Leu wjaazsnotities buzgenieestez JL. da T^uitez weekblad Rapport Sporthal moet uit de iiskast jacht op een 'Lenteflora-Haarlem' 1970 gaat inzendingen bekronen 2e BLAD DONDERDAG 15 JANUARI to iijjt. DE DUINSTREEK Het zijn vooral de plannen die ge vraagd of ongevraagd uit de bur gerij voortkomen, die ter openbare discussie moeten worden gesteld. Een recent voorbeeld is het voor treffelijk uitgewerkt plan inzake de bouw van een sporthal, dat onder leiding van de heer J. Hamstra tot stand kwam. Zo'n plan mag niet in de ijskast verdwijnen maar moet met het standpunt van de sportraad en het advies van het college van B. en W. aan de orde worden ge steld. Dit schrijft burgemeester L. J. de Ruiter in zijn nieuwjaarsnotities. Een belangwekkend gegeven, als men weet dat het Sporthalrapport vorig jaar juli al werd overlegd aan de Sportraad, die gezien haar han delwijze en opstelling tegenover het rapport beter Spotraad kan heten. In de juni-vergadering van de Sport raad werd na veel strubbelingen een Werkgroep Sporthal geformeerd. De Werkgroep bestond uit de heren J. Kroon (geen lid van de Sportraad), P. van Exter (lid van de Sportraad, J. Hamstra (geen lid), M. J. A. Hui- keshoven (geen lid) en M. Lau (wel lid). Deze heren trokken zeer voort varend te werk en produceerden tien juli al een goed gefundeerd en gedetailleerd rapport. Opperwerkgroepbaas Jan Hamstra schreef het bestuur van de Sport raad in een begeleidend schrijven: 'ik nodig U uit na bestudering van het rapport te komen tot een uit spraak daarover van de Sportraad en vervolgens tot een advies aan het gemeentebestuur'. En: 'de werk groep is te allen tijde bereid de Sportraad eventuele aanvullende toelichting te verschaffen. Gelet op bepaalde recente ontwikkelingen oordeelt de werkgroep de kans om op korte termijn te komen tot het stichten van een sporthal gunstig, als de zaken met voortvarendheid worden aangepakt. Ik vertrouw er op dat U Uw taak in deze als Sport raad zult onderkennen en het goede voorbeeld van de werkgroep zult willen volgen.' De Sportraad, die een sporthal toch al geen urgent project vond, boog zich erover met een grote dosis scepsis, immers men had zich in het openbaar al uitgelaten over het niet- noodzakelijk-zijn. Het gechicaneer van het Sportraad-bestuur begint in de eerstvolgende brief aan de leden van de Vereniging Sportraad. Volgens die brief werd het rapport eind juli pas aangeboden. Nou dat was 10 juli veertig dagen vroeger dan de eerste correspondentie over de nota. Het bestuur legt de Sport raadleden wat conclusies voor. 1. Dat het tekort aan zaalrui mte het gymnastiekonderwijs op alle scholen - dat momenteel mag wor den gesteld op 33 lesuren - in de komende vijf jaar zal uitgroeien tot 70 uren. 2. De lessen in de lich. oefening zullen na een herverdeling der gymnastiekruimte voor wat be treft het voortgezet onderwijs vol gens deze werkgroep moeten wor den gegeven in een afgeschermd gedeelte van de te bouwen sport hal. 3. Een reeds afgegeven urgentiever klaring voor de bouw van een nieuw gymnastieklokaal zal zo mogelijk moeten worden opgeno men in de sporthalplannen. 4. Het rapport noemt m.b.t. de be hoefte aan sporthalruimte voor de sportverenigingen geen nieuwe cij fers dan waarover wij op 6 juni hebben gestemd (toen werd ge stemd over de nu aanwezige be hoefte van sportverenigingen en scholen. Red.). Naar analogie met hetgeen overal elders gebeurde waar 'n nieuwe sporthal werd ge sticht verwachten de samenstel lers echter ook in Bergen door de sporthal een enorme stimulans voor de opbloei van de indoor- sporten. 5. In het rapport wordt het beno digde kapitaal voor een hal van 42 x 32 meter begroot op 885.000 gulden. Hierbij zou een post ter grootte van f 555.000 moeten komen uit een 7Va lening. In een voorlopige exploitatierekening be groot de werkgroep de benodigde jaarlijkse bijdrage op f 16.767,54. Naar de mening van het bestuur zal het geraamde tekort zeker het vijfvoudige bedragen. Deze vijf conclusies klinken niet ge heel onvriendelijk. Alleen hoeft de Sportraad geen beslissing te nemen over de jaarlijkse bijdrage van de gemeente. En dat doet het met de opmerking in punt vijf wel. Die bij drage is gewoon een zaak van B. en W., mijne heren. Tegelijkertijd gaat er een brief van het Sportraad-be stuur uit naar het college van B. en W. Die brief van het Sportraad-be stuur geeft een juist inzicht over de voorgeschiedenis. 'Na in januari 1969 een enquete te hebben gehouden onder alle Bergen se sportverenigingen naar hun man co's op het gebied van sportacco- modaties, is gebleken dat de door ons gestelde vraag, waarnaar ten algemene nutte van de Sport in Bergen volgens hen een grote be hoefte bestond, in de beantwoording door zes verenigingen een sporthal werd genoemd. Voor de Sportraad was dit aanleiding zich sterk te willen maken voor een eventuele realisering, ware het niet, dat in de gesprekken met alle verenigingsbe sturen afzonderlijk kwam vast te staan, dat men een sporthal van al gemeen nut had geacht terwille van de andere sportverenigingen. Ten einde onszelf zekerheid te verschaf fen omtrent de reeële behoefte aan een dergelijke hal, werd op 6 juni een vergadering belegd, wdaftoe uit genodigd en vertegenwoordigd alle dagelijkse besturen van de sportver enigingen, alsmede de hoofden van scholen en de in de Sportraad zit ting hebbende vertegenwoordigers.' Het kwam tot het formeren van de werkgroep, die volgens het bestuur van de Sportraad de taak kreeg 'op korte termijn een rapport aan te bieden waaruit zou moeten blijken, dat de gekozen uitgangspunten van de Sportraad onjuist waren geweest of dat de hoeveelheid gegevens op 6 juni onvoldoende waren om een goedgefundeerde beslissing te ne- men.'Hieruit blijkt de negatieve hou ding van het Sportraad-bestuur. Waarom wordt anders niet gesteld 'de werkgroep bekijkt de aanwezi ge gegevens opnieuw en zoekt nieu we.' Het bestuur van de Sportraad neemt zich ook steeds een autortiaire hou ding aan. Bijvoorbeeld in de brief aan het college van B. en W. wordt telkens gesproken van 'de Sportraad spreekt zich uit', maar het is het bestuur dat zich uitspreekt, de le den hebben nog niet eens de kans gehad zelf een mening over het rap port naar voren te mogen brengen. B. en W. van Bergen die al een rap port in bezit hebben, krijgen van het Sportraad-bestuur te horen dat 'de werkgroep bij de aan zichzelf opgelegde taakstelling verder is ge gaan dan het bestuur der Sportraad', dat 'een sporthal de indoor-sporten zal stimuleren' en dat 'de cijfers van gebruik door de sportverenigingen een onaanvaardbare basis blijven voor het bestuur der Sportraad om vanuit de Sportraad te komen tot een initiatief voor een sporthal.' Het rapport-Hamstra zegt over het gebruik van de sportverenigingen 'er behoeft dan ook geen enkele twij fel te bestaan over de bijdrage die de sportverenigingen zullen leveren in een reeële exploitatiemogelijkheid van een sporthal, door deze in de avonduren en de weekends gedu rende het winterseizoen vol te be zetten.' Dat dus over de sportverenigingen. Over het gebruik door het onderwijs geeft het Sportraad-bestuur een standpunt weg, dat erop lijkt als of de Sportraad ook Onderwijsraad is. Het gaat om sportbelangen mijne heren. Uit het rapport van de werkgroep blijkt dat er een groot tekort is aan zaalruimte voor het onderwijs. Op zich, aldus het Sportraadbestuur aan B. en W. is dit echter naar onze mening nog geen reden om een sporthal te bouwen. Met de bouw van twee grote gymnastieklokalen zal het onderwijs meer gebaat zijn. In verband met subsidieregelingen, afgifte urgentieverklaringen en ex ploitatierekeningen aanvaarden wij wel, dat het onderwijs een onmis bare factor is geworden bij de tot standkoming van sporthallen. In vakkringen van de Lichamelijke Op voeding aanvaardt men ook integra tie van het gymnastieklokaal ten behoeve van het voortgezet onder wijs onder bepaalde voorwaarden. De voorkeur blijft echter uitgaan naar de normale gymnastiekloka len. Om dit te weten moet je op z'n minst desekundige zijn op het gebied van de lichamelijke opvoeding. Zo iemand is zeer beslist de Sportraad secretaris E. Doing, gymnastiekle raar en auctor-intellectualis van een wat structuur betreft dode Sport raad. Hij is het geweest, die de on derwij sbelangen zo sterk heeft over trokken en de rest van het bestuur met zijn mening heeft geïndoctri neerd. Het Sportraad-bestuur deelt ook zijn eindconclusie aan B. en W. mee. 1. Het rapport geeft belangwekken de informatie over het groeiende tekort aan zaalruimte bij de les sen in lichamelijke opvoeding. 2. Het bestuur kan de conclusie van de werkgroep 'het wijs is om zaal ruimte voor schoolgymnastie in de vorm van sporthalruimte te doen bouwen' niet ondersteunen. Het onderwijs zou in dit geval de kurk moeten zijn waarop de sport hal in Bergen moet gaan drijven. 3. De Sportraad acht het medege bruik van een sporthal door het onderwijs aanvaardbaar; echter alleen nadat blijkt, dat de behoef te aan sporthalruimte in de sector van de indoor-sporten aanvaard baar groot is. Dit is naar onze mening nog niet het geval. 4. In deze Sportraad-nota en in het rapport der werkgroep zijn alleen ter sprake gekomen de sectoren sport en onderwijs. Indien de ge meente daarenboven andere fac toren wil laten meespelen om te komen tot de stichting van een hal - wij denken hierbij aan toe risme, cultuur en recreatie, dan zal de Sportraad met de sportvereni gingen een inbreng in de hal kun nen hebben. Vijf leden van de Sportraad zijn het met deze formulering niet eens. Zij schrijven in een brief aan het bestuur van de Sportraad 'de redactie van deze nota zou wellicht bij het college van B. en W. een verkeerd beeld kunnen geven over de toch wel duidelijke wens van de Sport raad om te komen tot de stichting van een sporthal in Bergen. Daarom stellen de briefschrijvers (mevrouw E. Gorskoop-De Goede, mevrouw M. Abbekerk-Kroon, de heren M. Lau, J. Kok en M. Morsch) 'naar onze mening gegronde wijzigingen in de opzet van de nota' voor. Die wijzigingen. 'Het belangrijke gege ven dat het tekort aan zaalruimte voor het gymnastiekonderwijs zal uitgroeien tot zeventig uren is aan leiding voor de Sportraad, haar eer der ingenomen standpunt te herzien. Zij stelt zich achter de plannen tot de bouw van een sporthal in Bergen en is bereid met U of met de Ge meentelijke Commissie voor Licha melijke Opvoeding en Sport te be vorderen, dat de benodigde gym nastiekzaalruimte geintegreerd wordt in de sporthal. Dit is de voornaam ste wijziging die wordt voorgesteld. Het betekent een trap tegen de sche nen van de heer Doing en zijn ge- indoctrineerden. De eerstvolgende stap is het uit schrijven van een vergadering van de Sportraad, een besloten vergade ring. Een van de ambtenaren van het gemeentehuis maakt de notulen. Dat garandeert, zo zegt het bestuur de objectiviteit. Uit deze notulen het volgende. 'De voorzitter stelt voor om het rapport van de werkgroep aan B. en W. aan te bieden, hierbij een advies van de Sportraad te voegen, tevens de no tulen van de vergadering aan te bie den zodat een ieders mening over het rapport hierdoor volledig tot zijn recht zal komen. Mevr. Goedkoop informeert naar het| resultaat van een tussentijds gesprek dat het bestuur heeft gehad met B. en W. De voorzitter zegt dat dit gesprek van beide zijden zuiver informatief is geweest om de be staande en genoteerde gegevens te toetsen. Mevr. Goedkoop vindt het jammer, dat de werkgroep blijkbaar niet uitgenodigd is voor deze verga dering. De secretaris zegt dat dit ook niet noodzakelijk was, omdat de taak voor de werkgroep na het aan bieden van het rapport als beëindigd kan worden beschouwd. En even verder in de neutrale notu len: de heer Lau stelt dat moet wor den voorkomen, dat er een contro verse bestaat, omdat dit het geheel zou schaden. De voorzitter zegt, dat er natuurlijk wel verschil van me ning is. De heer Lau beklemt nog maals dat te veel tweespalt de zaak schaadt. Nog meer. De heer Doing zegt dat in het advies van B. en W. moet uitko men dat de Sportraad na kennis te hebben genomen van het rapport, het onmogelijk vindt nu zelf tot de stichting te komen. De heer Lau stelt dat de Sportraad vooral bij zijn beoordelingen niet op de stoel van B. en W. moet gaan zit ten, maar zich slechts positief op moet stellen t.a.v. het plan. Hierover merkt de voorzitter op dat juist B. en W. om exacte cijfers hebben ge vraagd. Hierna wordt enige tijd ge debatteerd over het exploitatietekort en het bedrag dat per uur verschul digd zou zijn. Niet iedereen blijkt dat duidelijk te hebben begrepen. Wel komt men tot de conclusie dat dit geen zaak voor de Sportraad is maar een probleem dat B en W dienen te bezien. Tijdens deze vergadering komt de Sportraad onder druk van de heer Doing tot deze formulering: de Sportraad onderschrijft een tekort aan zeventig lokaaluren over een termijn van vijf iaar; de sportraad respecteert het verlangen van het onderwijs om bij voorkeur de uit breiding van het eigen bedrijf op eigen erf te realiseren en de sport raad meent, dat zij er goed aan doet dit verlangen tegen te werken. Dan volgt weer een discussie. De heer Ivangh vraagt zich nog steeds af of de inzending van het rapport zin heeft. We moeten volledig achter een sporthal staan. De heer Doing stelt nog eens duidelijk dat de sport hal niet alleen gebaseerd mag zijn op roosteruren lichamelijke oefe ning. De heer Abbekerk (zelf leraar red.) wil 'n reguleersysteem voor ge bruik sporthal en gymnastieklokalen en is het overigens niet met Doing eens. De meningen over het gebruik van een sporthal voor lessen in de lichamelijke oefening lopen uiteen. Geheel in tegenspraak hiermee blijkt de vergadering het plotseling weer eens te zijn met het schrappen van de in dit verhaal al eerder genoem de alinea in het sporthalrapport. De notulen weer. 'Nu blijkt echter moeilijk te bepalen wat te doen als de werkgroep deze alinea niet wil schrappen. Nadat een ieder persoon lijk de gelegenheid is gegeven hier over zijn mening naar voren te bren- •gen wordt besloten, dat de sportraad Jjdan in zijn aanbiedingsbrief dient te stellen dat zij het met de conclusie over 'wijs beleid' niet eens is. Enke le leden vinden deze zaak bijzonder moeilijk en onduidelijk, hetgeen uit de uitslag van de stemming (5 voor, 4 tegen, 1 blanco) ook naar voren komt'. De heren Abbekerk en Ivangh beiden toehoorders mochten niet meestemmen. De Sportraad telt zes tien leden. Met die ene stem voor worden de volgende twee punten aan de aanbiedingsnota toegevoegd. De sportraad is ervan overtuigd dat het bestaan van een sporthal de nog niet in de gemeente beoefende tak ken van sport mogelijk zal maken en bestaande sporten nieuwe mogelijk heden zal bieden. Mochten B. en W. en de raad in de toekomst van me ning zijn dat de sporthal er moet ko men, dan zal de sportraad zich ach ter de activiteiten hiertoe stellen en haar volledige medewerking verle nen. De Sportraad zegt dus geen ja en geen nee, een typerend voorbeeld van 'in de ijskast stoppen'. Leuk is nog te kunnen constateren dat de notulen niet objectief hoeven te zijn. Er staan wat samenvattingen in en het stuk is ondertekend door de heer Doing, secretaris van de Sportraad. De voor de werkgroep niet zo ge slaagde reactie van de Sportraad komt naar voren uit een brief van voorzitter J. M. A. Kerner aan de heer J. Hamstra. Een mooi staaltje van koehandel is dit. 'Tijdens de vergadering werd bezwaar aangete kend tegen de (bewuste-red.) alinea en wenste men dit met zoveel woor den in het commentaar, dat aa.n B. en W. zal worden aangeboden, opge nomen te zien. Echter ben ik erin de vergadering daarvan te doen afzien (dit staat niet in de notulen - red.), indien de werkgroep bereid is de ali nea uit haar rapport weg te laten. Dit leek mij meer te verkiezen dan door agitatie de aandacht op dit punt te vestigen.' De heer Hamstra schrijft terug. 'Na kennisname van de notulen van de Sportraadvergadering begrepen wij de wezenlijke zin van de door U ge vraagde wijziging niet. Door immers de notulen mee te sturen bij de pre sentatie van het rapport informeert U het gemeentebestuur over en be nadrukt U zelfs de oorspronkelijke tekst. U vestigt daardoor meer aan dacht op dit punt dan wanneer U bij het ongewijzigde rapport in uw be geleidend advies de aantekening had gemaakt, het niet eens te zijn met die alinea.' De heer Hamstra verzoekt het Sport raad-bestuur verder uitsluitend het eigenlijke rapport in te sturen, met weglating van de drie bijlagen dus. Het is niet de heer Kerner die hierop reageert maar secretaris Doing. Hij kapt alles af. Het weglaten van de bijlagen wordt door hem onmogelijk en onjuist geacht. En verder deelt hij mee 'wel maken wij u erop attent dat de taak van de werkgroep bij het indienen van het door ons zeer gewaardeerde rapport als beëindigd dient te worden beschouwd. Dat is voor hem de mooiste in de hele Sporthalhistorie. Tenslotte wordt het rapport (burge meester De Ruiter: uitstekend) aan het college van B. en W. gepresen teerd met conclusies en notulen. manuscript HOOFDSTUK 17 Waarin Jakob Grotstra de Zaal een besluit neemt Jakob Grotstra de Zaal excuseerde zich. Anita en ik gaan vanavond naar Thea en Bob," legde hij uit. „Als u geen be zwaar hebt, zou ik me nu willen verkleden." Mevrouw Grotstra keek haar rijzige zoon bewonderend aan en knikte. „Ga je gang, Jakob. Doe hen mijn groeten, wil je? Volgende week ga ik wel een middagje naar Thea." „Ik zal het zeggen, mama," beloofde hij. terwijl hij rond de tafel liep en zich even over zijn moeder boog, een kus op haar wang drukkend. Ze keek hem na, tot hij uit de kamer was ver dwenen. Hoewel ze niet helemaal verrukt was over de keuze van haar zoon, moest ze toegeven, dat Anita een verleidelijke jonge vrouw was. Knap, met beschaafde omgangsvormen, vrien delijk en hartelijk tegen de oudere vrouw, had ze geen enkele reden tot aanmerking gegeven. Maar Jakob was haar enige zoon. De beide meisjes hadden al vroeg hun bestemming ge vonden. Ze waren op vrij jeugdige leeftijd getrouwd en hadden het nu goed. Beiden hadden een man van hun stand gevonden, zodat er niets was tegen een huwelijkstoestemming. Daarna wijdde ze al haar zorg aan zoon Jakob, die aanvankelijk niets voelde voor een huwelijk. Knapp jonge vrouwen, die bij fees telijke gelegenheden in huize Grotstra werden gehaald, maak ten op de cynische jongeman geen indruk. Tenslotte vroeg hij zijn moeder haar pogingen om hem te koppelen te staken. „Als ik de vrouw van mijn keuze ontmoet, kom ik er dadelijk mee thuis, dat beloof ik u." Hij had het gedaan, tot verbazing van mevrouw Grotstra. Anita werd voorgesteld als de privé-secretaresse van advocaat Zeulikum, die hij tijdens de wintersport in Zermatt had leren kennen. Misschien was Anita aanvankelijk enigszins bevreesd voor de statige moeder van Jakob, doch haar onbevangenheid werkte stimulerend. Algauw zaten de beide vrouwen in een geanimeerd gesprek gewikkeld. Dank zij haar jarenlange erva ring door het verschillende werk, dat ze bij haar bazen had ver richt, gevoegd bij haar schoolopleiding, bezat ze een behoorlijke algemene ontwikkeling en kon rustig aan een gesprek deel nemen. Na die eerste avond kon mevrouw Grotstra geen enkel steek houdend bezwaar tegen het meisje van haar zoon inbrengen. Toch was ze er niet helemaal gerust op. Dat ze alleen maar secretaresse was, nu jain deze moderne tijd keek je zo nauw niet meer. Ze had maar niet naar haar ouders gevraagd. Misschien zou het een pijnlijke vraag geweest zijn. Te zijner tijd zou Jakob wel meer bijzonderheden vertellen. Maar een spoortje van wantrouwen bleef er hangen. Ik kan het niet definiëren constateerde de oude vrouw. Wellicht is er geen enkele grond voor mijn wantrouwen, maar toch... enfin, ze moest het voorlopig maar zo laten. Natuurlijk kon ze heel discreet proberen inlichtingen te winnen over Anita de Bor der, doch ze hield niet van die achterbakse methoden. En ze ker niet als het haar zoon betrof. Ze moest eigenlijk wat meer vertrouwen hebben in zijn onderscheidingsvermogen. Hoewelals een man zijn hoofd verliest, wanneer er een vrouw in het spel is, dan helpt geen enkel verstandig argu ment. We kunnen alleen maar afwachten. Tegen acht uur liep Jakob Grotstra naar zijn zalmkleurige wagen in de brede garage. Hij reed naar buiten, sloot de gara gedeuren weer af en reed even later naar de weg. Binnen door was het misschien acht minuten rijden naar de Specht straat en hij vermeed tevens de drukke binnenstad. En van haar huis kon hij eveneens weer binnendoor naar de pro vinciale weg voor Meerum. Hij hechtte veel waarde aan het oordeel van zuster Thea, die een scherpe opmerkster was. Thea, de zelfbewuste, die in alles op hem leek. In tegenstel ling tot Margot, die precies haar vader was. In de Specht straat voor nummer elf, drukte hij even op de claxon, waarna hij uitstapte. Maar de deur werd niet losgetrokken, zoals anders het geval was, dus belde hij aan, lang en nadrukkelijk. Het bleef stil. Nog eens belde hij en keek naar boven, waar alles donker was. Eigenaardig, zou ze hun afspraak hebben vergeten? Hij keek op zijn horloge. Bijna kwart over acht. Er was toch kwart over acht afgesproken? Nogmaals keek hij naar boven. Nergens licht. Ze was waar schijnlijk niet thuis. Zou ze moeten overwerken bij Zeulikum? Welnee, dan had ze hem wel gebeld. Bovendien, zo'n drukke praktijk had de oude heer niet meer en hij was helemaal niet het type om over te werken. Wat nu? Jakob Grotstra was nooit lang besluiteloos. Dus j belde hij beneden aan, bij de hoofdbewoners, van wie Anita twee kamers in huur had. De heer des huizes deed open. „Anita? Nee, niet gezien. Is ze j niet thuis? Tja, dan weet ik het ook niet Een luide stem kwam van achteren. De man keerde zich om. „Wat zeg je?" Opnieuw de luide stem. „O, juist." Hij keerde zich tot de man aan de deur. „Mijn vrouw zegt, dat ze vanavond is weggereden in een zwarte auto met twee mannen. Die haal den haar af. Ze scheen nogal haast te hebben, m'n vrouw was net even in de voorkamer en zag haar instappen." Jakob dankte voor de inlichtingen, maar was er niets wijzer door geworden. Er zal me niet anders opzitten, dan dat ik terug rijd naar huis, maar dan zal moeder uitleg vragen en wat moet ik dan zeggen? Eerst maar even naar de zaak. Dan kan ik Thea bellen. Ik zal maar zeggen, dat er onverwachts iets tussen is gekomen en we vermoedelijk wat later komen. Wat moet ik anders? Ik weet toch niets? Hij stapte in en reed langzaam de straat uit, in de stille hoop haar onverwacht tegen te komen. Maar toen dit niet het geval was,, reed hij naar de binnenstad en zette zijn wagen op het parkeerterrein van de garage neer. In het kioskje bij de benzine pomp zat één man een krant te lezen. Het kantoor in de show room was leeg. Bekkers had deze week immers late dienst? Waar was hij? Jakob liep naar het kantoor en draaide aan de telefoon een nummer. Even later had hij zijn zuster aan de lijn en vertelde, dat er wat tussen was gekomen. „We komen wat later, zus. Maar hoe laat weet ik nog niet. Als het te lang duurt, bel ik nog wel." „Is er wat aan de hand met Anita?" informeerde Thea. „We hadden kwart over acht afgesproken, maar ze was niet thuis. Eerder op de avond is ze met twee mannen weggereden. Haar benedenbuurvrouw heeft haar zien gaan. Dat zal wel een goede reden hebben, anders had ze me gebeld. Ik ken haar. Dus wacht ik maar af." „Is het goed in orde tussen jullie, Jakob?" Hij lachte. „Wat dacht je? Wacht maar af tot je haar zelf ziet. Ze is zó, Thea. We kunnen heel goed met elkaar overweg." Haarlem, januari De tentoonstel lingscommissie van de Nationale Bloemententoonstelling 'Lenteflora- Haarlem-1970 die van 6 t.m. 15 maart zal worden gehouden in de Kennemer Sporthal te Haarlem, heeft een Bekroningsfonds in het le ven geroepen, waaruit ereprijzen en andere onderscheidingen voor de beste inzenders zullen worden gefi nancierd. Aan de betrokken gemeen tebesturen, het bedrijfsleven, vereni gingen, vakgenoten en allen die di rect of indirect belang hebben bij de bloei van de Nederlandse sierteelt, is verzocht dit fonds te willen subsi diëren. Een nationale jury zal bepalen aan welke inzenders op grond van hun prestaties en inspanning een belo ning dient te worden toegekend. In deze jury hebben zitting: De heer M. van Dijk te Hillegom, voorzitter; voor de groep tulpen.' De heren Jacq. van den Berg te Breezand, C. Breed te Noord wij ker hout en Th. J. v. d. Gulik te Spierdijk; voor de groep Narcissen en Hyacinthen: De he ren W. Lemmers te Lisse, Jac. Roo- zen te Breezand en G. Lefeber te Lisse; voor de groep Bijgoed: De he ren W. P. van Eeden te Noordwijker- hout, A. van de Vlugt te Lisse, J. J. de Winter Lzn. te de Zilk, J. Bijl te Breezand en P. Struyf te Akersloot. Inmiddels blijkt uit de reacties van verenigingen en particulieren dat alom in het land levendige belang stelling bestaat voor deze expositie, die Haarlem na vele jaren weer gastvrouw zal doen zijn van een na tionaal bloemenfestijn. Uit het ge hele land komen nu reeds bij het secretariaat verzoeken binnen om reserveringen voor groepsbezoeken. Ook van de zijde van de beroepsor ganisatie voor de bloembollencul tuur en de bloemisterij toont men veel interesse voor de komende ma nifestatie.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1970 | | pagina 5