LANTINGA VIST ACHTER HET NET
^laar het land der Noormannen
Van hart
tot haart
Bond van Kleine en Jonge Kwekers
Vo,,rJ9U|"' Ted Bolt op hei onbekende eiland
Noorwegen, machtig en Indrukwek
kend van omvang en statuur, land van
een klein volk, heeft bewezen In vele
dingen grootmoedig en breed van allure
te kunnen zijn Het leverde voor de zo
veelste maal daarvan het bewijs, toen
het een aantal Nederlandse Intellectuelen
uitnodigde, een week of drie, vier ln het
land der Vlkkingen door te brengen. Ge-
V" 1de het, dat de kleine volkeren meer
ooit op elkaar aangewezen zijn? Wil
let op deze wijze ook het zijne bljdra-
tot de verbetering van de lnter-
onale verstandhouding? Besefte het,
niet ln het bevorderen van het altljd-
ezlge wantrouwen of van een onge-
lsolationlsme de toekomst van
■pa kan liggen, maar alleen in onder
begrip, contact en samenwerking?
t eed dit alles waarschijnlijk, maar
de het ln elk geval eenvoudig, har-
„HU zelf was het licht niet, maar
hij moest getuigen van het licht".
(Joh. 1 18).
J|E7 Is een populair-wijsgerige uit
drukking, die ons vertelt, dat het le
ven is. wat wij er van maken. Daar zit
een dosis arrogantie in. Het zou ons er
toe kunnen brengen te menen, dat wij
zelf ons leven met zijn bonte verschei
denheid in onze handen hebben.
Dat onze wil ook Gods wet zou zijn.
En inderdaad, maar al te gemakkelUk
neemt de mens het leven in eigen hand.
Komt hij tot de rrei-ing, dat hij-zelf de
lijnen, waarlangs het zich zal ontwlk-
V en, uitstippelt.
[aar dan loopt het eens een keer an-
j, den wij dachten een ervaring,
wij allen hebben of krijgen en
staan wij met onze zelfverzekerd-
i in ons geestelijk hemd,
yj]IJ kunnen twee wegen uit: de brede
1 en de smalle weg. De brede weg
van het noodlotsgeloof: de dingen ko
men toch altijd anders dan je denkt! En
dus(en daar ligt tegelijk het gemak
en het gevaar) laat maar waaien. Dit is
de weg van het eten, drinken en vrolijk
zijn. De weg van „vandaag is het goed
en morgen volgt de rest".
MAAR wU kunnen ook de smalle weg
kiezen. Dat is de weg waarop wij
alleen wandelen, met God als gids.
"eet U dat Is de weg met de stenen en
kullen, de plassen en de modder. Het
wandelen van die weg is geen alne-
re. Integendeel! Maar welbewust wor-
en alle moeilijkheden aanvaard. En
et kei aanvaard, maar tot zinrijk
heid v.even. Het leven krUgt dan een
zin en de mens een taak.
En zie dan voltrekt zich het wonder:
'de reiziger op de smalle weg wordt tot
een getuige Gods. HU getuigt van wat
hü gelouterd door nood en zorgen
h >eft gevonden. Koninkrijken mogen
vallen. zUn getuigenis blUft, Tot God
.*t licht uitblust.
T gaat tenslotte niet om den mens.
Iet licht toch, dat in hem brandt, is
s licht. En het is zUn taak dat licht
aten schUnen in deze duistere we-
eid. Om het even of deze wereld het
wil aanvaarden of niet. Daarom gelde
voor een ieder onzer: „hU zelf was het
licht niet, maar hU moest getuigen van
het licht".
DEWI.
telljk en zonder enig vertoon. Een com
binatie van officiële en particuliere In
stanties maakte het mogelijk, dat een
vljf-en-zeventlgtal Nederlandse professo
ren, leraren, artsen, kunstenaars, schrij
vers en journalisten, voornamelijk afkom
stig uit het midden des fands, een vrij
langdurig bezoek aan Noorwegen kon
brengen. Een gewone tourlsten-reis zou
het niet zijn, ook al zagen de uitgenodig
den hetzelfde en méér dan een tourlst
gewoonlijk ziet. De opzet was, al deze
mensen werkelijk „ln Noorwegen" »e
laten zijn Daarom werden ze zoveel mo
gelijk bij collega's ondergebracht, ter
wijl voor hun verblijfplaats de schoonste
en meest typische delen van dit land met
zijn majestueuze en tegelijk idyllische na
tuur waren uitgezocht. De hoogleraren
kwamen ln een „professorenhut" terecht,
de schilders werden opgenomen ln een
kunstenaars-kolonie, de advocaten kon
den met hun Noorse vakgenoten de op
lossing van de na-oorlogse juridische
problemen bespreken en de-kranten
mensen, wel, die deden ook hier niet an
ders dan hun neus ln andermans zaken
te steken en waren voor geen gat te
vangen.
Van Antwerpen naar Noorwegen.
VOORDAT het echter zover was, moest
eerst de reis naar Noorwegen afgelegd
worden en dat gaat anno 1946 nog aller
minst zonder moeilijkheden. De afstand
van meer dan duizend kilometer te over
bruggen voor zulk een gezelschap blijkt
een zeer Ingewikkeld geval te zijn. De
groep moest nog ln tweeën gesplitst wor
den en het bruggehoofd, dat als punt van
vertrek kon dienen, was alleen in België
te vinden. En zo begon deze vreedzame
Invasie met een uittocht uit de Ant
werpse haven.
Zonder enig pijnlijk gevoel ge
schiedde dat echter niet. Wel was de
afstand Amsterdam—Antwerpen weer be
trekkelijk kort geworden door het ge
reedkomen van de Moerdijkbrug, maar
Rotterdam bleek niet ln aanmerking te
kunnen komen, daar het nog geen vaste
verbinding met Oslo heeft. Zou het waar
z(jn, dat onze scheepvaart gedoemd ls
achter te blijven bij onze zo voorspoedig
herlevende luchtvaart? In Antwerpen
eten spelende kinderen op straat bananen
uit de hand, zijn er broodjes met een
overvloedige hoeveelheid ham te koop,
zoveel men lust en kan men voor de
étalages weer een begrip krijgen van wat
ook voor ons eens „textiel" betekende.
Nederlandse intellectuelen zonder een
franc op zak en onbekend met de knepen
van het smokkelaarsvak, onhandig in
de kunst des levens, als ze gewoonlijk
zijn, merken, dat het water hen om de
tanden loopt. En meer weifelend dan
vastberaden volharden zij ln hun nood
gedwongen ascetisme
Visitatie.
OCH, welk een dwaasheid van het lot
en welk een getuigenis van geestelijke
armoede der douane-ambtenaren, dat er
zelfs van deze lntellectuëlen bedelaars
op de markt der IJdelheid enkelen wa
ren die gevisiteerd moesten worden,
doorzocht van de hoofdkruln tot de voet
zolen! Dat zelfs de enige vertegenwoor
diger van het degelijke Noorden een
suspect type geacht werd, wiens horloge
door een geüniformeerde landgenoot ge
opend, wiens sigaren betast, wiens kle
ren doorzocht en wiens voeten ontschoeld
moesten worden! En dat terwijl zeer wel
gedane en rljkeUjk met koffers en tassen
voorziene dames en heren de contröle
zonder veel moeite konden passeren
We zullen de waarheid in ere houden.
Het douane-onderzoek aan de Neder
lands-Belgische grens ls ontzettend ver
velend. maar terwijl het bij de Nederlan
ders nog enige zin heeft, omdat er wer
kelijk gecontroleerd wordt, slaat men er
bij de Belgen maar met de muts naar.
Daar moet men een uur wachten voor
een paskwil.
Maar als deze strijd gestreden ls treden
de gemartelde vertegenwoordigers van
het Nederlandse Intellect dan ook heel
spoedig een deel van het Noorse paradijs
binnen. Een- middelmatlg-groot stoom
schip, deze spmer pas keurig en smaak
vol gemoderniseerd, na vele oorlogsdien-
aten verricht te hebben, bergt hen ln rijn
aangename ruimten. Soepel glijdend door
de drukte van de Antwerpse haven,
vangt de boot de reis naar zijn vaderland
aan. De Noorse vlag, een blauw kruis
met witte rand op een rood veld, wappert
fris en moedig, de passagiers ontcijferen
de Noorse opschriften en kijken onver-
wijl nieuwsgierig naar de meer dan aan
lokkelijke Noorse maaltijd, die op een
overvloed van kraakwit linnen wordt op
gediend Het personeel ls zwijgzaam, maar
hulpvaardig en hartelUk; zich als maent-
hebbende dictators gedragende kellners
ziet men niet en gedurende de gansa reis
hoort men geen enkele der officieren be
velen of schreeuwen. In Noorwegen zijn
de mensen niet maar ln naam allemaal
..mens", maar behandelen ze elkaar als
zodanig.
De avond ls stil en zacht. In rustige
tinten liggen de oever* van de Schelde
te dromen ln het wijkende zonnelicht.
Wonderlijk, welk een kleurwissellng dit
landschap biedt: als ln een vertraagde
film glijden Zuid-Beveland en Zeeuws-
Vlaanderen langs ons heen Op het hoog
ste dek staande, zien wij de vonken van
dc roodgouden zon wegspatten ln het op-
kolkende water. Al verder afzakkend,
voelen wU dat de zee nadert.
Langs de kust.
WANNEER de nacht gevallen is, dui
ken de lichten van Vlisslngen op. De
loods komt aan boord Zwaar bonken de
golven tegen het voorschip en als we te
kooi liggen, komt een matroos om de
patrijspoorten te sluiten. Middernacht Is
al lang verlopen, wanneer we toevallig de
lichten van Schevenlngen zien en dege
nen, die hartstochtelijk overtuigd zijn,
dat de morgenstond goud ln de mond
heeft, menen IJmuiden reeds te ontdek
ken.
De duinenrij van de Hoek naar Den
Helder lijkt oneindig. Onelndlger nog,
omdat verreweg de meesten op deze mor
gen van Koninginnedag niet bijster vro
lijk gestemd zijn. De zee Is rauw en de
allerheerlijkste morgenmaaltijd blijft
lang tartend en uitdagend op het konink
lijke linnen staan Er blijkt overtuigend,
dat ook aan medici niets menselijks
vreemd Is en dat de reling menigmaal
prettiger verbHJfplaats ls dan een com
fortabele ligstoel. Helaas volgt hun blik
niet de schemerige duinencurve, maar ls
zij bestendig verticaal benedenwaarts ge
richt. En zo verdwijnt Holland, zo ver
dwijnen de eilanden uit het gezicht, zon
der dat dit feit bij allen boven de drem
pel van het bewustzijn komt.
En nu ls de Noordzee dan wijd en een
zaam rondom ons. In plaats van rechtuit
op het land der Noormannen aan te
koersen, gaan we een zigzag gang maken,
waardoor we zelfs vrij dicht bij Enge-
land terechtkomen en haast een halve
dag langer werk hebben dan normaal.
Oorzaak: mijnenvelden. Zo nu en dan
passeren we een vissersboot, die voor
anker ligt en steigerend de golfslag op
vangt.
Noorwegen!
MAAR wanneer er weer een nacht
voorbU is en de tafels op de Zondagmor
gen bijna volledig bezet zijn, wanneer er
speciaal onder het gilde der kunstzinnige
langharlgen reeds talrijke vermoedens en
verzekeringen geuit zijn, dan blijkt er
plotseling weer land ln zicht te zijn. Wel
dra duikt de uiterste zuidpunt van Noor
wegen op, kaap Lindesness. Allen zien
vol verwachting naar het land dat hun
voor korte tijd een woonplaats bieden
zal. Uren lang vaart het schip op 5 k 10
km afstand van deze niet zeer hoge fjor-
denkust, beschermd door talrijke grllllg-
gevormde eilandjes. Hier en daar een
vuurtoren, een lichtbaken op een rots,
enkele hulzen op een open plek ln de
donkere bossen, die de heuvel* al* een
zwartfluwelen kleed bedekken. Ranke
bootjes trotseren blijkbaar de zeestro
ming; eenmaal zelfs maken we een zeil
wedstrijd van terzijde mee Het ls zo rus
tig en kalm nu; stil en groots en onaan
gedaan verbergt de kustlijn de Ingangen
en uitmondingen.
Helaas verhindert de vallende nacht
ons de heerlijkheden van de Oslofjord
van het water af te aanschouwen. Het
stortregent en er ls gedurende deze don
kere uren veel scheepslawaal. Maar wan
neer we om zes uur gewekt worden, lig
gen we ln Oslo voor de wal en niemand
begrijpt, ook als hij de beste verrekijker
gebruikt, hoe hij daar terechtgekomen is
Wie vraagt echter naar het „hoe", wan
neer het „dat" zoveel reden tot verheu
genis geeft?
Verheugenis schenkt niet minder de ont
vangst. Met particuliere auto's wordt het
ganse gezelschap naar Holmenkollen ge
bracht, waar ln een merkwaardig ge
bouw, typisch-Noorweegs restaurant, de
tafel staat aangericht. En welk een tafel
en welk een gulle, ongedwongen harte
lijkheid bij de gastheren en gastvrouwen!
We verklappen niet, wat er genuttigd
werd, maar benut werd de gelegenheid
zekert En waarom aan onze landgenoten,
wie de tabakskaart zoveel betekent,
te vertellen hoeveel sigaretten hier gra
tis werden rondgedeeld? Men maakt maar
Jaloerse mensen
En daarna een uitzicht van het plateau,
250 meter hoog, over stad en land, over
fjord en zee, een uitzicht, dat met dit
schone weer onvergetelijk was.... P.
Het pollepel
en koekepon
Als we werkelijk onze huisgeno
ten steeds een goede warme maal
tijd willen voorzetten, is overleg
nodig.
Men kan niet zeggen, dat men
volledig zorg besteedt aan de maal
tijden, als men een uur van te voren
nog alles moet gaan kopen, schoon
maken en bereiden. Men moet wel
degelijk even de tijd nemen om te
overdenken of wel alle voedings
stoffen aanwezig zijn, of de gekozen
gerechten goed bij elkaar passen, en
of de maaltijden wel voldoende af
wisseling bieden. Is er eventueel
Misstanden in het bollenvak
De situatie in het Bloembollenvak ls op
t ogenblik allesbehalve rooskleurig, ln 't
bijzonder voor de kleine en jonge kwe
kers. die zwaar door sanering en contin-
genterlng worden getroffen.
Toen in 1919 de eerste wereldoorlog af
gelopen was, beleefde het vak een gou
den tUd. Men kon vrij telen, vrij expor
teren, men had het monopolie. Thans is
dit geheel anders geworden.
Het teeltoppervlak ls beperkt door de
overheidsmaatregelen, de export is be
knot door de conti ngenterlng, door ver
schillende landen toegepast. Er is een
geweldig surplus, een groot deel van de
oogst moet worden vernietigd. Op de
terreinen van de velling te Lisse liggen
de bollen op de straater is geen ber
gingsruimte genoeg!
Een der grootste moeilijkheden ls wel
de geweldige toename van jonge kwe
kers. Terwijl het areaal niet wordt uit
gebreid, komen er ieder Jaar nieuwe
kwekers bij, zoons die ln het vak
hun vader w|Uen, maar geen kans ziwi,
zien daarin een behoorlijk bestaan te
verwerven. En de lust tot emigratie
schijnt nog niet groot te zijn.
Daarbij gaan juist de kleine kwekers,
die meestal ook op minder goede gron
den moeten telen en dus ook een gerin
gere opbrengst hebben dan de kwekers
die op de prima terreinen zitten, gebukt
onder de roeheffing, die aan allen gelij
kelijk wordt opgelegd, maar op hen der
halve wel het zwaarst drukt.
Organisatie vereist!
Een aantal kleine kwekers uit Sassen-
heim, onder leiding van den heer J.
Verschoor, heeft een comité gevormd om
te komen tot oprichting van een Bond
van Kleine en Jonge Kwekers, teneinde
deze misstanden uit de weg te ruimen.
Zij wensen o.a een lid van deze organi
satie ln het Bedrijfschap opgenomen te
zien, en daar hun belangen te kunnen
verdedigen. Zij vragen beperking van de
teelt oppervlakte der grote bedrijven, op
dat zodoende ook de Jonge kwekers een
kans krijgen en de vele kwekers die op
hun klein areaal nauwelijks aan hun be
staansminimum toekomen, betere kansen
krijgen.
Deze organisatie wenst alle kleine en
jonge kwekers (en eventueel exporteurs)
op te nemen, om op deze wijze druk uit
te oefenen
Ze raakt hiermee in een gevaarlijk
vaarwater, namelijk ln de draaikolken
van de sanerings kwestie, die nu een
reeks van Jaren de verhoudingen ln het
bloembollenvak vergiftigt.
De oprichtingsvergadering, die dezer
dagen te Hillegom werd gehouden, toonde
reeds duidelijk aan, hoeveel stuurmans
kunst vereist wordt om dit doel te ver
wezenlijken. Want het debat dat volgde
op de rede van den voorzitter, die ln een
helder en zakelijk betoog de noodtoe
stand van de kleine en jonge kwekers
schetste, kan men rustig als een „sane
rings debat" doodverven. Heftige anti
saneerders trachtten er de vergadering
van te overtuigen, dat lapmiddeltjes niet
baten en dat er alleen verbetering
komen, wanneer allen zich eensgezind
tégen de sanering verenigen.
geen vlees, geeft dan een ander ei
witrijk voedingsmiddel, zoals vis,
garnalen, kaas, of peulvruchten.
Voeg ook de juiste gerechten bij
elkaar.
Soep voor en pap na, maakt de
maaltijd te vochtig en het geeft een.
onaangenaam gevoel.
Ook niet juist is het b.v. om een
zure saus of een zure groente te ge.
ven en een vruchten gerecht toe.
Zijn de vruchten te duur, geeft dan
een groentensla. U krijgt dan toch
voldoende vitaminen en zouten.
Gaat ook eens na of er in de be
reidingswijze wat meer afwisseling
kan zijn. Men kan tomaten rauw
geven in een sla of gesmoord met
uien of als puré in een saus. En zo
zouden er nog vele voorbeelden te
geven zijn. Wie echter even de tijd
er voor neemt, kan zelf veel fouten
voorkomen.
Hier volgt een voorbeeld van een
maaltijd: snij bonensoep, tomaten
met uien, gehakt, jus, aardappelen.
Snijbomensoep.
11/4 liter water, 250 gr. witte
bonen of restjes gekookte bonen,
250 gr. snijbonen, ui, aroma, zout,
peper, boter, margarine of vet, pe-
terselie.( Scheutje melk.)
De witte bonen uitzoeken, wassen
en in ruim water weken (pl.m. 24
uur). Ze in het weekwater met zout
gaar koken (pl.m. 1 uur). De bonen
fijnmaken met een vork of een
schuimspaan of door een zeef wrij
ven. De afgehaalde gewassen en ge.
sneden sn.. bonen met de fijnge
maakte witte bonen en wat klein
gesneden ui, in het kookwater van
de bonen (eventueel aangevuld tot
1 liter) door laten koken, totdat de
snijbonen gaar zijn en de soep ge
bonden is. De soep op smaak afma
ken met peper, aroma, boter en
eventueel een scheutje melk. Fijn
gehakte peterselie op het laatst toe.
voegen.
Tomaten mot uien.
3/4 kg. tomaten 3/4 kg. uien, zout,
peper (surrogaat), boter of marga
rine. De uien schoonmaken, wassen
en doorsnijden. De tomaten in heet
water dompelen of boven een gas
vlam houden, schillen en in grote
stukken snijden. De uien in wat bo
ter of margarine en zout gaar smo
ren, pl.m. een half uur. De laatste
15 minuten de tomaten mee gaar la
ten worden. Het vocht binden met
aangemengde bloem of aardappel
meel en op smaak afmaken met pe
per (surrogaat).
41. Boven op de schouders werd Ted
meegevoerd naar zijn nieuwe palels. Grote
borden werden meegedragen, waarop
stond: „Leve koning Teddy".
Ted begreep niet, waar ze die zo gauw
vandaan hadden gehaald. Het was am
per vijf minuten geleden, dat hij koning
was geworden.
Onderweg kwamen ze RIta tegen.
De Wandy's waren werkelijk een goed
volkje in hun feestroes. Vaak genoeg had
den ze Ted en Rlta samen gezien en heel
goed begrepen, dat die twee erg op elkaar
gesteld waren. Nu werd zonder bedenken
Rita ook op de schouders genomen en
men riep, laaiend van enthousiasme: „Le
ve koningin Rlta!"
In het palels was een geweldige smul
partij aangericht. Met hun kronen op het
hoofd, op de voornaamste plaatsen van
de tafel, beantwoordden Ted en Rita de
vele speeches, die ter hunner ere afge
stoken werden!) Om kort te gaan, alles
en Iedereen was tevreden!
door Karei Viaar
Joost mag wetan, waar die kerel ge-
ble\ ?n Ia", zei Inspecteur Lantinga
tot >Un metgezel. Beiden bevonden zich
r ,et station Rochechouart. Het was
•c-veer een kwartier na de ontsnap-
van Rinaldi. die op le Gare du
1 op een rijdende trein gesprongen
De inspecteurs, die niet van der-
j'te grapjes gediend waren, hadden
dat moment een zeldzame vasthou-
ïdheid tentoon gespreid. ZU waren
ei namelijk in geslaagd, Duyvis voorop
en Lantin achter hem aan, nog net
het laatst rijtuig van dezelfde trein
te bespringen. Direct na deze „Joyeuse
entrfte", waren zU begonnen met de
trein van achter naar voren te door-
loren, snuffelend in alle hoeken en
gaatjes. Het onderzoek leverde echter
ni^ts, maar dan ook niets op. Ooggetui
gen van R naldi's dodensprong waren er
n: t, want de trein was bijna leeg. En
d ar stonden de beide speurders nu
w ser, met lege handen, op het Parijse
metro sta ion Rochechouart.
„Geef ie je plattegrond eens Duif"
nodigde de inspecteur r-Un collega uit.
ZwUgend overhandigde deze het ge
vraagde voorwerp en Lantinga begon
de kaarf lirect te bestuderen. Veel
nieuwe perspectieven leverde deze stu
die echter niet op, want na esn tijdje
op de wirwar van gekleurde lUnen ge
tuurd en een enkele route met zUn
worstvinger uitgestippeld te hebben,
zei de inspecteur: „de enige mogelijk
heid, die ik nog zie. is dat de vent ons
bij het derzoek In de trein ontglipt
en óf hier overgestapt is op lijn 2 in de
richting Montmartre. of doorgereden is
met dezelfde trein naar Chateau Rouge.
Hoe het ook zij in beide gevallen
lacht hij ons uit. En ik kan 'm geen
ongelijk geven".
Inspecteur Lantinga zweeg verstoord,
want dat een doodgewone Italiaanse
messenwerper hém, de beroemde Hol
landse inspecteur, de baas was geble
ven, kon hij niet verkroppen. Het was
Duyvis, die tenslotte de stilte verbrak
„We zullen op ons goede gesternte
moeten vertrouwen", zei hij droog.
„Het lijkt me daarom maar het beste
lijn 2 te nemen, naar Montmartre.
want bet is wel waarschUnlijk, dat on
ze man in die buurt thuis hoort".
„Waarom?", vroeg inspecteur Lan
tinga kinderlijk. Duyvis glimlachte.
„Omdat Montmartre dat weet iede
re Hollander wel denk ik de buurt
ls, die nog het beste vergeleken kan
worden met de Amsterdamse Zeedijk
en omgeving", zei hU.
„O", zei Lantinga.
Het tweetal hoefde niet lang te wach-
tsn en na een paar minuten liepen bei
de in de Rue des Abbesses.
„We komen waarachtig weer op het
zelfde pleintje terecht, waar we die kna
pen, die ons op het spoor van Rinaldi
brachten, vonden", zei Duyvis.
Lantinga glimlachte. „Als ik me niet
vergis", antwoordde hij, ,zUn ze daar
ginds in dezelfde schutting nog steeds
bezig de edele sport van het messen-
werpen te beoefenen.
„Zouden we dan niet liever esn eind
je omlopen?", vroeg Duyvis benauwd.
„Idioot", bromde z'n oudere collega,
„snap je dan niet, dat die twee kna-
pïn de enigen kunnen zijn, die ons
verder kunnen helpen? Kom, ga mee"
en hij trok d»n aarzelenden Duyvis mee
De belde jongens schenen hun nade
ring niet opgemerkt te hebben, maar
toen de twee Inspecteurs vlak bU hen
warsn gekomen, draaide de grootste
messenvirtuoos zich plotseling om en
vroeg, uitdagend spelend met een mes
in zijn rechterhand: „En?"
„We hebben Rinaldi niet gevonden",
zei inspecteur Lantinga onschuldig
„Ze zeiden dat hij al naar huis was
Weten jullie waar we precies moeten
zijn?"
„Zijn jullie soms van de politie?"
vroeg de kleinste van het tweetal ge
wiekst.
„Welnee", antwoordde Duyvis met
zijn onnozelste gezicht. En als om alle
onrust weg te nemen voegde hij er aan
toe: „Wij willen alleen graag datmes-
senwerpen leren. Dan kunnen we ons
"variéténummer uitbreiden".
Lantinga trok een gezicht als een
clown, die pas ontdekt heeft, dat de
leeuwentemster geen mademoiselle Ro-
salinde. maar doodgewoon Rietje heet
Duyvis merkte ongetwijfeld deze ge
lijkenis op, want met kleurige fantasie
borduurde hij verder op dit thema, dat
gezien de belangstellende gezichten van
zijn toehoorders zeer ip de smaak
scheen te vallïn. ,.Zie je", zei hU ver-
I trouwelijk, „m'n kameraad is clown
en ik goochel. Maar dat hebben de
mensen al zo vaak gezien en daarom
willen we ons nummer uitbreid »n en
een demonstratie echt Italiaans tnes-
senwerpen er tussen door geven. En
daarom hebben we die Rinaldi van jul
lie nodig. Gesnopen?"
De jongens knikten, maar de uitdruk
king op hun gezicht was nu niet be
paald intelligent te noemsn. „Overdon
derend", dacht Lantinga en hij bewon
derde in stilte de fantasie van zijn
vriend.
Maar toen hij de volgende vraag
van de twee boefjes hoorde, verwenste
hij ook in stilte diezelfde fantasie
rijke geest.
„Vertonen jullie dan es wat", klonk
het bijna gelijktijdig uit de twee mon
den. Twee paar vragende ogen kekïn
Leidt het verkeerde
spoor toch tot
resultaat
de inspecteurs aan. Lantinga wist, dat
Duyvis wel wat van de schone goo
chelkunst verstond, maar hoe hU de
hem opgedrongen rol van clown moest
vertolken was hem ean raadsel.
Toen hU echter Duyvie' antwoord
hoorde, was hij gerustgesteld. „Daar
hebben we nou geen tijd voor", ver
klaarde deze, „maar we komen gauw
in Parijs en dan geven we een voor
stelling waar jullie gratis voor niks
inmogan. Als je ons tenminste het
adres van Rinaldi zegt".
„HU ia niet thuis, maar je zult 'm
wel vinden in het café van Gaston
Lagache bij de Sacré Coeur", ant
woordde de oudste weer en hij draaide
zich bruusk om, teneinde zUn teleur
stelling over het afgewimpelde ver
zoek te verbergen.
„Bedankt", zei Duyvis kortaf en hij
knipoogde tegen Lantinga. „Ga je
mee?" vroeg hij to?n.
De Sacré Coeur was volgens de plat
tegrond niet zo gek ver en makkelijk
te vinden. Het café van Gaston Laga
che was er recht tegenover en ontlokte
Lantinga de opmerking, dat hij „toch
liever in Kras of het Lido zat",
Het voorwerp van hun belangstelling
kon dan ook nauwelijks de naam van
café verdienen. Zelfs het woord
„kroeg" was nog te veel gezegd, maar
bij gebrek aan een betere uitdrukking
gebruikte inspecteur Duyvis toch maar
de laatste betiteling, toen hij voorstel
de om „die kroeg dan maar binnen te
gaan".
„Wacht effe' verzocht Lantinga haas
tig -sn voor Duyvis besefte wat z'n col
lega van plan was, had deze zijn boord
en das afgedaan en een paar kluiten
modder over z'n jas gesmeerd.
„Ik raad je aan. om niet uit te toon
te vallen, hetzelfde te doen", raadde
z'n verbaasde metgezel aan. Deze
begreep wat de bedoeling was en
kweet zich met energie van z'n taak.
met het resultaat, dat hij er-haast nog
ontoonbaarder kwam uit te zien dan
Lantinga.
,,'t LUkt wel of we hetzelfde cos-
tuum een paar jaar dag en nacht aan
gehad hebben", grinikte hij. „Ga je
mee, Duif' inviteerde Lantinga. „We
zullen eens zien of we hier wat wüzer
kunnen worden" en energiek gaf hij 'n
trap tegen de gammele deur van de
kroeg, die open vloog en een bont ge
zelschap drinkende mannen aan de
blikken van de beide inspecteurs bloot
stelde.
Hun binnenkomst werd echter ter
nauwernood opgemerkt: alleen de dik
ke, zwaargebouwde kastelein ga* b'Hk
van de aanwezigheid van de beide in
specteurs nota te hebben genomen, want
toen de twee zich op een kruk voor 't
buffet neervleiden, zette hü twee glaas
je» met een eterk ruikend, doch kleur
loos vocht voor hen neer.
Lantinga nam een slok, draaide zich
half om en keek de rokerige ruimte
ln. Er stonden een paar tafeltjes, die
alle in beslag genomen waren door
kaartende mannen in hemdsmouwen,
die een lawaai maakten, alsof een wil
de volksstam bezig was Beëlzebub uit
te drijven.
Naast de beide inspecteurs zaten
eveneens op barkrukken, nog een pa*r
typen van hetzelfde slag, maar hoe de
inspecteur ook uitkeek, Rinaldi was
nergens te vinden. Er was geen vergis
sen mogelijk, want zo groot was de
ruimte niet. Lantinga draaide zich om
nam nog een slok en wendde z!ch me*
een vraag tot den kastelein. Duyvis
luisterde nieuwsgierig, doch enigszins
ontgoocheld wendde hij het hoofd af
toen hU hoorde, dat zijn collega bezig
was de vleesklomp achter het bu?*et
tot zwart» transacties te verleiden. De
poging werd met succes bekroond, want
even lat-?r had Lantinga een Lucky
Strike z'n geliefkoosde merk tus
sen zijn lippen en bood hU Duyvis en
den kastelein er ook een aan. Beiden
accepteerden; Duyvis met een knikje
de waard met een brede glimlach. Bij
het zien van deze geweldige kloof tus
sen 's mans neus en kin, achtte Lantin
ga het juiste moment om nadere infor
maties in te winnen gekomen. ..Vertel
eens", begon hij vertrouwelijk, is Ri
naldi hief al geweest?" De kastelein
scheen nog van niets te weten, want hij
antwoordde op de gewoonste manier
van de wereld: „Nee, maar hij zal
aanstonds wel komen. Hij komt meest
al om deze tijd. Zijn jullie oude ken
nissen van 'm?"
Deze vertouwelUke toon van den kas
telein viel zeer ln de smaak van Lan
tinga, die voelde hoe de vis in het
aas beet. Kwasi-nonchalant antwoordde
hij echter: ,,Ja, we kennen 'm zeker al
twintig jaar. Werkten vroeger altijd
met 'm samen".
De kastelein leunde geïnteresseerd
over het buffet heen en vroeg toen
fluistrend: „die Juwelen-kwestie, wa
ren jullie daar ook bij?"
„TuurlUk!" wuifde Lantinga en bru
taal knoopte hij eraan vast: ,daar wil
den we 'm ook juist voor hebben!"
„Precies wat ik dacht", zei de kas
telein triomfantelijk en hU schonk de
glaasjes van de beide inspecteurs nog
eens vol.
„.Hoezo?" probeerde Lantinga voor
zichtig.
„Nou zeg, probeer mij nou niks wijs
te mBken", giechelde de waard. Jul
lie zijn natuurlijk de twee laatste van
de vijf, die nog niet hun deel van de
juwelen gehad hebben".
„Juist", knikte de inspecteur goed
keurend en hij keek Duyvis eens aan
Deze had gedurende het gesprek ge
zwegen, maar aan zyn ogen kon Lan
tinga zien, dat hij scherp op elke nuan
cering in de stemmen lette. De kaste
lein greep weer naar de fles en terwijl
hij nogmaals de glazen vulde zei hij:
„Ik kan jullie vast wel zeggen, dat Ri
naldi jullie deel altüd bewaard heeft,
Waar weet ik niet, m*>ar hU heeft ge
zegd. dat hij, voor het geval er iets
met "m zou gebeuren de naam van de
plaats waar de spullen liggen, steeds
bij zich had. Ja Rinaldi is een eerlijke
kerel!"
Lantinga knikte en wilde antwoor
den, doch zijn aandacht aandacht werd
getrokken door een paar mannen, die
allen tegelijk een krantenbericht tracht
ten voor te lezen, hetgeen natuurlijk
niet lukte. De hardste schreeuwer won
het echter en de anderen zwegen toen
hU met een vervaarlijke stem een pas
sage voorlas:
„Hedenmiddag had op het Gare du
Nord een ongeval plaats, dat het
leven kostte aan den 38-jarige kruier
R. Valentinl. Om een of andere duis
tere reden sprong deze kruier op een
rijdende trein van lijn 4. Deze esca
pade liep goed af, doch om redenen,
die wel altijd geheim zullen blijven,
sprong Valentini aan de andere kant
weer de trein u i t, hetgeen hem het
leven kostte. Dit ongeval Is een aan
sporing temeer om de grootst moge
lijke voorzichtigheid te betrachten en
liever een paar minuten te wachten,
dan op èen reeds rijdende trein te
springen. Dat dit geen overbodig
waarschuwing is, blijkt wel uit het
feit, dat twee onbekende heren even
later dezelfde trein op deze gevaarlij
ke manier instapten. Door de politie
wordt momenteel een onderzoek in
gesteld naar de identiteit van genoem
de twee waaghalzen en naar de reden,
waarom Valentini uit de trein sprong".
De schreeuwerige stem zweeg en het
was een ogenblik stil in het kroegje.
De kastelein verbrak de stilte en zei
zuchtend: „pauvre Rinaldi".
Duyvis en Lantinga, die elkaar tijdens
het voorlezen van het bericht al ver
schillende malen aangekeken hadden,
sloegen de ogen even neer. Toen Lan
tinga zwijgend afrekende, gaf de waard
den inspecteur een klap op de schouder
en zei toen: „Ja kameraad, de juwelen
zijn gevlogen voor je, maar je kunt be
ter dat er bij inschieten als je leven,
zoals die arme drommel van een Ri
naldi".
Lantinga knikte zwijgend. Toen de
beide inspecteurs de deur van het café
achter zich dicht trokken werd hij ech
ter plotseling spraakzaam: „Rinaldi
hebben we niet te pakken kunnen krij
gen" zei hij, „maar om die juwelen te
bemachtigen is een koud kunstje. Het
lijk van Rinaldi zal wel door de politie
in beslag genomen zijn, dus dat briefje
met die plaatsaanduiding hebben we
zo!"
„Daar ben ik nog niet zo zeker van",
zei Duyvis peinzend.
„Pessimist!" schertste Lantinga.
„Toch wil ik er een lief ding om ver
wedden, dat we die juwelen nog lang
niet opgespoord hebben!" zei Duyvis
koppig.