mips
wöcent
„Wat Duitsers zeggen en
denken''
Als „tramp" door Duitsland
vanaf
„De Gouden Slang"
Gil.... zijl het zout der aarde.
Matt. 5 ISa)
WIJ beleven een moeilke, maar ook
1 een bizondere tijd Oude waarden
schijnen vaak hun geldigheid meer en
mee te verliezen. Soms treden daar
voor nieuwe waarden in de plaats. Soms
ook blijkt er een angtig luchtledig te
gapen.
Nu ie er bij dit alles ongetwijfeld veel
■chijn, die bedriegt. Midden in de gis
ting is het schier onmogelijk een juist
beeld van de toestand te vormen, laat
staan van de ontwikkellng.Daarom, al
tien wij het niet steeds, moeten wij
blijven geloven, dat een betere wered-
orde, een harmonische mensengemeen
schap mogeijkl s.
VEEL zal bij de vestiging van die
1 niuewe wereldorde afhangen van
de trouw en de vasthoudendheid van
hen. die de komst van deze orde nastre
ven.
Li de bange Jaren van de bezetting
hebben wij onvoorwaardelijk ons ver
trouwen daarop gevestigd. De bevrijding
heeft menige teleurstelling gebracht.
Het zou dwaas zijn deze waarheid te
verbergen. Wij hebben ontdekt, dat het
nog veel strijd zal kosten, eer onze hoge
doeleinden zijn bereikt.
De machten van het oude zijn ook nu
nog zeer sterk. En dat oude, laten wij
dat niet vergeten, bracht ona de oorlog
en leidde tot tyrannie. die ons land vijf
jaren heeft geteisterd.
£R zijn er onder ons, die alle verraad
en alle daarmede gepaard gaande
ellende maar wllen vergeten. Die dat
aes maar met de mante der liefde wil
len bedekken. Zover het daarbij gaat
om mensenwaarde is dit volkomen te
recht. Er mfoet een vergeving mogelijk
zijn, die een nieuw begin toelaat. Maar
dan moeten er ook voldoende garanties
zijn, dat dit nieuwe begin niet leidt tot
het oude noodlottige einde Dan zal het
zo moeten zijn, dat de komst van een
nieuwe, betere tijd niet door krachten
van het oude weersteefd kan worden.
£N het kan noodlottig worden, dat
vele van deze krachten van het
oude in deze moeilijke tijd hun kop weer
opsteken. Soms gebeurt dit openlijk.
meer echter met de nodige camouflage.
Hier hebben wij op onze hoede te zijn.
Hebben wij te weten welke dingen er
op het spel staan. Hebben wij ook met
taaie vasthoudendheid ons te verzetten
tegen al die verfoeilijke tendensen in
het openbare leven, die een ieder, die
daar oog voor heeft, op dit ogenblik i
kan constateren. Het gaat hier niet om
kleine dingen, maar om Recht en Ge
rechtigheid. En dat zijn zaken van de
hoogste orde.
Tegen alles in, als het noodzakelijk is.
hebben wij te tonen, dat wij het zout
der aarde zijn.
Wanneer wij voor de keus worden
gesteld, mogen wij niet weifelen.
Want, indien het zout smakeloos
wordt, waarmede zou het dan gezouten
worden. Het dient tot niets meer, dan
om buitengeworpen en van de mensen
vertreden te worden.
DEWI.
Weerstation» in de
Atlantische Oceaan 1
In het Noord-Atlantische gebied zul
len het Verenigd Koninkrijk. Belgié,
Canada, Frankrijk, Elre, Nederland,
Noorwegen, Zweden en da V. 8., een
direct aandeel nemen in de leiding of
de financiering van de dertien weer
stations, welke In het Noordelijk gebied
van de' Atlantische Oceaan worden in
gericht.
Men hoopt per Juli 1847 da plannen
volledig ten uitvoer gebracht te heb
ben. De dertien weerstations zullen
door speciale schepen bediend worden
Op deze schepen zullen meteorologische
oppervlaktewaarnemingen gedaan wor
den tenminste achtmaal per dag, voorts
waarnemingen betreffende da luchtstro
mingen in hoger sferen, luchtdruk, tem
peratuur en vochtigheidsgraad. Hlerb'j
ral gebruik gemaakt worden van bal
lons en van radar, ter bepaling van de
koers der ballons.
fferr Boernert
NU ik er nog eens over nadenk, is
het gesprek, waaraan lk het ïneeste
gehad heb gedurende mijn verblijf
van zes weken in Duitsland, niet ge
voerd in een overheidsbureau, maar
in een karig gemeubelae kamer in een
door bommen vernield huis in Ham
burg.
In dia Hamburgse kamer vond lk
alle elementen terug van de discussie,
die iedere Duitser op het ogenblik
voert met zichzelf en zijn buren.
Want de Duitsers, die een jaar ge
leden doodsbang gemaakt werden voor
de barbaarsheden van de Ru6sen en
de wetteloosheia van hun regiem en
die zich in de armen wierpen van de
Westerse mogendheden, beginnen nu
met belangstelling naar de Oostelijke
zóne te kijken.
Wij waren met ons vijven, we dron
ken Schnapps (in Hamburg voor Duit
sers alleen op de zwarte markt te
krijgen) en we aten een waterig bord
je pap-
Rolverdeling.
DE rolverdeling was als volgt:
Bengt, een 38-jarige SS-lelder en
voormalig redenaar van de nazi-partij
Hij was ondergedoken om aan inter
nering te ontkomen HIJ had zijn naam
veranderd en'leefde van een beetje
vertaalwerk ?n een beetje zwarte ban
de1-
Hans Dietrich. een 25-jarige duik
boot-commandant. die verslaggever
van een krant was geworden. Als ex-
officier van de Duitse marine was het
hem door de denaziflcering en de de-
mobilisatiewetten onmogelijk gemaakt
om esn baantje te vinden met poli-
lek verantwoordelijkheid Maar hij
was onderdak gekomen bij het Com
munistische blad „Volksstimme".
„Geen enkel blad wilde mij heb
ben". zei Hana-Dietrich. „alleen óe
.,Volks$timme" vroeg niets. Het enige
wat zij zeiden was, dat lk verzekerd
was van e?n baan als ik mijn werk
behoorlijk verrichtte".
Christian, een jong opscheppertje
van het Hamburgse Huisvestingsbu
reau, wae uitgenodigd omdat Madou.
de vrouwelijke fotograaf die het
feestje gaf, zijn hulp wilde inroepen
voor het verkrijgen van een vergun
ning om in deze kamer te mogen blij
ven zittan.
Herr Doerner
EN verder ik zelf. Madou, die mijn
ware identiteit kende, had mij voor
gesteld als Heer Doerner. wat vol
doende leek op Herr Delmer, om te
kunnen zeggen dat mtn haar verkeerd
verstaan had, wanneer ik mij zou
verraden.
Mijn verhaaltje was hetzelfde als Ik
altijd gebruikte wanneer lk als Duit-
aer reisde: ik was verslaggever van
een Berlijnse krant en ik reisde door
Duitsland om de lezers een Idee te ge
ven van het leven in de andere ste
den.
Ik gelopf, dat wat in deze kamer ge
zegd werd, typerend was voor wat
duizenden jonge Duitsers tegenwoor
dig in heel Duitsland zeggen en den
ken.
Bengt, de SS-man, die uit Kénigsberg
kwam, dat nu bezet was door de Rus
sen, beweerde aan het begin van ons
gesprek fel anti-communist te zijn.
Maar het was duidelijk, dat de woor
den van Hans-Dietrlch indruk op hem
begonnen te maken.
„Zij zijn de enigen, die voldoende
vertrouwen in hun eigen kracht heb
ben om mensen als mij te gebruiken
en een toekomst voor mij te ope
nen", zei Dietrich. „Ik houd niet van
de communiaten en ik vind het afgrij
selijk om de Russen in Duitsland te
tien, maar naar wat ik bij de „Volks
stimme" zie geloof ik dat alleen zij
ons een toekomst kunnen bieden. Zij
Ik heb heel Duitsland rond ge
reisd als Duitser onder de Duitsers.
Urenlang heb ik in vuile, overvolle
treinen gestaan en ik heb gegeten op
de Duitse reizigersbonkaarten in
wachtkamers waar zij mij tien
Mark statiegeld vroegen voor een
mes en een vork met een bord
Ik heb met de reizende Duitsers
[gesproken over hun leven, hun moei
lijkheden, hun verwachtingen. Ik
heb hun gastvrijheid genoten. Ik
heb op een veldbed in een gebom
bardeerd huis geslapen en in een
feodaal Beiers kasteel. En ik heb als
een doodgewone Britse verslagge
ver met Duitse autoriteiten gespro
ken over hun moeilijkheden.
Hier vind U mijn eerste con
clusie.
zijn de enigen, die gebruik van ons
zullen kunnen maken. De anderen
zijn te bang voor ons verleden voor
jouw en mijn verleden als offiiceren
van een land van strijdlustige impe
rialisten".
Rusland of het Westen?
WIJ spraken over heel wat onder
werpen, maar altijd kwamen wij te
rug op hetzelfde thema en wel Duits-
lands keus tussen de Russen en het
Westen. Zoals Hans-Dietrich het uit
drukte. „De Russen hebben ons ge
plunderd, maar ze zetten ons aan het
werk en brengen onze productie op
gang. En het geeft niets of het voor
herstelbetaling is, in leder geval krij
gen wij er ook een deel van. Het
„Westen", zei hij, „laat ons langzaam
verreken, opdat hun monopolies geen
concurrentie van onze industrieën be
hoeven te duchten".
Ik vind wat deze jonge mensen te
zeggen hadden heel belangrijk, omdat:
1. Wat zij zeggen kenmerkend is
voor wat de mannen van hun gene
ratie en hun ervaring over geheel
Duitsland zeggen, vooral in Britse en
Amerikaanse zónes.
2.TenziJ wij onze economische poli
tiek ten opzichte van westelijk Duits
land en onze houding ten opzichte van
de Duitse administratie herzien, de
Duitse openbare mening onder de in
vloed zal komen van deze jonge men
sen, die nog door en door nazi zijn.
Op het ogenblik is de Duitse open
bare mening op het gebied van de
grote politieke gebeurtenissen nog 'n
onbeschreven blad. In geen enkel van
de vele trelngesprekken, die ik afluis
terde. werd gesproken over de Pariise
conferentie, nationalisatie of herver
deling vair het land. Ik kwam tot de
slotsom, dat de gewone man en vrouw
alleen belang stellen in de onmiddel
lijke problemen van hun dagelijkse
strijd om het bestaan. Vaak zat ik in
een kroegje achter mijn glas waterig
bier naar de radio te luisteren en dan
lette lk op de reactie van 't publiek.
Het buitenlandse nieuws, dat indruk
maake, was een verslag uit Calcutta,
waar de honger-lijdende ïndieëers
naar bulten trokken om zelf voedsel
te gaan halen.
„Dat moesten wij ook doen"., zei 'n
luisteraar, „dat is nou net wat wij
ook moesten doen. Gewoon allemaal
samen naar buiten trekken en halen
wat zij ons onthouden".
Neurenberg? Neen, kaas!
Maar toen er een speciale reportage
kwam van het proces te Neurenberg,
begonnen zij over de kaas te spreken,
waarop zij al esn week zaten te wach
ten.
Negen van de tien mensen met wie
lk in een trein zat waren op reis voor
voedseL
Maar al die voedsel- «n kledingpro
blemen worden vergezeld door een
bitter pessimisme over oe toekomst.
De doorsnee man of vrouw gelooft
niet. dat het beter zal worden, ont
dekte ik, omdat men gelooft, dat het
helemaal de bedoeling van de Engel
se niet ls, dat het beter zal worden.
De vordering van huizen en meubi
lair voor de Britse vrouwen van mi
litairen, vlak na de verlaging der
rantsoenen deze zomer, doet het pu
bliek in het Westen geloof hechten
aan de wildste verhalen over de
Britse toekomstplannen. En het heeft
geen enkele zin om die in de kranten
tegen te spreken.
Geen verschil.
De gewone man ziet geen verschil
tussen de kranten. die geschreven
worden in opdracht van het militair
gezag en de krantïn die in opdracht
van Goebbels geschreven worden.
Wat hem betreft is alles een pot nat,
Ze zien er n,et zoo uit en zij liegen
even hard'.
Mensen als Hans-Dierich, die zo half
pro-communisme zijn en niet zo heel
erg anti-nazi, maken daarvan ge
bruik. Antl-comuni^n als Bengt en
Christian beginnen er naar te luiste
ren,
En de tijd zal niet ver meer zijn, dat
zij overtuigd raken zoals Bengt het
dien avond al was naar mijn gevoe
len.
In het volgend' artikel laat Selfton
Delmer zijn licht schijnen op de zwar
te markt, de plaats waar hij de ver
dwenen nazi's zoekt
Goed. goedkoop en tuinlg licht
voor iedereen. Goed goedkoop en
zuinig licht voor iedereen. Goed,
goedkoop en zuinig licht voor
ledereeivGoed. goedkoop en s
lon'l
iedereen,
goedkoop en zuinig licht voo?
iedereen. Goed, goedkoop en zuinig
licht voor iedereen. Goed, goed
koop en zuinig licht voor iedereen
(Ingez. mededeling)
U eet toch niet te veel?
Het is merkwaardig, dat een dok
ter tot een zieke kan zeggen: „U lijdt
aan deze of gene ziekte", zonder te
gengesproken te worden, vooropge
steld, dat de zieke ean vertrouwens-
waardiger arts, maar zodra de dokter
spreekt van teveel eten, kan hij er
staat op maken wie hij ook zijn mag,
tegengesproken te worden met klem
van redenen en onder het oproepen
van de meest vertrouwenswekkïnde
geuigen. als daar zijn echtgenoten en
kinderen. Deze tegenspaak ia in het
verleden op de dokters dan ook niet
zonder uitwerking gebleven, want in
de dokters leerboeken zult U de ziek
te van het teveel etïn tevergeefs zoe
ken, maar wel de ziekte, genaamd:
vetzucht. Deze naam lijkt bedenkelijk
veel op geelzucht, waterzucht en
bleekzucht, wanneer je daaraan lijdt,
kun je dat niet helpen, er ligt meest
al geen schuld in aan zoiets te lijden,
men is meer beklagenswaardig.
Zo ook met vetzucht Is het niet erg.
aan een zucht te lijden, waardoor je
zelfs van water dik wordt, ja, vooral
van water? „Ik zal bij het eten wat
minder gaan drink »n, dokter", zeggfn
de vetzuchtigen.
Het is dan ook stellig op aanraden
der zieken geweest, dat vroegere dok
ters in hun voorschriften tegen vet
zucht hebben opgenomen de raadge
ving: niet drinken tijdens de maaltij
den. Hoewel toegegeven moet worden,
dat deze raadgeving niet altijd van
nuttigheid ontbloot behoeft te zijn,
want de de lijder(es) kan dan ook geen
melk drinken tijdens de maaltijden, of
koffie met slagroom. De vetzucht
is een ziekte, die je erft van Je voor
vaderen, die veroorzaakt wordt door
schildklier, de kiemklieren, het her
een onvoldoende werking van de
senaanhangse] sn het gezond verstand.
Wat is het nu: vetzucht of zucht tot
teveel eten? MEDICUS.
Sefton Delmer „Herr Doerner". Ar
melijk gekleed zwierf de eerste verslag
gever van de „Daily Express",
vloeiend Duits spreekt en het Duitse
volk kent als geen ander, door de be
zette zónes van Duitsland: een Duitser,
die ogenschijnlijk de zorgen en noden
van het huidige Duitse volk deelt. Als
..Herr Doerner" voerde hij tientallen
gesprekken met mensen, die geen blad
voor de mond namen.
Wat denken en zeggen de Duitsers op
dit ogenblik?
„Herr Doerner" geeft het antwoord op
deze vraag ln de vorm van een drietal
speciaal voor ons blad geschreven ar
tikelen. waarin hij zijn bevindingen,
opgedaan tijdens zijn zes weken duren-
den zwerftocht, heeft neergelegd!
Erkent India de Indonesische
republiek?
Pandit Nehru heeft verklaard dat
de Brits-üidiische regering voor
100 pet. sympathie met de Indonesi
ërs heeft. „Wij wensen, dat zij hun
doel zullen bereiken en hun vrij
heid zullen vestigen en wjj wensen
hen op elke wijze te helpen en bü
te staan."
Reuter voegt hier aan toe, dat
deze uitlating in de praktijk neer
komt op een erkenning van de In
donesische republiek door de voor
lopige Brits-Indische regering.
ONZE JEVGDHOEK
Van alles wat.
1. Op de tafel staan vijf kaarsen. Ik
blaas er twee uit. Hoeveel blijven er
nu over? 't Antwoord dadelijk zeggen,
hoor!
I. Met k ben ik een dier; met r even
zo en wel de vijand van het eerste: met
g ben lk een- opening; met m Hg lk ln do
gang; met d ben ik een aanwijzend
voornaamwoord; met f een tjdel heertje;
met 1 ben ik lang en van hout; met v
dien ik tot berging en met n heb Ik
dringend een handdoek nodig. Weet je
•I al?
3. Een vrouw heeft 8 L petroleum In
een kruik, die precies 8 liter kan be
vatten. Haar buurvrouw neemt de helft
van haar over, maar die heeft niet an
ders dan een kruik van 8 en één van
S liter. Hoe kunnen de twee vrouwen
nu toch samen delen, zonder andere ma
ten te gebruiken? Er zijn twee oplossin
gen mogelijk.
4. Of 't waar gebeurd ls. dat weet lk
niet. Maar éls 't waar gebeurd ls. dan
zal 't toch wel een aardig poosje ge
leden zijn! Een reiziger stond eens ln
een heel klein plaatsje op 't perronne
tje van 't stationnetje op de trein t©
wachten. Maar de trein kwam niet. En
oen hij al meer dan een half uur over
tijd was, werd de reiziger ongeduldig.
Hij stapte naar den chef en Informeerde,
hoe dat nou eigenlijk zat! Op datzelfde
moment kwam er een hond aanhollen,
langs de spoorbaan. De chef lachte te
vreden. en hij zei, op de hond wijzend:
„Nou zal 't vast niet lang meer duren,
meneer kijk, daar heb je 't hondje van
den machinist all"
5. Ik sta vooraan ln 't korenveld,
En midden ln de beker.
Bij den bakker ben ik meer bekend.
Dan bij den apotheker.
Geen kloppartij, of 'k ben erbij.
Geen kermis zelfs kan zonder mij.
Was ik er niet, Je sou nóóit ziek
En nooit verkouden wezen.
En als lk wegliep, zou Je nooit
Een boek zelfs kunnen lezen
In de kamer, ln de keuken.
Overal ben 'k de eerste man.
Maar er is niemand ln Den Helder,
Die mij vinden kan!
Als je wilt, mag je je oplossingen In*
zenden naar Leonard Roggeveen, Mee- I
zenlaan 17. Den Haag. 1
„GEPIEPTE
KASTANJES";
Vroeger een bekende figuur in de
straten onzer groote steden. De
venter met zijn galmenden roept
„Gepiepte kastanjes". Tegen het
vallen van den avond zag men.
den rossigen gloed van het ka-|
cheltje, waarop de kastanjes ge
piept werden. En voor enkele,
centen kon men genieten van
heete, gepofte kastanjes.
Een kastanje is geen koffieboon,1
maar in de zeventiende eeuw
roosterde men in Amsterdam do
koffieboonen op een dergelijke
manier. Een ijzeren cylinder met.
handvaten werd boven een open|
vuur gedraaid en zoo werden doj
kostb.are boonen „gebrand". Later
heeft men geleerd dat het branden]
van deze edele boonen meer zorg,
vereischte. De kwaliteit van een
kop koffie is grootendeels afhan-1
kelijk van de ervaring en kennis
van den koffiebrander en van de
moderne installaties. De vak-
menschen vaa de Gruyter hebben
die onmisbare kennis en de jaren
lange ervaring. Daarom is de
Gruyter's koffie zoo opvallend
geurig en fijn van smaak. Alle
goede eigenschappen van versch
gebrande koffie blijven voor U
behouden door de speciale aroma
beschermende koffiesilo's. Trac-
teert U zelf en Uw gasten. Er is
weer de Gruyter's koffie. U ge
niet als vroeger en U spaart nog
door de Gruyter's 10 pCu korting.
(Ingezonden mededeling)
Apotheek
naar het Frans, van
GASPARD LENóTRE.
1»
Het spreekuur was voorbij. De
laatste cliënt van Mèitre Edmondi
Bertin was vertrokken. De advo
caat, die hem tot de deur had bege
leid, keerde naar zijn schrijftafel
terug en keek staande een paar
brieven door.
Daarop liep hij naar het open
slaande venster en zette het wyd
open. Het licht van een heldere
Octobermorgen viel als een brede
golf naar binnen en verhoogde de
glans van de diepblauwe en goud
bruine kleuren, waarin de kamer
gehouden was en die er een warme
stemming aan gaven. In gedachten
liet Maitre Bertin zijn blikken door
het ruime vertrek gaan dat onge
woon smaakvol en met opmerke
lijke schoonheidszin was ingericht;
het leek werkelijk niets op de za
kelijke werkkamer van een advo
caat.
De klok aan de muur in haar
eiken kast sloeg met sonore meta
len stem tien. v
Maitre Bertin liep, de handen op
de rug, de kamer op en neer.
„Ja, ja, die juristerij", peinsde
hjj, „een droge liefhebberjj eigen
lijk
De klare herfstzon, die een grote
gouden vierhoek op het vloerkleed
schilderde, trok hem onweerstaan
baar naar buiten. Vrij van het juk
voor een paar uur!, besloot hij en er
kwam een opgewekter uitdrukking
op zijn gezicht. En als er nog
iemand komt, wél waarvoor heb ik
Gillot anders
Hij drukte tweemaal op de knop
van de electrische bel. De jongste
bediende verscheen.
„Er wacht zeker niemand meer?"
De bediende schudde ontkennend
het hoofd.
Hoe laat dient de zaak Boulan-
ger?"
„Om één uur."
„Mooi Dan heb ik nog even tijd.
Vraag aan Monsieur Gillot of hij
even hier komt."
De bediende verdween, maar
verscheen na een ogenblik weer in
de deur.
„Wel, wat is er?"
„Monsieur Brunot is er, de apo
theker, en hij laat vragen of u hem
nog ontvangen kunt."
Edmond Bertin bedacht zich een
moment; het liefst zou hij er zo
gauw mogelijk vandoor zijn ge
gaan. Maar toen zei hij:
„Vraag meneer binnen te komen."
Even later stond de bezoeker in
de deur, die hij geruisloos achter
zich dichtdeed.
De heren drukten elkaar de hand.
Brunot was, evenals Maitre Bertin,
vóór in de dertig Zijn figuur, of
schoon van middelbare grootte, leek
klein naast de ongewoon rijzige,
slanke gestalte van den advocaat,
doch uit zijn optreden sprak de ge
wichtigheid van een algemeen ge
acht man.
„Neemt u mij niet kwalijk, heer
Maitre. dat ik na afloop van uw
spreekuur uw tijd nog in beslag
kom nemen, maar het betreft een
dringende aangelegenheid. Anders
was ik wel vanmiddag gekomen."
„U hoeft u niet te execuseren."
antwoordde Bertin vriendelijk, „ik
ben gaarne tot uw dienst. Gaat u
zitten."
Brunot nam plaats in een van de
diepe leren clubfauteuils, terwijl de
advocaat zich achter zijn bureau
zette.
„Ik kan, geloof ik, wel vermoe
den waarvoor u komt", hernam de
laatste.
„Ah dus u hebt het gelezen?"
„Ja, de „Courier" is mijn gewone
morgenlectuur
Brunot haalde een opgevouwen
courant uit de binnenzak van zijn
colbert.
Wij beginnen vandaag met de pu
blicatie van een feuilleton, welk el
ke Donderdag en aterdag zal wor
den vervolgd.
Wij zijn er in geslaagd hiervoor
een roman van de bekende Franse
romancier Gaspard Lenötre te be
machtigen. die ongetwijfeld in de
smaak van onze lezer* zal vallen.
„Hier hebt u het ochtenblad
Wat zegt u ervan?"
„Laat het mij nog even zien," ver
zocht Bertin
Hij nam het blad aan, vouwde het
open en vond sDoedip de adveTten
tie, die met rood potlood was aange
streept. Halfluid las hij, langzaam en
nadenkend:
„Den zesden September overleed
hier ter stede, ten huize van zijn fa
milie. in de apotheek „Le Serpent
d'Or" Rue Maréchal Foch 4, de
schilder Marcel Brunot, Ieder, die
in staat Is over de laatste tijd van
zijn leven en persoonlijke betrek
kingen betrouwbare inlichtingen te
geven, wordt verzocht deze, onder
verzekering van de strikste discre
tie, persoonlijk aan ondergetekende
te willen meedelen, 's middags tus
sen 4 en 6.
Valéry Bergeret, Avenue du
Pare 17, 8e étage.
Brunot wachtte in spanning tot de
advocaat iets zeggen zou, en toen deze
seconden lang bleef zwijgen, herhaalde
hij met kennelijk ongeduld:
„Nu, wat zegt u ervan?"
Bertin antwoordde met een weder
vraag.
„Valéry Bergeret? Is dat die bekende
schilderes?" En toen Brunot bevesti
gend knikte: „Kent u haar?"
„Oppervlakkig", was het antwoord En
zich snel verbeterend: „Dht wil zeg
gen, door haar relatie met mijn over
leden neef heb ik haar voldoende leren
kennen om mij een oordeel over haar
te permitteren, dat niet bepaald in haar
voordeel uitvalt."
Uit die oproep zou men afleiden,"
concludeerde Bortin, „dat zij uw neef
zeer na moet hebben gestaan. Wijlen
Marcel Brunot woonde helemaal bij u
in, nietwaar?"
„Ja. na de dood van zijn vader is hij
bij ons in huis gekomen Hij had een
sterke behoefte aan gezelschap, aan aan
sluiting en leefde daarom liever in een
fam'l'ekring dan alleen Ook had hij in
ons huis een geschikte ruimte voor
atelier. IT hebt hem immers gekénd,
monsieur Bertin?"
„Vluchtig. Hij was een aantrekkelij
ke. boeiende persoonlijkheid. Ik heb zijn
plotselinge dood oprecht betreurd."
„Dan kunt u zich voorstellen, hoe
smartelijk zijn plotseling verscheiden
ons heeft getroffen. En nu komt bij al
dat leed nog de verontwaardiging over
deze belediging Want een belediging
is het positief. Wat mijzelf betreft,
Brunot hief met een zelfbewuste bewe
ging het hoofd omhoog „ik hecht er
niet zo buitengewoon veel gewicht aan.
Ik troost mij met het bewustzijn dat de
duidelijke kwaadwilligheid van de dame
in kwestie, noch mij, noch mijn familie
schaden kan Het aanzien van ons huis
staat goddank op stevige grondslagen.
Maar dat neemt niet weg, dat Iets der
gelijks in mijn positie als lid van de
gemeenteraad, toch ln elk geval niet
aangenaam is. Ik ben overtuigd, dat
deze geschiedenis in de kortst mogelijke
tijd overal over de tong zal gaan en
iedereen heeft nu eenmaal zijn vijanden
en benijders, nietwar? Maar mijn moe
der verkeert in opwinding, die haar bij
na ziek maakt en aan hiér ben ik het
in de eerste plaats verschuldigd deze
zaak niet op haar beloop te laten. U
kunt zich ongetwijfeld indenken, hoe
rots wij allemaal zijn op de reputatie
van onze algemeen geachte familie,
waarop nooit de geringste schaduw is
gevallen. En nu opeens die advertentie
die de deur voorx allerlei kwaadspreke
rij wagenwijd openzet."
Bertin kon een nauw merkbaar ge
amuseerd glimlachje niet bedwingen;
hij bedacht onwillekeurig welke uit
werking de annonce op de familie Bru
not moest hebben gehad een familie
die geen gelegenheid liet voorbijgaan om
de aandacht te vestigen op de algemene
achting die zij genoot Hij herinnerde
zich. hoe Gaston Brunot hem, twee ja*r
geleden, toen hij voor de eerste maal
bij hem was gekomen om bijstand ln
een juridische aangelegenheid, hem on
geveer de hele kroniek van zijn ge
slacht had opgedist. Opmerkzaam had
hij de regels in de courant nog eens
overgelezen, toen zei bij:
„Het zou juister geweest zijn wanneer
de bewuste dame zich met uw famtli©
In verbinding had gesteld, voor zij een
dergelijke ongewone stap deed. Er zit
inderdaad iets hatelijks in...."
„Ik wil u eerlijk bekennen." begon
Brunot, „dat deze zelfmoord, hoe op
recht ik die ook betreur, mij niet bui
tengewoon verrast heeft. Mijn arme neef
had een ongelukkige natuur. U zelf
zult, ofschoon u hem maar vluchtig ge
kend hebt, ongetwijfeld de indruk heb
ben gekregen van een ln zichzelf ge
keerde, tot zwaarmoedigheid neigend©
persoonlijkheid, nietwaar?"
Het antwoord klonk aarzelend.
Ik weet niet de indruk, die ik
van monsieur Marcel Brunot heb ge
kregen was uitermate sympathiek; een
echte kunstenaarsnatuur, bij welke het
dromerige, weke, van zijn wezen heel
wel paste."
„Helaas," ging Gaston voort, „heeft hij
niet de kunst verstaan zijn geluksster
te dwingen; hij was het slachtoffer van
zijn noodlot. Wat allang aan hem knaag
de, was zijn voortdurend gebrek aan
succes in zijn kunst. Hij was eerzuch
tig; maar ontbrak het hem aan werke
lijk talent of aan de kracht en het door
zettingsvermogen om iets te bereiken?
Ik durf die vraag niet te beantwoorden;
ln elk geval gebeurde het maar zelden
dat zijn schilderijen voor een tentoon
stelling werden aangenomen; meestal
wees de jury re af en altijd weer na
dergelijke teleurstellingen zat hij da
genlang in zijn atelier in zichzelf
verzonken, apathisch voor zich uit sta
rend en zonder meer dan het hoogno
dige te zeggen, tot hij eindelijk weer al
zijn energie bijeen raapte en weer aan
het werk ging.
(Wordt vervolgd).