De miljoenennota 1966 Dinie wordt een dame Verdere uitvoering regerings programma in kalmer tempo TWEEDE BLAD DONDERDAG 22 SEPTEMBER 1966 DE HEER A. VRASDONK TER AARDE BESTELD Ongetwijfeld hebt u de cijfers van de begroting voor het komende jaar reeds in de dagbladen gevolgd. In dit artikel willen wjj even ingaan op de achtergronden of zo u wilt de motivering van deze nota, zoals die zjjn neergelegd in de slotbeschouwing van de minister van Financiën, dr. A. Vondeling. Hierin wijst de minster erop dat de rijksbegroting het resultaat is van de afweging van talrijke belan gen en gezichtspunten. Uitgaven voor bepaalde voorzieningen moeten voorrang hebben boven andere. Ho gere uitgaven vergen veelal een ver zwaring van de belastingdruk. Soms moet het belang yan herstel op korte termijn van evenwicht in de volkshuishouding worden afgewo gen tegen de wenselijkheid van ver wezenlijking van doelstellingen op Langere termijn. Een echte tegenstelling behoeft dit laatste niet te zijn. Evenwicht bete kent vooral voldoende besparingen om de investeringen te financiëren en een zo stabiel mogelijke ontwik keling van prijzen en kosten. Deze elementen behouden ook op langere termijn hun grote gewicht. Handha ving van de waarde van de munt is ook een doelstelling op langer zicht. De ontwikkeling van kosten en daar mede van concurrentieverhoudingen is van wezenlijke betekenis voor de groei. De investeringen zullen ook op den duur door besparingen moe ten worden gedekt. Wanneer echter evenwichtsherstel tot stand komt niet door verhoging van besparin gen maar door vermindering van investeringen beneden het peil dat een optimale groei waarborgt, is ex tra waakzaamheid geboden. Aan herstel van verstoord even wicht kent het Kabinet thans een hoge prioriteit toe. De bestedingen zijn nu al enige jaren te hoog; zij overschrijden in aanzienlijke mate de grens, die aan voldoende over schot op de betalingsbalans waar borgt. Mede onder de druk van de aibeidsmarkt gaat de inkomensont wikkeling die van de produktiviteit wel zeer ver te boven. Wanneer de loonstijging drie jaar achtereen bo ven de 10 procent ligt, kan men geen redelijk prijsverloop meer ver wachten. De geldontwaarding wekt toenemen de ongerustheid. Er dreigt een ge wenning aan de hoge nominale stijgingpercesntages van inko mens bij een veel lagere toeneming van de produktiviteit. Evenwichtsverstoring wekt krach ten op tot evenwichtsherstel. De monetaire verkrapping remt de groei van de bestedingen en met name van de investeringen, zowel particuliere als gemeentelijke. De ze rem wordt nu goed merkbaar. De ontwikkeling in 1967, zoals die op dit moment wordt voorzien, wordt er mede door bepaald. Maar deze vorm van evenwichtsherstel is niet de meest wenselijke. Zij zou het nog daargelaten de ruwe werking van het monetaire instrument al leen zijn als ons investeringspeil te hoog was. Dit is niet het geval. Daarom zal geen genoegen mogen worden genomen met stagnerende investeringen maar veeleer naar ver hoging van de besparingen moeten worden gestreefd. Het beleid van het Kabinet is dan ook hierop ge richt. Dat hier de belangen op korte ter mijn en op lange termijn parallel lopen, vindt steun in de onderzoe kingen, die enige tijd geleden zijn aangevat naar de waarschijnlijk c.q. wenselijke economische ontwik keling over een zogenaamd middel lange periode ongeveer vijf jaar. In het voorjaar werd een door een comité van de Euopese Economische Gemeenschap voorbereid vooront werp voor een economisch program ma op middellange termijn gepubli ceerd. Dit document bevat de eerste aanwijzingen voor een beleid ter bevordering van een harmonieuze ontwikkeling in de eerstkomende ja ren. Er komt duidelijk in naar voren dat voor een zodanige ontwikkeling in het algemeen eerder een relatief achterblijven van het verbruik, dus een vergroting van de besparingen, vereist is. De studie van het Cen traal Planbureau 'De Nederlandse economie in 1970' wijst voor Neder land in dezelfde richting. Het gaat hierbij zeker niet alleen of in de eerste plaats om de par ticuliere bedrijfsinvesteringen in engere zin, hoe belangrijk deze ook zijn voor de toekomstige groei en werkgelegenheid. Het gaat evenzeer om het waarborgen van tal van overheidsvoorzieningen van de voortgang van de woningbouw en van de investeringen van overheids bedrijven. Het zware accent, dat de laatste tijd op het monetaire beleid is ko men te liggen, is mede veroorzaakt door een onbevredigende ontwikke ling bij de rijksfinanciën. De ver wachte bijdrage van die zijde tot een stabiele ontwikkeling is uitgebleven. Dit is niet veroorzaakt doordat tal van nieuwe beleidsbeslissingen zijn genomen die hogere uitgaven ver gen. De ongetwijfeld aanzienlij ke en zeer te betreuren over schrijdingen van de begrotingsbe dragen 1966 zijn voor het overgrote deel het gevolg van tegenvallers van incidentele aard. Het werd intussen dringend noodzakelijk, dat de rijks begroting haar plaats herkreeg bij de effectieve instrumenten die wor den gebruikt om het evenwicht in onze economie te waarborgen of te herstellen. Reeds in de loop van dit jaar zijn, door temporisering c.q. beperking van rijksuitgaven corri gerende maatregelen genomen naast die, welke op andere terreinen tot stand kwamen. Bij het opstellen van de begroting 1967 is de noodzaak deze accentverschuiving door te trekken, bij voortduring een belang rijk punt van overweging geweest. Het is mede hierom dat is vast gehouden aan de eis, dat de budget taire ruimte, beschikbaar voor uit gavenverhoging en belastingwijzi- gingen, zoals die er op grond van structurele overwegingen is bepaald niet mocht worden overschreden. Op het eerste gezicht lijkt dit wel iswaar nauwelijks een anti-cyclisch begrotingsbeleid; immers er gaat van het jaar op jaar vasthouden aan deze ruimte geen compenserende werking uit. In het concrete geval is het anti-cyclische element echter i duidelijk aanwezig. In 1966 is name lijk de uitgavenbegroting en daar- mede de begrotingsruimte aanzien- 1 lijk overschreden. Doordat de con juncturele invloed wordt bepaald door de verschillen met de werke- lijke ontwikkeling van het vorige jaar en niet met de ontwerp-be- groting 1966 betekent terugkeer I binnen de structurele ruimte in 1967 een beperking van de impuls. De analyse die in de miljoenennota wordt gegeven van de invloed van de begroting op de conjunctuur toont dan ook aan, dat de ontwerp-begro- ting uit conjunctureel oogpunt stel lig positief kan worden gewaar deerd. De vraag zou kunnen rijzen, of de bijdrage van de centrale overheid tot de verbetering van de economi sche situatie wel in alle opzichten toereikend is. Wel wijzen de voorlo pige prognose van het Centraal Planbureau voor 1967 waarin met de begroting van 1967 is rekening gehouden op een duidelijk her stel van het globale evenwicht tus sen produktie en bestedingen. De wijze waarop dit wordt bereikt laat echter ruimte voor bedenkingen: de gemeentelijke en particuliere inves teringen staan onder druk. Voor 'n belangrijk deel is dit echter nog het gevolg van de liquiditeitsverkrap- ping in 1966; een wenselijke aanpas sing van de bestedingsstructuur kost tijd. De conclusie mag daarom niet worden getrokken dat een verdere verlaging van het begrotingstekort noodzakelijk zou zijn geweest. Dit zou ook wel op zeer grote moeilijk heden zijn gestuit. De uitgavenover- schrijding van 1966 werkt nl. ten dele in 1967 door, zodat reeds daar om de opwaartse druk op 't uitga- venpeil groot is. Daarbij komt dat, zoais in de miljoenennota is uiteen gezet, de tendentie tot stijging van uitgaven sterk is, waardoor op tal van terreinen temporisering van aanvankelijke voornemens nodig bleek. Ook aan de middeikant zijn aan verdergaande maatregelen gro te bezwaren verbonden. Wat dit laatste aspect betreft moet voorop worden gesteld, dat het Ka binet grote waarde toekende aan een vasthouden van de ingangsda tum van 1 januari 1967 van de ver laging van de loon- en de inkom sten belasting. En dat niet alleen omdat het hier een eenmaal toege zegde en vastgelegde verlichting be treft maar ook omdat de voortdu rende stille drukverzwaring die bij ongewijzigde tarieven optreedt niet als een vanzefsprekende zaak mag worden beschouwd. Anderzijds moet rekening worden gehouden met de noodzaak, dat ook van de kant van de loonontwikke ling een belangrijke bijdrage tot evenwichtsherstel komt. Een rusti ge ontwikkeling van de lonen kan worden bevorderd door het vermij den op korte termijn van ingrepen die, op zichzelf gezien, de toeneming van het reële inkomen enigszins be perken. Het uitstel van de huurver hoging met een half jaar, waartoe het Kabinet ondanks de daarmee gepaard gaande extra budgettaire last heeft besloten, moet tegen deze achtergrond worden gezien. Het zelfde geldt voor de keuze van de dekkingsmaatregelen. Vermeden zijn belastingverhogingen, die direct ver- DE DUINSTREEK hogend op de kosten van levens onderhoud werken. Nu mag niet uit het oog worden verloren, dat evenals zij die tot andere inkomensgroepen behoren, ook de loontrekkenden van de ver beterde overheidsvoorzieningen pro fiteren en dat het daarom redelijk is dat zij een gedeelte van de daar aan verbonden lasten dragen. Toch zou, ook bij volledige erkenning van die redelijkheid door de betrokken partijen, op die erkenning wel een zware wissel worden getrokken in dien in een gespannen situatie, zo als die vooralsnog op de arbeids markt wordt voorzien, die onderlig gende krachten die de loonvorming mede bepalen zouden worden gene geerd. Hoewel een algemene verho ging van de omzetbelasting een es sentieel onderdeel uitmaakt van het dekkingsplan een maatregel die om verschillende redenen boven an dere verhogingen van indirecte be lastingen de voorkeur verdient acht het Kabinet het noodzakelijk, deze eerst op een later en naar het stellig meent te mogen verwachten gunstiger tijdstip te doen ingaan, namelijk op 1 januari 1968. In de hierdoor open blijvende dekkings behoeften voor 1967 wordt voorzien door de extra belastingmiddelen die voortvloeien uit een verklaring van de achterstand in de aanslagrege ling bij de inkomstenbelasting door een verlenging met één jaar van het 47ste punt vennootschapsbelasting en door een tijdelijke verhoging van van accijns die niet de allereerste levensbehoeften raakt. De verhoging van de omzetbelas ting, hoewel eerst later in werking tredend, vormt zoals gezegd een essentieel onderdeel van de rege ringsvoorstellen. En de uitgaven verhoging én de verlaging van de loon- en de inkomstenbelasting rei ken over het jaar 1967 heen en missen tijdelijkheid. Het Kabinet zou het niet verantwoord achten, daar tegenover te volstaan met een dek king die voor een groot deel slechts voor 1967 geldt en daarmee het wezenlijke probleem naar zijn op volger verschuift. Al met al is er naar gestreefd met de verschillende gezichtspun ten op evenwichtige wijze rekening te houden. Het begrotingsbeeld voor het komende jaar is ook bevredi gend als men naar het saldo en de financiering ziet. Het Rijk zal zijn behoeften aan langlopende midde len geheel kunnen dekken met de gelden die op de voorinschrijfreke ningen accumuleren. Op de open ka pitaalmarkt behoeft voor de dek king van het tekort van volgend jaar geen beroep te worden gedaan integendeel, de aflossingen leiden nog middelen naar die markt toe. Voor de andere sectoren en met na me voor de gemeenten betekent dit een dringend noodzakelijke bijdrage tot de oplossing van hun financie ringsproblemen. De middelen die thans, ook met behulp van de cen trale financiering, op de kapitaal markt kunnen worden gevonden schieten immers verre te kort om zowel een redelijk peil van investe ringen als een noodzakelijke ver mindering van de vlottende schuld van de lagere overheid te waarbor gen. Twee opmerkingen moeten aan deze beschouwing rond de begroting 1967 nog worden vastgeknoopt. De eerste is, dat de verbetering van de rijksfinanciën van 1966 op 1967 en dus ook de gunstige conjuncturele werking, geringer zouden zijn naar mate ook in 1967 overschrijdingen er op te vertrouwen, dat verrassingen in de vorm van tegenvallers van de aard en de omvang als in 1965 en 1966 zijn opgekomen zich in 1967 niet zullen herhalen. In ieder geval zal de strikte begrotingsbewaking, dit wil zeggen het afzien van beleidsbe slissing die tot hogere uitgaven lei den, gehandhaafd blijven. Dit leidt tot de tweede opmerking, nl. dat de terughoudendheid die voor 1967 ten uitgave is betracht, er niet toe mag leiden dat bij 'n verbetering van het economische klimaat in het komende jaar deze druk weer zou worden verminderd en aanvullende begro tingen zouden worden toegestaan (behoudens eventueel ten behoeve van een verhoging van het aantal woningwetwoningen). Zou er al, door een snelle verbetering van de betalingsbalans en van de prijs ontwikkeling, een zekere ruimte in de economie ontstaan dan zouden daarvan toch in de eerste plaats de onder druk staande investeringen, zoals die van de gemeenten, moeten profiteren. Bovendien betekent een handhaving van de ingediende be groting 1967 niet meer, dan dat de terugkeer naar het structuele be- grotingskadel wordt bestendigd. Deze terugkeer is van wezenlijke betekenis ook voor een evenwichtige ontwikkeling op langere termijn. Voorwaarde daarvoor is een juiste verhouding tussen sparen en inves teren. Hiervoor is er al op gewezen dat het er daarbij vooral om zal gaan de totale nationale besparin gen te vergroten. De overheidsbe- sparingen kunnen daarbij een be langrijke rol spelen. Zij doen dit in feite ook en dan met name de be sparingen bij het Rijk. De verbetering van de begroting 1967 ten opzichte van de vermoede lijke realisatie 1966 houdt een aan zienlijke toeneming van deze be sprekingen in. Zij stellen het Rijk in staat alle eigen investeringen te financieren en daarenboven hetzij door investeringsbijdragen hetzij door kredieten middelen ter be schikking te stellen voor financie ring van investeringen in andere sectoren. Dit geldt in het bijzonder voor de lagere overheid (incl. wo- ningwetbouw). Hier immers vinden hoewel de eigen investeringen aan zienlijk omvangrijker zijn dan bij het Rijk, besparingen in veel minde re mate plaats. Het financiële sta tuut voor de gemeenten is gericht op een sluitende Gewone Dienst, een richtsnoer dat bij het Rijk ge heel is verlaten. Handhaving van het trendbeleid voor de begroting dus het ver mijden van een overschrijding van de begrotingsruimte voor uitgaven stijging en belastingwijzigingen door B. I. TEN WESEPE Dinie liet zich kussen en verwarmde zich aan zijn liefkozingen doch op een gegeven moment sprong ze overeind. 'Ik heb honger, vriendje.' Hij nam haar bij de arm. 'Dan gaan we ergens lekker eten, mün hartje. En daarna zoeken we een leuke gelegenheid op om w,. te dansen.' Zondagmiddags, toen hij een eindje rond-fietste, zag hij plot seling de creme Chevrolet aankomen. Hij stapte af, terwijl de wagen dichterbij kwam. Achter het stuur zat Ina, naast haar een meisje, dat hij niet kende. Hij w.uifde uit alle macht en riep: 'Hallo, Ina!' De twee meisjes keken koeltjes naar de enthousiaste lachende jongeman, maar regaeerden nauwelijks. Het volgende ogenblik was de wagen verdwenen. Bart Boogstra keek teleurgesteld de auto na. 'Ze keek me nauwelijks aan en gisteravond, toen ik haar in Wageningen thuisbracht, zei ze, dat ze me een schat van een jongen vond. Krijg daar nu eens hoogte van. Of zou ze het niet willen weten voor dat kind naast haar? Vrijdag toch eens vragen....' HOOFDSTUK 11 Jï IEDEREEN VERWENT GREET Dirk Boogstra was hevig geschrokken, toen hij maandags morgens de mededeling kreeg, dat Greet vrijdagsavonds was aangereden door een auto en enkele dagen niet kon komen. Het was meegevallen, maar ze voelde zich nog niet helemaal in orde. Enerzijds was hij er blij om, dat Greet er tamelijk goed van af gekomen was. Maar aan de-andere kant zat hij vreselijk ont hand Feitelijk was er niemand, die haar geheel kon vervangen. Dan Emmy van de loonadministratie maar laten komen. Die was lenminste bij de hand. 's Middags stapte hij in zijn auto en reed naar Arnhem-zuid. In de Huissensestraat zette hij zijn wagen neer en belde aan. Voor het eerst bij haar thuis. Een vrouw opende de deur. 'Mijn naam is Boogstra. Ik kom eens kijken, hoe mijn sekretaresse het maakt, mevrouw.' 'Komt u verder. Het gaat, meneer. Het is gelukkig goed af gelopen.' 'Ik hoorde het vandaag, anders was ik al eerder gekomen.' In de kamer zat ze op een stoel, haar verbonden benen op een bankje. 'Blijf zitten, blijf zitten, Greet. Zo, pechvogeltje, wat moet ik nu zonder jou beginnen? Dat is ook wat? Vertel eens, hoe is het gebeurd?' Ze wees hem een stoel en vertelde: 'Niet opgelet. Een kleinig heidje is tegenwoordig voldoende. Maar het valt mee. Met een paar dagen kan ik misschien wel komen, meneer.' 'Doe maar kalm aan, Greet. We redden ons wel. Natuurlijk gaat het lang niet zo perfekt als met uw dochter, mevrouw.' wendde Dirk zich tot haar moeder. 'Wat dat betreft is Greet vrijwel onvervangbaar. Voor een weekje slaan we ons er wel doorheen.' Hij overhandigde haar een grote doos bonbons. 'Een kleine pleister op de wonde, mag het deze keer?' Ze nam de doos aan. 'Erg vriendelijk van u, meneer, maar dat was natuurlijk niet nodig geweest. Moeder, hebt u al thee? U drinkt toch wel een kopje met ons, meneer?' 'Ik zal even zetten', antwoordde de vrouw en nadat ze uit de kamer gegaan was, zei Dirk zacht: 'Had mijn uitnodiging voor een dineetje maar aangenomen, Greet, dan was het waar schijnlijk niet gebeurd.' Ze kleurde. 'Ik heb hetzelfde gedacht, meneer. Maar wat helpt het? Misschien had u in enkele opzichten wel gelijk.' 'Hoe ben je thuis gekomen?' 'Een andere automobilist, die de aanrijding zag, hielp me dadelijk. Hij reed me naar een dokter, die me verbond en daar na naar huis. Een meneer Ten Hage.' 'Piet, toch niet?' 'Kent u hem?' 'Ja, de familie Ten Hage kennen wij. Mijn ouders en zijn ouders waren indertijd huisvrienden. Piet heeft nog een zuster, Florrie. Hun vader is drie jaar geleden gestoven. Piet is een aardige kerel, maar een verstokte vrijgezel.' 'Houdt dat laatste een discriminatie in, meneer?' Hij lachte. 'Het is maar, zo je het beziet, he? Ik durf dat niet te beamen, want jij bent het ook.' Ze bracht het gesprek op een ander onderwerp. 'Wie helpt u nu?' 'Emmy. Ze was erg zenuwachtig vanmorgen, maar ze slaat zich er wel door.' 'Als u haar hierheen stuurt, kan ik haar wel enkele instruc ties geven.' 'Niet nodig Greet. Al zal het niet zo perfect gaan als onder jou beheer, des te meer leer ik je misschien waarderen.' 'U overdrijft weer, meneer. Emmy heeft ook capiciteiten.' 'Gelukkig wel. Al kan ze niet in jouw schaduw staan.' Dezelfde middag, een uurtje later, maakte Piet ten Hage zijn opwachting. 'Uw fiets is in de reparatie, juffrouw Kalsman.. Tegen de tijd, dat u weer aan de slag kunt, is-ie in orde. En hoe maakt u het?' 'Uitstekend, meneer Ten Hage. Het is een kwestie van ge duld. Maandag zal ik wel gaan werken, veronderstel ik.' 'Waar werkt u?' 'Bij Boogstra's Handelsonderneming.' 'O, bij Dirk. Ik ken Dirk Boogstra wel. Wacht eens.... er schiet me iets te binnen. Verleden jaar was ik bij hem op zijn kantoor. Janu weet ik hetik heb u daar gezien. Bent u niet zijn sekretaresse?' 'Ja meneer. Dat klopt.' 'Het is toen helemaal niet tot me doorgedrongen. Hij had het er over, dat hij nu eindelijk een juweel had. Daar bedoelde hij u natuurlijk mee.' 'Meneer Boogstra overdrijft graag', antwoordde ze lachend. 'Ik heb wat te lezen voor u meegebracht. Daar hebt u nu alle tijd voor, he? Wat tijdschriften en pockets.' Greet keek getroffen naar de stapel lektuur, die hij voor haar neerlegde. 'Dat kan ik toch eigenlijk niet doen, meneer. U hebt me al zo verwend met die bloemen - ze wees naar de vaas - en nu dit. Hij lachte vrolijk. 'Kom, kom, wat betekenen die paar blaadjes een kleine attentie. Of houdt u niet van lezen?' 'Zeker, dat wel. Goed, ik accepteer het, omdat ik het ont zettend op prijs stel. U bent erg vriendelijk voor me geweest. Maar hier moet het echt bij blijven, belooft u dat?' Piet haalde zijn schouders op. 'Misschien. Ik had met u te doen, vrijdagavond. Ik vond dat u er zo zielig uitzag.... ach, waarom mag ik u niet een beetje verwennen? Zo ben ik nu eenmaal, vraagt u maar aan mijn zusje. O ja, ze heeft met belangstelling naar het verhaal geluisterd. Ik heb het haar moeten vertellen, want er was iets uit uw tasje gegleden - hij haalde het uit zijn zak en overhandigde het haar - een poeder doosje, geloof ik, niet? Florrie - dat is mijn zus - zag 'm in de auto liggen. Nou, toen moest ik vertellen, met wie ik uit ge weest was. Dat was helemaal niet het geval, nietwaar? Dus ver telde ik van uw ongelukje. Ze zei: Doe dat meisje de groeten en wens haar beterschap. En dat doe ik bij deze.' 'Dat is erg aardig van uw zuster, meneer. Wilt u zeggen, dat ik het erg prijs stel?' 'Dat doe ik.' De volgende dag belde Florrie aan. Beleefdheidshalve werd ze ook binnengelaten, toen ze zich voorgesteld had. Ze drukte Greet de hand. 'Ik hoop, dat u me niet brutaal vind, maar ik kom kijken, of ik iets voor u kan doen. Mannen zijn in die dingen zo onhandig, nietwaar? U moet wel een hele salto gemaakt heb ben, dat Piet er zich mee bemoeide. Hij heeft anders helemaal geen oog voor vrouwen. Vandaar, dat ik een beetje nieuwsgie rig was naar de jongedame, die hij verwende met bloemen. Ja, hij vertelt me altijd alles. We zijn erg op elkaar gesteld, juffrouw Kalsman. En hoe gaat het nu?' Greet, getroffen door de warme hartelijkheid van de bezoek ster, getuigde, dat het iedere dag beter ging. 'Morgen gaat het verband er af, heeft de dokter gezegd. Maandag zal ik wel aan het werk aan, neem ik aan.' 'Doet u maar kalm aan, hoor. En als u beter bent, wat voor zichtiger zijn. Het is tegenwoordig zo gevaarlijk op de weg, niet?' houdt, zolang de berekening van die ruimte is gebaseerd op een on gewijzigde begrotingssaldo, is dat ook een toeneming van rijksinveste ringen, van investeringsbijdragen en van kredieten in hogere eigen be sparingen haar dekking vindt. Dit is ook noodzakelijk zolang de ver houding tusssen besparingen en in vesteringen in de andere sectoren dan het Rijk zich, structueel gezien, niet duidelijk ten gunste van de besparingen wijzigt. Tekenen die daarop wijzen zijn er niet. De fei telijke ontwikkeling in het recente verleden lijkt eerder op het tegen deel te duiden. Ook de reeds ge noemde studie van het Centraal Planbureau 'De Nederlandse econo mie in 1970' bevat allerminst aan wijzingen daarvoor. Wanneer dan ook bij het bepalen van het beleid voor 1967 een vasthouden aan het structurele begrotingskader uit gangspunt is geweest, is dit geens zins uitsluitend geschied op grond van conjuncturele overwegingen of vanwege een tijdelijke schaarste op de kapitaalmarkt doch integendeel primair met het oog op de bevor dering van een optimale groei op langere termijn. Een verhoging van de besparingen om de noodzakelijke groei van de investeringen te kunnen bijhouden moet echter niet alleen van de overheid komen. Hoe groter de bij drage van particuliere zijde kan zijn, hoe beter. Dit niet alleen met het oog op de aspecten van persoon lijke bezitsverming, maar ook omdat voorzover vergroting van overheids- besparingen een zwaardere belas tingdruk vergt, daaraan toenemende bezwaren zijn verbonden; de netto toevoeging aan het totaal van de besparingen kan daardoor geleide lijk minder worden. Het Kabinet heeft daarom ge meend, dat een actie gericht op vergroting van de prive-besparin- gen nuttig is en gunstige resulta ten zal kunnen opleveren. Het ver trouwt, dat tegen de achtergrond van het in zicht komend evenwichts herstel gesteund door de budget taire op ruime schaal bereidheid zal bestaan, aan een oproep in die richting gevolg te geven. Dit niet in de laatste plaats omdat een sla gen van deze acte er ook toe kan bijdragen, dat de druk, die thans door de omstandigheden op de wo ningbouw wordt gelegd, wordt ver minderd. De uitwerking van deze gedachten zal worden neergelegd in een afzonderlijke nota, die binnen kort aan de staten-Generaal wordt aangeboden. De minister besluit zijn beschou wing met op te merken dat zowel bij het economische beleid in het algemeen als bij het begrotingsbe leid problemen van de langere ter mijn sterker de aandacht gaan vra gen. Hoezeer kwesties van van daag en morgen vaak op de voor grond staan, het blijkt steeds meer noodzakelijk onderliggende ontwik kelingstendenties te onderkennen. De studies die in internationaal en natonaal verband worden gemaakt van de ontwikkeling op middellange termijn zijn daar een uitvloeisel van. Daarbij is de noodzaak al gebleken van een verdere verdieping op het terrein van de overheidsfinanciën. Zo bevat, zoals ter plaatse ook na drukkelijk is vermeld, de publicatie van het Centraal Planbureau over de periode 1965 - 1970 daarover nog slechts zeer globale aanwijzingen. In de miljoenennota is aandacht ge wijd aan ontwikkelingen in de afge lopen jaren en ook aan de kwestie van de flexibiliteit. Hieraan zijn voor de toekomst ongetwijfeld ge volgtrekkingen te ontlenen. Reeds nu lijkt het verantwoord vast te stellen dat de stijgingstendenties zo danig overheersen, dat men op kor te termijn voor moeilijke beleids keuzen zal komen te staan. Gepro beerd zal worden het inzicht in de ze problematiek te verbeteren zodat ook bij de opstelling van een re geringsprogramma voor de komende kabinetsperiode daarvan profijt kan worden getrokken. Vaste ontwikke lingslijnen kunnen nu nog niet wor den getrokken; er blijft het element van verschillen in voorkeur. Kwan titatieve aanduidingen zullen echter zeker kunnen worden gegeven. De minister is van oordeel dat de rijksbegroting voor 1967 eeri in financieel-econmiseh opzicht gezonde afsluiting van een aan spanningen rjjke vierjarige peri ode is. Met de aanvaarding er van wordt een veilige brug ge slagen naar de volgende periode die evenmin gemakkelijk lijkt te worden. De vorige week dinsdag overleed plotseling de heer A. Vrasdonk, in leven doodgraver op de Algemene Begraafplaats aan de Kerkedijk. Werkzaam bij de Gemeentelijke Plantsoenendienst had de heer Vras donk de leiding over het onderhoud van de graven op de begraafplaats, die altijd onder zijn toezicht op keurige wijze werden onderhouden. Een haartaanval noodzaakte hem enige jaren geleden dit zware werk te staken, totdat hij dinsdag, 13 sep tember aan een tweede hartaanval overleed. Arie, zoals men hem gewoonlijk noemde, was onder het gemeentelijk personeel, populair en bemind, voor al door zijn oprechtheid en zijn zonnig karakter. Er was dan ook veel belangstel ling tijdens de teraardebestelling. Hij bereikte de leeftijd van drieen zestig jaar. Met hem is weer een rasachte Bergenaar van het dorps toneel verdwenen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1966 | | pagina 5