Uw eigen kerstverhaal in De Duinstreek erstkarwei Dienen Het geluk De camouflage- kerstman Een droom - werkelijkheid - snowboots Kerstgedachten ENSDAG 20 DECEMBER 1989 DE DUINSTREEK PAGINA 11 BERGEN - Bijna dertig lezers en lezeressen van De Duin streek hebben gereageerd op de oproep om een eigen kerstver haal te schrijven. En dat is het dubbele aantal van verleden jaar. De opgave voor de redactiejury van De Duinstreek was daar mee ook dubbel zo zwaar. Want eigenlijk zijn bijna alle verhalen echte kerstverhalen. En omdat ze dikwijls „uit het leven gegre pen” zijn, kun je als jury een aangrijpend verhaal niet zo maar in de map „niet gepubliceerd” afleggen. Er waren aangrijpende verhalen. Maar ook verhalen met een gepaste humor. En er waren ook feestelijke verhalen. De meeste inzenders hebben erg veel werk gemaakt van hun kerstverhaal. En de jury stelt dat op prijs. Toch kan er maar één de eerste prijs krijgen. Maar gelukkig konden we ook een tweede en een derde prijs toekennen. Tot slot ook een aantal eervolle vermeldingen. Wij danken iedereen voor de moeite van het schrijven en het inzenden. U kunt nu zelf lezen welke keus wij gemaakt hebben. De eerste prijs is voor mevr. Igez-Trap uit Bergen; de tweede prijs gaat naar W.F. Koeman uit Schoorl; en de derde prijs is voor Stella Groot (10 jaar) uit Schoorl. De eervolle vermeldingen zijn ook geplaatst in deze Duinstreek. de dochter van zijn kolonel verleid, sliep naast hem öp een strozak. Ze had De kaarsen werden gedoofd. Annel Groet I-:.’ het toch een witte kerst wor- landig bond hij een stuk touw rest van de weerhaan, zodat hij' traks op zijn rug kon binden bij laling. Draaien wilde het ding naar opwaarts zat er beweging 24 december 1989 Het was nog donker. Ik draaide me om. Opeens hoorde ik iets van buiten. Of, liever gezegd, van boven. Ik klom tegen mijn zin uit bed en keek uit het raam. Niks te zien. Sukkelend liep ik naar zolder. Daar gekomen zag ik ook niets. Waar kwam het toch vandaan? Van de buren? Dan kon ik gerust zijn. Nu hoorde ik het weer! Alleen, nu be neden. Moeizaam liep ik naar bene- Igez-Trap ©O'®? waarbij de mensen met fakkels Heilige avond, heel schuchter zwe ven er enkele sneeuwvlokjes voorbij het raam. Zou er nu toch een witte kerst volgen? Voor het slapen gaan toch nog maar even naar buiten kij ken. Ja, het lijkt of de vlokjes vlokken zijn geworden en of ze ook met meer snelheid naar beneden dwarrelen. Kerst-morgen, ik ben al heel vroeg wakker, vlug schuif ik de kamer- en slaapkamergordijnen open. Wat een verrassing, de grauwe wereld van gis teren is in één nacht veranderd in een schitterend sprookjesparadijs. Gefas cineerd blijf ik maar staan kijken. Op eens voel ik een zo vertrouwde arm om mijn schouders en hoor ik mijn liefste zeggen: „Wat geniet je intens hè!” Ge lukkig weet ik dat hij al net zo van dit weer houdt. Blij stel ik voor maar vlug te ontbijten en er heel snel op uit te trekken. Een half uurtje later zijn we al op weg. We nemen eerst de Sparre- laan en van daaruit doorkruisen we alle weggetjes en heuveltjes die we maar tegenkomen. Op vele plaatsen is de sneeuw nog zo ongerept, nog geen voetstappen te bekennen, alleen wat afdrukken van vogelteentjes. Moe van het lange lopen besluiten we naar het dorp terug te keren en ergens een warme beker chocolade te gaan drinken. Tot onze verrassing zijn er al heel wat vroege wandelaars neer gestreken. Er heerst een gezellige win- tersportstemming. De chocolade wordt gebracht, het ziet er zo verruk kelijk uit dat ik al meteen een slok neem, oei wat heetMet schrik word ik wakker, maar dat wil ik helemaal niet, ik wil die droom krampachtig vast houden, maar de werkelijkheid weet van geen wijken en dringt zich on barmhartig naar voren en schuift heel pijnlijk die andere Kerstmis in beeld die ik juist in mijn droom even kon vergeten. Nog heel even zou ik mij willen ver zetten, die arm om mijn schouder wil len voelen, die stem nog even horen. Doch de herinnering blijft, zo vele ma len denk ik aan die winter enige jaren geleden. Na een herfst met veel storm en re gen volgde een al even trieste winter. Geen echte vrieskou of sneeuw, steeds maar druilerig mistig weer. Steeds hoopten we maar dat het weer zou om slaan. Maar de weersvoorspelling kon ons ook niet veel goeds beloven. Mijn man was ziek, dikwijls zei hij: „Wat zou ik nog graag eens een wandeling door de sneeuw maken.” Dus daarom was het weer voor hem zo belangrijk. Het lopen ging steeds moeilijken. Maar om er de moed in te houden kocht ik voor hem een paar heel extra warme snow boots. Dus nu maar afwachten of het weer zou omslaan. Het werd Kerstmis. De kerstman had ook al geen stem in het weerbeleid. Sneeuw kwam er niet. Maar in huis was het ondanks alle zorgen om de ziekte van mijn man gezellig gemaakt, de kerst boom, de kaarsverlichting, de liefde van de kinderen die kwamen. Maar steeds hoorde ik in gedachten die wens „nog éénmaal een wandeling door de sneeuw! De dagen kwamen de dagen gingen en zo werd het oude jaar. Geen geur van oliebollen door het huis. Het was een onvergetelijke dag, vol herinne ringen, overdenking en bezinning. Het was een oude jaar met diepte en in houd die altijd als heel waardevol in ons geheugen zal blijven. Toen er later toch nog sneeuw kwam, was mijn man er niet meer om de zo verlangde wandeling door de sneeuw te maken. Op de plank in de kast staan door de met zoveel hoop en liefde gekochte snow boots en als er een winter met sneeuw komt zal ik terugdenken aan die onvervulde wens: nog éénmaal in die ongerepte sneeuw! Dit is een kerstverhaal. Maar als u, beste lezer, tot die mensen behoort die het kerstgebeuren verbinden met geu rig dennegroen, een kerstboom met glitter en glans en een feestelijke dis, dan kunt u maar beter niet verder le zen, want dit kerstverhaal is anders. O zeker, die boom met glans en glit ter was er wel, hij stond te stralen. En stemmig kaarslicht verhoogde, samen' met Bing Crosby’s I’m dreaming of a white Christmas op de achtergrond, de sfeer. De tafel stond feestelijk ge dekt. Het wachten was alleen nog op Ben, mijn man, die, bijna traditioneel, bezig was in de keuken de laatste hand te leggen aan zijn culinaire creaties. Tot zover het bekende beeld van kerst en gezelligheid. Maar verder speelt dit alles geen rol meer in mijn verhaal. Die is toebedeeld aan twee dieren. Niet zo vreemd natuurlijk, ge zien de os en de ezel in de stal van Bethlehem. Maar over die beesten is al zo vaak verteld, nee, mijn twee hoofd figuren zijn vogels die waarschijnlijk niet in de stal van Bethlehem aanwe zig waren. Wel in Noach’s ark misschien. Een grasparkiet en een kalkoen zullen daar vast niet ontbroken hebben. Die avond ontbraken ze ook niet in ons huis. Zij het dan in heel verschillende omstandigheden. Sjuul, de graspar kiet was een vondeling, door Ben op een goede dag, volledig uitgeput, in de tuin gevonden. Terwijl Ben bij mijn ouders thuis de oude kooi van vader’s kanarie van zol der ging halen, die moest dienen als tijdelijk onderdak voor onze vonde ling, stond ik onwennig met het zach te, trillende lijfje in mijn hand, en ik voelde zijn hartje snel en angstig klop pen. Zelf was ik ook niet zo op mijn gemak. Een vreemde gewaarwording om zo’n klein levend wezentje in je handen te houden. Het was nog maar een jonge vogel. Ik kon toen niet ver moeden dat hij bijna tien jaar lang een grote plaats in ons huiselijk leven zou gaan innemen. Een vogel in een kooi, daar hadden we nooit voor gevoeld. Maar toen er na aangifte bij de politie geen eigenaar was komen opdagen, draaide het er op uit dat wij met hem waren opgescheept. Daar hebben we geen spijt van gehad. Maar nu eerst wat over die kalkoen. Laten we hem maar voor het gemak Henry noemen. Eens de naam van een soortgenoot in een dierentuin, waar van wij weten dat hij een mooi lang leven had. Zo niet onze Henry. Die had het minder goed getroffen. Hij maakte zijn entree bij ons in diepgevroren staat, een paar dagen voor die bewuste kerstavond en werd voor de duur van zijn korte verblijf in ons huis, onder gebracht in onze vrieskast in de keu ken, tot zijn diensten nodig waren. Over diensten gesproken. Dienen, mensen daar gaat het om in mijn huis. Wat kan het lot toch rare bokkespron- gen maken. Sjuul, onze lieveling, die lang mocht leven, en dienen mocht om twee kinderloze mensen vreugde en genoegen te verschaffen. Toen zijn tijd daarvoor gekomen was stond Henry, zijn buik tot barstens toe gevuld met heerlijkheden en daarna door Ben vakkundig dichtgenaaid, in de oven. Verrukkelijke geuren verspreiden zich, met de dennegeur door het hele huis. De komende avond zag er veel belovend uit. Sjuul zat intussen luste loos in zijn kooi. Hij was ziek, dat wis ten we al een paar weken. Een injectie bij de dierenarts en medicijnen door zijn voer schenen aan die toestand niets te veranderen. Dat wierp een schaduw over onze kerstvreugde. Toen ik trachtte hem met lieve woordjes uit zijn kooi te lokken, die altijd open was, zag ik plotseling druppels bloed vallen. Geschrokken riep ik Ben, die net bezig was de prachtig goudbruin gebraden kalkoen uit de oven te halen. Hij liet onmiddel lijk alles in de steek en snelde naaf de kooi. Met zijn laatste krachten sleepte Sjuul zich naar Ben en kroop in zijn geopende handen. Hij ging met hem aan de tafel zitten en ik ging erbij zit ten. We huilden allebei. Mijn moeder, onze gast voor het kerstdiner, zat met een wit gezicht stil in een hoekje alles aan te zien. Tranen liepen over haar oude wangen. Zo zaten we samen een kwartier denk ik. Toen was het ge beurd. Voor ons was Kerstmis voorbij. We hadden zielsveel van het beestje gehouden. den. Ik schrok me rot! Ik zag een zak lantaarn die door de kamer scheen. Vlug dook ik onder de trap. „Wie is daar?” riep een zware stem. Ik hield me stil. De felle zaklantaarn ging zoe kend rond. Hij hield stil toen hij me gevonden had. Ik kroop verder weg in de hoek. Ik wenste dat ik door de grond zou kunnen vallen, maar ik zat nog altijd in elkaar gedoken onder de trap. „Kom er maar uit, je hebt me ontdekt”, zei een geruststellende zwa re stem. „W.wie bent u?” hakkelde ik. „Iedereen kent me van foto’s.” „Bent u een filmster, of een zanger?” „Ik kom elk jaar in Nederland”, zei de stem. Ik kroop langzaam onder de trap van daan. „Wat doet u in ons huis?” vroeg ik onzeker. „Goed, ik zal je alles ver tellen, maar doe eerst even het licht aan, dan zie je me”, zei de stem. Ik liep stil naar het lichtknopje en deed het licht aan. Van nieuwsgierigheid durf de ik me bijna niet om te draaien. Het leek of mijn schoenen vastgespijkerd zaten aan de grond. Even aarzelde ik nog, toen draaide ik me om. Ik stond vastgenageld toen ik zag wie er stond. „Mm..maar u bent dekerst- man(!!!)” „Ik denk dat ik nu niets meer hoef uit te leggen”, zei de kerst man. „Ik leg de pakjes hier neer, jij kunt beter gaan slapen.” „Ja en dat zal ik doen ook”, zei ik. „En niks zeggen, he?” zei de kerstman. „Afgesproken”, zei ik en klopte hem op zijn schouder. Gerustgesteld klom ik weer in mijn bed. Ik sloeg met mijn vuist een kuil in het kussen, maar het duurde lang voor ik in slaap viel. in en nu kwam het er op aan of hij hem van de as kon tillen en zijn „hanen- jacht” zou slagen. Hij ging er goed voor zitten op de dwarsbuis en zocht goede steun voor zijn voeten. En dan., één, twee, hup, de haan was van zijn as en hij liet hem op zijn knieën zakken en bond hem op zijn rug. Hij keek naar beneden om de eerste steunpunten te vinden en zag dat in de straten het verkeer al op gang was gekomen, maar niemand die daar in de donkere mor gen voor Kerstmis boven op de kerkto ren een man met een weerhaan op zijn rug verwachtte. Het eerste stukje naar beneden ging omzichtig. Dan weer schrijlings zit tend naar de muur schuivend stuiter de de haan met veel lawaai op de nok van het dak, bij wijze van protest dat hij van zijn hoge positie was gehaald Dan arriveerde hij bij de muur waar hij naar boven gaande bijna viel. Ex tra voorzichtig en liggend op de nok probeerden zijn voeten de bovenste beugel te vinden, de haan op zijn rug als een staart achteruit stekend. Als een neergestreken condor hing hij op de punt van het hoge dak. Ja, een voet vond steun en voorzichtig de rand van het dak vasthoudend liet hij zich zak ken. De ontbrekende beugel was nog een lastig probleem, maar het touw gebruikt bij het klimmen, hing er nog en maakte het dalen minder lastig. De haan bonkte als laatste protest tegen de muur. Dan deed het touw voor de laatste keer dienst bij het zich op de buik laten zakken naar de ladder op het platte dak. Even later stond er een eenzame gebroken haan tegen de zij muur van de kerk en wandelde een tevreden oudere heer met ladder en touwen naar huis, waar zijn net ont waakte vrouw dacht dat hij een wan deling met zijn hondje had gemaakt. De verbazing, ongeloof en blijd schap bij het kerkbestuur, koster en brandweer waren groot. Zelfs de do minee maakte in zijn kerstpreek ge wag van „een wonder”, waardoor het mogelijk was de dienst op een veilige manier doorgang te doen vinden. Maar niemand wist wie de vermetele dader was en na afloop van de dienst dromden vele kerkgangers samen bij de zijmuur om de haan eens van dicht bij te bekijken. Argeloos liep ook een klein jochie dichterbij en net toen de koster zei: „We zijn blij dat dat ding beneden is, maar we weten niet wie het gedaan heeft,” riep het jochie trots: „Dat heeft mijn opa gedaan, maar hij mag het nooit meer doen van mijn oma. Ze was erg boos, want opa had ook een scheur in zijn broek. Maar nu niet meer, want opa zei: ’Stil maar vrouwtje. Vrede op aarde en de mensen in welbehagen’.” J.N. Blokker Dr. v. Peltlaan 29 1861 KB Bergen Ik was thuis. „Mag ik even bellen? Het is belangrijk.” Vlug draaide ik het nummer van de politie. „Ja hallo, van nacht zijn onze televisie en onze ste reotoren gestolen. De dader was bezig ze in te graven. Ik heb hem opgesloten in een telefooncel. Ja, maar er is een jongen van 15 jaar bij die hem be waakt. In Schoorl. Bij het klimrek. Ja, dicht bij het crossveldje. Oke, ik ben er ook.” Ik hing op. „Kom mee, we moe ten zo snel mogelijk bij de telefooncel zijn”, zei ik. Zonder verder iets te we ten, volgden vader en moeder me (hoopvol dat onze apparatuur terug zou komen). Mijn kleine zusje werd even bij de buren gebracht. Zo langza merhand kwamen we aan bij de tele fooncel. De politie kwam net aangere den. Een jonge politieman sloeg het portier open en pakte de handboeien. Zodie is erbij zei de andere politie man. Hij gooide de deur van de tele- foncel open. De man die daar ongeveer een kwartier gestaan had, probeerde zich los te worstelen. Mark duwde zijn vuist onder de kin van de man. Even krijg ik medelijden. De camouflage- kerstman was aardig tegen me ge weest. „Wat gaan jullie met hem doen?” vroeg ik met enig medelijden. Op dat moment kwam er een angst aanjagend gestalte uit de lucht. Het leek of het dichterbij kwam. Ik kneep mijn ogen stijf dicht. Ik hoorde iets klakken op de weg. Voorzichtig deed ik mijn ogen open. Éven stond ik als verstijfd. „Nu is het wel de kerstman! Met alle acht rendieren er voor op”, riep ik. „Ik weet wat we met hem kun nen doen”, zei de echte kerstman. „Ik kan wel een hulpje gebruiken. Ik zal onder weg even jullie televisie en jullie stereotoren uitgraven. Dan breng ik die bij jullie thuis.” Ik stond nog even verbluft. Toen zei ik: „Weet u waar wij wonen?” „Oh, jawel hoor, ik kom elk jaar bij jullie”, zei de kerstman. „Ik weet alle huizen uit mijn hoofd.” „Hoe weet u dat dit allemaal is gebeurd?” vroeg ik nieuwsgierig. „Dat is het ge heim van de kerstman”, zei hij indruk wekkend. „Gaan juhie nu maar naar huis, ik regel dit wel”, zei de kerstman. De politie die een tijd niks gezegd had, deed de man touwen om zijn benen. Ze legden de man achterop de slee en weg was de kerstman. Verdwenen, als een wolkje lucht.... Einde Stelle Groot, 10 jaar. Vuurdoornweg 24, 1871 TS Schoorl. N.H. 25 december 1989 „Wakker worden”, klonk het van be neden. Ik strekte me uit en klom slape rig mijn bed uit. „Moet je nou eens kijken!” riep mijn vader ongerust, „De televisie en de stereotoren zijn al lebei verdwenen”, zei vader. Lawaaie rig liep mijn kleine zusje de trap af. De schrik joeg me door het lijf. Had ik de inbreker alles laten stelen? Dat was een rotstreek, dacht ik. Hij met zijn kerstman. Hij kan me wat! Ik stond zonder dat ik het wist met mijn knieën te trillen. „Pakjes!” riep mijn zusje. „Nee, de stereo en de televisie zijn weg, gestolen! zei mijn moeder. „Die pakjes kunnen wachten en de dief kan ervandoor zijn met onze apparatuur”, zei vader. Was het dan eigenlijk mijn schuld? dacht ik vol argwaan. „Heb ben jullie niks gehoord of gezien?” vroeg mijn moeder. „Ik niet”, zei ik meteen. „Ikke ook niet”, zei mijn klei ne zusje. „Nu cadeautjes”, zei ze. Ik zuchtte. „Laten we de politie bellen en dan pakjes uitpakken”, stelde mijn moeder voor. „Nee”, zei vader, „dit kunnen we best zelf doen. Laten we eerst even de pakjes uitpakken en dan gaan joggen”, zei vader. „Tenminste, wij gaan niet joggen, maar jij jogt elke ochtend.” Hij wees op mij. Nadat we gezellig met zijn vieren de pakjes uit hadden gepakt, ging ik joggen. Het was nog rustig in het bos, toen ik er aan kwam. Er liep een man met een hond die een liedje floot. Het was heerlijk weer. De vorst was nog duide lijk te zien. Het was misschien nog maar vijf graden, maar dan was het lekker koel. Daar liep weer iemand. Wat doet hij nou? Ik hield mijn tempo in. Onhoorbaar kroop ik in de bosjes weg, zodat ik hem net kon zien. Hij was bezig een kuil te graven, die al een halve meter diep was. Naast hem stond een grote vuilniszak. En nog iets roods, maar dat kon ik niet goed zien. Ik ging op mijn buik liggen en schoof een stukje naar rechts. Maar, dat was het kerstmanpak(!!!!). Ik keek eens goed naar de man en nam hem op. Bruin haar, groene trui, blauwe ogen, groene broek en versleten sportgym- pen. Ik schoof een stukje op mijn buik verder naar rechts. Ik zag nu dat hij de kuil helemaal had uitgegraven en de vuilniszak er zorgvuldig instopte. Dat zullen vast onze stereotoren en onze televisie zijn, merkte ik op. Dit ging toch te ver, ik moest handelen. Maar hoe? Ik ben nou eenmaal geen held! Intussen had hij de kuil helemaal dichtgegooid en het kerstmanpak ge pakt. Hij liep met het kerstmanpak over zijn schouder het bos uit. Ik ging rechtop zitten en stond op. Ik liep ach ter hem aan. Toen liep hij een steegje in en liep naar een telefooncel. Ik keek rond. „Mark, kom es! Hij reed op zijn fiets naar mij toe. „Zal ik alsjeblieft je slot even mogen lenen?” (hij had een groot kabelslot met schakels). „Ja hoor”, zei hij. Ik liep naar de telefoon cel en gooide het slot om het handvat. Ik haalde de sleutel eruit en meteen daarop begon de man op het glas te bonken. „O, alsjeblieft, Mark, laat hem niet ontsnappen en laat hem ook niet bellen.” Mark was 15 jaar, dus hij hield de deur dicht. Hij was sterk ge noeg om de man knock-out te slaan. „Ik moet even naar huis, om mijn ou ders te waarschuwen”, zei ik. Ik rende naar huis. Intussen was het begonnen te sneeuwen. Het werd nu echt kerst. Maar ik had wel iets anders aan mijn hoofd dan dromen over de witte kerst. Aan de kranten, tijdschriften, radio en tv is het al duidelijk te merken: de kerstdagen naderen. Dan rijst de vraag: hoe lang vieren de mensen al kerstfeest? Of misschien beter gezegd: een kerstfeest? Want een feest vieren in de donkerste periode van het jaar, de tijd van de langste nachten en de kortste dagen, dat gebeurt al vele dui zenden jaren. Veel langer dan het feest van Christus’ geboorte. De Grieken bijvoorbeeld vierden in het midden van de winter een feest, kaarsen in optocht door straten en vel den trokken om naar Kore te zoeken. Kore is een Grieks woord voor meisje of maagd. Kore, eigenlijk heette ze Persefoné, was een godin, dochter van Demeter (moeder aarde). Zij zorgde voor het bloeien van de bloemen in de lente, voor de voorjaarsschoonheid. Maar Pluto (ook wel Hades genoemd), de heerser over het dodenrijk, roofde haar. Zo kreeg de winter zijn macht over de aarde. Demeter kreeg nu de hulp van de mensen om haar terug te vinden. En Zeus, toch wel bewogen met het lot der mensen, bepaalde - hij was oppergod - dat Kore maar enige maanden in de onderwereld hoefde te blijven. Ze mocht toch weer elk jaar de voorjaars bloemen tevoorschijn toveren. Ook de Germanen, veel noordelijker wonende, hadden hun midwinterfees ten. Dan werden de altijd groene naaldbomen met appels en andere vruchten versierd om daarmee de her innering aan de tijd van vruchtdragen levend te houden. En ofschoon het de winter door bewaren van voldoende voedsel, niemand kon immers weten hoelang de winter duren zou, een ui terst belangrijke levensvoorwaarde was, werd in de week van de langste nachten en de kortste dagen een over vloedige maaltijd aangericht. Om het vertrouwen in de góden die voor het wisselen van de seizoenen zorgden te bevestigen. En de Romeinen? Ook die hadden hun feesten om de markante perioden van het jaar te vieren. In de midwinter richtten zij een feest aan ter ere van Saturnus, een oppergod. Dat gebeurde in de week van de donkerste dagen, van 17 tot 24 december. Een der hoog tepunten van die feestweek was een grote maaltijd, waarbij de heren hun slaven moesten bedienen. Prachtig was het natuurlijk ook als een ver dienstelijke slaaf op dat feest een „vrijbrief” kreeg, d.w.z. zijn vrijheid, geen bezit meer van zijn heer. En het allerleukste was als de heer bij het binnenbrengen van de feesttaart (per ongeluk of met moedwil) struikelde. Want dan mochten de slaven hun heer straffen, d.w.z. kietelen met veren. (Die veer vinden we terug op de hoed van.... prins carnaval). Enige dagen per jaar waren de rollen dus omge keerd. De heren dienden hun slaven, de slaven tuchtigden hun meester. Al deze eeuwenoude feesten in het midden van de winter markeren de pe riode van de zonnewende, de terug keer van de zon, het lengen der dagen. Terugkeer? Ja, die angst dat de zon niet zou doen wat ze altijd deed, werd door de priesters van de dagen ge bruikt om de mensen in hun tempels de nodige offers te doen brengen. Voor ons is het brengen van zulke godenof- fers geen noodzaak meer. Hoe het kos mische uurwerk van onze wereld draait, weten we sinds ruim vier eeu wen. We bidden niet meer elke avond of de zon alstublieft de volgende mor gen weer opkomt, zoals de Egyptena- ren eeuwenlang deden. Het is voor ons zo gewoon geworden, dat we er niet meer over nadenken. Maar als we dat even wel doen, dan beseffen we dat we eigenlijk wartaal spreken wanneer we zeggen: Kijk, de zon gaat onder, want de zon gaat helemaal niet onder. We moeten onze kinderen in plaats daar van leren: kijk, nu gaat de zon voor andere mensen schijnen, mensen aan de andere kant van de wereld. Dat besef moeten we aan iedereen duidelijk maken. De wereld aan de an dere kant is ook onze wereld. Er is geen eerste, tweede of derde wereld, er is er maar één! Met Kerstmis feest vieren, gezellige maaltijden organiseren, gastvrijheid beleven, slaven bevrijden, de wereld als eenheid ervaren, het kan allemaal. En offers brengen? Kan dat, moet dat? Wel, in deze dagen zijn er mogelijkhe den genoeg. Kranten, tijdschriften, radio en tv bieden oproepen te kust en te keur. Wie er aan meedoet, sluit aan bij een eeuwenlange traditie. W.F. Koeman, Hulstplantsoen 40, 1871 TL Schoorl. en een vurige belangstelling. Plotseling riep iemand, die in de verte had zitten staren: „Oh, kijk eens, wat is dat?” Vanuit zee, ver weg aan de rusten. Alleen hem had ze nodig. Ze horizon, doemde een reusachtig ge- had heel jong afstand gedaan van hen vaarte op. Iemand zei: „Dat is waar- die haar hadden opgevoed schijnlijk Corsica! Bij bepaalde uit zonderlijke weersomstandigheden en als de lucht volmaakt helder is, kun je het eiland zien”. Iedereen bleef ver baasd staan kijken naar de plotselinge komen oprijzen. Toen zei een oude heer, die tot dusver gezwegen had: „Ik De verteller zweeg. En een vrouw heb op het eiland Corsica een merk- uit het gezelschap zei: „Nou ja, haar waardige belevenis gehad en een voor- ideaal was wel erg gemakkelijk te be- beeld van een trouwe en onwaar- schijnlijk gelukkige liefde leren ken nen. Luistert allen. Vijf jaar geleden ondernam ik een reis naar Corsica, een volkomen on- herbergzaam eiland, ongerepte ber- tr'“l r/a gen doorsneden door smalle ravijnen horizon loste Corsica op in de nacht, waarin bergstromen omlaagstorten, nergens een vlak stuk land, geweldige golven van graniet, enorme aardplooi- en, begroeid met kreupelhout of hoge len van de twee eenvoudige geliefden, kastanje- en dennebosseh. Een maag- die er een toevlucht hadden gevonden, delijk eiland met af en toe een dorpje 1--J- tegen een stapel rotsen op een bergtop, geen landbouw, geen industrie of kunstnijverheid. Wat het meest opvalt is het ontbreken van de betoverende vormen van wat wij kunst noemen, geen kunst in dit ruige land. In tegenstelling tot Italië, waar mar mer, hout, brons, ijzer, metalen en ge steenten getuigen van de begaafdheid van de mens, waar de kleinste erfstuk ken in de oude huizen van die heilige liefde voor schoonheid getuigen om dat het de grootheid, macht en over winning van de scheppende geest toont en bewijst. Daarentegen is het woeste Corsica gebleven als in de oud ste tijden. De mens woont daar in zijn ruwgebouwde huis en heeft de fouten maar ook de kwaliteiten behouden van onbeschaafde volken, hij is ge welddadig, haatdragend en bloeddor stig zonder het zich bewust te zijn, maar... ook gastvrij, edelmoedig toe gewijd en eenvoudig, zijn deur staat storm was gaan liggen. Een ou- heer met een klein hondje aan de wandelde in de richting van de /en bus op het kerkplein. Het was 3 dagen voor Kerstmis en behoor- <oud. Het zou wel eens een witte t kunnen worden, overdacht de Hij haalde een brief uit zijn jas- onderwijl automatisch een paar nen groetend die voor het kerkje len op straat stonden te discussië- Na nog een blik op het adres van iveloppe, wierp hij deze in de bus. vas een bevestigend antwoord op 'ief van zijn zoon en schoondoch- f het goed was dat ze de kerstda- bij hem en zijn vrouw zouden brengen. Speciaal verheugde hij al op de komst van zijn kleinzoon hij veel van zichzelf in terug- Ja, dat werd zeker een sportieve p, dat zag ie zo, al was hij nu nog acht jaar. rugwandelend zag hij de mannen iruk staan praten en daarbij af en aar de spits van het kerktorentje ■n. Hij zag nu ook dat de weer- boven op de toren door de storm i doormidden gebroken was. De was zeker vast gaan zitten op as en door de dwars inkomende a zo goed als doormidden ge- d. De kop met hals was afge- ird en hing half schuin naar be- n, nog slechts vastgehouden aan dein stukje materiaal van het ha de mannen gekomen vroeg hij om ze zo zorgelijk naar boven len te turen. Ja, zei de ene man, d van het kerkbestuur vind ik het evaarlijke situatie met die gebro- veerheen en heb ik hier de brand- commandant gevraagd of de Iweer dat ding er af kan halen. In erleden is al eens een stuk blik- fleider naar beneden gekomen en ep maar net goed af. Maar als het ;te stuk van die weerhaan naar den komt is het gevaar niet te den. Maar helaas komt ons mate niet zo hoog, sprak nu de brand- 2ommandant. oudere heer keek peinzend naar ak van de kerk en zei: „Och, voor (oede fles wijn en een lekkere stol doe je al eens-wat, zo vlak de kerstdagen.” mijnheer, een grapje is leuk, ik weet niet of de dienst op kerst- als er zoveel mensen om de kerk lopen, wel verantwoord is,” zei erkbestuurder. „Ja,” vulde de dweerman aan, „u wilt uw AOW nog wel halen?” De oudere heer achte en in plaats van te zeggen: AOW heb ik al negen jaar,” zei echts: „Ik zet hem wel neer opzij ie kerk. Goedenmiddag.” rat zeg je van zo’n grapjas, zeker ukste thuis,” zei de brandweer- tegen de kerkbestuurder. „Maar t toch op een hoogwerker moeten iten en dat wordt zeker na de dagen, dus na nieuwjaarsdag. Ik u sterkte.” Hij liep naar zijn auto ed weg. Ja, ook dat nog, de nieuw- dienst, overpeinsde de kerkbe- ■der terwijl hij zijn fiets pakte en irond naar huis reed, daarbij ;end „de leukste thuis” met zijn je voorbij gaande. Deze keek hem es glimlachend na in de vallende- nering, denkend aan de tijden dat jg aan bergbeklimmen deed. de donkere ochtend voor Kerst- d heel vroeg, was een oudere heer ange ladder en enige touwen op naar het kerkje. Het was bijna stil, maar vinnig koud. Er hing iw in de lucht. Bij het kerkje aan- nen plaatste hij de ladder daar hij op een klein plat dak kon n. De ladder optrekken en langs srste schuine dak leggen was een van een ogenblik en dat moest Dm gemakkelijk te kunnen klim- ,vas hij niet te dik gekleed en be- e kou te voelen. Dg ladder reikte ot de nok van hëtdak, maar met )uw met stalen haak, die hij ach- e nok wist vast te haken en de aatste tree van de ladder gebrui- wist hij zich schrijlings over de an het dak naar de hoge muur te 'en. Er zaten ijzeren beugels in muur, waarlangs hij naar de nok iet hoge schuine dak wilde. Hij cteerde de beugels zo goed als lijk in het ochtendduister, we- zoals hij gisteren zag dat e-r één eekt. Rustig klom hij omhoog tot tbrekende beugel. Zich met één vasthoudend mikte hij het touw laak over de hoogste beugel en zo de nok van het hoge dak te sen. Zich voorzichtig optrek- met nu het touw om de muumok ;t een been steun zoekend op het ne dak scheen het te lukken, sling gleed zijn voet weg langs de e lei... dan een scheurend geluid ;ijn broek... maar iri een reflex lij met zijn andere hand de vorst en te grijpen en met zijn knie nog 3 het schuine leidak, hing hij een mt machteloos langs de steile tot zijn andere voet de beugel vond. Even later zat hij schrij- op het hoge kerkdak. Hè, hè, was 'en schrikken en een winkelhaak in broek, mompelde hij, zichzelf rust gunnend. Dan schoof hij lings naar het torentje om dan het nog aanwezige stuk bliksem- er en stepjes naar de spits te ren. Voorzichtig probeerde hij eerhaan te draaien, maar die muurvast. Dan klom hij op de :as van het kruis met de haan pal :ijn borst. Nieuwsgierig hoe vast g zat, boog hij het bijna afgebro- eel van de haan heen en weer. brak het af en nog net kon hij vare stuk metaal beter vastpak- '.orgvuldig een goede plek uit- nd gooide hij het naar beneden, offe plof onder hem zei dat het r schade in het gras lag. Hij ichte als hij aan het kerkbestuur wat zouden ze nu al opgelucht \!og even keek hij om zich heen, en priemden lichtjes van het kend plaatsje door de ochtend- ering en boven hem twinkelden erren aan de al wat lichter wor- koude hemel. Schuin achter wam een donkere wolkenmassa als ware het een scherm wat e bleek pinkelende sterren werd :ken om zich misschien in de ko- kerstnacht pas weer te verto- delijk terugkeerde, nu eens uitgespro ken door een zware mannenstem, dan weer met de lichte klank van een vrou wenstem, leek de salon te vullen, leek _1_ er rond te fladderen als een vogel of te op de drempel van 'de hut stond: „Dat is hem”. Ik begreep dat ze nog steeds van hem hield, dat ze hem nog altijd met verliefde ogen bekeek. Suzanne had zich geschikt in een kingen gemaakt tussen verschillende leven zonder enige aantrekkelijkheid, voor- zonder luxe, zonder de minste verfij- in iedereen, ning, ze had zich aangepast aan zijn i eenvoudige behoeften. Ze droeg een verwarde herinneringen op, die ze niet kap en een katoenen rok, ze at soep durfden uit te spreken, maar die op van kool, aardappelen en spek van een hun lippen brandden, en iedereen leek bord van aardewerk aan een houten dit tafel, zittend op een rieten stoel en ze - sliep naast hem óp een strozak. Ze had derwerp, over die tedere en raadsel- geen moment terugverlangd naar haar achtige eensgezindheid tussen twee sieraden, kostbare stoffen en smaak- wezens, met een diepe betrokkenheid volle dingen, zachte stoelen en de geu rige warmte van met tapijten behan gen kamers of de donzen bedden waarin het lichaam zich nestelt om te zweven als een geest. Is het mogelijk om jarenlang van iemand te houden? Ja, beweerden sommigen. Nee, verze kerden anderen. Er werden vergelij- gevallen, grenzen getrokken, beelden aangehaald en i~ - zowel bij mannen als vrouwen, welden durfden uit te spreken, maar die op onder de indruk en praatte over afgezaagde en tevens zo verheven on- t l en liefge had. En de hele nacht moest ik denken aan deze vreemde en toch zo eenvou dige geschiedenis, aan dit volmaakte geluk, dat zo weinig nodig had. Ik ver- verschijnmg, die geest, die uit zee was trok toen de zon opkwam, nadat ik het i m --- --- ---J- oude echtpaar de hand had geschud”. De verteller zweeg. uit het gezelschap zei: reiken, haar behoeften waren te pri mitief en haar verlangens te beperkt. Ze kan niet anders dan een dom schep sel geweest zijn”. Maar een andere vrouw zei langzaam: „Wat doet het er toe! Ze was gelukkig”. Ver weg aan de zakte langzaam terug in de zee, wiste zijn grote schim uit, die was versche nen, als om zelf het verhaal te vertel- Het was eind december, tegen kerst tijd, dat een select gezelschap bijeen oIo was een villa met uitzicht op de adellijke kringen omdat een mooi rijk J -xy- 2. Z'.was ge- ondergegaan, had aan de hemel een schaakt door een onderofficier bij de en de zee strekte zich glad en glanzend haar vader het bevel voerde. Een - - - rimpeling, als een onmetelijke gladge- J 122~X__J1 X U'.TTT. rit 1 1 1 sen werden aangestoken. Er werd ge- onderwerp en er werden woorden ge- i waren. De zachte melancholie van de scheme open voor elke voorbijganger'en hij schenkt je zijn trouwe vriendschap voor de geringste blijk yan genegen heid. Ik zwierf al een maand over het schitterende eiland tot ik op een avond na 10 uur lopen een huisje bereikte dat helemaal verborgen achterin een smal dal stond dat een kilometer verderop in zee uitliep. De vrouw die me bin nenliet zag er oud en streng, maar wel schoon uit, wat daar een uitzondering was. De man die op een rieten stoel zat stond op om me te begroeten en ging weer zitten zonder een woord te zeg gen. Zijn vrouw zei: „Neemt u hem niet kwalijk, maar hij is doof en al twee en tachtig”. Ze sprak Frans als een Frangaise. „We komen oorspron kelijk van het vasteland, maar wonen hier al vijftig jaar”. Een gevoel van benauwdheid overviel mij en mijn hart kromp samen onder de droefgees tigheid die er van het doodse land- schap uitging. Na het eten van de soep kwam de oude vrouw buiten naast mij zitten en zei: „Dus u komt uit Frank rijk, uit Parijs?” „Nee, ik reis voor mijn plezier, maar ik woon in Nancy”. Verrast en ontroerd vroeg ze: „Kent u mensen uit Nancy? Kent u de familie Sainte Allieze?” „Heel goed, dat zijn vrienden van mijn vader”. „En wat is ervan de Brisemares geworden?” „Al lemaal dood”. „En de Sirmonts, kent u die?” ,-.,Ja, de jongste is generaal ge worden”. Toen zei ze bevend van ont roering öf angst: „Dat is mijn broer”. Nu herinnerde ik mij dat er destijds een groot schandaal was geweest in de Middellandse Zee; de zon, die net was meisje, Suzanne de Sirmont, ondergegaan, had aan de hemel een deer zz~ cndsrsffiri ,i. roze goudachtige gloed achtergelaten huzaren van het regiment, waarover en de zee strekte zich glad en glanzend haar vader het bevel voerde. Een uit, onder het afnemende licht, zonder knappe boerenzoon, deze soldaat had rimpeling, als een onmetelijke gladge- de dochter van zijn kolonel verleid, polijste plaat, ’t Was theetijd en kaar- heette het, alleen de mooie Suzanne sen werden aangestoken. Er werd ge- was verliefd geworden op de knappe praat over de liefde, dat eeuwenoude jongeling. Niemand had iets vermoed onderwerp en er werden woorden ge- en op een avond, na diensttijd, was hij zegd, die al eerder gesproken waren, methaar verdwenen. Er was naar haar De zachte melancholie van de scheme- gezocht, maar niemand hoorde meer ring vertraagde de woorden, wekte iets van hen en er werd aangenomen een gevoel van tederheid in de harten dat ze dood was. En zo vond ik haar nu dat woord „liefde” dat onophou- terug in dit sombere dal. „Ja, ik herin ner het me nog goed. U bent juffrouw Suzanne”. Ze knikte en tranen liepen over haar wangen. Daarop zei ze met een blik op de oude man, die roerloos toch iets van wonder behoeft, zal ik met het volgende besluiten. Onze Sjuul was slechts een handvol, maar zijn aanwezigheid vulde heel het huis en onze harten. En Henry? Oja, Henry nog. Die stond verlaten en ver geten op de keukentafel. Hij diende die avond nergens voor. C. Stienen-Musch Saenehof 29b 1826 JA Bergen NH. Tel. 02208-18520.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Duinstreek | 1989 | | pagina 11