LANTINGA VIST ACHTER HET NET ^laar het land der Noormannen Van hart tot haart Bond van Kleine en Jonge Kwekers Vo,,rJ9U|"' Ted Bolt op hei onbekende eiland Noorwegen, machtig en Indrukwek kend van omvang en statuur, land van een klein volk, heeft bewezen In vele dingen grootmoedig en breed van allure te kunnen zijn Het leverde voor de zo veelste maal daarvan het bewijs, toen het een aantal Nederlandse Intellectuelen uitnodigde, een week of drie, vier ln het land der Vlkkingen door te brengen. Ge- V" 1de het, dat de kleine volkeren meer ooit op elkaar aangewezen zijn? Wil let op deze wijze ook het zijne bljdra- tot de verbetering van de lnter- onale verstandhouding? Besefte het, niet ln het bevorderen van het altljd- ezlge wantrouwen of van een onge- lsolationlsme de toekomst van ■pa kan liggen, maar alleen in onder begrip, contact en samenwerking? t eed dit alles waarschijnlijk, maar de het ln elk geval eenvoudig, har- „HU zelf was het licht niet, maar hij moest getuigen van het licht". (Joh. 1 18). J|E7 Is een populair-wijsgerige uit drukking, die ons vertelt, dat het le ven is. wat wij er van maken. Daar zit een dosis arrogantie in. Het zou ons er toe kunnen brengen te menen, dat wij zelf ons leven met zijn bonte verschei denheid in onze handen hebben. Dat onze wil ook Gods wet zou zijn. En inderdaad, maar al te gemakkelUk neemt de mens het leven in eigen hand. Komt hij tot de rrei-ing, dat hij-zelf de lijnen, waarlangs het zich zal ontwlk- V en, uitstippelt. [aar dan loopt het eens een keer an- j, den wij dachten een ervaring, wij allen hebben of krijgen en staan wij met onze zelfverzekerd- i in ons geestelijk hemd, yj]IJ kunnen twee wegen uit: de brede 1 en de smalle weg. De brede weg van het noodlotsgeloof: de dingen ko men toch altijd anders dan je denkt! En dus(en daar ligt tegelijk het gemak en het gevaar) laat maar waaien. Dit is de weg van het eten, drinken en vrolijk zijn. De weg van „vandaag is het goed en morgen volgt de rest". MAAR wU kunnen ook de smalle weg kiezen. Dat is de weg waarop wij alleen wandelen, met God als gids. "eet U dat Is de weg met de stenen en kullen, de plassen en de modder. Het wandelen van die weg is geen alne- re. Integendeel! Maar welbewust wor- en alle moeilijkheden aanvaard. En et kei aanvaard, maar tot zinrijk heid v.even. Het leven krUgt dan een zin en de mens een taak. En zie dan voltrekt zich het wonder: 'de reiziger op de smalle weg wordt tot een getuige Gods. HU getuigt van wat hü gelouterd door nood en zorgen h >eft gevonden. Koninkrijken mogen vallen. zUn getuigenis blUft, Tot God .*t licht uitblust. T gaat tenslotte niet om den mens. Iet licht toch, dat in hem brandt, is s licht. En het is zUn taak dat licht aten schUnen in deze duistere we- eid. Om het even of deze wereld het wil aanvaarden of niet. Daarom gelde voor een ieder onzer: „hU zelf was het licht niet, maar hU moest getuigen van het licht". DEWI. telljk en zonder enig vertoon. Een com binatie van officiële en particuliere In stanties maakte het mogelijk, dat een vljf-en-zeventlgtal Nederlandse professo ren, leraren, artsen, kunstenaars, schrij vers en journalisten, voornamelijk afkom stig uit het midden des fands, een vrij langdurig bezoek aan Noorwegen kon brengen. Een gewone tourlsten-reis zou het niet zijn, ook al zagen de uitgenodig den hetzelfde en méér dan een tourlst gewoonlijk ziet. De opzet was, al deze mensen werkelijk „ln Noorwegen" »e laten zijn Daarom werden ze zoveel mo gelijk bij collega's ondergebracht, ter wijl voor hun verblijfplaats de schoonste en meest typische delen van dit land met zijn majestueuze en tegelijk idyllische na tuur waren uitgezocht. De hoogleraren kwamen ln een „professorenhut" terecht, de schilders werden opgenomen ln een kunstenaars-kolonie, de advocaten kon den met hun Noorse vakgenoten de op lossing van de na-oorlogse juridische problemen bespreken en de-kranten mensen, wel, die deden ook hier niet an ders dan hun neus ln andermans zaken te steken en waren voor geen gat te vangen. Van Antwerpen naar Noorwegen. VOORDAT het echter zover was, moest eerst de reis naar Noorwegen afgelegd worden en dat gaat anno 1946 nog aller minst zonder moeilijkheden. De afstand van meer dan duizend kilometer te over bruggen voor zulk een gezelschap blijkt een zeer Ingewikkeld geval te zijn. De groep moest nog ln tweeën gesplitst wor den en het bruggehoofd, dat als punt van vertrek kon dienen, was alleen in België te vinden. En zo begon deze vreedzame Invasie met een uittocht uit de Ant werpse haven. Zonder enig pijnlijk gevoel ge schiedde dat echter niet. Wel was de afstand Amsterdam—Antwerpen weer be trekkelijk kort geworden door het ge reedkomen van de Moerdijkbrug, maar Rotterdam bleek niet ln aanmerking te kunnen komen, daar het nog geen vaste verbinding met Oslo heeft. Zou het waar z(jn, dat onze scheepvaart gedoemd ls achter te blijven bij onze zo voorspoedig herlevende luchtvaart? In Antwerpen eten spelende kinderen op straat bananen uit de hand, zijn er broodjes met een overvloedige hoeveelheid ham te koop, zoveel men lust en kan men voor de étalages weer een begrip krijgen van wat ook voor ons eens „textiel" betekende. Nederlandse intellectuelen zonder een franc op zak en onbekend met de knepen van het smokkelaarsvak, onhandig in de kunst des levens, als ze gewoonlijk zijn, merken, dat het water hen om de tanden loopt. En meer weifelend dan vastberaden volharden zij ln hun nood gedwongen ascetisme Visitatie. OCH, welk een dwaasheid van het lot en welk een getuigenis van geestelijke armoede der douane-ambtenaren, dat er zelfs van deze lntellectuëlen bedelaars op de markt der IJdelheid enkelen wa ren die gevisiteerd moesten worden, doorzocht van de hoofdkruln tot de voet zolen! Dat zelfs de enige vertegenwoor diger van het degelijke Noorden een suspect type geacht werd, wiens horloge door een geüniformeerde landgenoot ge opend, wiens sigaren betast, wiens kle ren doorzocht en wiens voeten ontschoeld moesten worden! En dat terwijl zeer wel gedane en rljkeUjk met koffers en tassen voorziene dames en heren de contröle zonder veel moeite konden passeren We zullen de waarheid in ere houden. Het douane-onderzoek aan de Neder lands-Belgische grens ls ontzettend ver velend. maar terwijl het bij de Nederlan ders nog enige zin heeft, omdat er wer kelijk gecontroleerd wordt, slaat men er bij de Belgen maar met de muts naar. Daar moet men een uur wachten voor een paskwil. Maar als deze strijd gestreden ls treden de gemartelde vertegenwoordigers van het Nederlandse Intellect dan ook heel spoedig een deel van het Noorse paradijs binnen. Een- middelmatlg-groot stoom schip, deze spmer pas keurig en smaak vol gemoderniseerd, na vele oorlogsdien- aten verricht te hebben, bergt hen ln rijn aangename ruimten. Soepel glijdend door de drukte van de Antwerpse haven, vangt de boot de reis naar zijn vaderland aan. De Noorse vlag, een blauw kruis met witte rand op een rood veld, wappert fris en moedig, de passagiers ontcijferen de Noorse opschriften en kijken onver- wijl nieuwsgierig naar de meer dan aan lokkelijke Noorse maaltijd, die op een overvloed van kraakwit linnen wordt op gediend Het personeel ls zwijgzaam, maar hulpvaardig en hartelUk; zich als maent- hebbende dictators gedragende kellners ziet men niet en gedurende de gansa reis hoort men geen enkele der officieren be velen of schreeuwen. In Noorwegen zijn de mensen niet maar ln naam allemaal ..mens", maar behandelen ze elkaar als zodanig. De avond ls stil en zacht. In rustige tinten liggen de oever* van de Schelde te dromen ln het wijkende zonnelicht. Wonderlijk, welk een kleurwissellng dit landschap biedt: als ln een vertraagde film glijden Zuid-Beveland en Zeeuws- Vlaanderen langs ons heen Op het hoog ste dek staande, zien wij de vonken van dc roodgouden zon wegspatten ln het op- kolkende water. Al verder afzakkend, voelen wU dat de zee nadert. Langs de kust. WANNEER de nacht gevallen is, dui ken de lichten van Vlisslngen op. De loods komt aan boord Zwaar bonken de golven tegen het voorschip en als we te kooi liggen, komt een matroos om de patrijspoorten te sluiten. Middernacht Is al lang verlopen, wanneer we toevallig de lichten van Schevenlngen zien en dege nen, die hartstochtelijk overtuigd zijn, dat de morgenstond goud ln de mond heeft, menen IJmuiden reeds te ontdek ken. De duinenrij van de Hoek naar Den Helder lijkt oneindig. Onelndlger nog, omdat verreweg de meesten op deze mor gen van Koninginnedag niet bijster vro lijk gestemd zijn. De zee Is rauw en de allerheerlijkste morgenmaaltijd blijft lang tartend en uitdagend op het konink lijke linnen staan Er blijkt overtuigend, dat ook aan medici niets menselijks vreemd Is en dat de reling menigmaal prettiger verbHJfplaats ls dan een com fortabele ligstoel. Helaas volgt hun blik niet de schemerige duinencurve, maar ls zij bestendig verticaal benedenwaarts ge richt. En zo verdwijnt Holland, zo ver dwijnen de eilanden uit het gezicht, zon der dat dit feit bij allen boven de drem pel van het bewustzijn komt. En nu ls de Noordzee dan wijd en een zaam rondom ons. In plaats van rechtuit op het land der Noormannen aan te koersen, gaan we een zigzag gang maken, waardoor we zelfs vrij dicht bij Enge- land terechtkomen en haast een halve dag langer werk hebben dan normaal. Oorzaak: mijnenvelden. Zo nu en dan passeren we een vissersboot, die voor anker ligt en steigerend de golfslag op vangt. Noorwegen! MAAR wanneer er weer een nacht voorbU is en de tafels op de Zondagmor gen bijna volledig bezet zijn, wanneer er speciaal onder het gilde der kunstzinnige langharlgen reeds talrijke vermoedens en verzekeringen geuit zijn, dan blijkt er plotseling weer land ln zicht te zijn. Wel dra duikt de uiterste zuidpunt van Noor wegen op, kaap Lindesness. Allen zien vol verwachting naar het land dat hun voor korte tijd een woonplaats bieden zal. Uren lang vaart het schip op 5 k 10 km afstand van deze niet zeer hoge fjor- denkust, beschermd door talrijke grllllg- gevormde eilandjes. Hier en daar een vuurtoren, een lichtbaken op een rots, enkele hulzen op een open plek ln de donkere bossen, die de heuvel* al* een zwartfluwelen kleed bedekken. Ranke bootjes trotseren blijkbaar de zeestro ming; eenmaal zelfs maken we een zeil wedstrijd van terzijde mee Het ls zo rus tig en kalm nu; stil en groots en onaan gedaan verbergt de kustlijn de Ingangen en uitmondingen. Helaas verhindert de vallende nacht ons de heerlijkheden van de Oslofjord van het water af te aanschouwen. Het stortregent en er ls gedurende deze don kere uren veel scheepslawaal. Maar wan neer we om zes uur gewekt worden, lig gen we ln Oslo voor de wal en niemand begrijpt, ook als hij de beste verrekijker gebruikt, hoe hij daar terechtgekomen is Wie vraagt echter naar het „hoe", wan neer het „dat" zoveel reden tot verheu genis geeft? Verheugenis schenkt niet minder de ont vangst. Met particuliere auto's wordt het ganse gezelschap naar Holmenkollen ge bracht, waar ln een merkwaardig ge bouw, typisch-Noorweegs restaurant, de tafel staat aangericht. En welk een tafel en welk een gulle, ongedwongen harte lijkheid bij de gastheren en gastvrouwen! We verklappen niet, wat er genuttigd werd, maar benut werd de gelegenheid zekert En waarom aan onze landgenoten, wie de tabakskaart zoveel betekent, te vertellen hoeveel sigaretten hier gra tis werden rondgedeeld? Men maakt maar Jaloerse mensen En daarna een uitzicht van het plateau, 250 meter hoog, over stad en land, over fjord en zee, een uitzicht, dat met dit schone weer onvergetelijk was.... P. Het pollepel en koekepon Als we werkelijk onze huisgeno ten steeds een goede warme maal tijd willen voorzetten, is overleg nodig. Men kan niet zeggen, dat men volledig zorg besteedt aan de maal tijden, als men een uur van te voren nog alles moet gaan kopen, schoon maken en bereiden. Men moet wel degelijk even de tijd nemen om te overdenken of wel alle voedings stoffen aanwezig zijn, of de gekozen gerechten goed bij elkaar passen, en of de maaltijden wel voldoende af wisseling bieden. Is er eventueel Misstanden in het bollenvak De situatie in het Bloembollenvak ls op t ogenblik allesbehalve rooskleurig, ln 't bijzonder voor de kleine en jonge kwe kers. die zwaar door sanering en contin- genterlng worden getroffen. Toen in 1919 de eerste wereldoorlog af gelopen was, beleefde het vak een gou den tUd. Men kon vrij telen, vrij expor teren, men had het monopolie. Thans is dit geheel anders geworden. Het teeltoppervlak ls beperkt door de overheidsmaatregelen, de export is be knot door de conti ngenterlng, door ver schillende landen toegepast. Er is een geweldig surplus, een groot deel van de oogst moet worden vernietigd. Op de terreinen van de velling te Lisse liggen de bollen op de straater is geen ber gingsruimte genoeg! Een der grootste moeilijkheden ls wel de geweldige toename van jonge kwe kers. Terwijl het areaal niet wordt uit gebreid, komen er ieder Jaar nieuwe kwekers bij, zoons die ln het vak hun vader w|Uen, maar geen kans ziwi, zien daarin een behoorlijk bestaan te verwerven. En de lust tot emigratie schijnt nog niet groot te zijn. Daarbij gaan juist de kleine kwekers, die meestal ook op minder goede gron den moeten telen en dus ook een gerin gere opbrengst hebben dan de kwekers die op de prima terreinen zitten, gebukt onder de roeheffing, die aan allen gelij kelijk wordt opgelegd, maar op hen der halve wel het zwaarst drukt. Organisatie vereist! Een aantal kleine kwekers uit Sassen- heim, onder leiding van den heer J. Verschoor, heeft een comité gevormd om te komen tot oprichting van een Bond van Kleine en Jonge Kwekers, teneinde deze misstanden uit de weg te ruimen. Zij wensen o.a een lid van deze organi satie ln het Bedrijfschap opgenomen te zien, en daar hun belangen te kunnen verdedigen. Zij vragen beperking van de teelt oppervlakte der grote bedrijven, op dat zodoende ook de Jonge kwekers een kans krijgen en de vele kwekers die op hun klein areaal nauwelijks aan hun be staansminimum toekomen, betere kansen krijgen. Deze organisatie wenst alle kleine en jonge kwekers (en eventueel exporteurs) op te nemen, om op deze wijze druk uit te oefenen Ze raakt hiermee in een gevaarlijk vaarwater, namelijk ln de draaikolken van de sanerings kwestie, die nu een reeks van Jaren de verhoudingen ln het bloembollenvak vergiftigt. De oprichtingsvergadering, die dezer dagen te Hillegom werd gehouden, toonde reeds duidelijk aan, hoeveel stuurmans kunst vereist wordt om dit doel te ver wezenlijken. Want het debat dat volgde op de rede van den voorzitter, die ln een helder en zakelijk betoog de noodtoe stand van de kleine en jonge kwekers schetste, kan men rustig als een „sane rings debat" doodverven. Heftige anti saneerders trachtten er de vergadering van te overtuigen, dat lapmiddeltjes niet baten en dat er alleen verbetering komen, wanneer allen zich eensgezind tégen de sanering verenigen. geen vlees, geeft dan een ander ei witrijk voedingsmiddel, zoals vis, garnalen, kaas, of peulvruchten. Voeg ook de juiste gerechten bij elkaar. Soep voor en pap na, maakt de maaltijd te vochtig en het geeft een. onaangenaam gevoel. Ook niet juist is het b.v. om een zure saus of een zure groente te ge. ven en een vruchten gerecht toe. Zijn de vruchten te duur, geeft dan een groentensla. U krijgt dan toch voldoende vitaminen en zouten. Gaat ook eens na of er in de be reidingswijze wat meer afwisseling kan zijn. Men kan tomaten rauw geven in een sla of gesmoord met uien of als puré in een saus. En zo zouden er nog vele voorbeelden te geven zijn. Wie echter even de tijd er voor neemt, kan zelf veel fouten voorkomen. Hier volgt een voorbeeld van een maaltijd: snij bonensoep, tomaten met uien, gehakt, jus, aardappelen. Snijbomensoep. 11/4 liter water, 250 gr. witte bonen of restjes gekookte bonen, 250 gr. snijbonen, ui, aroma, zout, peper, boter, margarine of vet, pe- terselie.( Scheutje melk.) De witte bonen uitzoeken, wassen en in ruim water weken (pl.m. 24 uur). Ze in het weekwater met zout gaar koken (pl.m. 1 uur). De bonen fijnmaken met een vork of een schuimspaan of door een zeef wrij ven. De afgehaalde gewassen en ge. sneden sn.. bonen met de fijnge maakte witte bonen en wat klein gesneden ui, in het kookwater van de bonen (eventueel aangevuld tot 1 liter) door laten koken, totdat de snijbonen gaar zijn en de soep ge bonden is. De soep op smaak afma ken met peper, aroma, boter en eventueel een scheutje melk. Fijn gehakte peterselie op het laatst toe. voegen. Tomaten mot uien. 3/4 kg. tomaten 3/4 kg. uien, zout, peper (surrogaat), boter of marga rine. De uien schoonmaken, wassen en doorsnijden. De tomaten in heet water dompelen of boven een gas vlam houden, schillen en in grote stukken snijden. De uien in wat bo ter of margarine en zout gaar smo ren, pl.m. een half uur. De laatste 15 minuten de tomaten mee gaar la ten worden. Het vocht binden met aangemengde bloem of aardappel meel en op smaak afmaken met pe per (surrogaat). 41. Boven op de schouders werd Ted meegevoerd naar zijn nieuwe palels. Grote borden werden meegedragen, waarop stond: „Leve koning Teddy". Ted begreep niet, waar ze die zo gauw vandaan hadden gehaald. Het was am per vijf minuten geleden, dat hij koning was geworden. Onderweg kwamen ze RIta tegen. De Wandy's waren werkelijk een goed volkje in hun feestroes. Vaak genoeg had den ze Ted en Rlta samen gezien en heel goed begrepen, dat die twee erg op elkaar gesteld waren. Nu werd zonder bedenken Rita ook op de schouders genomen en men riep, laaiend van enthousiasme: „Le ve koningin Rlta!" In het palels was een geweldige smul partij aangericht. Met hun kronen op het hoofd, op de voornaamste plaatsen van de tafel, beantwoordden Ted en Rita de vele speeches, die ter hunner ere afge stoken werden!) Om kort te gaan, alles en Iedereen was tevreden! door Karei Viaar Joost mag wetan, waar die kerel ge- ble\ ?n Ia", zei Inspecteur Lantinga tot >Un metgezel. Beiden bevonden zich r ,et station Rochechouart. Het was •c-veer een kwartier na de ontsnap- van Rinaldi. die op le Gare du 1 op een rijdende trein gesprongen De inspecteurs, die niet van der- j'te grapjes gediend waren, hadden dat moment een zeldzame vasthou- ïdheid tentoon gespreid. ZU waren ei namelijk in geslaagd, Duyvis voorop en Lantin achter hem aan, nog net het laatst rijtuig van dezelfde trein te bespringen. Direct na deze „Joyeuse entrfte", waren zU begonnen met de trein van achter naar voren te door- loren, snuffelend in alle hoeken en gaatjes. Het onderzoek leverde echter ni^ts, maar dan ook niets op. Ooggetui gen van R naldi's dodensprong waren er n: t, want de trein was bijna leeg. En d ar stonden de beide speurders nu w ser, met lege handen, op het Parijse metro sta ion Rochechouart. „Geef ie je plattegrond eens Duif" nodigde de inspecteur r-Un collega uit. ZwUgend overhandigde deze het ge vraagde voorwerp en Lantinga begon de kaarf lirect te bestuderen. Veel nieuwe perspectieven leverde deze stu die echter niet op, want na esn tijdje op de wirwar van gekleurde lUnen ge tuurd en een enkele route met zUn worstvinger uitgestippeld te hebben, zei de inspecteur: „de enige mogelijk heid, die ik nog zie. is dat de vent ons bij het derzoek In de trein ontglipt en óf hier overgestapt is op lijn 2 in de richting Montmartre. of doorgereden is met dezelfde trein naar Chateau Rouge. Hoe het ook zij in beide gevallen lacht hij ons uit. En ik kan 'm geen ongelijk geven". Inspecteur Lantinga zweeg verstoord, want dat een doodgewone Italiaanse messenwerper hém, de beroemde Hol landse inspecteur, de baas was geble ven, kon hij niet verkroppen. Het was Duyvis, die tenslotte de stilte verbrak „We zullen op ons goede gesternte moeten vertrouwen", zei hij droog. „Het lijkt me daarom maar het beste lijn 2 te nemen, naar Montmartre. want bet is wel waarschUnlijk, dat on ze man in die buurt thuis hoort". „Waarom?", vroeg inspecteur Lan tinga kinderlijk. Duyvis glimlachte. „Omdat Montmartre dat weet iede re Hollander wel denk ik de buurt ls, die nog het beste vergeleken kan worden met de Amsterdamse Zeedijk en omgeving", zei hU. „O", zei Lantinga. Het tweetal hoefde niet lang te wach- tsn en na een paar minuten liepen bei de in de Rue des Abbesses. „We komen waarachtig weer op het zelfde pleintje terecht, waar we die kna pen, die ons op het spoor van Rinaldi brachten, vonden", zei Duyvis. Lantinga glimlachte. „Als ik me niet vergis", antwoordde hij, ,zUn ze daar ginds in dezelfde schutting nog steeds bezig de edele sport van het messen- werpen te beoefenen. „Zouden we dan niet liever esn eind je omlopen?", vroeg Duyvis benauwd. „Idioot", bromde z'n oudere collega, „snap je dan niet, dat die twee kna- pïn de enigen kunnen zijn, die ons verder kunnen helpen? Kom, ga mee" en hij trok d»n aarzelenden Duyvis mee De belde jongens schenen hun nade ring niet opgemerkt te hebben, maar toen de twee Inspecteurs vlak bU hen warsn gekomen, draaide de grootste messenvirtuoos zich plotseling om en vroeg, uitdagend spelend met een mes in zijn rechterhand: „En?" „We hebben Rinaldi niet gevonden", zei inspecteur Lantinga onschuldig „Ze zeiden dat hij al naar huis was Weten jullie waar we precies moeten zijn?" „Zijn jullie soms van de politie?" vroeg de kleinste van het tweetal ge wiekst. „Welnee", antwoordde Duyvis met zijn onnozelste gezicht. En als om alle onrust weg te nemen voegde hij er aan toe: „Wij willen alleen graag datmes- senwerpen leren. Dan kunnen we ons "variéténummer uitbreiden". Lantinga trok een gezicht als een clown, die pas ontdekt heeft, dat de leeuwentemster geen mademoiselle Ro- salinde. maar doodgewoon Rietje heet Duyvis merkte ongetwijfeld deze ge lijkenis op, want met kleurige fantasie borduurde hij verder op dit thema, dat gezien de belangstellende gezichten van zijn toehoorders zeer ip de smaak scheen te vallïn. ,.Zie je", zei hU ver- I trouwelijk, „m'n kameraad is clown en ik goochel. Maar dat hebben de mensen al zo vaak gezien en daarom willen we ons nummer uitbreid »n en een demonstratie echt Italiaans tnes- senwerpen er tussen door geven. En daarom hebben we die Rinaldi van jul lie nodig. Gesnopen?" De jongens knikten, maar de uitdruk king op hun gezicht was nu niet be paald intelligent te noemsn. „Overdon derend", dacht Lantinga en hij bewon derde in stilte de fantasie van zijn vriend. Maar toen hij de volgende vraag van de twee boefjes hoorde, verwenste hij ook in stilte diezelfde fantasie rijke geest. „Vertonen jullie dan es wat", klonk het bijna gelijktijdig uit de twee mon den. Twee paar vragende ogen kekïn Leidt het verkeerde spoor toch tot resultaat de inspecteurs aan. Lantinga wist, dat Duyvis wel wat van de schone goo chelkunst verstond, maar hoe hU de hem opgedrongen rol van clown moest vertolken was hem ean raadsel. Toen hU echter Duyvie' antwoord hoorde, was hij gerustgesteld. „Daar hebben we nou geen tijd voor", ver klaarde deze, „maar we komen gauw in Parijs en dan geven we een voor stelling waar jullie gratis voor niks inmogan. Als je ons tenminste het adres van Rinaldi zegt". „HU ia niet thuis, maar je zult 'm wel vinden in het café van Gaston Lagache bij de Sacré Coeur", ant woordde de oudste weer en hij draaide zich bruusk om, teneinde zUn teleur stelling over het afgewimpelde ver zoek te verbergen. „Bedankt", zei Duyvis kortaf en hij knipoogde tegen Lantinga. „Ga je mee?" vroeg hij to?n. De Sacré Coeur was volgens de plat tegrond niet zo gek ver en makkelijk te vinden. Het café van Gaston Laga che was er recht tegenover en ontlokte Lantinga de opmerking, dat hij „toch liever in Kras of het Lido zat", Het voorwerp van hun belangstelling kon dan ook nauwelijks de naam van café verdienen. Zelfs het woord „kroeg" was nog te veel gezegd, maar bij gebrek aan een betere uitdrukking gebruikte inspecteur Duyvis toch maar de laatste betiteling, toen hij voorstel de om „die kroeg dan maar binnen te gaan". „Wacht effe' verzocht Lantinga haas tig -sn voor Duyvis besefte wat z'n col lega van plan was, had deze zijn boord en das afgedaan en een paar kluiten modder over z'n jas gesmeerd. „Ik raad je aan. om niet uit te toon te vallen, hetzelfde te doen", raadde z'n verbaasde metgezel aan. Deze begreep wat de bedoeling was en kweet zich met energie van z'n taak. met het resultaat, dat hij er-haast nog ontoonbaarder kwam uit te zien dan Lantinga. ,,'t LUkt wel of we hetzelfde cos- tuum een paar jaar dag en nacht aan gehad hebben", grinikte hij. „Ga je mee, Duif' inviteerde Lantinga. „We zullen eens zien of we hier wat wüzer kunnen worden" en energiek gaf hij 'n trap tegen de gammele deur van de kroeg, die open vloog en een bont ge zelschap drinkende mannen aan de blikken van de beide inspecteurs bloot stelde. Hun binnenkomst werd echter ter nauwernood opgemerkt: alleen de dik ke, zwaargebouwde kastelein ga* b'Hk van de aanwezigheid van de beide in specteurs nota te hebben genomen, want toen de twee zich op een kruk voor 't buffet neervleiden, zette hü twee glaas je» met een eterk ruikend, doch kleur loos vocht voor hen neer. Lantinga nam een slok, draaide zich half om en keek de rokerige ruimte ln. Er stonden een paar tafeltjes, die alle in beslag genomen waren door kaartende mannen in hemdsmouwen, die een lawaai maakten, alsof een wil de volksstam bezig was Beëlzebub uit te drijven. Naast de beide inspecteurs zaten eveneens op barkrukken, nog een pa*r typen van hetzelfde slag, maar hoe de inspecteur ook uitkeek, Rinaldi was nergens te vinden. Er was geen vergis sen mogelijk, want zo groot was de ruimte niet. Lantinga draaide zich om nam nog een slok en wendde z!ch me* een vraag tot den kastelein. Duyvis luisterde nieuwsgierig, doch enigszins ontgoocheld wendde hij het hoofd af toen hU hoorde, dat zijn collega bezig was de vleesklomp achter het bu?*et tot zwart» transacties te verleiden. De poging werd met succes bekroond, want even lat-?r had Lantinga een Lucky Strike z'n geliefkoosde merk tus sen zijn lippen en bood hU Duyvis en den kastelein er ook een aan. Beiden accepteerden; Duyvis met een knikje de waard met een brede glimlach. Bij het zien van deze geweldige kloof tus sen 's mans neus en kin, achtte Lantin ga het juiste moment om nadere infor maties in te winnen gekomen. ..Vertel eens", begon hij vertrouwelijk, is Ri naldi hief al geweest?" De kastelein scheen nog van niets te weten, want hij antwoordde op de gewoonste manier van de wereld: „Nee, maar hij zal aanstonds wel komen. Hij komt meest al om deze tijd. Zijn jullie oude ken nissen van 'm?" Deze vertouwelUke toon van den kas telein viel zeer ln de smaak van Lan tinga, die voelde hoe de vis in het aas beet. Kwasi-nonchalant antwoordde hij echter: ,,Ja, we kennen 'm zeker al twintig jaar. Werkten vroeger altijd met 'm samen". De kastelein leunde geïnteresseerd over het buffet heen en vroeg toen fluistrend: „die Juwelen-kwestie, wa ren jullie daar ook bij?" „TuurlUk!" wuifde Lantinga en bru taal knoopte hij eraan vast: ,daar wil den we 'm ook juist voor hebben!" „Precies wat ik dacht", zei de kas telein triomfantelijk en hU schonk de glaasjes van de beide inspecteurs nog eens vol. „.Hoezo?" probeerde Lantinga voor zichtig. „Nou zeg, probeer mij nou niks wijs te mBken", giechelde de waard. Jul lie zijn natuurlijk de twee laatste van de vijf, die nog niet hun deel van de juwelen gehad hebben". „Juist", knikte de inspecteur goed keurend en hij keek Duyvis eens aan Deze had gedurende het gesprek ge zwegen, maar aan zyn ogen kon Lan tinga zien, dat hij scherp op elke nuan cering in de stemmen lette. De kaste lein greep weer naar de fles en terwijl hij nogmaals de glazen vulde zei hij: „Ik kan jullie vast wel zeggen, dat Ri naldi jullie deel altüd bewaard heeft, Waar weet ik niet, m*>ar hU heeft ge zegd. dat hij, voor het geval er iets met "m zou gebeuren de naam van de plaats waar de spullen liggen, steeds bij zich had. Ja Rinaldi is een eerlijke kerel!" Lantinga knikte en wilde antwoor den, doch zijn aandacht aandacht werd getrokken door een paar mannen, die allen tegelijk een krantenbericht tracht ten voor te lezen, hetgeen natuurlijk niet lukte. De hardste schreeuwer won het echter en de anderen zwegen toen hU met een vervaarlijke stem een pas sage voorlas: „Hedenmiddag had op het Gare du Nord een ongeval plaats, dat het leven kostte aan den 38-jarige kruier R. Valentinl. Om een of andere duis tere reden sprong deze kruier op een rijdende trein van lijn 4. Deze esca pade liep goed af, doch om redenen, die wel altijd geheim zullen blijven, sprong Valentini aan de andere kant weer de trein u i t, hetgeen hem het leven kostte. Dit ongeval Is een aan sporing temeer om de grootst moge lijke voorzichtigheid te betrachten en liever een paar minuten te wachten, dan op èen reeds rijdende trein te springen. Dat dit geen overbodig waarschuwing is, blijkt wel uit het feit, dat twee onbekende heren even later dezelfde trein op deze gevaarlij ke manier instapten. Door de politie wordt momenteel een onderzoek in gesteld naar de identiteit van genoem de twee waaghalzen en naar de reden, waarom Valentini uit de trein sprong". De schreeuwerige stem zweeg en het was een ogenblik stil in het kroegje. De kastelein verbrak de stilte en zei zuchtend: „pauvre Rinaldi". Duyvis en Lantinga, die elkaar tijdens het voorlezen van het bericht al ver schillende malen aangekeken hadden, sloegen de ogen even neer. Toen Lan tinga zwijgend afrekende, gaf de waard den inspecteur een klap op de schouder en zei toen: „Ja kameraad, de juwelen zijn gevlogen voor je, maar je kunt be ter dat er bij inschieten als je leven, zoals die arme drommel van een Ri naldi". Lantinga knikte zwijgend. Toen de beide inspecteurs de deur van het café achter zich dicht trokken werd hij ech ter plotseling spraakzaam: „Rinaldi hebben we niet te pakken kunnen krij gen" zei hij, „maar om die juwelen te bemachtigen is een koud kunstje. Het lijk van Rinaldi zal wel door de politie in beslag genomen zijn, dus dat briefje met die plaatsaanduiding hebben we zo!" „Daar ben ik nog niet zo zeker van", zei Duyvis peinzend. „Pessimist!" schertste Lantinga. „Toch wil ik er een lief ding om ver wedden, dat we die juwelen nog lang niet opgespoord hebben!" zei Duyvis koppig.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1946 | | pagina 5