 's mensen ijdelheid en je wint het van ze." „De eerste ronde is in ieder geval voor u, juffrouw van Laar. Maar dat wil nog niet zeggen, dat u de wed strijd hebt gewonnen." „Een voorsprong is in ieder geval een morele winst," verklaarde Bea wijsgerig en daarmede was haar baas het eens. HOOFDSTUK 10. De verdere drie weken van de eerste schoolmaand in Elshoven verliepen rustig zonder verdere incidenten. De kinderen waren nu gewend aan de nieuwe juf, zoals ze overigens door alle dorpelingen nog steeds genoemd werd en er was zelfs een soort band onotstaan tussen de meeste kinderen en Bea. Haar vijfjarige ervaring in de stad kwam haar hier nu goed van pas en bepaald lastige kinderen had ze in geen van beide klassen. De enige, die nog wel eens uit de band wilde springen, was Heintje Sangelaar, de jongste van de voorzitter. Bea vond het kind een probleem. Altijd lag er een norse trek over het rode gezicht en tijdens het speelkwartier stond ze meestal in haar eentje te kijken. Meespelen met de andere kinderen deed ze zelden of nooit. Toen Bea van Hoogeboom hoorde, dat Sangelaar weduwnaar was en Heintje haar moeder nooit gekend had, begreep ze, dat het kind gebrek aan liefde had. Vandaar, dat ze het kind een beetje bemoederde en een heel enkele maal liefkoosde. Doch het meisje was verschrikkelijk wantrouwend van aard en zocht overal iets achter zo dat Bea heel voorzichtig met haar te werk moest gaan. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1963 | | pagina 5