SUodsz
(Uts*
BEA wini het pleit
„DE DUINSTREEK"
VRIJDAG 20 SEPTEMBER 1963
Tweede blad
Hew we jullie allegaar un mooie
vekansie had? Ok wel allegaar
wegregend zeker? Je kenne be
ter doen zoas ik. In de zeumer
zitte we an de Rivièra of in Ita
lië en as het november worren
is den make we damme as de
weerlicht in Zwitserland kom-
me en deer blaive me den tot
mai of deeromtrent.
Je hew we in die kontraie puur
beter weer as hier, weer je zo
wat elleke dag loupe te huftere
van de kou. Wel kom ik nou en
dennis nei Skorl om een stuk-
kie te skraive for de krant, van
al die berrege worre je zo seis,
bar. Maar as dat dein is, gane
me waif en ikke weer gouw te
rug. Ut kost wel 'n paar cente
maar je leve maar ien keer hei?
Me gane oftig mit ze viere
uit nei ut buiteland, maar deu-
ze keer zaide dat are koppel
dat ze nag nooit op de Veluw^
weest ware. Dus benne we
maar met ze tweiën nei de
Fransozen tuint. Van dat are
stel krege we net een boskippie
toene we lekker in ut sontje
lagge te sprage. Ze hadde op un
zaterdag op ut end van augus
tus alles op derlui auto bon
den, skreve ze, maar het regen
de wel zo verlegen erreg dat ze
ut eerst nag een taidje ankeken
hadde. Toe ut maar hoze bleef
hewwe ze toch de automobiel
maar anslingerd. Ze gonge over
Purremerend en in de Skerre-
mer most die kerel elleke klap
skeet uit ze wage om te kaike
of alles nag wel vastzat op ut
dak. Ut woei deer verlegen en
regene mense, verskrikkeluk.
Netuurlik ben ze eerst bai
windjewaai omreden want ze
wiste an de Rivièra ienrnal be
ter de weg as in Nederland.
Maar teuge de eivend kwame ze
den in derlui ,vekansiecentrum'
hiet zoo'n stuk land docht ik.
Alles was deurnat regend en in
ut huissie weer of ze in moste,
hadde zeker eerst rotte weunt
of zuks of zain, zo stonk ut ur.
Vanzelf ware ze toen al puur
saggerainig, en dut wier der
niet beter op toen ze te bed
wouwe.
De dekes zate vol gate en de
kusses ware te smerig om an te
pakke. Efain, nei veel vaive en
zesse ben ze den toch nag onder
de mannefakture raakt. Je zoue
wel denke wat wordt die kirrel
verveulend, maar sogges regen
de ut nag, en het bleef zowat
vaif dage agtermekaar plenze.
Op dat kampeerterrain, je
kenne beter zegge krepeerter-
rain, ware vezelf ok mense mit
klaine ikndere, en as ut us ien
keertje niet zo bar hard regen
de woude de joons ok wellis wat
aars den alsmaar Lego bouwe
en boekies kaike. Jammer ge-
nog was ut der zo pruttig dat
ze as turreke weer bai derlui
moeder terugkwamme. Die kon
den maar weer zorrege dazze
drouge klere an der barsie kre
ge en buiten drouge gong niet
vezelf. Ien zoon vrou die der
brakkies al vaif keer are klere
antrokken had in twei uur taid
vond op ut lest wat uit. Ze hong
een paar broekies en hessies bo-
ve ut Butagasvlammetje te
drouge, maar ja je begraipe ut
wel zeker? Juist, toe ze effies
niet uitkeke ware de klere al in
de fik vlogen.
Efain, zoas ik al zaide hewwe
die mense vaif dage in een goor
huissie zitte motte en toe ware
ze zo spuugzat, dat ze van ar-
remoet maar weer nei Skorl
gaan benne. Hier benne ze de
rest van derlui vekansie tebed
kropen. Dps, mense, je kenne
main gerust gelouve, as je ve
kansie hewwe, kenne je beter
un end weggaan en as dat niet
ken, kruip den maar tebed.
Je \kenne ok zo hallef sep
tember gaan netuurlik, want
nou ik dut skraif is ut eigeluk
hoogzeumer. Die paar jonge
maide die hier nag benne loupe
der nagal blotig bai en dat
hewwe ze zowat de hille zeu
mer niet doen kennen. Jammer
want eerluk gezaid zien ik dat
liever den jullie allegaar in je
Sundese pak. Dut moete je niet
amime waif zegge hoor, want
die hep an de Rivièra al genog
op me moppert. Maar watte je
deer ziene, nou, nou, deer zei ik
maar niet over begine, want dut
is een nette krant.
Boekbespreking
De tweede
Grote Vier Omnibus
Zaterdag 21 september 1963 ver
schijnt in de reeks Omnibus-uitga
ven de tweede grote vier omnibus.
De Tweede Vier Omnibus opent
met
Boefje
van M. J. Brusse, het bekende ver
haal van het Lombroso-klantje,
door Brusse zo liefdevol getekend.
Marie Jozeph Brusse
werd geboren op 26 juli 1873 te
Amsterdam, waar hij de Van der
Palmschool bezocht en de 3-jarige
h.b.s. Op beide scholen trokken zijn
Nederlandse taaiopstellen reeds de
aandacht. In zijn h.b.s.-tijd was hij
redakteur en mede-oprichter van
een schoolblad. Zijn eerste grotere
novellistische opstellen heetten ,Het
vlammetje van de kaars' en ,De
geschiedenis van een dubbeltje'. Dit
laatste hield, achteraf beschouwd
het karakter in van zijn latere werk
Onder de mensen': het dubbeltje
immers was ongezien bij alle le
vensverschijnselen aanwezig en ver"
telde daarvan.
Zijn jongensideaal was dokter te
worden. Het geld was er echter
niet voor, en voor de studie van
militair arts werd hij afgekeurd.
Toen richtte hij zich op de jour
nalistiek- In 1888 werd hij als leer
ling aangenomen door J. de Koo
van De Amsterdammer, Dagblad v.
Nederland. Zijn eerste zelfstandige
gemaakte grote reportage was het
verslag van de begrafenis van ko
ning Willem III.
Toen De Telegraaf werd opgericht
ging M. J. Brusse naar deze krant
over. In 1892 kwam hij bij de Nw.
Rotterdamse courant, waar hij na
de dood van de 80-jarige H. Heijer-
mans sr. diens opvolger werd als
eerste verslaggever. Hij schreef de
verslagen van de belangrijkste ge
beurtenissen en voorvallen in Ne
derland en vaak ook in het buiten-
iand. Tussen zijn redakteurs- en
verslaggeverswerk door schreef hij
zijn eerste reeks zondag-feuilletons
„Een dierenkolonie in een Holland
se stad."
Hoefje" ontstond als gevolg van
Brusse's bemoeienis met Pro Juven-
tute. Deze feuilletonreeks in de
N.R.C., later als boek verschenen,
werd zijn grote succes (omgewerkt
tot toneelstuk haalde het 800 op
voeringen) en was ook van invloed
cp de latere kinderwetgeving.
Na „Boefje" volgde „Landloperij'.
waarvoor Brusse, als eerste journa
list in Nederland, er op uit trok
in vermomming, zoals hij ook reeds
voor „Van af- tot aanmonsteren"
gedaan had. Op zijn verzoek werd
hij nu vrijgesteld van redactioneel
werk en kreeg hij zijn eigen ru
briek .Onder de mensen'. Hier vond
hij vrijheid om naar eigen verkie
zing over alles te schrijven wat hem
in het mensenleven belangrijk
voorkwam.
Op 5 januari 1941 is M. J. Brusse
overleden.
De tweede grote figuur in deze
nieuwe Omnibus is Herman Heij er-
mans, die ook publiceerde onder de
pseudoniemen Samuel Falkland,
Koos Habbema en Ivan Jelako-
witch.
De eerste Falklandjes versche
nen. Er zouden er nog honderden
volgen, wisselend van gehalte, vol
humor en mededogen, vol fantasie,
scherp waargenomen, vaak mees
terlijk. Het eerste toneelstuk, Dora
Kremer, viel in 1893 na vernieti
gende kritieken. Drie weken later
had de eenakter Ahasverus, als
vertaling uit het Russisch gelan
ceerd, groot succes. Na enige maan
den maakte Heijermans de mystifi
catie bekend. Vele critici hebben
hem dit nooit vergeven. Pas in 1898
waagde hij zich opnieuw aan een
toneelstuk: Ghetto. Het werd op
kerstavond opgevoerd als eerste
van een reeks kerstpremières en
had groot succes. In 1897 had
Heijermans, die inmiddels ontslag
bij De Telegraaf had genomen, ,De
Jonge Gids' opgericht. Onder eigen
naam en onder een aantal pseudo
niemen schreef hjj dit maandblad
voor de helft vol met een niets
verbloemend realisme. Kamertjes
zonde' is een typisch voorbeeld uit
zijn Sturm und Drang'-periode.
Op Ghetto volgde in 1899 de bur
gerlijke zedenkomeriie Het zevende
gebod en met Kerstmis 1900 Op
hoop van zegen. Heijermans naam
als toneelschrijver was nu in eigen
land gevestigd en internationale be
kendheid kwam snel.
Hij stierf in de morgen van de
22ste november 1924 te Zandvoort.
In Duczika,
geschreven in zijn Berlijnse tijd,
heeft Heijermans ons een van zijn
begaafste scheppingen geschonken.
Hoe kostelijk is het begin als Erich
Schriller met zijn vriend Poldi bij
Laurie en haar dochters op bezoek
komt met wijn en kreeft. Hoe ze
ker en onmiddellijk worden Erich,
Poldi, Lotte en het nichtje en Duc
zika zelf getypeerd, de barbier en
zijn vrouw, de pandjesbaas, de
portier en de huiseigenaar, die hele
bonte, vreemde en bitter harde we
reld. Het is een somber boek, Duc
zika, maar het is een levendig boek
en de humor en het sarcasme van
Heijermans vindt men er op zijn
best, evenals zijn menselijkheid.
Het is ook bijzonder boeiend, niet
alleen omdat er een moordzaak in
voorkomt, maar omdat het leven
in het Berlijn van vóór de Eerste
Wereldoorlog, dit onverbiddelijke
leven in die wereldstad er zo dui
delijk, zo onontkoombaar juist in
wordt getoond. Om die onverbid-
delijkhejl, omdat de tend enz ner
gens hinderlijk naar voren schuift,
omdat er zelfs een oplossing komt
voor Duczika, heeft deze roman een
tragische grootheid. Er zijn niet
veel romans in de Nederlandse li
teratuur, die het eigen tijdperk
overleven. Deze behoort tot de wei
nige.
De derde auteur in de Tweede
Grote Vier Omnibus is een Vla
ming. Een nog levende Vlaming,
letterlijk en figuurlijk: Gerard Wal
schap.
Walschap's oeuvre is zeer omvang
rijk- Hij debuteerde als dichter met
Liederen van leed en Loutering en
schreef ook toneelstukken, kinder
boeken, enz.
Het zijn echter vooral zijn romans,
waarmee Walschap zich onbetwist
een eerste plaats in onze letter
kunde heeft veroverd.
Marnix Gijsen schreef over hem:
Zijn werk is een steen des aan
stoots geworden omdat hij, indi
rect, kritiek uitgebracht op zekere
toestanden in opvoeding, onderwijs
en moraal en omdat hij de idylli
sche Vlaamse dorpen en provin
ciestadjes bevolkte met erfelijk be
laste, op de rand van waanzin en
rede levende bedreigde normalen
en onmiskenbare abnormalen. Be
zwaarlijk zou men zijn voornaam
ste boeken tot „de gezonde volks
lectuur" kunnen rekenen, maar zijn
ongenadig zoeken naar waarheid
zijn onbevreesd naderen der men
selijke grenzen (zie het halluci-
nante en meesterlijke Genezing
door aspirine) verlenen aan zijn
werk een zeer bijzondere beteke
nis."
De in deze Omnibus opgenomen
roman
Houtekiet
is de merkwaardige historie van
Jan Houtekiet, heerser over een
klein rijk, dat hij ergens in Vlaan
deren zelf heeft gesticht. Men kan
dit verhaal zien als een hulde aan
het leven, de natuur en de mens,
die er door zijn scheppende kracht,
als held in slaagt de grenzen van
goed en kwaad te verleggen en
nieuwe zedelijke normen tot de zij
ne te maken.
Tenslotte: Frans Masereel, Vlaams
schilder en graficus, die de rij be
sluit. Hij is in Blankenberge ge
boren op 30 juli 1889 en dus thans
74 jaar oud.
Op Masereels eerste verontwaar
digde ,neen' tegen de inperialis-
tische oorlog, waaraan hij van 1916
af in elk nummer van de Geneefse
krant ,La Feuille' uitdrukking gaf,
volgde een hartstochtelijk Ja' voor
het leven, vooral in de beroemd
geworden series houtsneden waar
mee hjj zich in de decennia na de
Eerste Wereldoorlog opwerpt tot 'n
niets ontziend aanklager van zijn
tijd en verkondiger van een nieuwe
toekomst, die de mensheid ten deel
1 zal vallen wanneer ze bevrijd zal
zijn van oorlog en uitbuiting.
In De stad
een beeldverhaal in honderd hout
sneden, dat in deze Tweede Grote
Vier Omnibus is opgenomen, heeft
Masereel een kroniek van zijn tijd
willen geven, en dat heeft hij ge
daan op een wijze, die zijn naam tot
ver buiten de grenzen van zijn va
derland bekend en geliefd heeft
gemaakt. Van al zijn werk is De
Stad misschien wel het treffendst.
Nergens botsen de tegenstellingen
van licht en duisternis, van zwart
en wit, van verwachting en teleur
stellingen, van recht en onrecht,
van weelde en armoede, van goed
en slecht, van vrijheidsdrang en
verdrukking van liefde, en haat
van mooi en lelijk, van leven en
dood zo onbarmhartig op elkaar
als in de imposante maar harde
steenwoestenij van de grote stad.
Op miraculeuze wijze is Masereel
erin geslaagd heel dit koortsige le
ven te vangen. Met simpele mid
delen, levendig illustrerend, met
een feilloos vermogen het vlak
evenwichtig te vullen met groot
geziene, beweeglijke vormen. Hij
voert ons naar fabriekshallen en
stationsemplacementen, naar grote
openluchtbijeenkomsten en revolu
tionaire manifestaties. We zien de
mensen meeleven met een arbeids
ongeval, een verkeersongeluk, een
militaire parade, een bruiloft, een
begrafenis. En steeds weet hij de
massa weer anders voelbaar te ma
ken: soms waardig en beheerst
soms wild en ongeremd, soms ook
tam en dom. Zijn houtsneden ont
hullen echter ook het leven van
enkelingen. De harde en brutale
kanten van het grotestadsleven gaat
Masereel niet uit de weg: de pros
titutie, de drank, de misdaad. Even-
hard en brutaal als de werkelijk
heid snijdt hij zulke taferelen in
het 'hout - schrijnend en schokkend.
SLA IN TRANSPARANT
JASJE
Geplukt, schoongemaakt en
doorzichtig verpakt, gereed
voor verkoop in winkels en op
supermarkten; zo verlaten te
genwoordig kroppen sla (150 p.
minuut) een verpakkingsmachi
ne die op rubber banden in Ca-
lifornië door de akkers kruipt.
Voorda: de machine in het veld
komt, hebben plukkers de sla
reeds afgesneden en ontdaan
van de overtollige bladeren en
stronken. Als dan de verpak
kingsmachine arriveert, worden
de kroppen opgeraapt en auto
matisch verpakt in een soepele,
sterke, transparante film, die
hiervoor door Goodyear ver
vaardigd werd. Door deze voor
bewerkingen nemen de kroppen
sla minder ruimte in dan vroe
ger, hetgeen de transportkosten
in belangijke mate drukt.
Bovendien blijft de versheid
van het produkt langer behou
den. De huisvrouw, uiteraard
de belangrijkste schakel in het
geheel, kan door het doorzich
tige verpakkingsmateriaal heen
de versheid van de sla vaststel
len. Ook in Nederland neemt
voor zelfbedieningsdoeleinden
de plastic verpakking van de
groenten toe, maar aan verpak
kingsmachines voor het West-
land zijn wij wellicht nog niet
toe. (Dia)
OSSEWORST
Ten onrechte wordt vaak ge
meend, dat verse worst altijd
van varkensvlees wordt ge
maakt. Joodse slagers maken al
eeuwen lang worst van rund
vlees. Daar deze worst vooral
in Am-sterdam zeer in trek is,
volgen thans andere slagers dit
voorbeeld. Osseworst, zo wordt
de verse worst van rundvlees
genoemd, is licht gepeperd en
één nacht gerookt. (Dia)
ELEKTRISCHE
KOFFERSCHRIJFMACHINE
Elektrische schrijfmachines zijn
nu ook in kofferuitvoering ver
krijgbaar, -maar voorlopig alleen
nog in de V.S. De machine waar
het hier om gaat kan worden
aangesloten op de normale net-
stroom, maar loopt ook op de
stroom' uit een nikkelcadiunj.-
batterij, die erbij geleverd kan
worden. Deze batterij kan 300
maal opnieuw geladen worden.
De voordelen van een elektri
sche macine zijn bekend; zij
vraagt minder energie van de
gebruiker of gebruikster, heeft
groter doorslagvermogen en
geeft 'n onberispelijk regelmatig
schrift.
FEUILLETON
door Henk van Heeswijk
10
Bea keek hem aan en glimlachte fijntjes. .Sigaretten
roken stompt de hersens af, nietwaar?'
Hij haalde zijn schouders op. „Je moet een motief
hebben, als je iets verbiedt. En het doel heiligt de mid
delen. U zult het wel met mij eens zijn, dat een mens
gauw verslaafd is aan het roken?'
Bea knikte. „Inderdaad. Dat beaam ik ten volle.
Daarom probeer ik mdjn oudere kinderen ervan te
weerhouden te beginnen aan het roken van sigaretten.
Om het goede voorbeeld te geven, rook ik ze zelf ook
niet."
Bea knikte. „Heel lofwaardig," antwoordde ze op zal
vende toon. Maar diep in haar gedachten zei ze tot zich
zelf: „B-este Piet, je moogt niet van je Miep. Daar zit
'm de kneep. Een onsje tabak is genoeg voor Piet. Zou
die stakker meer krijgen dan een gulden zakgeld in
de week?"
Maar ze knikte hem vriendelijk toe. „Als mijn collega's
wat voor mij over hebben, heb ik wat voor hen over.
Uw kinderen zullen mij niet zien roken, hier in huis
tenminste."
„Fijn. Dank u wel. Ik wist wel, dat u verstandig was,
collega."
Man, dacht Bea, je moest eens weten hoe verstandig.
Om acht uur was ze weer op de „Ruige Hoeve".
Maar boer Sangelaar was niet te bereiken. „Hij is naar
het dorp, naar een vergadering", was het commentaar.
Bea was woest, maar z-e beheerste zich als gewoon
lijk. „Ik kom wel eens terug, als er geen vergadering
is", was haar bescheid. En op de terugweg dacht ze:
Ik krijg je wel, meneer de voorzitter. Let maar eens op:
vandaag of morgen loop ik je hier of daar tegen het lijf.
Het scheelde niet veel, of het kwam letterlijk uit,
want reeds de volgende dag werd Bea uit haar klas
weggeroepen door Hoogeboom. In de gang fluisterde hij
„Sangelaar zit in het spreekkamertje. Laat je niet in
een hoek drukken. Je hebt nu de kans. Over een half
jaar niet meer. Ik let wel zolang op je klas. Haast je
niet."
Gerda streek eens over heur haar en veegde haar
krijtvingers af aan haar kousen. Toen klopte ze aan de
deur van de spreekkamer en ging naar binnen. Boer
Sangelaar, in manchester broek en blauwe kiel, stond
bij het raam en keerde zich om, toen Bea de deur ach
ter zich gesloten had.
Ze wees hem 'n stoel en ging zelf zitten, benen over
elkaar. Volkomen zelfverzekerd en rustig keek ze naar
zijn norse gezicht en vroeg: „Meneer Sangelaar, wat
verschaft mij het genoegen van uw bezoek o.Mer
schooltijd?"
Een ogenblik was de boer uit zijn evenwicht gebracht.
Hij, die gewend was om te bevelen en gehoorzaamd
te worden, kreeg nu van een schooljuf een stoel aan
gewezen en voor hij zelf was gaan zitten, zat die juf al
en had het woord tot hem gericht. Inplaatst van dee
moedig bij de deur te blijven staan en af te wachten
tot hij zou spreken. Hij zakte op de stoel neer en keek
even naar haar genylondende been. Maar meteen keek
hij weer voor zich uit, naar de deur.
„Juffrouw van Laar," begon hij, „misschien hebt u
een paar dingen niet goed begrepen, toen u hier kwam
als juffrouw voor de beide laagste klassen. En daarom
wil ik u dit even onder de ogen brengen. Dit is een
vrije school, gesticht door een vrij schoolbestuur. Wij,
als schoolbestuurders, zijn er verantwoordelijk voor en
van die verantwoordelijkheid zijn we ons alle dagen
terdege bewust."
„Dat is heel prettig om te horen, meneer Sangelaar.
Dan ben ik ervan overtuigd, dat de belangen van het
personeel bij u en uw medebestuursleden in z-eer goede
handen zullen zijn."
Sangelaar was opnieuw van zijn stuk gebracht en
keek haar verbaasd aan in het lachende gezicht. „Mens,
ik heb het niet over het personeel daar zorgt de staat
voor. Dat valt buiten onze bevoegdheid. Maar de kin-
ders die zijn aan onze zorgen toevertrouwd en
„Pardon, meneer Sangelaar, die zijn aan onze zorgen
toevertrouwd. Daarvoor zijn wij, onderwijzers en on
derwijzeressen, nietwaar?"
„Juffrouw van Laar, ik wil niet, dat u me iedere
keer in de reden valt. Om kort te zijn: U hebt me op
gezocht op de boerderij en daar wil ik verschoond van
blijven. Als u wat met het bestuur te bespreken heeft,
geeft u dat door aan het schoolhoofd en deze bespreekt
dat met ons."
Bea glimlachte opnieuw en knikte. „Dat weet ik zelf
heel goed. Maar ik had niets te bespreken met hel
bestuur. Ik had alleen maar meneer Sangelaar willen
spreken. Met andere woorden: U, persoonlijk."
Hij keek haar stom verbaasd aan. „Mij? Waarom?'
„O, ik heb zo mijn eigen manieren om orde en tucht
bij te brengen bij de kinderen en van uw dochter Hein
tje hoorde ik, dat u daar bezwaren tegen hebt. Ik wilde
daarom wel eens van u weten, welke bezwaren u kunt
hebben tegen het invoeren van een ordemaatregel in
mijn beide klassen."
„Juist, juffrouw van Laar, daarvoor kwam ik ook
hier. Ik meen, dat de boodschap, die ik aan mijn doch
tertje meegaf, duidelijk genoeg was. We houden hier in
Elshoven niet van kadaverdiscipline en
„Maar, meneer Sangelaar, wat een groot woord. Weet
u wel, wat dit betekent? Dat is een origine duitse uit
drukking en die houdt in, dat men zonder enige restric
tie alles moet doen, wat opgedragen wordt. Alles, me
neer Sangelaar. En ik wil mijn kinderen uitsluitend
beletten, -dat ze als halve wilden de klas uitstormen,
als de bel gaat. Dat ben ik zo niet gewend. In mijn klas
gaan de kinderen netjes, twee aan twee, rustig lopend
- dus niet marcherend - naar buiten. En in de school
's morgens en 's middags eveneens weer rustig, twee
aan twee lopend. En wilt u dat vergelijken met kada
verdiscipline? Kom nu, meneer Sangelaar, u als de
grootste en meest ontwikkelde boer van Elshoven? Nee,
dan weet ik weï, dat u verstandiger bent. Ik heb die
eerste morgen een veel te goede indruk van u gekre
gen."
Sangelaar keek het meisje achterdochtig aan in de
thans ernstige trekken van haar gezicht. Nam ze hem
nu in de maling of meende ze het? Maar voor hij kom-
mentar kon geven, stond Bea op en zei: „U begrijpt,
ik kan mijn klas niet te lang alleen laten. En wilt u
me een plezier doen en me in het vervolg niet meer
onder schooltijd uit m'n klas halen? Dat is niet bevor
derlijk voor de rust onder de leerlingen, ziet u? Het
spreekt natuurlijk vanzelf, dat u ten allen tijde vrije
toegang hebt in mijn lokaal. Ik zal het bezoek van u
en uw bestuursleden, maar vooral van u, meneer San
gelaar, zeer op prijs stellen."
Ze stak hem vriendelijk lachend haar hand toe en
toen Sangelaar die werktuigelijk drukte, knikte ze nog
maals en verdween toen weer naar haar klas.
Om half twaalf nam het hoofd haar mee naar het
spreekkamertje. „Hoe hebt u dat klaar gespeeld, kleine
heks? Sangelaar was zo mak als een lammetje en ver
klaarde, dat hij bij nader inzien wel wat zag in uw
maatregelen. Hij beval ons die ook toe te passen. Zijn
we daar even klaar mee?"
Bea knikpoogde naar hem en zei: „Weet u, meneer
Hoogeboom, men kan meer vliegen vangen met stroop
dan met azijn. Bewerk 's mensen ijdelheid en je wint
het van ze."
„De eerste ronde is in ieder geval voor u, juffrouw
van Laar. Maar dat wil nog niet zeggen, dat u de wed
strijd hebt gewonnen."
„Een voorsprong is in ieder geval een morele winst,"
verklaarde Bea wijsgerig en daarmede was haar baas
het eens.
HOOFDSTUK 10.
De verdere drie weken van de eerste schoolmaand
in Elshoven verliepen rustig zonder verdere incidenten.
De kinderen waren nu gewend aan de nieuwe juf, zoals
ze overigens door alle dorpelingen nog steeds genoemd
werd en er was zelfs een soort band onotstaan tussen
de meeste kinderen en Bea. Haar vijfjarige ervaring
in de stad kwam haar hier nu goed van pas en bepaald
lastige kinderen had ze in geen van beide klassen. De
enige, die nog wel eens uit de band wilde springen, was
Heintje Sangelaar, de jongste van de voorzitter. Bea
vond het kind een probleem. Altijd lag er een norse
trek over het rode gezicht en tijdens het speelkwartier
stond ze meestal in haar eentje te kijken. Meespelen
met de andere kinderen deed ze zelden of nooit. Toen
Bea van Hoogeboom hoorde, dat Sangelaar weduwnaar
was en Heintje haar moeder nooit gekend had, begreep
ze, dat het kind gebrek aan liefde had. Vandaar, dat
ze het kind een beetje bemoederde en een heel enkele
maal liefkoosde. Doch het meisje was verschrikkelijk
wantrouwend van aard en zocht overal iets achter zo
dat Bea heel voorzichtig met haar te werk moest gaan.
(wordt vervolgd)