Over de naamgeving van Nederlands populairste vervoermiddel M, v.d BERGEN - KogencJijk 2 Tel Houtblokken V R IJ E Petroleum voor haarden Huisbrandolie voor c.v. Autoverlichting vaak schrikbarend slecht Vervang tijdig Niet een bril, maar de JUISTE bril Mr. Opticiën D. W. PASTOOR, Bergen BRILLE-BOLLEBOZEN UW BADKAMER AANGEKLEED A VOOR OPEN HAARD DOORSMEREN OLIE VERVERSEN AUTO WASSEN debets- In Nederland heeft in het algemene spraakgebruik de benaming fiets die van het plechtstatig rijwiel vrijwel geheel verdrongen. Vroeger schaf te men zich een rijwiel aan, nu koopt men gewoon een fiets. Alleen in of ficiële stukken blijft men hardnek kig aan rijwiel, wielrijder en wiel- rijden. Er is alles voor te zeggen om de voorkeur te geven aan fiets, fietser en fietsen. Ten eerste omdat deze woorden gemakkelijker in het ge hoor en in de mond liggen; ten 2de omdat wij hier met een typisch Ne derlands woord te maken hebben, dat bepaald uniek kan worden genomed. Vrijwel overal ter wereld kan men een internationaal verband leggen tussen de naam aan de tweewieler geeft; alleen het Nederlandse fiets toont zich hier een buitenbeentje in buitenlandse publikaties is het dan ook een woord dat men bij voor keur niet vertaalt. Men geeft het in de tekst in een vreemde taal netjes tussen aanhalingstekens geplaatst in onze eigen spelling (of wat daarop lijkt) weer: 'fiets, fietser, fietsen'. Laten wij even bekijken hoe buiten de Nederlandse grenzen de fiets wordt genoemd. Wij zien dan al gauw een duidelijk en vaak logisch verband. In Duits sprekende landen noemt men de fiets Fahrrad of afgekort Rad. Het ontstaan van dit woord is vrij duidelijk. Rad is synoniem met wiel, een Fahrrad is een wiel waar op men rijdt. In Engeland en Ame rika gebruikt men de benaming bicycle of biek. Het laatste is vooral in Amerika populair; het is ontstaan to cycle wil zeggen in een kring ronddraaien. Men vindt in deze naamgeving dus ook weer het wiel het ronddraaien als opvallend en be langrijk kenmerk van de fiets terug. In Frankrijk en ook bij de Frans sprekende Belgen heeft men tot aan het einde van de vorige eeuw de Engelse benamingen gebruikt. Men sprak ook daar over cycle, biycle, tricycle, cyclisme en cycliste. Om streeks 1890 begon men daar over bicyclette te spreken, waarbij de Engelse benaming dus gewoon ver franst werd. Naar analogie hiervan ontstond in Spanje bicicleta en in Italië bicicletta. Wie naast deze benamingen he't Ne derlandse rijwiel stelt, ziet een dui delijke overeenkomst. Ook hier is sprake van een wiel, waarop men kan rijden. Er zijn ook andere benamingen ge weest die internationale toepassing hebben gevonden. Wij denken hier in de eerste plaats aan vélocipéde, een Frans benaming die omstreeks 1800 is ontstaan. Aanvankelijk sprak men over vélocifère, gevormd naar analogie van célerfère, de naam die door De Sivrac aan zijn loopfiets werd gegeven. Dit woord was sa mengesteld uit het Latijn celer (vlug) en ferre (dragen). Vélocifère ontstand eveneens uit het Latijn velox (vlug) en ferre (dragen). De benaming vélocipéde heeft als grondwoorden velex (vlug) en pes, pedis (voet). De naamgeving is vrij duidelijk. Het gaat hier om een machine waarmee men zich vlug kon voortbewegen door gebruik te maken van de voe ten. Een vélocipedist was dus een man met vlugge voeten. Het woord vélocipede is ook in Nederland ge bruikt in de beginjaren van de fiets. Het is thans geheel verdwenen. Men vindt het nog terug in de Vlaamse volkstaal als vélo of velo. In de beginperiode van de fiets wa ren in Frankrijk nog andere namen in gebruik die duidelijk verband houden met het hierboven genoem de. Wij denken zo aan céléripède, accélérateur en manivélocitre. Over een andere Franse benaming tast men, wat het ontstaan betreft nog steeds in het duister; dat is namelijk bécane, een aanduiding die om streeks 1890 gebruikelijk was. Men vindt dit woord terug in de merk naam Motobécane. Andere vroege benamingen voor de fiets waren gebonden aan de naam van de uitvinder of fabriek. Zo noemde de Duitser Von Drais die wel de vader van de fiets wordt genoemd zijnvinding met zekere trots drasine, een naam die ook bui ten Duitsland en ook in Nederland is gebruikt. Toen Ernest Michaux zijn eerste fiets met pedalen op het voor wiel construeerde gaf hij hieraan de naam michauline, een naam die het overigens maar kort gedaan heeft en helemaal verdween toen de fa milie Michaux door onhandig zaken doen bij de produktie van tweewie- Iers geheel werd uitgeschakeld. In Engeland gaf men aan deze fiet sen de naam boneshaker omdat de berijder op de slechte wegen zo duchtig door elkaar werd geschud. De eerste loopfietsen in Engeland noemde men hobby-horse, waarbij respectievelijk het spel- of sportele- ment en het statuselement in het geding waren gebracht. Andere oude namen voor de fiets hebben meer betrekking op een be paald model of construktie als Rota ry,L ady Front Driver, Frontdrive, Souplette en zelfs Rover, al was deze naam in feite een merknaam. Wel tot algemene soortnaam werden on der andere tandem en vouwfiets. Keren wij nu terug naar de Neder landse benaming voor de tweewieler, te beginnen bij het officiële rijwiel. Het is interessant om na te gaan wat het Woordenboek der Nederlandse Taal hierover zegt. In het dertiende deel van genoemd woordenboek dat in 1924 verscheen leest men onder het trefwoord Rijwiel dat het is sa mengesteld uit Rijden en Wiel. En verder: 'Het Nederlandse woord voor het vroeger gebruikelijke, doch thans nagenoeg geheel in onbruik geraak te vreemde vélocipéde. Reeds in het jaar 1871 door iemand voorgesteld is het tussen de jaren 1880-'90 meer in gebruik gekomen en thans het gewone woord geworden naast het gemeenzame, vooral in de spreek taal gebruikelijke fiets. Het woord rijwiel, gevormd naar analogie van rijtuig (verg. ook de vorming van het nhd. Fahhrad) heeft het ge wonnen van het eveneens omstreeks het jaar 1870 voorgestelde Neder landse woord wieier dat thans, be halve in samenstellingen (twee-, driewieler), zelden of nooit wordt gebezigd; zo heeft het ww. wieleren het af moeten leggen tegen wiel- rijden (en wielenaar tegen wielrij der).' De andere omschrijving van rijwiel luidt in dit Woordenboek als volgt: 'Het bekende voertuig (rijtuig) waar bij de berijder op een zadel zit, dat zich boven twee of meer wielen be vindt, welke door hem met de voe ten door middel van trappers in beweging gebracht wordt.' Voor men aan rijwiel gewend was, waren ook andere namen geprobeerd zoals bijvoorbeeld schrijwiel, trap- wiel, wielpaard of wielpeerd. De Vlaamse romanschrijver Stijn Streu- vels vermeldt in zijn charmant boek je 'Mijn Rijwiel' (1915) nog vlosse- peerd. Naast rijwiel kwam al spoedig de benaming fiets naar voren. De ge zaghebbende Nederlandse filoloog Jacob Verdam schreef reeds in 1885 in het tijdschrift Noord en Zuid ,'t Woord (fiets( wint veld en driegt 'rijwiel' te overvleugelen'. Dat is in derdaad gebeurd. Zoals dominee dichter Nicolaas Beets indertijd schreef: 'Zoo eindigde al het getob om den vélocipéde een goeden Hol- landschen naam te geven, en werd elke wijze raad daarvoor te berde gebracht verslonden in het voor oog en oor teekenende fiets en fietsen.' Waar komt nu dat woord fiets van daan? Het is gemakkelijker om deze vraag te stellen dan er een bevre digend antwoord op te geven. 'Herkomst van dit woord is onzeker. Schijnt ca. 1870 in de buurt van Apeldoorn ontstaan te zijn', schreef dr. Jan de Vries in zijn enkele ja ren geleden gepubliceerd etymolo gisch woordenboek. Het is opmerke lijk dat in allerlei speculaties, die de naam fiets trachten te verklaren, Apeldoorn verschillende keren op duikt. Zo schreef een zekere Marius in een jubileumnummer van de Nieuwe Apeldoornse Courant ter ge legenheid van het vijftigjarig be staan van dit Gelders dagblad op 14 november 1953 een artikel 'Per ket tingreactie door de herinneringen', waaruit wij het volgende citeren: 'Weet Apeldoorn wel dat het woord 'fiets' is uitgevonden door een Apel- doorner? Het was de heer Neelmijer de eigenaar van de inktfabriek aan de Stationsweg, die dit woord voor het eerst heeft gebezgid. Eigenlijk moest een gedenkplaat dit feit ver melden, aan te brengen in de gevel van hotel L'Europe, waar de heer Neelmeijer toen woonde. Er zijn heus wel gekkere gedenkplaten aan gebracht.' Een andere opvatting waarbij Apeldoorn genoemd wordt is dat de naam fiets omstreeks 1880 op een kostschool in Apeldoorn zou zijn ontstaan, willekeurig gevormd onder invloed van het Frans vélo cipéde. Het is een feit, zoals uit bronnen is gebleken, dat leerlingen van de Apeldoornse kostschool tot eerste fietsenthousiasten behoorden en dat verschillende van hen lid wa ren van de Deventer fietsclub Nim mer Weiter. Dan is er het veelgehoorde verhaal over de Wageningse wagenmaker smid Viets, die omstreeks 1880 rij wielen maakte en zijn naam blijvend aan de twewieler zou hebben ver bonden. Die mijnheer Viets uit Wa- geningen heeft bestaan, dat is ze ker. In een VW-uitgave uit het be gin van deze eeuw vindt men zelfs een advertentie, waarin E. C. Viets aan de Hoogstraat 223 in Wagenin- gen zich met zijn 'handel in- en ver huur van rijwielen' beleefd aanbe veelt. Ook kondigt hij daarin aan, dat hij een 'leerinrichting voor wiel- rijden' heeft en dat hij verder kach els, kinderwagens en sportkarren verkoopt. Dat hij de vader van het woord fiets zou zijn, moet zeer twijfelachtig worden geacht. Diezelfde naam Viets in verband met tweewielers komen wij nog steeds tegen in Haarlem, waar aan de Zijl- weg 39 de rijwielhandel J. Viets en Co. is gevestigd. Voor een rijwiel handelaar een zeer passende naam. Nogal pertinent over het ontstaan van het woord fiets is dr. Jan Grauls in een artikelenserie in VEV Be richten, Half maandelijks Tijdschrift voor het Vlaamse Economisch Ver bond (19577, 1958). Hij schrijft: 'In de mond der Nederlanders werd het Frans woord verhaspeld tot 'filese- pee, fietselepee, fieselepee, fiesse', enz., waaruit dan omstreeks de ja ren 1881-1885 fiets is ontstaan, wel ke benaming algemeen gebruikelijk is geworden in de Nederlandse spreektaal. Fiets is in de echte zin van het woord een volksterm, die door het volk is gevormd en zich aan de taalgemeenschap heeft opgedron gen. Doch die overwinning van fiets is niet van een leien dakje gegaan.' Een soortgelijke opvatting komt ook uit het noorden van ons land in het dagblad Trouw van 5 oktober 1965 wordt een brief geciteerd van G. Meijer die schrijft: 'Toen in het noor delijke deel van de provincie Gro ningen omstreeks 1900 een rijke boer een vélocipéde in gebruik nam, nomden wij schooljongens dat ding al heel gauw met een verkorte aan duiding. Vélocipèdes werd al dade lijk afgekort tot 'fidelsepee', dat werd afgekort tot 'fietsepee' en daar- uitv ormden wij al heel gauw en ook heel gemakkelijk de laatste afleiding 'fiets'. Het lijkt een voor de hand liggende theorie, al moet men bedenkelijk gaan kijken bij het 'omstreeks 1900' omdat Verdam zoals wij reeds ci teerden in 1885 de benaming fiets al ingeburgerd noemde. Aan deze afleidingstheorie is er nog één toe te voegen. Het is namelijk ook goed mogelijk dat het woord fiets is afgeleid van Vitesse, een naam die door verschillende fietsclubs uit de beginperiode werd gedragen. Van Vitesse naar fiets is maar een kleine stap. Een verklaring die ook nogal wat aanhang vindt, berust op de theorie dat fiets een onomatopee, een klanknabootsing zou zijn. In het hiervoor reeds genoemde nummer van het dagblad Trouw wordt een brief geciteerd van H. M. Hennink uit Brummen, die het in doeze rich ting zoekt. Hij schrijft: 'In Brum men bestond een eeuw geleden een zogenaamde 'jongeherenkostschool'. Deze was gevestigd in de thans nog bestaande villa 'Spaensweerd' aan de Bronkhorsterweg. De jongeren van de kostschool (allemaal rijkeluis zoontjes) hadden natuurlijk als eer sten een 'vélocipéde' en in school verband, onder leiding van die di recteur, trok men er na de lesuren op uit. Het waren nog van die din gen met een lkein achterwiel en een enorm groot voorwiel, waaraan een paar trappers waren gemonteerd. De kogellagers van nu kende men nog nog niet. De voorwielas liep in een bus welke met vet werd gesmeerd. Gebeurde dit niet op tijd, dan ont stond door de wrijving van metaal op metaal een geluid dat volgens fonetische leer als 'fiets' kan worden geschreven. Al trappende hoorde men dan fiets-fiets-fiets. Wanneer de 'jongeheren' na een tocht weer huiswaarts keerden wa ren er altijd een paar bij die niet voldoende vet in de asbus hadden. De dorpsbewoners hoorden ze al van verre aankomen 'fiets-fiets-fiets' en zo kwam het dat men het moeilijke woord 'vélocipeède' ging vervangen door het eenvoudige en sprekende woord 'fiets'. In hetzelfde vlak ligt de verklaring dat de naam fiets ontleend moet zijn aan het 'ffttss'-geluid dat de twee wieler maakte als men over de vaak zo slechte zandwegen reed. Grappen makers willen het in de snelheid van het nieuwe vervoermiddel zoe ken. Als je iemand op een fiets zag aankomen dan was het ftss en weg was hij. Hoe het zij, vrijwel alle sport wijzen erop, dat het woord in het Saksische gebied van Nederland moet zijn ont staan. Het is daarom wel aardig om nog even naar wat streekwoorden te kijken. In het Twents-Achterhoeks dialect kent met het woord fietjen, dat is het voortdurend piepende ge luid dat gehoord wordt bij iemand die in een manchester broek loopt. Dus weer dat verband met het pie pende geluid. In Heerde op de Velu- we noemde men een klein rijwiel een fietsien, maar fietsien is ook een ander woord voor een beetje. Het verband met de fiets is hier weer moeilijk te leggen. Om tot een samenvatting te komen: men kan waarschijnlijk het beste zeggen dat het woord fiets omstreeks 1880 in het oosten van ons land is ontstaan, waarbij klanknabootsing en vernederlandsing van het Frans vé locipéde waarschijnlijk een rol heb ben gespeeld. Dat de benaming fiets in onze taal volledig is geaccepteerd zal iedereen duidelijk zijn, die dagelijks zijn oren en ogen goed open houdt. Het wordt dan ook hoog tijd dat wij in de wet geving, politieverordening, en ein delijk eens van rijwiel afraken. W. J. Simons In het land der blinden moge één oog dan koning zijn, op de avond lijke weg is hij een bijzonder ge vaarlijk heerschap. Natuurlijk kan het gebeuren dat onder het rijden een der koplampen het laat afweten. Het komt echter steeds meer voor dat men domweg met een dergelijk mankement blijft doorrijden. Deze automobilisten schijnen niet te (wil len) beseffen dat ze daarmee een uiterst gevaarlijke toestand schep pen, zeker wanneer het 'nog goede oog' rechts zit, en dus de linkse koplamp defect is. Tegenliggers kun nen dan in tal van omstandigheden gemakkelijk in de mening verkeren dat het ene grote licht dat hun tege moet komt, behoort bij een solo motorfiets, een scooter of een brom fiets. In vele gevallen een uiterst ge vaarlijke conclusie. Het zo juist beschreven verschijnsel van de ene koplamp komt steeds vaker voor, deels natuurlijk omdat er steeds meer auto's komen, deels ook helaas omdat er veel onverschil lige automobilisten zijn. Afgezien nog van het feit dat een defecte kop lamp voor de berijder zelf onvol doende zich op de weg voor hem schept, veroorzaakt dit soort manke menten hinderlijke, moeilijke en veelal gevaarlijke situaties voor de tegenliggers. Zo gauw mogelijk naar de garage is de beste en meest veili ge methode. Is het al laat of staat men op een verlaten stuk weg op grote afstand van een garage of zon der kans op hulp van de wegen wacht, dan is de 'doe-het-zelf me thode' de enig goede oplossing. Een verstandig automobilist rijdt niet zonder reservelampjes bij zich te hebben voor de voornaamste licht punten. Daarna op zo kort mogelijke termijn de hele verlichting laten controleren is niet alleen verstandig, maar ook noodzakelijk, want meestal zijn de andere lampen even oud. Tijdig vervangen is dan ook nood zakelijk wil men een goed licht- niveau behouden. Bovendien voor komt men daarmee extra kosten, ex tra tijdverlies en extra nieuw gevaar. De mooie zomer van 1967 is ten einde. Met rasse schreden komt de tijd weer aan dat wij 's morgens bij donker van huis gaan en 's avonds ook weer bij donker thuis komen. In vorige jaren bleek bij verlichtings acties die de ANWB met groot suc ces voerde, dat slechts 15 procent van alle onderzochte wagens aan alle eisen op het gebied van verlichting zowel wettelijke als wat de veilig heid betreft, voldeed. Ruim 63 pro cent voerde verblindend licht! Per centages om van te schrikken, zeker wanneer men zich realiseert dat deze controle op vrijwillige basis plaats had en dat talloze automobi listen het niet nodig vonden hun wagen op dit belangrijke punt te laten controleren. Een 'gemiddelde' auto heeft 20 tot 25 lampjes aan boord: koplichten, richtingaanwijzers, instrumenten- bordlampjes, nummerplaatlampjes, achteruitrij lampen, remlichten, ach terlichten, interieurlampjes, koffer verlichting, verklikkerlampjes voor de richtingaanwijzers etc. Niet al deze lampen en lampjes zijn even belangrijk, maar het is wel een bij zonder aanbevelingswaardige ge woonte de koplampen, achter- en stoplichten en de richtingaanwijzers te controleren alvorens weg te rij den. Klopt er iets niet dan moet de zaak zo gauw mogelijk in orde wor den gebracht voor eigen, maar ook andermans veiligheid. Men behoeft niet voor alle lampjes reserve ex emplaren bij zich te hebben, maar wel voor de belangrijke. Een doosje reservelampjes, praktisch verpakt in schuimrubber, kost, afhankelijk van het type auto, ongeveer 10,-. Iedere garagehouder kan ze leveren. Zeker niet wachten tot het verlanglijstje voor Sinterklaas gehonoreerd zal worden. Het najaar met al z'n ge varen op de weg laat dat niet toe. Natuurlijk, de toestand van de ban den is ook een uiterst belangrijk punt maar een 100 procent correcte ver lichting niet minder. Klimatologisch is ons land, zeker in het 'donkere jaargetijde een kwakkelland met regen, mist, vaak sneeuw èn hagel en plotseling opkomende gladheid. Juist onder deze omstandigheden be tekent goed, betrouwbaar licht gro tere veiligheid. Natuurlijk, het feit dat men niet bekeurd zal worden, spreekt een woordje mee, maar de overweging dat men veilig rijdt voor zichzelf en voor de andere wegge bruikers moet nummer één staan. Bij slechte weersomstandigheden mag men onder bepaalde voorwaar den extra licht voeren. Deze 'mist lampen' betekenen bij beroerd weer een grotere veiligheid. Sinds kort is er op dit gebied een grote verbete ring bereikt door de komst van de halogeenlampen. Deze worden bij sommige typen auto's al als stan daard gebruikt, maar bij de meeste nog niet. Vandaar dat men ze als mistlamp of verstraler steeds veel- vuldiger tegenkomt. Ze zijn als los accessoir in speciaal daarvoor ont wikkelde lantaarns te koop. Het lichtrendement van de halogeenlam pen ligt stukken hoger dan van de 'klassieke' koplampen. Halogeenlam pen branden trouwens tot hun le venseinde zonder lichtterugval om dat er geen afzwarting plaats heeft op de ballonwand. Het aangehaalde ANWB-onderzoek toonde aan dat 85 procent van de onderzochte wagens niet de juiste verlichting voerde. Dit trieste feit mag eigenlijk geen enkel goedwil lend automobilist loslaten. Veilig" en correct zien en gezien worden, daar gaat het om op de avondlijke weg. Slechts 15 procent van alle onder zochte auto's had een verlichting waarop niets was aan te merken. Voor de ongetwijfeld vele goede ver staanders onder de lezers wellicht een aanwijzing om de zaak toch eens grondig te laten controleren. aangemeten door HOFLAAN 2 - TEL. 2202 - Leverancier van alle ziekenfondsen Uitsluitend specialistische behandeling Brillen op recept van uw oogarts, worden geleverd. De Stichting Oog en Bril, die op gezette tijden de Miss Bril verkie zingen in ons land organiseert, vroeg voor één keer aan het publiek, nu eens de beste Nederlandse brildrager aan te wijzen. Het werd een spannende race, waar in vele bekende Nederlanders Prins Bernhard werd ook genoemd in aanmerking schenen te komen. Tenenslotte kwamen drie winnaars uit de bus, waarbij de populaire im- pressario Lou van Rees, de akteur Guur Oster en de t.v.-omroeper Joop Smits slechts met een bril- lengte klopte. Zij zullen alle drie een gouden bril ontvangen. Andere bekenden, die zich in de voorste gelederen van brildragend Nederland schaarden, waren de schrijver Godfried Bomans, quiz master Theo Eerdmans, NTS- nieuwslezer Frits Thors, ex-premier Mr. J. L. M. Cals, Amsterdams nieuwe burgemeester Dr. I. Sam- kalden, wereldkampioen judo Anton Geesink en wielrenner Jan Jansen. Vl.n.r. de beste brildragers van Nederland: Lou van Rees, Guus Oster en Joop Smits. Wie had ooit kunnen vermoeden, dat de romantiek, die nu zo lang zamerhand in de interieurs door dringt denk aan de meubelbekle ding van velours, de gordijnen met bloemdessins ook de badkamer niet buiten spel zou laten. Vooral bij het inrichten van nieuwe wo ningen wordt deze 'oase van hygiëne' steeds minder in het gewoonlijk wit uitgevoerd: een pastelkleurig bad met bijpassende tegeltjes is geen zeldzaamheid meer. Natuurlijk zijn de 'klassieke bad kamers en douchcellen nog steeds verreweg in de meerderheid. Kille kamertjes, die ook best eens opge fleurd mogen worden. Welnu, sinds kort zijn er gordijnen op de markt, speciaal bestemd voor dit doel, gor dijnen die niets hebben van de koele zakelijkheid van het plastic. Het zijn badstof weefsels, met kleurige des sins bedrukt, die deze koele vertrek ken een aangekleed karakter geven. D. Roos Czn brengt ze in de handel, en ze zijn verkrijgbaar bij de wo ninginrichter.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1967 | | pagina 6