Over de naamgeving van Nederlands
populairste vervoermiddel
M,
v.d
BERGEN - KogencJijk 2 Tel
Houtblokken
V R IJ E
Petroleum
voor haarden
Huisbrandolie
voor c.v.
Autoverlichting
vaak schrikbarend
slecht
Vervang tijdig
Niet een bril, maar de JUISTE bril
Mr. Opticiën D. W. PASTOOR, Bergen
BRILLE-BOLLEBOZEN
UW BADKAMER AANGEKLEED
A
VOOR OPEN HAARD
DOORSMEREN
OLIE VERVERSEN
AUTO WASSEN
debets-
In Nederland heeft in het algemene
spraakgebruik de benaming fiets die
van het plechtstatig rijwiel vrijwel
geheel verdrongen. Vroeger schaf
te men zich een rijwiel aan, nu koopt
men gewoon een fiets. Alleen in of
ficiële stukken blijft men hardnek
kig aan rijwiel, wielrijder en wiel-
rijden.
Er is alles voor te zeggen om de
voorkeur te geven aan fiets, fietser
en fietsen. Ten eerste omdat deze
woorden gemakkelijker in het ge
hoor en in de mond liggen; ten 2de
omdat wij hier met een typisch Ne
derlands woord te maken hebben, dat
bepaald uniek kan worden genomed.
Vrijwel overal ter wereld kan men
een internationaal verband leggen
tussen de naam aan de tweewieler
geeft; alleen het Nederlandse fiets
toont zich hier een buitenbeentje in
buitenlandse publikaties is het dan
ook een woord dat men bij voor
keur niet vertaalt. Men geeft het in
de tekst in een vreemde taal netjes
tussen aanhalingstekens geplaatst in
onze eigen spelling (of wat daarop
lijkt) weer: 'fiets, fietser, fietsen'.
Laten wij even bekijken hoe buiten
de Nederlandse grenzen de fiets
wordt genoemd. Wij zien dan al
gauw een duidelijk en vaak logisch
verband.
In Duits sprekende landen noemt
men de fiets Fahrrad of afgekort
Rad. Het ontstaan van dit woord is
vrij duidelijk. Rad is synoniem met
wiel, een Fahrrad is een wiel waar
op men rijdt. In Engeland en Ame
rika gebruikt men de benaming
bicycle of biek. Het laatste is vooral
in Amerika populair; het is ontstaan
to cycle wil zeggen in een kring
ronddraaien. Men vindt in deze
naamgeving dus ook weer het wiel
het ronddraaien als opvallend en be
langrijk kenmerk van de fiets terug.
In Frankrijk en ook bij de Frans
sprekende Belgen heeft men tot aan
het einde van de vorige eeuw de
Engelse benamingen gebruikt. Men
sprak ook daar over cycle, biycle,
tricycle, cyclisme en cycliste. Om
streeks 1890 begon men daar over
bicyclette te spreken, waarbij de
Engelse benaming dus gewoon ver
franst werd. Naar analogie hiervan
ontstond in Spanje bicicleta en in
Italië bicicletta.
Wie naast deze benamingen he't Ne
derlandse rijwiel stelt, ziet een dui
delijke overeenkomst. Ook hier is
sprake van een wiel, waarop men
kan rijden.
Er zijn ook andere benamingen ge
weest die internationale toepassing
hebben gevonden. Wij denken hier
in de eerste plaats aan vélocipéde,
een Frans benaming die omstreeks
1800 is ontstaan. Aanvankelijk sprak
men over vélocifère, gevormd naar
analogie van célerfère, de naam die
door De Sivrac aan zijn loopfiets
werd gegeven. Dit woord was sa
mengesteld uit het Latijn celer (vlug)
en ferre (dragen). Vélocifère ontstand
eveneens uit het Latijn velox (vlug)
en ferre (dragen). De benaming
vélocipéde heeft als grondwoorden
velex (vlug) en pes, pedis (voet). De
naamgeving is vrij duidelijk. Het
gaat hier om een machine waarmee
men zich vlug kon voortbewegen
door gebruik te maken van de voe
ten. Een vélocipedist was dus een
man met vlugge voeten. Het woord
vélocipede is ook in Nederland ge
bruikt in de beginjaren van de fiets.
Het is thans geheel verdwenen. Men
vindt het nog terug in de Vlaamse
volkstaal als vélo of velo.
In de beginperiode van de fiets wa
ren in Frankrijk nog andere namen
in gebruik die duidelijk verband
houden met het hierboven genoem
de. Wij denken zo aan céléripède,
accélérateur en manivélocitre. Over
een andere Franse benaming tast
men, wat het ontstaan betreft nog
steeds in het duister; dat is namelijk
bécane, een aanduiding die om
streeks 1890 gebruikelijk was. Men
vindt dit woord terug in de merk
naam Motobécane.
Andere vroege benamingen voor de
fiets waren gebonden aan de naam
van de uitvinder of fabriek. Zo
noemde de Duitser Von Drais die
wel de vader van de fiets wordt
genoemd zijnvinding met zekere
trots drasine, een naam die ook bui
ten Duitsland en ook in Nederland is
gebruikt. Toen Ernest Michaux zijn
eerste fiets met pedalen op het voor
wiel construeerde gaf hij hieraan
de naam michauline, een naam die
het overigens maar kort gedaan heeft
en helemaal verdween toen de fa
milie Michaux door onhandig zaken
doen bij de produktie van tweewie-
Iers geheel werd uitgeschakeld.
In Engeland gaf men aan deze fiet
sen de naam boneshaker omdat de
berijder op de slechte wegen zo
duchtig door elkaar werd geschud.
De eerste loopfietsen in Engeland
noemde men hobby-horse, waarbij
respectievelijk het spel- of sportele-
ment en het statuselement in het
geding waren gebracht.
Andere oude namen voor de fiets
hebben meer betrekking op een be
paald model of construktie als Rota
ry,L ady Front Driver, Frontdrive,
Souplette en zelfs Rover, al was deze
naam in feite een merknaam. Wel
tot algemene soortnaam werden on
der andere tandem en vouwfiets.
Keren wij nu terug naar de Neder
landse benaming voor de tweewieler,
te beginnen bij het officiële rijwiel.
Het is interessant om na te gaan wat
het Woordenboek der Nederlandse
Taal hierover zegt. In het dertiende
deel van genoemd woordenboek dat
in 1924 verscheen leest men onder
het trefwoord Rijwiel dat het is sa
mengesteld uit Rijden en Wiel. En
verder: 'Het Nederlandse woord voor
het vroeger gebruikelijke, doch thans
nagenoeg geheel in onbruik geraak
te vreemde vélocipéde. Reeds in het
jaar 1871 door iemand voorgesteld
is het tussen de jaren 1880-'90 meer
in gebruik gekomen en thans het
gewone woord geworden naast het
gemeenzame, vooral in de spreek
taal gebruikelijke fiets. Het woord
rijwiel, gevormd naar analogie van
rijtuig (verg. ook de vorming van
het nhd. Fahhrad) heeft het ge
wonnen van het eveneens omstreeks
het jaar 1870 voorgestelde Neder
landse woord wieier dat thans, be
halve in samenstellingen (twee-,
driewieler), zelden of nooit wordt
gebezigd; zo heeft het ww. wieleren
het af moeten leggen tegen wiel-
rijden (en wielenaar tegen wielrij
der).'
De andere omschrijving van rijwiel
luidt in dit Woordenboek als volgt:
'Het bekende voertuig (rijtuig) waar
bij de berijder op een zadel zit, dat
zich boven twee of meer wielen be
vindt, welke door hem met de voe
ten door middel van trappers in
beweging gebracht wordt.'
Voor men aan rijwiel gewend was,
waren ook andere namen geprobeerd
zoals bijvoorbeeld schrijwiel, trap-
wiel, wielpaard of wielpeerd. De
Vlaamse romanschrijver Stijn Streu-
vels vermeldt in zijn charmant boek
je 'Mijn Rijwiel' (1915) nog vlosse-
peerd.
Naast rijwiel kwam al spoedig de
benaming fiets naar voren. De ge
zaghebbende Nederlandse filoloog
Jacob Verdam schreef reeds in 1885
in het tijdschrift Noord en Zuid
,'t Woord (fiets( wint veld en driegt
'rijwiel' te overvleugelen'. Dat is in
derdaad gebeurd. Zoals dominee
dichter Nicolaas Beets indertijd
schreef: 'Zoo eindigde al het getob
om den vélocipéde een goeden Hol-
landschen naam te geven, en werd
elke wijze raad daarvoor te berde
gebracht verslonden in het voor oog
en oor teekenende fiets en fietsen.'
Waar komt nu dat woord fiets van
daan? Het is gemakkelijker om deze
vraag te stellen dan er een bevre
digend antwoord op te geven.
'Herkomst van dit woord is onzeker.
Schijnt ca. 1870 in de buurt van
Apeldoorn ontstaan te zijn', schreef
dr. Jan de Vries in zijn enkele ja
ren geleden gepubliceerd etymolo
gisch woordenboek. Het is opmerke
lijk dat in allerlei speculaties, die
de naam fiets trachten te verklaren,
Apeldoorn verschillende keren op
duikt. Zo schreef een zekere Marius
in een jubileumnummer van de
Nieuwe Apeldoornse Courant ter ge
legenheid van het vijftigjarig be
staan van dit Gelders dagblad op 14
november 1953 een artikel 'Per ket
tingreactie door de herinneringen',
waaruit wij het volgende citeren:
'Weet Apeldoorn wel dat het woord
'fiets' is uitgevonden door een Apel-
doorner? Het was de heer Neelmijer
de eigenaar van de inktfabriek aan
de Stationsweg, die dit woord voor
het eerst heeft gebezgid. Eigenlijk
moest een gedenkplaat dit feit ver
melden, aan te brengen in de gevel
van hotel L'Europe, waar de heer
Neelmeijer toen woonde. Er zijn
heus wel gekkere gedenkplaten aan
gebracht.' Een andere opvatting
waarbij Apeldoorn genoemd wordt
is dat de naam fiets omstreeks 1880
op een kostschool in Apeldoorn zou
zijn ontstaan, willekeurig gevormd
onder invloed van het Frans vélo
cipéde. Het is een feit, zoals uit
bronnen is gebleken, dat leerlingen
van de Apeldoornse kostschool tot
eerste fietsenthousiasten behoorden
en dat verschillende van hen lid wa
ren van de Deventer fietsclub Nim
mer Weiter.
Dan is er het veelgehoorde verhaal
over de Wageningse wagenmaker
smid Viets, die omstreeks 1880 rij
wielen maakte en zijn naam blijvend
aan de twewieler zou hebben ver
bonden. Die mijnheer Viets uit Wa-
geningen heeft bestaan, dat is ze
ker. In een VW-uitgave uit het be
gin van deze eeuw vindt men zelfs
een advertentie, waarin E. C. Viets
aan de Hoogstraat 223 in Wagenin-
gen zich met zijn 'handel in- en ver
huur van rijwielen' beleefd aanbe
veelt. Ook kondigt hij daarin aan,
dat hij een 'leerinrichting voor wiel-
rijden' heeft en dat hij verder kach
els, kinderwagens en sportkarren
verkoopt. Dat hij de vader van het
woord fiets zou zijn, moet zeer
twijfelachtig worden geacht.
Diezelfde naam Viets in verband met
tweewielers komen wij nog steeds
tegen in Haarlem, waar aan de Zijl-
weg 39 de rijwielhandel J. Viets en
Co. is gevestigd. Voor een rijwiel
handelaar een zeer passende naam.
Nogal pertinent over het ontstaan
van het woord fiets is dr. Jan Grauls
in een artikelenserie in VEV Be
richten, Half maandelijks Tijdschrift
voor het Vlaamse Economisch Ver
bond (19577, 1958). Hij schrijft: 'In
de mond der Nederlanders werd het
Frans woord verhaspeld tot 'filese-
pee, fietselepee, fieselepee, fiesse',
enz., waaruit dan omstreeks de ja
ren 1881-1885 fiets is ontstaan, wel
ke benaming algemeen gebruikelijk
is geworden in de Nederlandse
spreektaal.
Fiets is in de echte zin van het
woord een volksterm, die door het
volk is gevormd en zich aan de
taalgemeenschap heeft opgedron
gen. Doch die overwinning van fiets
is niet van een leien dakje gegaan.'
Een soortgelijke opvatting komt ook
uit het noorden van ons land in het
dagblad Trouw van 5 oktober 1965
wordt een brief geciteerd van G.
Meijer die schrijft: 'Toen in het noor
delijke deel van de provincie Gro
ningen omstreeks 1900 een rijke boer
een vélocipéde in gebruik nam,
nomden wij schooljongens dat ding
al heel gauw met een verkorte aan
duiding. Vélocipèdes werd al dade
lijk afgekort tot 'fidelsepee', dat
werd afgekort tot 'fietsepee' en daar-
uitv ormden wij al heel gauw en ook
heel gemakkelijk de laatste afleiding
'fiets'.
Het lijkt een voor de hand liggende
theorie, al moet men bedenkelijk
gaan kijken bij het 'omstreeks 1900'
omdat Verdam zoals wij reeds ci
teerden in 1885 de benaming fiets al
ingeburgerd noemde.
Aan deze afleidingstheorie is er nog
één toe te voegen. Het is namelijk
ook goed mogelijk dat het woord fiets
is afgeleid van Vitesse, een naam die
door verschillende fietsclubs uit de
beginperiode werd gedragen. Van
Vitesse naar fiets is maar een kleine
stap. Een verklaring die ook nogal
wat aanhang vindt, berust op de
theorie dat fiets een onomatopee, een
klanknabootsing zou zijn. In het
hiervoor reeds genoemde nummer
van het dagblad Trouw wordt een
brief geciteerd van H. M. Hennink
uit Brummen, die het in doeze rich
ting zoekt. Hij schrijft: 'In Brum
men bestond een eeuw geleden een
zogenaamde 'jongeherenkostschool'.
Deze was gevestigd in de thans nog
bestaande villa 'Spaensweerd' aan
de Bronkhorsterweg. De jongeren
van de kostschool (allemaal rijkeluis
zoontjes) hadden natuurlijk als eer
sten een 'vélocipéde' en in school
verband, onder leiding van die di
recteur, trok men er na de lesuren
op uit. Het waren nog van die din
gen met een lkein achterwiel en een
enorm groot voorwiel, waaraan een
paar trappers waren gemonteerd. De
kogellagers van nu kende men nog
nog niet. De voorwielas liep in een
bus welke met vet werd gesmeerd.
Gebeurde dit niet op tijd, dan ont
stond door de wrijving van metaal
op metaal een geluid dat volgens
fonetische leer als 'fiets' kan worden
geschreven. Al trappende hoorde
men dan fiets-fiets-fiets.
Wanneer de 'jongeheren' na een
tocht weer huiswaarts keerden wa
ren er altijd een paar bij die niet
voldoende vet in de asbus hadden.
De dorpsbewoners hoorden ze al van
verre aankomen 'fiets-fiets-fiets' en
zo kwam het dat men het moeilijke
woord 'vélocipeède' ging vervangen
door het eenvoudige en sprekende
woord 'fiets'.
In hetzelfde vlak ligt de verklaring
dat de naam fiets ontleend moet zijn
aan het 'ffttss'-geluid dat de twee
wieler maakte als men over de vaak
zo slechte zandwegen reed. Grappen
makers willen het in de snelheid
van het nieuwe vervoermiddel zoe
ken. Als je iemand op een fiets zag
aankomen dan was het ftss en weg
was hij.
Hoe het zij, vrijwel alle sport wijzen
erop, dat het woord in het Saksische
gebied van Nederland moet zijn ont
staan. Het is daarom wel aardig om
nog even naar wat streekwoorden te
kijken. In het Twents-Achterhoeks
dialect kent met het woord fietjen,
dat is het voortdurend piepende ge
luid dat gehoord wordt bij iemand
die in een manchester broek loopt.
Dus weer dat verband met het pie
pende geluid. In Heerde op de Velu-
we noemde men een klein rijwiel
een fietsien, maar fietsien is ook een
ander woord voor een beetje. Het
verband met de fiets is hier weer
moeilijk te leggen.
Om tot een samenvatting te komen:
men kan waarschijnlijk het beste
zeggen dat het woord fiets omstreeks
1880 in het oosten van ons land is
ontstaan, waarbij klanknabootsing en
vernederlandsing van het Frans vé
locipéde waarschijnlijk een rol heb
ben gespeeld.
Dat de benaming fiets in onze taal
volledig is geaccepteerd zal iedereen
duidelijk zijn, die dagelijks zijn oren
en ogen goed open houdt. Het wordt
dan ook hoog tijd dat wij in de wet
geving, politieverordening, en ein
delijk eens van rijwiel afraken.
W. J. Simons
In het land der blinden moge één
oog dan koning zijn, op de avond
lijke weg is hij een bijzonder ge
vaarlijk heerschap. Natuurlijk kan
het gebeuren dat onder het rijden
een der koplampen het laat afweten.
Het komt echter steeds meer voor
dat men domweg met een dergelijk
mankement blijft doorrijden. Deze
automobilisten schijnen niet te (wil
len) beseffen dat ze daarmee een
uiterst gevaarlijke toestand schep
pen, zeker wanneer het 'nog goede
oog' rechts zit, en dus de linkse
koplamp defect is. Tegenliggers kun
nen dan in tal van omstandigheden
gemakkelijk in de mening verkeren
dat het ene grote licht dat hun tege
moet komt, behoort bij een solo
motorfiets, een scooter of een brom
fiets. In vele gevallen een uiterst ge
vaarlijke conclusie.
Het zo juist beschreven verschijnsel
van de ene koplamp komt steeds
vaker voor, deels natuurlijk omdat
er steeds meer auto's komen, deels
ook helaas omdat er veel onverschil
lige automobilisten zijn. Afgezien
nog van het feit dat een defecte kop
lamp voor de berijder zelf onvol
doende zich op de weg voor hem
schept, veroorzaakt dit soort manke
menten hinderlijke, moeilijke en
veelal gevaarlijke situaties voor de
tegenliggers. Zo gauw mogelijk naar
de garage is de beste en meest veili
ge methode. Is het al laat of staat
men op een verlaten stuk weg op
grote afstand van een garage of zon
der kans op hulp van de wegen
wacht, dan is de 'doe-het-zelf me
thode' de enig goede oplossing. Een
verstandig automobilist rijdt niet
zonder reservelampjes bij zich te
hebben voor de voornaamste licht
punten. Daarna op zo kort mogelijke
termijn de hele verlichting laten
controleren is niet alleen verstandig,
maar ook noodzakelijk, want meestal
zijn de andere lampen even oud.
Tijdig vervangen is dan ook nood
zakelijk wil men een goed licht-
niveau behouden. Bovendien voor
komt men daarmee extra kosten, ex
tra tijdverlies en extra nieuw gevaar.
De mooie zomer van 1967 is ten
einde. Met rasse schreden komt de
tijd weer aan dat wij 's morgens bij
donker van huis gaan en 's avonds
ook weer bij donker thuis komen. In
vorige jaren bleek bij verlichtings
acties die de ANWB met groot suc
ces voerde, dat slechts 15 procent
van alle onderzochte wagens aan alle
eisen op het gebied van verlichting
zowel wettelijke als wat de veilig
heid betreft, voldeed. Ruim 63 pro
cent voerde verblindend licht! Per
centages om van te schrikken, zeker
wanneer men zich realiseert dat
deze controle op vrijwillige basis
plaats had en dat talloze automobi
listen het niet nodig vonden hun
wagen op dit belangrijke punt te
laten controleren.
Een 'gemiddelde' auto heeft 20 tot
25 lampjes aan boord: koplichten,
richtingaanwijzers, instrumenten-
bordlampjes, nummerplaatlampjes,
achteruitrij lampen, remlichten, ach
terlichten, interieurlampjes, koffer
verlichting, verklikkerlampjes voor
de richtingaanwijzers etc. Niet al
deze lampen en lampjes zijn even
belangrijk, maar het is wel een bij
zonder aanbevelingswaardige ge
woonte de koplampen, achter- en
stoplichten en de richtingaanwijzers
te controleren alvorens weg te rij
den. Klopt er iets niet dan moet de
zaak zo gauw mogelijk in orde wor
den gebracht voor eigen, maar ook
andermans veiligheid. Men behoeft
niet voor alle lampjes reserve ex
emplaren bij zich te hebben, maar
wel voor de belangrijke. Een doosje
reservelampjes, praktisch verpakt in
schuimrubber, kost, afhankelijk van
het type auto, ongeveer 10,-. Iedere
garagehouder kan ze leveren. Zeker
niet wachten tot het verlanglijstje
voor Sinterklaas gehonoreerd zal
worden. Het najaar met al z'n ge
varen op de weg laat dat niet toe.
Natuurlijk, de toestand van de ban
den is ook een uiterst belangrijk punt
maar een 100 procent correcte ver
lichting niet minder. Klimatologisch
is ons land, zeker in het 'donkere
jaargetijde een kwakkelland met
regen, mist, vaak sneeuw èn hagel
en plotseling opkomende gladheid.
Juist onder deze omstandigheden be
tekent goed, betrouwbaar licht gro
tere veiligheid. Natuurlijk, het feit
dat men niet bekeurd zal worden,
spreekt een woordje mee, maar de
overweging dat men veilig rijdt voor
zichzelf en voor de andere wegge
bruikers moet nummer één staan.
Bij slechte weersomstandigheden
mag men onder bepaalde voorwaar
den extra licht voeren. Deze 'mist
lampen' betekenen bij beroerd weer
een grotere veiligheid. Sinds kort is
er op dit gebied een grote verbete
ring bereikt door de komst van de
halogeenlampen. Deze worden bij
sommige typen auto's al als stan
daard gebruikt, maar bij de meeste
nog niet. Vandaar dat men ze als
mistlamp of verstraler steeds veel-
vuldiger tegenkomt. Ze zijn als los
accessoir in speciaal daarvoor ont
wikkelde lantaarns te koop. Het
lichtrendement van de halogeenlam
pen ligt stukken hoger dan van de
'klassieke' koplampen. Halogeenlam
pen branden trouwens tot hun le
venseinde zonder lichtterugval om
dat er geen afzwarting plaats heeft
op de ballonwand.
Het aangehaalde ANWB-onderzoek
toonde aan dat 85 procent van de
onderzochte wagens niet de juiste
verlichting voerde. Dit trieste feit
mag eigenlijk geen enkel goedwil
lend automobilist loslaten. Veilig" en
correct zien en gezien worden, daar
gaat het om op de avondlijke weg.
Slechts 15 procent van alle onder
zochte auto's had een verlichting
waarop niets was aan te merken.
Voor de ongetwijfeld vele goede ver
staanders onder de lezers wellicht
een aanwijzing om de zaak toch eens
grondig te laten controleren.
aangemeten door
HOFLAAN 2 - TEL. 2202 - Leverancier van alle ziekenfondsen
Uitsluitend specialistische behandeling
Brillen op recept van uw oogarts, worden geleverd.
De Stichting Oog en Bril, die op
gezette tijden de Miss Bril verkie
zingen in ons land organiseert, vroeg
voor één keer aan het publiek, nu
eens de beste Nederlandse brildrager
aan te wijzen.
Het werd een spannende race, waar
in vele bekende Nederlanders
Prins Bernhard werd ook genoemd
in aanmerking schenen te komen.
Tenenslotte kwamen drie winnaars
uit de bus, waarbij de populaire im-
pressario Lou van Rees, de akteur
Guur Oster en de t.v.-omroeper
Joop Smits slechts met een bril-
lengte klopte. Zij zullen alle drie
een gouden bril ontvangen.
Andere bekenden, die zich in de
voorste gelederen van brildragend
Nederland schaarden, waren de
schrijver Godfried Bomans, quiz
master Theo Eerdmans, NTS-
nieuwslezer Frits Thors, ex-premier
Mr. J. L. M. Cals, Amsterdams
nieuwe burgemeester Dr. I. Sam-
kalden, wereldkampioen judo Anton
Geesink en wielrenner Jan Jansen.
Vl.n.r. de beste brildragers van Nederland: Lou van Rees, Guus Oster en
Joop Smits.
Wie had ooit kunnen vermoeden,
dat de romantiek, die nu zo lang
zamerhand in de interieurs door
dringt denk aan de meubelbekle
ding van velours, de gordijnen met
bloemdessins ook de badkamer
niet buiten spel zou laten. Vooral
bij het inrichten van nieuwe wo
ningen wordt deze 'oase van hygiëne'
steeds minder in het gewoonlijk wit
uitgevoerd: een pastelkleurig bad
met bijpassende tegeltjes is geen
zeldzaamheid meer.
Natuurlijk zijn de 'klassieke bad
kamers en douchcellen nog steeds
verreweg in de meerderheid. Kille
kamertjes, die ook best eens opge
fleurd mogen worden. Welnu, sinds
kort zijn er gordijnen op de markt,
speciaal bestemd voor dit doel, gor
dijnen die niets hebben van de koele
zakelijkheid van het plastic. Het zijn
badstof weefsels, met kleurige des
sins bedrukt, die deze koele vertrek
ken een aangekleed karakter geven.
D. Roos Czn brengt ze in de handel,
en ze zijn verkrijgbaar bij de wo
ninginrichter.