Leu wjaazsnotities
buzgenieestez JL. da T^uitez
weekblad
Rapport Sporthal moet uit de iiskast
jacht op een
'Lenteflora-Haarlem'
1970 gaat inzendingen
bekronen
2e BLAD
DONDERDAG 15 JANUARI to
iijjt.
DE DUINSTREEK
Het zijn vooral de plannen die ge
vraagd of ongevraagd uit de bur
gerij voortkomen, die ter openbare
discussie moeten worden gesteld.
Een recent voorbeeld is het voor
treffelijk uitgewerkt plan inzake de
bouw van een sporthal, dat onder
leiding van de heer J. Hamstra tot
stand kwam. Zo'n plan mag niet in
de ijskast verdwijnen maar moet
met het standpunt van de sportraad
en het advies van het college van
B. en W. aan de orde worden ge
steld.
Dit schrijft burgemeester L. J. de
Ruiter in zijn nieuwjaarsnotities.
Een belangwekkend gegeven, als
men weet dat het Sporthalrapport
vorig jaar juli al werd overlegd aan
de Sportraad, die gezien haar han
delwijze en opstelling tegenover het
rapport beter Spotraad kan heten.
In de juni-vergadering van de Sport
raad werd na veel strubbelingen een
Werkgroep Sporthal geformeerd. De
Werkgroep bestond uit de heren J.
Kroon (geen lid van de Sportraad),
P. van Exter (lid van de Sportraad,
J. Hamstra (geen lid), M. J. A. Hui-
keshoven (geen lid) en M. Lau (wel
lid). Deze heren trokken zeer voort
varend te werk en produceerden
tien juli al een goed gefundeerd en
gedetailleerd rapport.
Opperwerkgroepbaas Jan Hamstra
schreef het bestuur van de Sport
raad in een begeleidend schrijven:
'ik nodig U uit na bestudering van
het rapport te komen tot een uit
spraak daarover van de Sportraad
en vervolgens tot een advies aan
het gemeentebestuur'. En: 'de werk
groep is te allen tijde bereid de
Sportraad eventuele aanvullende
toelichting te verschaffen. Gelet op
bepaalde recente ontwikkelingen
oordeelt de werkgroep de kans om
op korte termijn te komen tot het
stichten van een sporthal gunstig,
als de zaken met voortvarendheid
worden aangepakt. Ik vertrouw er
op dat U Uw taak in deze als Sport
raad zult onderkennen en het goede
voorbeeld van de werkgroep zult
willen volgen.'
De Sportraad, die een sporthal toch
al geen urgent project vond, boog
zich erover met een grote dosis
scepsis, immers men had zich in het
openbaar al uitgelaten over het niet-
noodzakelijk-zijn. Het gechicaneer
van het Sportraad-bestuur begint
in de eerstvolgende brief aan de
leden van de Vereniging Sportraad.
Volgens die brief werd het rapport
eind juli pas aangeboden. Nou dat
was 10 juli veertig dagen vroeger
dan de eerste correspondentie over
de nota. Het bestuur legt de Sport
raadleden wat conclusies voor.
1. Dat het tekort aan zaalrui mte
het gymnastiekonderwijs op alle
scholen - dat momenteel mag wor
den gesteld op 33 lesuren - in de
komende vijf jaar zal uitgroeien
tot 70 uren.
2. De lessen in de lich. oefening
zullen na een herverdeling der
gymnastiekruimte voor wat be
treft het voortgezet onderwijs vol
gens deze werkgroep moeten wor
den gegeven in een afgeschermd
gedeelte van de te bouwen sport
hal.
3. Een reeds afgegeven urgentiever
klaring voor de bouw van een
nieuw gymnastieklokaal zal zo
mogelijk moeten worden opgeno
men in de sporthalplannen.
4. Het rapport noemt m.b.t. de be
hoefte aan sporthalruimte voor de
sportverenigingen geen nieuwe cij
fers dan waarover wij op 6 juni
hebben gestemd (toen werd ge
stemd over de nu aanwezige be
hoefte van sportverenigingen en
scholen. Red.). Naar analogie met
hetgeen overal elders gebeurde
waar 'n nieuwe sporthal werd ge
sticht verwachten de samenstel
lers echter ook in Bergen door de
sporthal een enorme stimulans
voor de opbloei van de indoor-
sporten.
5. In het rapport wordt het beno
digde kapitaal voor een hal van
42 x 32 meter begroot op 885.000
gulden. Hierbij zou een post ter
grootte van f 555.000 moeten komen
uit een 7Va lening. In een
voorlopige exploitatierekening be
groot de werkgroep de benodigde
jaarlijkse bijdrage op f 16.767,54.
Naar de mening van het bestuur
zal het geraamde tekort zeker het
vijfvoudige bedragen.
Deze vijf conclusies klinken niet ge
heel onvriendelijk. Alleen hoeft de
Sportraad geen beslissing te nemen
over de jaarlijkse bijdrage van de
gemeente. En dat doet het met de
opmerking in punt vijf wel. Die bij
drage is gewoon een zaak van B. en
W., mijne heren. Tegelijkertijd gaat
er een brief van het Sportraad-be
stuur uit naar het college van B. en
W. Die brief van het Sportraad-be
stuur geeft een juist inzicht over de
voorgeschiedenis.
'Na in januari 1969 een enquete te
hebben gehouden onder alle Bergen
se sportverenigingen naar hun man
co's op het gebied van sportacco-
modaties, is gebleken dat de door
ons gestelde vraag, waarnaar ten
algemene nutte van de Sport in
Bergen volgens hen een grote be
hoefte bestond, in de beantwoording
door zes verenigingen een sporthal
werd genoemd. Voor de Sportraad
was dit aanleiding zich sterk te
willen maken voor een eventuele
realisering, ware het niet, dat in de
gesprekken met alle verenigingsbe
sturen afzonderlijk kwam vast te
staan, dat men een sporthal van al
gemeen nut had geacht terwille van
de andere sportverenigingen. Ten
einde onszelf zekerheid te verschaf
fen omtrent de reeële behoefte aan
een dergelijke hal, werd op 6 juni
een vergadering belegd, wdaftoe uit
genodigd en vertegenwoordigd alle
dagelijkse besturen van de sportver
enigingen, alsmede de hoofden van
scholen en de in de Sportraad zit
ting hebbende vertegenwoordigers.'
Het kwam tot het formeren van de
werkgroep, die volgens het bestuur
van de Sportraad de taak kreeg 'op
korte termijn een rapport aan te
bieden waaruit zou moeten blijken,
dat de gekozen uitgangspunten van
de Sportraad onjuist waren geweest
of dat de hoeveelheid gegevens op
6 juni onvoldoende waren om een
goedgefundeerde beslissing te ne-
men.'Hieruit blijkt de negatieve hou
ding van het Sportraad-bestuur.
Waarom wordt anders niet gesteld
'de werkgroep bekijkt de aanwezi
ge gegevens opnieuw en zoekt nieu
we.'
Het bestuur van de Sportraad neemt
zich ook steeds een autortiaire hou
ding aan. Bijvoorbeeld in de brief
aan het college van B. en W. wordt
telkens gesproken van 'de Sportraad
spreekt zich uit', maar het is het
bestuur dat zich uitspreekt, de le
den hebben nog niet eens de kans
gehad zelf een mening over het rap
port naar voren te mogen brengen.
B. en W. van Bergen die al een rap
port in bezit hebben, krijgen van
het Sportraad-bestuur te horen dat
'de werkgroep bij de aan zichzelf
opgelegde taakstelling verder is ge
gaan dan het bestuur der Sportraad',
dat 'een sporthal de indoor-sporten
zal stimuleren' en dat 'de cijfers van
gebruik door de sportverenigingen
een onaanvaardbare basis blijven
voor het bestuur der Sportraad om
vanuit de Sportraad te komen tot
een initiatief voor een sporthal.'
Het rapport-Hamstra zegt over het
gebruik van de sportverenigingen
'er behoeft dan ook geen enkele twij
fel te bestaan over de bijdrage die
de sportverenigingen zullen leveren
in een reeële exploitatiemogelijkheid
van een sporthal, door deze in de
avonduren en de weekends gedu
rende het winterseizoen vol te be
zetten.'
Dat dus over de sportverenigingen.
Over het gebruik door het onderwijs
geeft het Sportraad-bestuur een
standpunt weg, dat erop lijkt als
of de Sportraad ook Onderwijsraad
is. Het gaat om sportbelangen mijne
heren.
Uit het rapport van de werkgroep
blijkt dat er een groot tekort is aan
zaalruimte voor het onderwijs. Op
zich, aldus het Sportraadbestuur aan
B. en W. is dit echter naar onze
mening nog geen reden om een
sporthal te bouwen. Met de bouw
van twee grote gymnastieklokalen
zal het onderwijs meer gebaat zijn.
In verband met subsidieregelingen,
afgifte urgentieverklaringen en ex
ploitatierekeningen aanvaarden wij
wel, dat het onderwijs een onmis
bare factor is geworden bij de tot
standkoming van sporthallen. In
vakkringen van de Lichamelijke Op
voeding aanvaardt men ook integra
tie van het gymnastieklokaal ten
behoeve van het voortgezet onder
wijs onder bepaalde voorwaarden.
De voorkeur blijft echter uitgaan
naar de normale gymnastiekloka
len.
Om dit te weten moet je op z'n
minst desekundige zijn op het gebied
van de lichamelijke opvoeding. Zo
iemand is zeer beslist de Sportraad
secretaris E. Doing, gymnastiekle
raar en auctor-intellectualis van een
wat structuur betreft dode Sport
raad. Hij is het geweest, die de on
derwij sbelangen zo sterk heeft over
trokken en de rest van het bestuur
met zijn mening heeft geïndoctri
neerd. Het Sportraad-bestuur deelt
ook zijn eindconclusie aan B. en W.
mee.
1. Het rapport geeft belangwekken
de informatie over het groeiende
tekort aan zaalruimte bij de les
sen in lichamelijke opvoeding.
2. Het bestuur kan de conclusie van
de werkgroep 'het wijs is om zaal
ruimte voor schoolgymnastie in
de vorm van sporthalruimte te
doen bouwen' niet ondersteunen.
Het onderwijs zou in dit geval de
kurk moeten zijn waarop de sport
hal in Bergen moet gaan drijven.
3. De Sportraad acht het medege
bruik van een sporthal door het
onderwijs aanvaardbaar; echter
alleen nadat blijkt, dat de behoef
te aan sporthalruimte in de sector
van de indoor-sporten aanvaard
baar groot is. Dit is naar onze
mening nog niet het geval.
4. In deze Sportraad-nota en in het
rapport der werkgroep zijn alleen
ter sprake gekomen de sectoren
sport en onderwijs. Indien de ge
meente daarenboven andere fac
toren wil laten meespelen om te
komen tot de stichting van een
hal - wij denken hierbij aan toe
risme, cultuur en recreatie, dan zal
de Sportraad met de sportvereni
gingen een inbreng in de hal kun
nen hebben.
Vijf leden van de Sportraad zijn
het met deze formulering niet eens.
Zij schrijven in een brief aan het
bestuur van de Sportraad 'de redactie
van deze nota zou wellicht bij het
college van B. en W. een verkeerd
beeld kunnen geven over de toch
wel duidelijke wens van de Sport
raad om te komen tot de stichting
van een sporthal in Bergen. Daarom
stellen de briefschrijvers (mevrouw
E. Gorskoop-De Goede, mevrouw
M. Abbekerk-Kroon, de heren M.
Lau, J. Kok en M. Morsch) 'naar
onze mening gegronde wijzigingen
in de opzet van de nota' voor. Die
wijzigingen. 'Het belangrijke gege
ven dat het tekort aan zaalruimte
voor het gymnastiekonderwijs zal
uitgroeien tot zeventig uren is aan
leiding voor de Sportraad, haar eer
der ingenomen standpunt te herzien.
Zij stelt zich achter de plannen tot
de bouw van een sporthal in Bergen
en is bereid met U of met de Ge
meentelijke Commissie voor Licha
melijke Opvoeding en Sport te be
vorderen, dat de benodigde gym
nastiekzaalruimte geintegreerd wordt
in de sporthal. Dit is de voornaam
ste wijziging die wordt voorgesteld.
Het betekent een trap tegen de sche
nen van de heer Doing en zijn ge-
indoctrineerden.
De eerstvolgende stap is het uit
schrijven van een vergadering van
de Sportraad, een besloten vergade
ring. Een van de ambtenaren van
het gemeentehuis maakt de notulen.
Dat garandeert, zo zegt het bestuur
de objectiviteit.
Uit deze notulen het volgende. 'De
voorzitter stelt voor om het rapport
van de werkgroep aan B. en W. aan
te bieden, hierbij een advies van de
Sportraad te voegen, tevens de no
tulen van de vergadering aan te bie
den zodat een ieders mening over
het rapport hierdoor volledig tot
zijn recht zal komen.
Mevr. Goedkoop informeert naar het|
resultaat van een tussentijds gesprek
dat het bestuur heeft gehad met
B. en W. De voorzitter zegt dat
dit gesprek van beide zijden zuiver
informatief is geweest om de be
staande en genoteerde gegevens te
toetsen. Mevr. Goedkoop vindt het
jammer, dat de werkgroep blijkbaar
niet uitgenodigd is voor deze verga
dering. De secretaris zegt dat dit
ook niet noodzakelijk was, omdat de
taak voor de werkgroep na het aan
bieden van het rapport als beëindigd
kan worden beschouwd.
En even verder in de neutrale notu
len: de heer Lau stelt dat moet wor
den voorkomen, dat er een contro
verse bestaat, omdat dit het geheel
zou schaden. De voorzitter zegt, dat
er natuurlijk wel verschil van me
ning is. De heer Lau beklemt nog
maals dat te veel tweespalt de zaak
schaadt.
Nog meer. De heer Doing zegt dat in
het advies van B. en W. moet uitko
men dat de Sportraad na kennis te
hebben genomen van het rapport,
het onmogelijk vindt nu zelf tot de
stichting te komen.
De heer Lau stelt dat de Sportraad
vooral bij zijn beoordelingen niet op
de stoel van B. en W. moet gaan zit
ten, maar zich slechts positief op
moet stellen t.a.v. het plan. Hierover
merkt de voorzitter op dat juist B.
en W. om exacte cijfers hebben ge
vraagd. Hierna wordt enige tijd ge
debatteerd over het exploitatietekort
en het bedrag dat per uur verschul
digd zou zijn. Niet iedereen blijkt dat
duidelijk te hebben begrepen. Wel
komt men tot de conclusie dat dit
geen zaak voor de Sportraad is maar
een probleem dat B en W dienen
te bezien.
Tijdens deze vergadering komt de
Sportraad onder druk van de heer
Doing tot deze formulering: de
Sportraad onderschrijft een tekort
aan zeventig lokaaluren over een
termijn van vijf iaar; de sportraad
respecteert het verlangen van het
onderwijs om bij voorkeur de uit
breiding van het eigen bedrijf op
eigen erf te realiseren en de sport
raad meent, dat zij er goed aan doet
dit verlangen tegen te werken.
Dan volgt weer een discussie. De
heer Ivangh vraagt zich nog steeds
af of de inzending van het rapport
zin heeft. We moeten volledig achter
een sporthal staan. De heer Doing
stelt nog eens duidelijk dat de sport
hal niet alleen gebaseerd mag zijn
op roosteruren lichamelijke oefe
ning. De heer Abbekerk (zelf leraar
red.) wil 'n reguleersysteem voor ge
bruik sporthal en gymnastieklokalen
en is het overigens niet met Doing
eens. De meningen over het gebruik
van een sporthal voor lessen in de
lichamelijke oefening lopen uiteen.
Geheel in tegenspraak hiermee blijkt
de vergadering het plotseling weer
eens te zijn met het schrappen van
de in dit verhaal al eerder genoem
de alinea in het sporthalrapport.
De notulen weer. 'Nu blijkt echter
moeilijk te bepalen wat te doen als
de werkgroep deze alinea niet wil
schrappen. Nadat een ieder persoon
lijk de gelegenheid is gegeven hier
over zijn mening naar voren te bren-
•gen wordt besloten, dat de sportraad
Jjdan in zijn aanbiedingsbrief dient te
stellen dat zij het met de conclusie
over 'wijs beleid' niet eens is. Enke
le leden vinden deze zaak bijzonder
moeilijk en onduidelijk, hetgeen uit
de uitslag van de stemming (5 voor,
4 tegen, 1 blanco) ook naar voren
komt'. De heren Abbekerk en Ivangh
beiden toehoorders mochten niet
meestemmen. De Sportraad telt zes
tien leden. Met die ene stem voor
worden de volgende twee punten
aan de aanbiedingsnota toegevoegd.
De sportraad is ervan overtuigd dat
het bestaan van een sporthal de nog
niet in de gemeente beoefende tak
ken van sport mogelijk zal maken en
bestaande sporten nieuwe mogelijk
heden zal bieden. Mochten B. en W.
en de raad in de toekomst van me
ning zijn dat de sporthal er moet ko
men, dan zal de sportraad zich ach
ter de activiteiten hiertoe stellen en
haar volledige medewerking verle
nen. De Sportraad zegt dus geen ja
en geen nee, een typerend voorbeeld
van 'in de ijskast stoppen'. Leuk is
nog te kunnen constateren dat de
notulen niet objectief hoeven te zijn.
Er staan wat samenvattingen in en
het stuk is ondertekend door de heer
Doing, secretaris van de Sportraad.
De voor de werkgroep niet zo ge
slaagde reactie van de Sportraad
komt naar voren uit een brief van
voorzitter J. M. A. Kerner aan de
heer J. Hamstra. Een mooi staaltje
van koehandel is dit. 'Tijdens de
vergadering werd bezwaar aangete
kend tegen de (bewuste-red.) alinea
en wenste men dit met zoveel woor
den in het commentaar, dat aa.n B.
en W. zal worden aangeboden, opge
nomen te zien. Echter ben ik erin de
vergadering daarvan te doen afzien
(dit staat niet in de notulen - red.),
indien de werkgroep bereid is de ali
nea uit haar rapport weg te laten.
Dit leek mij meer te verkiezen dan
door agitatie de aandacht op dit punt
te vestigen.'
De heer Hamstra schrijft terug. 'Na
kennisname van de notulen van de
Sportraadvergadering begrepen wij
de wezenlijke zin van de door U ge
vraagde wijziging niet. Door immers
de notulen mee te sturen bij de pre
sentatie van het rapport informeert
U het gemeentebestuur over en be
nadrukt U zelfs de oorspronkelijke
tekst. U vestigt daardoor meer aan
dacht op dit punt dan wanneer U bij
het ongewijzigde rapport in uw be
geleidend advies de aantekening had
gemaakt, het niet eens te zijn met
die alinea.'
De heer Hamstra verzoekt het Sport
raad-bestuur verder uitsluitend het
eigenlijke rapport in te sturen, met
weglating van de drie bijlagen dus.
Het is niet de heer Kerner die hierop
reageert maar secretaris Doing. Hij
kapt alles af. Het weglaten van de
bijlagen wordt door hem onmogelijk
en onjuist geacht. En verder deelt hij
mee 'wel maken wij u erop attent
dat de taak van de werkgroep bij
het indienen van het door ons zeer
gewaardeerde rapport als beëindigd
dient te worden beschouwd. Dat is
voor hem de mooiste in de hele
Sporthalhistorie.
Tenslotte wordt het rapport (burge
meester De Ruiter: uitstekend) aan
het college van B. en W. gepresen
teerd met conclusies en notulen.
manuscript
HOOFDSTUK 17
Waarin Jakob Grotstra de Zaal een besluit neemt
Jakob Grotstra de Zaal excuseerde zich. Anita en ik gaan
vanavond naar Thea en Bob," legde hij uit. „Als u geen be
zwaar hebt, zou ik me nu willen verkleden."
Mevrouw Grotstra keek haar rijzige zoon bewonderend aan
en knikte. „Ga je gang, Jakob. Doe hen mijn groeten, wil je?
Volgende week ga ik wel een middagje naar Thea."
„Ik zal het zeggen, mama," beloofde hij. terwijl hij rond de
tafel liep en zich even over zijn moeder boog, een kus op haar
wang drukkend. Ze keek hem na, tot hij uit de kamer was ver
dwenen. Hoewel ze niet helemaal verrukt was over de keuze
van haar zoon, moest ze toegeven, dat Anita een verleidelijke
jonge vrouw was. Knap, met beschaafde omgangsvormen, vrien
delijk en hartelijk tegen de oudere vrouw, had ze geen enkele
reden tot aanmerking gegeven. Maar Jakob was haar enige
zoon. De beide meisjes hadden al vroeg hun bestemming ge
vonden. Ze waren op vrij jeugdige leeftijd getrouwd en hadden
het nu goed. Beiden hadden een man van hun stand gevonden,
zodat er niets was tegen een huwelijkstoestemming. Daarna
wijdde ze al haar zorg aan zoon Jakob, die aanvankelijk niets
voelde voor een huwelijk. Knapp jonge vrouwen, die bij fees
telijke gelegenheden in huize Grotstra werden gehaald, maak
ten op de cynische jongeman geen indruk. Tenslotte vroeg hij
zijn moeder haar pogingen om hem te koppelen te staken. „Als
ik de vrouw van mijn keuze ontmoet, kom ik er dadelijk mee
thuis, dat beloof ik u."
Hij had het gedaan, tot verbazing van mevrouw Grotstra.
Anita werd voorgesteld als de privé-secretaresse van advocaat
Zeulikum, die hij tijdens de wintersport in Zermatt had leren
kennen. Misschien was Anita aanvankelijk enigszins bevreesd
voor de statige moeder van Jakob, doch haar onbevangenheid
werkte stimulerend. Algauw zaten de beide vrouwen in een
geanimeerd gesprek gewikkeld. Dank zij haar jarenlange erva
ring door het verschillende werk, dat ze bij haar bazen had ver
richt, gevoegd bij haar schoolopleiding, bezat ze een behoorlijke
algemene ontwikkeling en kon rustig aan een gesprek deel
nemen.
Na die eerste avond kon mevrouw Grotstra geen enkel steek
houdend bezwaar tegen het meisje van haar zoon inbrengen.
Toch was ze er niet helemaal gerust op. Dat ze alleen maar
secretaresse was, nu jain deze moderne tijd keek je zo
nauw niet meer. Ze had maar niet naar haar ouders gevraagd.
Misschien zou het een pijnlijke vraag geweest zijn. Te zijner
tijd zou Jakob wel meer bijzonderheden vertellen. Maar een
spoortje van wantrouwen bleef er hangen. Ik kan het niet
definiëren constateerde de oude vrouw. Wellicht is er geen
enkele grond voor mijn wantrouwen, maar toch... enfin, ze
moest het voorlopig maar zo laten. Natuurlijk kon ze heel
discreet proberen inlichtingen te winnen over Anita de Bor
der, doch ze hield niet van die achterbakse methoden. En ze
ker niet als het haar zoon betrof. Ze moest eigenlijk wat
meer vertrouwen hebben in zijn onderscheidingsvermogen.
Hoewelals een man zijn hoofd verliest, wanneer er een
vrouw in het spel is, dan helpt geen enkel verstandig argu
ment. We kunnen alleen maar afwachten.
Tegen acht uur liep Jakob Grotstra naar zijn zalmkleurige
wagen in de brede garage. Hij reed naar buiten, sloot de gara
gedeuren weer af en reed even later naar de weg. Binnen
door was het misschien acht minuten rijden naar de Specht
straat en hij vermeed tevens de drukke binnenstad. En van
haar huis kon hij eveneens weer binnendoor naar de pro
vinciale weg voor Meerum. Hij hechtte veel waarde aan het
oordeel van zuster Thea, die een scherpe opmerkster was.
Thea, de zelfbewuste, die in alles op hem leek. In tegenstel
ling tot Margot, die precies haar vader was. In de Specht
straat voor nummer elf, drukte hij even op de claxon, waarna
hij uitstapte. Maar de deur werd niet losgetrokken, zoals
anders het geval was, dus belde hij aan, lang en nadrukkelijk.
Het bleef stil. Nog eens belde hij en keek naar boven, waar
alles donker was. Eigenaardig, zou ze hun afspraak hebben
vergeten? Hij keek op zijn horloge. Bijna kwart over acht. Er
was toch kwart over acht afgesproken?
Nogmaals keek hij naar boven. Nergens licht. Ze was waar
schijnlijk niet thuis. Zou ze moeten overwerken bij Zeulikum?
Welnee, dan had ze hem wel gebeld. Bovendien, zo'n drukke
praktijk had de oude heer niet meer en hij was helemaal niet
het type om over te werken.
Wat nu? Jakob Grotstra was nooit lang besluiteloos. Dus
j belde hij beneden aan, bij de hoofdbewoners, van wie Anita
twee kamers in huur had.
De heer des huizes deed open. „Anita? Nee, niet gezien. Is ze
j niet thuis? Tja, dan weet ik het ook niet
Een luide stem kwam van achteren. De man keerde zich om.
„Wat zeg je?" Opnieuw de luide stem. „O, juist." Hij keerde zich
tot de man aan de deur. „Mijn vrouw zegt, dat ze vanavond is
weggereden in een zwarte auto met twee mannen. Die haal
den haar af. Ze scheen nogal haast te hebben, m'n vrouw was
net even in de voorkamer en zag haar instappen."
Jakob dankte voor de inlichtingen, maar was er niets wijzer
door geworden. Er zal me niet anders opzitten, dan dat ik
terug rijd naar huis, maar dan zal moeder uitleg vragen en
wat moet ik dan zeggen? Eerst maar even naar de zaak. Dan
kan ik Thea bellen. Ik zal maar zeggen, dat er onverwachts iets
tussen is gekomen en we vermoedelijk wat later komen. Wat
moet ik anders? Ik weet toch niets?
Hij stapte in en reed langzaam de straat uit, in de stille hoop
haar onverwacht tegen te komen. Maar toen dit niet het geval
was,, reed hij naar de binnenstad en zette zijn wagen op het
parkeerterrein van de garage neer. In het kioskje bij de benzine
pomp zat één man een krant te lezen. Het kantoor in de show
room was leeg. Bekkers had deze week immers late dienst?
Waar was hij?
Jakob liep naar het kantoor en draaide aan de telefoon een
nummer. Even later had hij zijn zuster aan de lijn en vertelde,
dat er wat tussen was gekomen. „We komen wat later, zus.
Maar hoe laat weet ik nog niet. Als het te lang duurt, bel ik
nog wel."
„Is er wat aan de hand met Anita?" informeerde Thea.
„We hadden kwart over acht afgesproken, maar ze was niet
thuis. Eerder op de avond is ze met twee mannen weggereden.
Haar benedenbuurvrouw heeft haar zien gaan. Dat zal wel een
goede reden hebben, anders had ze me gebeld. Ik ken haar.
Dus wacht ik maar af."
„Is het goed in orde tussen jullie, Jakob?"
Hij lachte. „Wat dacht je? Wacht maar af tot je haar zelf ziet.
Ze is zó, Thea. We kunnen heel goed met elkaar overweg."
Haarlem, januari De tentoonstel
lingscommissie van de Nationale
Bloemententoonstelling 'Lenteflora-
Haarlem-1970 die van 6 t.m. 15
maart zal worden gehouden in de
Kennemer Sporthal te Haarlem,
heeft een Bekroningsfonds in het le
ven geroepen, waaruit ereprijzen en
andere onderscheidingen voor de
beste inzenders zullen worden gefi
nancierd. Aan de betrokken gemeen
tebesturen, het bedrijfsleven, vereni
gingen, vakgenoten en allen die di
rect of indirect belang hebben bij de
bloei van de Nederlandse sierteelt, is
verzocht dit fonds te willen subsi
diëren.
Een nationale jury zal bepalen aan
welke inzenders op grond van hun
prestaties en inspanning een belo
ning dient te worden toegekend. In
deze jury hebben zitting: De heer
M. van Dijk te Hillegom, voorzitter;
voor de groep tulpen.' De heren Jacq.
van den Berg te Breezand, C. Breed
te Noord wij ker hout en Th. J. v. d.
Gulik te Spierdijk; voor de groep
Narcissen en Hyacinthen: De he
ren W. Lemmers te Lisse, Jac. Roo-
zen te Breezand en G. Lefeber te
Lisse; voor de groep Bijgoed: De he
ren W. P. van Eeden te Noordwijker-
hout, A. van de Vlugt te Lisse, J. J.
de Winter Lzn. te de Zilk, J. Bijl te
Breezand en P. Struyf te Akersloot.
Inmiddels blijkt uit de reacties van
verenigingen en particulieren dat
alom in het land levendige belang
stelling bestaat voor deze expositie,
die Haarlem na vele jaren weer
gastvrouw zal doen zijn van een na
tionaal bloemenfestijn. Uit het ge
hele land komen nu reeds bij het
secretariaat verzoeken binnen om
reserveringen voor groepsbezoeken.
Ook van de zijde van de beroepsor
ganisatie voor de bloembollencul
tuur en de bloemisterij toont men
veel interesse voor de komende ma
nifestatie.