In het land der NOORMANNEN
Het leven weer normaal
De- ENSIE: systematisch, practisch
Voor dB ieu9d De avonturen van Humpo
„De Gouden Slang''
Wie een voorstelling van Amsterdam
in sljn geest oproept, verbindt er al
lerminst de omgeving van onze hoofd
stad aan Wat hebben Waterland en de
Haarlemmermeer met deze trotse en
deze zelfgenoegzame IJstad te maken?
Amsterdam rust in zichzelf, het ver
vloeit niet naar buiten, maar schijnt
in zijn monumentale beslotenheid een
aparte wereld in Nederland te vor-
De hoofdstad.
ASLO heeft daar niets van. Het ont-
leent zijn waarde niet aan zichzelf, i
maar aan zijn omgeving. Als hoofdstad
heeft het al heel weinig bijzonders en
wereldstad kan het ntet heten, maar
hot mag er aanspraak op maken de
grootste verscheidenheid van prachtig
natuurschoon in zijn onmiddellijke
nabijheid te kunnen aanbieden. De en-
trée over de Oslofjord herinnert aan
het dwalen door een wild, maar liefe
lijk boa, dat men langzaam doorzwerft
om bij een sprookjestafel te komen. De
«lectrische trams voeren u uit het cen
trum der stad ln heel korte tijd om
hoog en zo hebt ge nauwelijks een
van de beide onaanzienlijke spoorweg
stations verlaten, of ge wordt gevoerd
langs rotspartijen, dennenbossen en
echte, klaterende beekjes tot daar,
waar een heerlijk uitzicht wacht. Naar
het Zuiden over de fjord, naar de an
dere kant over de „Noordmark", de
trots van de Oslo-enaren en in de win
ter hun geliefd ski-domein.
Natuurmensen.
T\E Noormannen zijn geen stadsmen
sen. Oslo ie eigenlijk een heel groot
dorp, dat ook wel eens wil meedoen
met de grote broers, maar toch de
juiste manleren niet kan leren. Bij
Stockholm horen de flatgebouwen, hier
doen ze onwezenlijk en dilettanterig
van. Natuurlijk is hier 't bouwen van
spartstaande hulzen met een vrij erf
en ruime tuin. al maar verder naar bui
ten of de helling op. Natuurlijk is het
uitzwerven, het wegtrekken, In de zo
mer naar bos of badgelegenheid, in de
winter naar het sneeuwgebied. Vooral
het laatste schijnt een ware exodus te
verwekken. Des Zondags, als het weer
wat geschikt is, verlaten tienduizenden
ce stad in fleurig sportcostuura, de ski
houten bij zich. Niet op de boulevards
of caféterrassen, zelfs niet eens ln con
certgebouwen of meetinghallen of
beurizalen, leeft de Oslo-enaar; hij
wijst u naar buiten, hij beroept zich
op de wondere schoonheid van geheel
Noorwegen als zijn onvervreemdbaar
bezit.
19e eouwse stad.
ASLO is geen oude stad en van de
traditie der cultuur merkt men er
zeer weinig. Zeker, reeds ln de Viking-
tyd was hier een nederzetting, maar na
de brand in het begin der 17e eeuw
ontstond er toch een geheel nieuwe
plaats met een nieuwe naam. Chrlstla-
nia. Er was geen bloeiende welvaart,
geen hofleven, geen verzorging van
kunsten en wetenschappen, geen cen
trum van nationale politiek. Dat alles
is heden nog duidelijk te merken. Geen
kathedralen, geen torens van eeuwen
oude godsgebouwen steken boven de
stad uit. Wat er is aan architectoni
sche productie is typisch lflde-eeuws
en dus weinig opmerkelijk en zelfs de
stalen van moderne bouwkunst vermo
gen geen bewondering op te roepen.
Men speurt een bewuste wil tot iets
groots en monumentaals ln het nieuwe
raadhuis en de nieuwe universiteitsge
bouwen, maar veel meer dan kolossale,
rechtlijnige blokkenbouwsels zijn het
toch niet geworden.
Er is veel durf, veel wil tot aanpak
ken, veel zin voor experiment, maar,
zoals alias in het openbare leven ln
Noorwegen, het is nog erg Jong en
soms onevenwichtig. De doem der be
zadigde burgerlijkheid ontbreekt echter
ook en Juist dat maakt deze stad, als
exponent van het Noorse volk, zo sym
pathiek. Jong is alles ln dit land, dat
eerst sedert 1814 betrekkelijk zelfstan
dig en sedert 1905 volkomen onafhan
kelijk is; de Jeugd Is het ook, die Oslo
zoals de stad sinds 1923 weer heet
zijn typisch karakter geeft.
Universiteitsdag.
yiflJ maakten kennis met de atad op
de universiteitsdag, die Ieder jaar
!n het begin van September gehouden
wordt. Honderden, ja duizenden stu
denten en afgestudeerden zwierven
vrolijk en luchthartig door de enkele
grote straten, allen kenbaar aan het
merkwaardige zwarte petje met op de
schouder afhangende franjetros. Er is
maar één universiteit en de Jaarlijkse
poening daarvan, die natuurlijk door
den koning bijgewoond wordt, ia een
nationale gebeurtenis. Nergens een ze
nuwachtige drukte, overal een zekere
onbekommerdheid Veel auto's die
zich heel vaak uiterst weinig aan ver
keersregels storen. Een leder schijnt te
mogen doen, wat goed is in zijn eigen
ogen en het schijnt goed te gaan ook
nog. Eén geluk: militaire auto's, de
schrik van het na-oorlogse Nederland,
ziet men er maar zelden.
Blond en rood.
deze zonnedag door de stad te
zwerven onder vertrouwd en char
mant geleide is een vreugde op zich
zelf. De mensentypen zijn geheel de
zelfde die men in Leeuwarden of Gro
ningen kan treffen; alleen hier ont
dekt men nog meer blond en ook meer
rood. Jong en oud gaat goed gekleed,
de vrouwen zelfs uitstekend. Juist de
laatste maanden is de textielvoorzie-
ning veel beter geworden. Opvallend
de voorliefde voor helrode en hel
blauwe kleren: een meisje, dat in een
felrood jasje en dito wijde broek is ge
kleed, blijkt geen uitzondering te zijn,
terwijl de lippenstift bijna even veel
vuldig gebruikt wordt als de kam. De
étalages zijn over het geheel ruim ge
vuld, sommige zelfs ongelofelijk goed.
De boekenwinkels pronken met een
keur van uitgaven Groenten en vruch
ten, zelfs tomaten, zijn er genoeg te
krijgen, maar heel erg duur.
Hoge prijzen.
DE duurte ia trouwens de algemene
klacht. Dameskousen ziet men In
vele winkels, maar ze zijn op punten
volgens Nederlandse berekening
kosten ze haast een tientje. Sigaretten
kan men naar believen kopen, maar
door de vrij hoge belasting kosten ze
per stuk zes zeven cent. Over 't al
gemeen blijken de Noren niet zo erg
aan roken verslaafd te zijn als de Ne
derlanders; de drank echter kon hier
wél eens tot een nieuw volkskwaad
verworden, dat ln genen dele door het
staatsmonopolie beteugeld wordt. Wat
we over de omvang en de gevolgen van
het drankgebruik hoorden en er van
zagen, heeft ons overtuigd, dat hier
een vernietigende demon op de loer
ligt.
Trams en treinen zijn goed gevuld,
maar bieden altijd nog ruimte. Ge
drang merkt men niet en opvallend is
de zwijgzaamheid, die evenwel nooit
tot onhartelijkheid wordt. Fietsen zijn
er vele, ook al kan men ze niet onbe
perkt kopen; een vordering door de
Duitsers is er nooit of slechts heel spo
radisch geweest en de productie schijnt
eerder toe- dan afgenomen te zijn. Van
kusjebanden" en wat er aan derge
lijke ellende meer In ons land is uit
gevonden, blijkt de Noor niets te we
ten.
Verschroeide aarde.
0F de Duitsers hier dan niet geroofd
en geplunderd hebben? Toch wel,
maar waarschijnlijk lang niet ln zulk
een mate als in Nederland, wat ook
verklaarbaar is. Het vervoer over zee
maakte hier veel onmogelijk van een
spoorwegstaking wist men hier niet.
Met trots wijzen de Noren op enkele
verwoestingen in Oslo gevolg van sa
botage; maar de afbraak valt in 't niet
bij wat in ons land is gebeurd. AUeen
in het hoge Noorden hebben de Du't-
sere bij de nadering der Russen de tac
tiek der verschroeide aarde toegepast;
de distributie- en bouwmaterialen be
doelt dan ook de wederopbouw van
Finmarken zoveel mogelijk te versnel
len.
Hout als brandstof.
£N toch wordt er overal in Noorwe
gen veel gebouwd en lijkt de voor-,
raad aan bewerkt en opgestapeld hout
ons onuitputtelijk Rondom Oslo ver
rijzen de woningen bij tientallen. Be
tonnen onderbouw, houten bovenbouw.
Hout is ook vrijwel de enige brandstof,
daar Noorwegen alle steenk. moet lnvoe
ren. Bij alle huizen ziet men gewel
dige stapels brandhout; bij scholen en
kerken nemen die stapels zelfs een uit
dagende vorm aan. Dit en de „witte
steenkool" maken, dat men de winter
zonder zorg tegemoet kan zien. Elec-
triciteit is er in overvloed en zeer
goedkoop. Volgens onze begrippen
wordt er zelfs veel verkwist, want wat
is het anders als een hulsvrouw de ge
hele dag soms de lampen ergens laat
branden?
Oslo's arbeiderswijken zijn vaak erg
grauw en stijf en doods. De nieuwere
blekken vaak in onverwerkte-mo-
derne stijl met soms 7, 8 of 10 éta
ges zijn wel van alle gemakken voor
zien, maar bieden slechts weinig ruim
te. Maar juist dat schijnt een aanbe
veling te zijn, waar het na de oorlog
ook hier practisch onmogelijk ls nog
een dienstbode ta krijgen en bovendien
het gemiddeld aantal kinderen per ge
zin zeer laag ls. Een juist gehouden
onderzoek wees immers uit, dat slechts
twee procent van de gehuwde paren in
Noorwegen vier of meer kinderen
heeft. I
In de kenken
Nagerechten
Haverraoutpudding met «troopsaus:
1 liter melk (en water), 50 gram (5
eetlepels) custardpoeder, 50 gram (4 eet
lepels) suiker, zout, 50 gram (5 eetlepels)
havermout.
Het custardpoeder en de suiker droog
door elkaar roeren en aanmengen met
wat koude melk. De rest van de melk
(en het water) aan de kook brengen. De
havermout en het snuifje zout hier al
roerende in strooien en gaar koken. De
pap tot puddingdikte binden met het
aangemengde custardpoeder. De massa
overdoen in een met koud water omge
spoelde puddingvorm, laten afkoelen en
op een schotel keren.
Voor de stroopsaus hebben we 4 dl.
water, 30 gram (pl.m 4 eetlepels bloem)
2 3 eetlepels stroop, een klontje boter
of margarine, 20 gram (ruim 1 eetlepel)
suiker.
De bloem aanmengen met wat koud
water. De rest van het water aan de
kook brengen en binden met de aange
mengde bloem. De saus enige minuten
laten doorkoken. Van het vuur af een
klontje boter of margarine, de stroop en
de suiker toevoegen. De saus warm of
koud bij de pudding geven.
Gebakken griesraeelpnnten.
X liter melk of karnemelk, 100 gram
griesmeel, een snufje zout, boter of
margarine.
Van melk of karnemelk met griesmeel
en iets zout een dikke brei koken; deze
brei op een platte schaal uitstrijken en
koud laten worden. Vervolgens punten
er van snijden, deze door bloem wente
len en in de koekepan in wat boter of
margarine bruin bakken. De punten
warm opdienen en suiker, stroop of
stroopsaus (zie boven) er bij geven.
De volgende week zullen nog enkele
recepten van nagerechten volgen.
Een nieuwe encyclopaedie
JJET eerste deel van de „Eerste
Nederlandse Systematisch Inge
lichte Ensyolopaedie", uitgegeven
door de C.V. ENSIE te Amsterdam,
is uitgekomen. Onder de algemene
redactie van den philosooph, prof.
dr. H. J. Pos, den historicus prof.
dr, J. M. Romein en den physicus
prof. dr. H. A. Kramer, zullen nog
negen delen hiervan verschijnen
De eerste drie delen van deze ency
clopaedie, aan welker samenstelling 17
deelredacteuren en meer dan 200
medewerkers deel hebben, zullen het
gebied der geesteswetenschappen be
strijken (deel I: wijsbegeerte, gods
dienst, psychologie en opvoeding en
onderwijs; deel II: taal- en letterkun
de, kunst en kunstgeschiedenis, toneel,
film en dans, muziek en muziekgeschie
denis; deel IH: sociale wetenschap,
geschiedenis, sociologie, volkenkunde,
folklore, sociografie, theoretischeeco
nomie en recht, staat en politiek). De
delen IV, V en VI zijn gewijd aan de
natuurwetenschappen (wiskunde, na
tuurkunde, scheikunde en sterrenkun
de; geodesie, geologie, geophysica,
oceanografie, metereologie en klimato
logie, de biosfeer en mens, aarde en
wereldhuishouding; biologie; anthropo-
logie en geneeskunde); de laatste drie
delen aan de z.g. toegepaste weten
schappen (pharmacie, diergeneeskunde,
landbouw, bosbouw, jacht, mijnwezen,
visserij, handel en verkeer, bedrijfs
economie en publiciteit, journalistiek en
radio; technische energie en brandstof
fen, werktuigbouwkunde, vervoerscon-
.structie, electrotechnlek, chemie der
techniek, verzorgende lndu9triën; am
bachten en nering, bouwkunde, water
bouwkunde en wegenbouw, krijgsweten
schap, huiselijk en maatschappelijk le
ven (woning, voeding, kledig, sporten
geschiedenis der uitvindingen en ont
dekkingen) Deel X (het meest omvang
rijke deel) zal het registerdeel zijn, ook
bruikbaar als alphabetisch lexicon.
Het eersto deel.
Als afzonderlijk werk gezien Is dit door
talrijke geleerden samengestelde eerste
deel, een stuk reuzenarbeid, In zeshon
derd bladzijden, verlucht met talrijke il
lustraties, typografisch uitstekend ver
zorgd en onder redactie van de profes-
sor2n De Vos en Kohnstamm, wordt ln
dit deel wijsbegeerte, godsdienst en
psychologie „gegeven". Wat bij een al-
phabetische encyclopaedie ontaardt in
ter niet erg „gewichtig" hoewel toch' een eindeloze weg van tekens, bladzijden
Nieuw record der K.L.M.
AMSTERDAM—NEW YORK
MET 100 PASSAGIERS.
De KLM DC4, die één dezer da
gen van Schiphol vertrok met be
stemming New York, heeft op deze
dienst een nieuw record gevestigd.
Er bevonden zich nl, 100 passagiers
aan boord I
Het merendeel hiervan "was ech-
achap te geven van deze afhankelijkheid.
Er blijft hem in de schijnbare chaos van
abstracte en concrete „dingen", waar
tegenover hij staat en die hem omringt,
ten slotte slechts «en weg over, wil hij
in zijn specialistenhol mee leven: een
systematisch overzicht.
In het teken van dit tijdsverschijnsel
ook kon prof. dr. H. J. Pos in de alge
mene inleiding in dit eerste deel schrij
ven: „Onze encyclopaedie begint te ver
schijnen op het tijdstip, waarin alle be
zinning er op gericht moet zijn, dat het
hoge doel der beschaving niet wordt ge
mist."
Wat de Nederlandse beschaving wint
bij het verschijnen van dit werk valt
nog niet te overzien; ons taalgebied
strekt zich echter ook uit over Vlaan
deren en Zuid-Afrlka, waar dit product
van Nederland zeker met blijdschap zal
worden ontvangen.
De Noord-Hollander zal in het bijzon
der getroffen zijn door de up-to-date
beschrijving in dit deel van de Volks
hogescholen in Nederland van de hand
van een bij uitstek deskundige, dr. H.
D. de Vries Reilingh.
Zich meer dan verwonderen over deze
en andere overzichten, betekent zich
hierover een oordeel aanmatigen, be
tekent ook de opzet van deze encyclo
paedie negeren. Onze bewondering gaat
dan ook alleen uit naar de energie en
het verantwoordelijkheidsgevoel, die
door hen, die dit werk aanvingen, aan
de dag is gelegd. Voor de bruikbaarheid
van dit deel staan wij ten volla inl
Voor de fengd»
Onder
de Paddestoel
MEER LICHT,
MEER GAS!
Hulde aan onze Nederlandsche
mijnwerkers. Door hun krachts
inspanning en energie worden
thans per dag 30.000 ton kolen
naar boven gebracht. Dit be-
teekent, dat wij dezen winter méér
brandstof, méér licht, méér gas
zullen hebben. Zoo krijgt het leven
weer een lichtzijde en genieten
we straks in de warme huiskamer
dubbel van echte De Gruyter's
thee. De vier geurige mélanges zijn
er. Ja, ook rood-zilvermerk! Die
aparte thee in metaalpapier ver
pakt, die zelfs de meest verwende
fijnproevers in verrukking brengt.
Geen grooter genot dan bij een
warme kachel een kopje De
Gruyter's thee. En dan nog spa
ren, want ook op thee krijgt U
tien procent korting.
(Ingezonden mededeling'
Deze week kreeg ik weer veel
brieven van vrienden en vriendin
nen, die allemaal om antwoord
vroegen. Maar jullie moeten
nog even geduld hebben, hoor!
Eerst ons verhaaltje uit! De vol
gende week komt het laatste deel
en dan zijn de briefjes weer aan de
beurt. Afgesproken?
n.
„Kijk es, Stippelmuts," en de ka
bouterkoning streelt bewonderend
over de spierwitte stippen op Stip-
pelmuts' hoedje, „ik heb al zo vaak
gedacht: wat is die Stippelmuts
toch een prachtige paddestoel."
Stippelmuts schrikt op, wat, hoort
hij dat goed? En opeens begint z'n
rode mutsje nog meer te glimmen
dan anders, dat is van trots en van
VTeugde. O, 't is vast een medaille,
misschien wel een gouden!
„Tja, je bent misschien wel de
mooiste van het hele bos, Stippel
muts!" Kijk die koning eens. Stip
pelmuts, zie je niet, dat hij je voor
de mal houdt? Zie Je z'n ogen niet
Mode
Herfstmodellen
Het eerste model toont ons eea
sportief rokje met aangeknipt voor
pand, dat op originele wijze op d«
blouse geknoopt wordt. Dezelfde
knoopsluiting vindt men t-rug in de
tintelen van ingehouden pret? Zie
je het niet? Maar Stippelmuts
knikt ijverig en trots, nee, hij merkt
niets!
„En nu heb ik vanmorgen visite
gehad, zie je," knikt de kabouter
koning. „De secretaris en de pen
ningmeester van „De Z\nnestralen,"
je weet wel, dat is de kabouteTclub,
kwamen bij me. Ze kwamen praten
over een clubhuis voor de kabouter
club, dat ze zoeken.
En nu had ik gedacht „als we
eens een paddestoel namen?" De
kabouters kunnen <3an iedere avond
om de paddestoel heen gaan zitten
en de kabouter-voorzitter er boven
op. Dan kunnen ze hem allemaal
goed zien. En als het regent, kun
nen ze onder de paddestoel zit
ten. Daar is het droog, begrijp je?"
Stippelmuts knikt afwezig. Och,
al z'n blijdschap is weg. Geen me
daille. Geen hofpaddes toel. Een
clubhuis! Wat heeft hij daar mee te
maken? Hij wordt weer helemaal
boos, die Stippelmuts!
„In de laatste raadsvergadering
heb ik er met de wethouders over
gesproken, welke paddestoel hier in
het bos clubhuis mag worden.
't Moest natuurlyk een mooie, een
prachtige paddestoel zijn!" De ko
ning knipoogt ondeugend en z'n
baard krult weer van plezier.
Eerst spraken we over Gryskopje.
Grijskopje is een héél mooie pad
destoel. Maar toen dacht ik aan
jou, Stippelmuts. En de wethouders
en ik hebben besloten om jou club
huis te maken van „De Zonnestra
len" Nou, wat zeg je er wel van?"
O, die Stippelmuts! Hij beeft van
woede en z'n mooie rode muts
wordt helemaal wit, zó boos is hij!
Hij, Stippelmuts, clubhuis? Al die
lawaaiige, malle kabouters 's avonds»
om hem heen? En bovenop zijn
prachtige rode muts? Foei!
Kijk, de koning beeft ook. Maar
hij beeft van het lachen; hij bijt op
z'n lip om het niet uit te proesten.
„Morgenavond komen ze al hoor
Stippelmuts! En denk er om, Je
Vriendelijkste gezicht zettèn natuur
lijk!" En hij verdwijnt gauw met
z'n lakeien in het hoge gras Het
rode puntje van z'n muts wordt èl
kleiner weg!
En Stippelmuts? Stippelmuts draalt
en wroet in de aarde van woede en
grote opgestikte zakken. Hierbij
wordt een eenvoudige blouse gedra
gen met wijde mouwen.
Heeft men nog een oud jurkje,
dat men graag veranderen wil, dan
is het inzetten van een ruim vestje
in een afstekende tint reeds -*ol-
doende om een aardig geheel te
krijgen.
De hals is hoog opgeknipt en
middenvoor wordt een strikje aan
gezet.
MARION»-
schudt zijn glanzend rode mutsje j
woest heen en weer, zodat de vo-
gels verschrikt wegvliegen uit de
bomen boven zijn hoofd. Maar het
moet toch De koning zegt het! Als
hij 't niet doet, dan, dan wordt'
hij misschien wel omgehakt! O, die)
lelijke koning, die lelijke kabou-L
ters Foei!
(Wordt vervolgd.)
20. De dief stopte inderdaad bij het sta
tion. Hij ilet zijn auto er voor staan en
rende met het pak. waar de lijst in zat.
regelrecht de hoofdingang binnen. Guus
liet zijn taxi vlak achter de witte auto
van den boosdoener stoppen en Eveltentje
had al één been bulten boord, voordat
de auto helemaal stilstond.
„Nu wordt het moeilijkI" riep ze tegen
AtftilHumpo Hotsflots, die nog ln de taxi zat
met een gezicht, of hij nog steds niet goed
begreep, wat er eigenlijk aan de hand
wat
„Guus, je vertelt me een andere keer
maar eens, wat het gekost heelt, hè? Ik
heb nu geen tijd. om m n portemonnale
te voorschijn te halen!"
„Oké, Evy! Ik krijg het liever van Jou
dan van de Bank van Lening! Ik zie Je
nog wel eensl"
Met deze woorden keerde Guus zijn wa
gen en stoof brullend weg.
„Kom!" riep Evelientje. zich omdraai
end naar Humpo Hotsflots, „Tijd om
kaartjes te kopen hebben we nletl We
moeten er direct op af, anders verliezen
we hem uit het oog. En zoeken ls leuk,
maar niet op een druk station els dit...."'
FEUILLETON
zeer belangrijk. Het werd n.1 ge
vormd door 60 kanariepietjes.
Deze gevederde passagiers waren
uit Zürich aangevoerd, eveneens per
KLM. Zij zullen in Chicago deelne
men aan een „beauty contest" en
zijn tijdens de reis aan de goede
en steeds weer nieuwe vragen, Is hier
gecomprimeerd door verschillende
schrijver» met verschillende levensbe
schouwingen tot afgeronde gehelen, die
'■eek en deskundige op een geheimzin
nige manier voeren van wat als de oor
sprong der wetenschap geldt tot het uit-
zorgen van den steward toever- sangspunt: de stand van raken op het
tiouwd, waaruit eens temeer blijkt
wat deze functionnaris .al niet moet
kunnen.
Op 10 November a.s. brengt de
KLM de al of niet zegevierende
mededingers terug. Het is een eigen-
huidige ogenblik.
En dit „geheimzinnige" i» het syste
matische.
Men is nu eenmaal overgeleverd aan
anderen, zodra men 't gebied verlaat,
waar men deskundig wordt geacht. Ieder
Apotheek
18
„Heeft hij u een brief geschreven."
viel Bertin met spanning in, „de dag
van zijn dood?"
De groot-industriëel kruiste de armen
ever de borst.
„Laat ik je vertellen hoe dat zit," zei
hij gemoedelijk. „Op die fatale zesde
September had ik de drie Brunots:
Gaston Octave en hun neef Marcel,
voor het avondeten geïnviteerd- 's Mid
dags kreeg lk een brief van Marcel,
waarin hij afzegde; zo'n verwarde,
overspannen brief, dat ik het gevoel
had, dat hij geest -yk niet meer nor
maal was. Ik zal je de hoofdinhoud van
die poespas trachten weer te geven. Hij
schreef, dat hij hoopte dat lk het hem
niet kwalijk zou nemen, dat hij niet
met zijn neven mee kon komen. HIJ
was aan het eind van zijn krachten; hij
was zich bewust, dat zijn leven ver
prutst was. In die semming was hij niet
in staat het gezelschap van andere men
sen te verdragen en hij zou bovendien
onze stemming riet willen bederven
aardige gedachte, dat de mens de! mens staat hierdoor midden In d. ,e,enrin Bekennen OI valérle Ben
yoggl in staat stelt te vliegen! j, reld en heeft zich te allen tijde reken- door de aanblik van een ongelukkige als ze de aandacht op zich vestigen of heeft schuld had aan deze zelfmoord? Dit
hij. Enzovoort, enzovoort. Ik begreep er
niets van en verwonderde mij erover
dat hij tegenover m ij op deze manier
zijn hart uitstortte.."
Er was een pauze en Moreux keek
rijn neef aan als verwachtte hij een op
merking van hém. Doch de advocaat
staarde in gedachten verzonken voor zich
uit zonder iets te zeggen. Toen hernam
de oudere man:
„Omdat ik Marcels hoogdravenden
aard kende, nam ik die brief niet al te
ernstig. Ik had van den president van
het tentoonstellingscomité, Professor Lu-
zac, gehoord dat de Jury voor de zoveel
ste keer een schilderij van hem had af
gewezen. De storm zal wel weer luwen,
dacht ik bij mijzelf en, eerlijk gezegd,
voelde lk het als een op.uchtlng dat hij
in zo'n stemming onze avond niet be
dierf. Maar ik had me helaas ernstig
vergist; 's avonds belde Gaston mij op
met het bericht dat Marcel dood in zijn
kamer was gevonden... Nu, wat zeg je?
vroeg Moreux, toen Bertins stilzwijgen
hem te lang duurde.
Edmond Bertin hief langzaam het
hoofd uit zijn diep nadenken omhoog.
„Naar wat u vertelt, heeft het in ieder
geval de schijn dat het zelfmoord is ge
weest".
„Dat spreekt immers vanzelf!" her
nam zijn oom. „D!e malle schilderes had
haar onzin vóór zich kunnen houden.
Wat beoogt ze met die annonce? Wil
ze het een of ander tegen de familie
Brunot?"
„Ik weet het niet", antwoordde Ber
tin en stond op. De heer de» huizes
volgde zijn voorbeeld.
„Het zou goed zijn", zei hij, „al« het
de Brunots gelukte die verfoeilijke ge
schiedenis zo snel mogelijk de kop in te
drukken en dat Juffertje een afstraffing
te geven die haar heugen zal".
Bertin nam afscheid en verliet het
huis. Wrevelig liep hij de Rue de l'Est
af. Hij wilde direct Professor Luzac, den
directeur van de Académie des Beaux
Arts en den voorzitter van het tentoon
stellingscomité, die ook in deze buurt
woonde, opzoeken. Die zou hem onge
twijfeld nog het een en ander kunnen
vertellen, waardoor hij zich een com
pleet beeld van Marcels persoonlijkheid
en karakter kon vormen, ofschoon hij
al zóveel over den overleden schilder
had gehoord dat daaraan nog maar wei
nig scheen te ontbreken. Dat de Jonge
kunstenaar vrijwillig in de dood was
gegaan, leek hem, na wat hij van zijn
oom gehoord had, niet meer aan twijfel
onderhevig. Maar waar kwam dat ge
voel van onbehagen over dat feit bij
hem vandaan? Och, dat was het hele
maal niet, wat zijn geest bezig hield.
Of Marcel al of niet zelfmoord had ge
pleegd, liet hem eigenlijk volmaakt on
verschillig... dat moest hij zichzelf met
tegenzin bekennen. Of Valérle Bergeret
de vraag die zich telkens en telkens
weer, onweerstaanbaar, naar de voor
grond van zijn gedachten drong. Hoe
hij er ook zich tegen verzette, het liet'
hem niet los. Steeds weer zag hij de
schuld die op haar werd geladen, af aan
ae indruk van haar persoonlijkheid. Was
ze schuldig aan Marcels dood? Was ze
het niet?
Door de stroom van zijn gedachten tot
steeds sneller gang gedreven, betrad
Bertin, in een opwinding die hijzelf nau
welijks begrijpen kon, het buis van Pro
fessor Luzac.
De levendige, joviale kunstenaar be
groette hem als een oude bekend» «n
drukte hem hartelijk de hand.
„Bonjour, monsieur Bertin; wat is er
aan de hand? Want dat er Iets bijzon
ders is dat is zeker Ik kan me tenmin
ste niet voorstellen dat u. uit pure be
langstelling in mijn nederig persoontje,
zo plotseling bij me komt binnenval
len. Dus biecht maar op!"
Zodra de advocaat de naam Brunot ge
noemd had, sloeg de stemming van den
professor met een ruk om. Met opgewon
den stappen liep hij heen en weer en
bieef toen voor zijn bezoeker staan.
„Hemel-nog-aan-toe. Marcel Brunot 1
De gedachte aan dien armen kerel laat
me niet los, rooft me de slaap, hindert
me bij het werk.."
(Wordt vervolgd).