Jonqe Kleinkunst-Artisten
O
onge
W
D
Grafische Kunst in Stedelijk Museum
lableau van den mensch:
Staaltjes van groote technische vaardigheid.
Wat Opa vertelde
Voelt U wat voor een.... gesluierde liefde?
I IN der Letterkunde
SONNETTEN VAN DEN BRABANDER
In haar lezenswaardig boekje
„Nederlandse Poëzie van deze TJjd"
(1941) schrijft dr. Marie H. v. d.
2eyde over de dichters, geboren om-
etreeks 1910: „Het meest eigene wat
dit geslacht tot uiting had te bren
gen, is dunkt my een gevoel van
xedelijke onvoldaanheid. Het is een
bij uitstek ethische poëzie, zelfs wan
neer zij cle schijn aanneemt van het
tegendeel." Uit dit ethische ver.
klaart zij dan een duidelijk aan den
dag tredende onverschilligheid, zoo
r.ièt onbegrip voor aesthetlsche
waarden. Zy staaft haar bewering
niet voorbeelden uit het werk van
Greshoff, van der Steen e.a. en noemt
niet den naam van Gerard den Bra
bander. Toch is deze dichter bij uit
stek een vertegenwoordiger van zul
ke haast moedwillig onaesthetische,
hier en daar bewust vulgaire poëzie,
die ons nochtans aangrijpt door de
onverschrokken eerlijkheid, waarmee
zij de werkelijkheid van het men-
schenleven aanziet en oordeelt. Er
worden aan dat leven geen dogma
tisch geformuleerde normen aange
legd: tegenover ideale eischen en een
goddelijke bestemming is er eer een
cht-spottende scepsis. Maar toch
zijn zulke bittere gedichten niet lou-
ter negatief. Want de dichter meet in
zijn cynisch klinkende verzen, die
telkens de felheid krijgen van een
aanklacht, de armzalige werkelijk
heid van ons bestaan telkens stllzwij.
gend en misschien nauwelijks be
wust aan een andere, door de ziel ge.
eischt en nooit losgelaten, aan zijn
droom van gaaf, vruchtdragend, hel
der, ln liefdekracht geworteld leven.
Tegen dezen achtergrond, die den
foeden lezer niet ontgaan kan, wor.
en zijn pijnlijke schilderingen der
grauwe, verknoeide werkelijkheid
een scherper aanklacht en ook een
ireer bewogen heimwee dan moraal,
of boetepreek kunnen geven.
Van den Brabander verschenen
tusschen 1932 en 1945 een tiental
verzenbundels waarvan ik noem
Cynische Portretten, Gebroken Lier,
D'ie op één perron, Materieman, den
clandestien verschenen bundel Ga.
dichten, waarin werden opgenomen
de reeds eerder eveneeps clandestien
uitgegeven „verzen uit het bezette
gebied^' onder den ongeneerden titel
De Deur op het Haakje en voor kort
Sonnetten, uitgegeven door De Gul.
den Pers té Haarlem in 1946, het
boek, dat aanleiding was tot deze
kroniek. Dit is geen bundeling alleen
yan na „verzen" geschreven werk;
in „De Deur op het Haakje" werden
deze „Sonnetten" immers al aange
kondigd als een „bloemlezing uit
eigen sonnetten met een inleiding van
Ed. Hoornik"; deze keuze geeft van
den dichter, van zijn bittere melan
cholie, zijn opstandigheid, zijn sati-
rieken humor en zijn verholen teeder.
heid een duidelijken indruk* Het is de
man. die in „gedichten" van zichzellf
dit bondig-ironisch portret teekende
Ik zit hier eenzaam aan een
[stil ontbyt
en zie de kaas, hoe die is aangevreten.
Zoo wordt mijn kop: vergrimmigd
[en verbeten
•n heeft nog lief wat in zijn
[trekken bijt.
De Sonnetten zijn in overgroote
meerderheid portretten van anderen
schileringen bijvoorbeeld van het
armzalig en lachwekkend verval van
leven, dat zich eens groot waande,
gelijk die „GeneraaLin-ruste" op
zijn bapk, aan wien de jeugd spot
tend voorbij gaat of de driftige „Be
daagde Rivalen" in hun stamkroeg,
of die gewichtige fabrikant, van wien
het heet
Hij dacht niet aan den ddbd: tè
[zeer beslommerd
had htj geen tijd om triest te zijn
[of ziek.
Hij zag geen boom, noch naakt en
[noch belommerd
want in zijn hersens gonsde de
[fabriek.
Maar een beroerte treft hem. Én nu
tiet hjj voor 't eerst en erdoor over.
weidigdL zijn verkommerde vrouw,
voor wie hij óók geen tijd gehad
heeft en die zich nu buigt over zijn
wrak:
Zijn lammen mond ontneemt zij
[den sigaar
er. bet het schuim van zyn
[gezwollen liippen...
Daarnaast figuren van den schoo-
Ben schyn, maar die uitgehold en
veeg bhjkt, de conférencier met zijn
sr.-.eUenden glimlach, maar ook de
mannen en vrouwen die onder klok-
gebeier de dorpskerk binnentrekken.
Tot hoeveel gevoelig-vrome roman-
bek heeft zoo'n tafereeltje al geen
aanleiding gegeven! Den Brabander
teekent met een grijns een andere
realiteit
De kerkklok harkt, dreigend en
[luider bassend,
de él te trage godsvrucht bij elkaar.
De mannen duiken eerst in 't urinoir:
het water mocht hen bij de preek
verrassen.
Vulgair nietwaar, die laatste re.
ge a? Ja, bewonderen doe ik de keu-
Ze van dit typeerings-symbool (door
de.i Brabander meermalen aange
wend) ook niet, al bereikt' h|i er
sarcastische effecten mee. Maar
gc-ef toe, dat iemand hier de werke
lijkheid wil zien zonder opsiering, in
zy.! vernederende armzaligheid. Het,
volgend gedicht teekent den dorp.
schen „Kerkdienst". De boeren luis
terend naar de preek zitten boorde
vol met* hun zorgen om het bedrijf
w rood. En de dichter zegt tot den
predikant:
Ach, wat gij vertelt
Wikt toch niet hooger dan het geld,
waaraan zy stuk voor stuk ten
[offer vallen.
Lens stond or 's nachts een ster
[boven hun stallen...
«aar bleef nog hoop, nu ook die
[is gevallen
en het bankroet scherm naar de
[slaapstêe helt?
.Dit is de stem van een ontgoo.
u cn 'n 2Ün critischen werke-
Ajjkhcidszin een eenzijdige. Men moet
«aast verzen als deze de sonnetten
pS?011 v&n de Mérodc of van W. A.
f wit, die spreken van een waar-
«c »tlxe ontmoeting met God. ook
van deze door aardsche zorgen ge.
yeekendde harde koppen. Doch wie
Ml durven ontkennen, dat deze een.
^udighejd uit de werkelijkheid is ge
In een reeks van beelden, waarin
ook het eigen leven betrokken
wordt, staat de verlatenheid en de
pijn ons voor oogen van een men-
schelijk bestaan, dat om eigen as
blijft wentelen. Het is de mensch
van allen t$jd natuurlijk, maar in
allerlei aspecten speciaal die van de
moderne dusgenaamde cultuur. Cv-
nisch zijn vooral de verzen die het
huwelijksleven als een spel van doo-
vende lusten, machtsstrijd en weg-
dorring geeselen. Xantippe, Huis.
slaaf, Kinderloos Huwelijk, The Hus.
band. Zinnebeelden van deze uitge
holde beschaving, z[jn gedichten als
het wild-smartelijke Danse Macabre
en King-Kong „moordzieke god on.
zer Kuituur".
Toch is er ook een andere kant.
De dichter vindt de sporen van een
anders geöriënteerd zijn en daarmee
van een stille, geheimzinnige kracht
juist in figuren aan wie de luide
„cultuur" als aan onbelangrijken
voorbijgaat: het kind, een paar oud
jes, de juffrouw van de retirade, aan
wie een der ongegeneerdste en
wrangste verzen is gewijd.
De tegenstelling tusschen den by
uitstek aesthetischen sonnetvorm en
den rauwen inhoud, van de gedra
genheid van het vers en de nuchter
heid, zoo niet de vulgariteit van taal
en beeld, geven aan vele van deze
gedichten rn eigenaardige spanning,
cfie niet is zonder een zekeren grim-
migen humor, het masker van een
smartelijk bewogen hart. De gewonde
liefde voor mensch en leven en het
achter de regels schuchter.sprekend
maar wezenlijk heimwee naar een
levenswater, aat nimmer meer dor
sten doet, geven aan dit smartelijk
tableau van ons bestaan hun tragi
sche schoonheid.
P P. M.
JIIII!lllllllll!IIIIIII!lllllllll!IHIIIIIIillII]lllllllllllllllllllllll!llllllllll|||inilllllll
Mij hield de fakkel brandende":
De gedenksteen voor majoor H.
Brinkgreve, die Woensdag op de
Oosterbegraafplaats te Enschede
werd onthuld.
Hoe leeft en denkt
de jeugd?
In den arbeid van de evangelisatie,
die „Kerk en Wereld" in Sept. door
de dan klaar komende Wika's, in
allerlei streken van ons land zal gaan
beginnen, zal ook het jeugdwerk
zonder twijfel een der meest levende
sectoren zijn. Het ls niet mogelnk
een ontkerstende laag van ons volk
te gaan bewerken, wanneer men niet
ook daarbij de jeugdgroepen ten volle
ernstig neemt.
Het directorium van „Kerk en
Wereld" heeft daarom &1 heel spoe
dig aan het „Sociologisch Instituut"
van deze Stichting gevraagd of ze
door middel van wetenschappelijk
onderzoek een betrouwbare door
snede zou kunnen opstellen van alles
wat er in de iongerenwereld van dit
oogenbllk leert en woelt Het Socio
logisch Instituut van „Kerk en We
reld" is sinds eenige maanden met
dit onderzoek begonnen.
Het practlsche sociale onderzoek
kent, naast de rechtstreeksche waar
neming, twee methoden: de enquête
en het interview.
Bij de enquête-methode worden de
personen van de groep, die men tot
studieobject heeft gekozen, direct in
het onderzoek betrokken door het
toesturen van een vragenlijst, met
fiet verzoek "deze zoo objectief'moge-
tfk in te vullen.
BU de Interview-methode wordt
getracht met een klein aantal per
sonen tot een uitvoerig gesprek te
komen, om hierdoor diepgaand te
worden ingelicht omtrent alle pro
blemen, die zich met betrekking tot
een bepaalde sociale groep voordoen.
Het Sociologische Instituut van
„Kerk en Wereld" is bezig met een
groote leugdenquête, waarvor 10.000
vragenlijsten zyn gedrukt. Deze lijs
ten worden verzonden aan jonge
menschen tusschen 18 en 25 jaar met
zeer ulteenloopend beroep, van ver
schillende godsdienstige en politieke
overtuiging, ln allerlei deelen van ons
land. Daar enkele vragen van zeer
vertrouwclijken aard zijn, was het
noodzakelijk om het anonieme ka
rakter zoo veel mogelijk na te stre
ven.
Door met die personen te gaan
praten het Interview dus die
met allerlei groepen van de Neder-
landsche jeugd in aanraking komen,
(leiders uit de jeugdbeweging, van
kampen, ook van jeugdige politieke
gevangenen, sociale werkers in fa
brieken) hoopt men het onderzoek
te kunnen complementeeren en cor-
rigeeren, en een beeld te kunnen ge
ven van dè Nederlandsche Jeugd,
zooals zy leeft en denkt.
Illlllllfll
PTREDEN voor een groot aantal militairen
is niet eenvoudig, maar wanneer de onwil van
de soldaten zóó ver gaat, dat zij uit protest
tegen het gedwongen bijwonen van zulk een
,,die$ist"-avond op drie, vier plaatsen in de zaal
beginnen te kaarten, zou menig jong artiste den
moed verliezen en zich voornemen nooit meer op
te treden voor militair publiek. Veel verwachting
voor het welslagen van den piano- en declamatie-
avond met Leny Hordijk en Joost Joore hadden
wij dan ook niet én
eenigszins sceptisch be
keken we het program
ma, dat niet veel meer
was dan 'n opsomming
van diverse muziek- en-
voordrachtnummers en
wij trokken het zeer in
twijfel, of de twee jon
ge vrouwen, die dit
programma zouden ver
zorgen, er in zouden
slagen een applaus te
incassceren.
Doch reeds na een
minuut of tien geluis
terd te hebben naar de
pianiste Leny_ Hordijk,
die klassieke werken
ten gehoore bracht,
vooratgegaan door een
populairen uitleg, smolt
net ijs in de zaal en
naarmate het program
ma verder werd afge
werkt. groeide de be
langstelling. Er werd
niet meer gepraat, de
een na den ander Het
zijn kaarten in den
steek, en toen Joost
Joore haar voordracht
„De Mispelroof" begon,
was het een vaststaand feit, dat zij de zaal „ge
wonnen" had. Er werd hartelijk gelachen, niemand
dacht er nog aan, dat deze avond toch eigenlijk
„dien6t"'was en een enthousiast applaus was een
welverdiende belooning voor de prestaties van deze
twee kleinkunst-artisten, die gezamenlijk trachtten
iets meer te brengen, dan louter een avond
amusement.
dat de oude methode van onderwijs absoluut
niet meer geschikt was om de belangstelling voor
de klassieke muziek bij de schooljeugd te wekken.
Volgens den doorsnee H.B.S.-er zjjn er immers
maar twee soorten muziek, de „goeie", die bestaat
uit jazz en swing, en de „snert-muziek", waarmee
hij dan de klassieke werken pleegt aan te duiden.
Leny Hordijk zocht naar een methode om hierin
verandering te brengen. Zij nam haar leerlingen
mee naar concerten, speelde zelf bepaalde werken,
waarvan ze de geschie
denis op populaire wij
ze vertelde, kortom,
deed alles wat in haar
vermogen lag het pu
bliek dat niet uit eigen
beweging de concert
zaal bezoekt, te berei
ken.
In den aanvang ge
lukte het haar niet.
Haar methode was nog
te droog. Kort na den
oorlog ontmoette zij
echter de voordracht
kunstenares Joost Joo
re, die op haar gebied
hetzelfde traohtte te
bereiken. Gezamenlijk
stelden zij een pro
gramma op cn organi
seerden een avond. Het
was kapitein Ver
schuur, die na het bij
wonen hiervan onmid-
deUijk een contract af
sloot voor een serie
voorstellingen voor
RAO en CS O, en
het "Bleek al gauw, dat
dit de manier was om
het doel te bereiken.
Vanaf het oogenblik
dat kapitein Verschuur zijn avonden voor militai
ren organiseerde, kwamen de aanvragen en con
tracten. Overal oogstte het tweetal groot succes.
IJ lieten Leny Hordijk iets van haar werk
vertellen en hoorden toen hoe zjj er toe
gekomen was een dergelijk populair-klas-
siek programma op te stelden. Als leerarea
Muziekgeschiedenis op een Rotterdamsche
H.B.S. kwam zij al gauw tot de ontdekking,
IT had echter geenszins tot gevolg, dat er nu
verder op de lauweren werd gerust. Integen
deel. Hard wondt er gewerkt aan programma-
verbetering en studie. Momenteel worden be
sprekingen gevoerd over het organieeeren van
schoolconccrten, er wordt zelfs gedacht aan een
tournee door Indonesië.
Wij gelooven stellig, dat deze meisjes de juiste
snaar hebben weten te treffen en vooral bij de
jeugd succes zullen oogsten!
Wie de tentoonstelling van „De
Grafische" in het Stedelijk Museum
te Amsterdam gaat bezoeken, doet
goed zijn lunch mee te nemen, want
wil men werkelijk weten, wat onze
frafische kunstenaars op dit oogen-
Hk te bieden hebben, dan heeft men
een dag noodig. En dat wordt geen
verloren dag; de leden van de ver-
eeniging tot bevordering der grafi
sche kunst bieden veel, aat in menig
opzicht belangrijk is.
Wat al onmiddellijk opvalt ls de
groote technische vaardigheid, waar
over vele grafische kunstenaars be
schikken en de wijze, waarop zij van
die vaardigheid- gebruik maken. Ziet
men b.v. Retera's Brand naast een
winter-impressie van Dirk Hartlng,
dan heeft men moeite zich voor te
stellen, dat Hit beide etsen zijn. Bui
tengewoon knap zyn ook de burijn-
gravures van Debora Duyvis; over
'n vaste hand moet deze kunstenares
beschikken om haar lijnen zoo haar
scherp en fijn uit het metaal te
steken.
Van de oude bekenden noemen wU
Dirk Harting, D. van Gelder, Jeanne
Bleruma Oosting en de hoogbejaarde
Graadt van Roggen. Hun werk blijft
op het bekende hooge peil, nieuwe
visies openbaren zich hier niet. Ons
trof door zijn groote zuiverheid de
kleine Jeneverbes van Harting cn
door zijn suggestie van ijlheid Koot
wijk radio van Graadt van Roggen.
Vele grafische kunstenaars houden
hun werk ln de geijkte sfeer, al
slagen zij er vaak In er een persoon
lijke noot aan te geven. Het sterkst
trof ons dit bij het werk van Toon
Pluymcr8, wiens Zomer aan den Am-
stel herinneringen oproept aan acht
tiende eeuwsche prenten.
Anderen zoeken ook ln hun 'gra
fische werk nieuwe wegen. Interes
sant ls het bv. de ontwikkeling te
constateeren in het werk van Gcsina
Boevé. Haar, een 25 jaar geleden op
steen gedrukte Portret van Moeder,
is vriendelijk natuurgetrouw; haar
uit 1940 dateerende droge naaldets
Joden geeft een beklemmende im
pressie weer, die den kijker veel
sterker aangrijpt.
Het knekelbaüet van Harry van
Tussenbroek is uitstekend in koper
vastgelegd door Hans van Dokkum;
hij stelt niervan drie kostelijke etsen
ten toon.
Zeer suggestief ls de reeds ge
noemde Brand van Wlm Retera; alle
angsten van een oorlogsbrand komen
er ln tot uitdrukking; de brekende
kerktoren wekt het beeld van de tot
ondergang gedoemde stad; de vluch
tende paarden op den voorgrond zeg
gen: niets wordt gespaard en ner
gens ls het^veiUg.
Het werk. dat ons als geheel het
meest geboeid heeft ls dat van M. C.
Escher. Hierin uit zich eenzelfde
drang naar symboliek en allegorie
als aan den dag treedt ln de schilde
rijen van bv. Hieronyinus Bosch, doch
geheel in een gestalte van onzen tUd.
Men zou er den kunstenaar zelf by
willen hebben om van hem te hooren,
wat hH precies wil uitdrukken met
zijn Utno "De drie boUen", waarvan
de eerste opengaat, de tweede het
beeld van den geleerde openbaart en
de derde wederom gesloten is. Men
wil hem vragen, waarom hy zijn
Ruiter verwerkt heeft ln een gordel
van water-bruine en water-groene
figuren. Strak en ook technisch boel
end ls zyn Kringloop met de naar
bulten rennende mannetjes, die al
De militaire tafeltennisploeg
vrijwel vastgesteld
Donderdag vonden te Utrecht se.
lectiewedstryden plaats voor de Ne
derlandsche militaire tafeltennisploeg,
die ons land moet vertegenwoordigen
op de intergeallieerde sportwed
strijden, welke op 23 tot 28 Maart a.s.
te Brussel worden gehouden. De wed-
stryd, georganiseerd door het Bureau
Sport van de RAO in samenwerking
met den Ned. Tafel ten nisbond, werd
normaal uitgespeeld, hoewel in de
derde ronde het eigenlHke doel reeds
was bereikt. De vier winnaars n.1. xi
deze ronde zouden de ploeg vormen.
Het zyn de sergeant J. A. F. Moer-
dflk, van de Kaderschool te Harder
wijk, de korporaal J. Letterboer van
de Geneeskundige Troepen, de soldaat
G. A. M. Kooy, van de Verbindings
troepen te 's-Gravenhage, en de Ma
rinier J. A. J. van Berkel, eveneens
uit 's-Gravenhage.
Men wil evenwel ook nog den ser
geant H. Mosterd, die door ziekte
verhinderd was, in de nu volgende
training Inschakelen, zoodat de ploeg
nog niet definitief vaststaat.
De uitslag van den gehouden wed-
stryd luidde; 1. Letterboer; 2. Van
Berkel; 3. Kooy en 4. Moerdijk.
De heer Cruvs Voorbergh isv voor
het nieuwe seizoen als acteur ge-
engageerd by het ABC-cabarct van
Corry Vonk en Wim Kan.
Op 1 Aug. zal in Diligentia in Den
Haag Crujrs Voorbergh voor 't eerst
:n een cabaret optreden en wel ln een
geheel nieuwe cabaret-comedie, wel
ke Wjm Kan momenteel aan het
schryven ts.
VOOR DE JEUGD
sterker en sterker gestyleerd worden
tot zy ten slotte overgaan ln de blok
ken van het huis, waaruit zy te voor
schijn komen.
De ti
tentoonstelling ls tot 10 Maart
geopend. M. G, S.
„Hè toe. Opa vertel nog eens wat",
bedelden de kinderen, toen zo, moe
van 't sleetje ryden met kleuren als
belleflueren om de kachel zaten voor
het naar bed gaan. Opa gooide nog
een blok hout op de kachel en warm
de eens lekker zijn handen.
„Dat ls goed, jongens dan zal lk
je nu eens een verhaal vertellen over
wat er boven op zolder gebeurde toen
de oorlog afgelopen was.
Daar stonden dan, tussen alle oude
rommel, de deftige haard en het
kleine, onoogiyke kacheltje naast el
kaar. Het was altijd erg rumoerig
op die zolder, want de mandjes en ta
feltjes en alle andere dingen die er
stonden vertelden honderd uit over
alles wat zy vroeger hadden beleefd.
De haard mengde zich nooit in die
gesprekken, maar stond altijd hoog
hartig voor zich uit te kijken. H|i
voelde zich hoog verheven boven al
die nietige dingen, die de hele dag
maar kwebbelden. Nee hoor, hy was
veel te voornaam om zich daarmee
te bemoeien.
Op zekere dag zei het kleine ka
cheltje: „Hè, ik zal blij zyn als het
weer winter is, dan ga ik naar bene
den om de mensen te verwarmen".
„Verbeeld je maar niets," klonk
daar Ineens de trotse stem van de
haard, „de oorlog ls voorby en nu ls
het myn beurt weer"
Allen schrokken, want ze hadden
de stem van de haard nog nooit ge
hoord en deze klonk zó boos, dat
zelfs het kleine bloemenmandje dat
anders altyd het hoogste woord had
van schrik vergat om te praten. Het
kacheltje keek vol on^settlng naar
de haard, maar waagde het toch nog
met een bedeesd stemmetje op te
merken:
„Maar ze waren de vorige winter
toch erg biy met mie want lk lustte
alles en gaf een hoop warmte."
„Pff", blies de haard minachtend,
„het mocht wat! En wat kreeg jij
dan allemaal wel voor lekkers te
eten?"
„Nou,"' zei het kacheltje, „hout en
aardappelschillen en afval en byna
elke Zondag kreeg lk een schepje
cokes."
„Hahaha", lachte de haard, „en
dan durft hy nog te zeggen dat ze
zo biy. met hem waren. Nee, dan
lk! Niets was goed genoeg voor my.
Altyd werd ik verwend mei de fynste
kolen. Hout lust lk trouwens niet
eens, dan ga ik direct uit, daar ben
lk veel te fyn voor gebouwd. En als
er mensen op bezoek kwamen zeiden
ze altijd: „Wat ls dat een prachtige
haard." Dat hebben ze van jou zeker
nooit gezegd, is het wel?"
„Nee", antwoordde het kacheltje
verlegen, „maar
„Je hoeft me heus niets meer te
vertellen", viel de haard hem in de
rede, „want de mensen beneden
wonen nu weer in de voorkame en
die is zo mooi, dat ze zo'n vies
kacheltje dat hout lust daar heus niet
in zullen zetten. Nee, let maar eens
op, over een paar weken halen ze m||
naar beneden en dan zullen ze zeker
zeggen: „Nu ls de .kamer nop veel
gezelliger met die möole haard
Het was heel stil op de «,»r.
Allen keken vol ontzag nn„ de
mooie haard, die daar met een trots
gezicht stond rond te kyken. Een
paar weken later kwamen er twee
mannen naar boven ën brachten de
haard naar beneden. H|i glom van
verwaandheid, nog mooier dan hy
anders al deed en riep nog gauw ev«»n
naar het kacheltje: „Nu, wat heb ik
Je gezegd, je bent veel te vies om
beneden te staan." Het kacheltje
zweeg verdrietig, maar het bloemen
mandje piepte verontwaardigd: „Wat
een verbeelding!"
Zo kwam de haard dus weer in de
mooie kamer te staan en de mensen
bewonderden hem weer net als vroe
ger. totdatOp zekere dag
hoorde hy eensklaps zeggen: „Zeg
Moeder de kolen z|jn haast op, zullen
we niet eens wat hout in de haard
gooien?" „Dat Ib goed longen", was
het antwoord en de trotse haard
kreeg het by voorbaat al een beetje,
benauwd. En zó gebeurde het. dat'
ook de haard hout te eten kreeg,
maar hoe hij ook zyn best deed om
het op te krijgen, het lukte hem niet.
Grote rookwolken vlogen de kamer
ln en hy ging uit. De volgende dag
hoorden de zolderbewoners weer ge
stommel op de trap en wat zeggen
ze?
Daar werd de trotse haard, die er
nu heel verdrietig en verlegen uitzag,
weer naar boven gedragen en het
kleine kacheltje moest in zyn plaats
mee naar beneden.
Niemand op de zolder zei er wat.
Ze begrepen allen wat er gebeurd
was en hoewel ze het wel een goeds
leS voor de haard vonden hadden ze
toch ook wel een beetje medelijden
met hem. Alleen het bloemenmandje
fluisterde: „Net goed."
„En toen, Opa, ls *t verhaal nu
uit?"
„Ja jongen, a'leen kan lk je dit
nog vertellen, dat de haard nooit
meer trots en hoogmoedig geweest
ls." 0 A. K.
Het nieuwste modesnufje uit Parijs
Twee jaar geleden He.
pen alle Parisiennes
blootshoofds, hoogstens
droegen zij een bandeau
of hoofddoek. Dat moest
xoel, xvant zjj fietsten. Nu
zjfn de fietsen weer uit
het Parjjsche straatbeeld
verdtoenen en de hoeden
teruggekomen. Dat
vertelt madame Hermine
die met een uxigoyi vol
hoeden uit Parijs is ge
komen om die aan de Ne.
derlandsche vrouxcen op
een Amsterdamsche mo.
deshow te laten zien. Die
Nederlandsche vrouwen
van de veertig hebben
er precies vijf een hoed
op! kijken sip,^want
fietsen nog altijd of weer.
Maar als hetgroote défilé
begint, fleuren de ge
zichten op: deze hoeden
staan bijna zoo stevig op
het hoofd als de over de
ooren zakkende cloches
van kort na 1920. Alleen
zijnzo tientallen malen
flatteuzer.
De ontwerpster erkent,
dat ze geïnspireerd is op
de mode van 1920, maar,
voegt zij er aan toe, trés
19$7, heel erg op zxjn
19$7.igs. De modellen
dragen uitermate roman,
tische namen ale „ge
sluierde liefde", „harts.
tochelijk", „één maal is
genoeg"maar zij zijn
over het algemeen uiter
mate practisch. Het zijn
cloches, capelincs, mate
lots en een enkele toque.
Eén ding hebben ze alle
gemeen: ze worden uit
het gezicht gedragen op
omlaag geborstelde krul.
len. Bij enkele modellen
is de rand zelfs van
voren weggeknipt. De
meeste liggen van ach.
teren laag tegen het
hoofd aan; soms reiken
zo niet veel verdfir dan
de kruin, zooals „aufeuil
longchamps", een mid-
daghoed van heel fijn
geelgroen stroo, die mij
doet denken aan de mut
sen der Zuid-B evebxvd.
schc vrouicen, doch die
mijn buurvrouw die,
gekomen in de verwach.
ling japonnen en man
tels to zien, langzamer,
hand boos is de op.
merking ontlokt: atoom
splitsing. Een klein
beetje doen de breed uit
staande vlerken wel aan
splitsing denken.
Er is veel vilt in een
ondefinieerbare tint, die
wellicht het best te ka-
rakteriseeren is met de
ververs-termgebroken
wit. Maar dan zijn er
minieme hoeveelheden
£oen of geel of blauw
orheen gemengd. Er is
ook heel veel geel, van
korenkleurig tot kanarie,
geel. Vooral in stroo is
dit verwerkt. Er is bois
de rose en bleu en er
zijn meer pasteltinten.
Siechts één hoed heeft
een uitgesproken felle
kleur, een platte matelot
met plooi in den rand
(gladde randen komen
aan de groote middag,
hoeden niet vooris
knalgroen.
Er is een hoed, die mij
doet denken aan de zon
nehoeden, die de boeren
op het land dragen; hij
is gemaakt van hetzelfde
zon-verbrandc ./Likjes,
stroo", alleen reikt de
rand nauwelijks buiten
het hoofd. Een ander
model roept herlnwerin.
gen op aan de dochters
der Amerikaansche voor.,
trekkers; hij wordt onder
de kin vastgeetrikten
staat ver uit het gezicht.
Zulke strikken zien wij
meer; men zal er geen
zuidwester mee vastzet,
ten, want de strikken be
staan uit voiles, die in
afloopende finten ge
verfd zijn bv. van rood
tot Uchtrose, van donker,
tot bleekgroen. Dit
schijnt het nieuwtje van
Parijs te zijn.
Opvallend korte rokken
Btruisveeren cn aigret-
tcs doen weer een po.
ging om weer terug te
leeeren; er was één ove.
ra.kap je van zwart flu-
xceel met veel vlerkjes,
veel gouden pailetten en
prachtige aigrettes.
Hoeden genoeg dus,
maar de verwachting
gewekt door de uitnoo-
diging, waarin de naam
van Maggy Rouff voor.
kwam, is niet vervuld.
De groote Parijsche hm
zen hebben hun model
len niet laten ziende
mannequins droegen
mantelpakjes en jurken
van Ledoux, Piguet, C<
fef en Fareïl, mam <ctf
kunnen niet aannem-n.
dat die een volledig beeld
geven van wat de groo
te couturiers brengen.
Hoogstens kunnen wif
enkele algemeenheden
noemen en die zijn: Pi
rijs handhaaft de b*""1*
schouders, al ontbithi,
ook hier de zware t ut.
lingen; de breedte wordt
meer verkregen door ca
puchons, kimono. en
raglanmouwen. De rok.
ken zijn kort; na al wat
wij gehoord hadden mw
langer worden, zelfs np.
vallend kort. 8lechts één
middag japon reikte meer
dan een handbreed over
de knie. Wij zagen een
hardgroen suède jasje
met bruine boxcalfs
voorpanden tot de fa(L
le. Ledoux toonde een
geel jasje met raglan
mouwen, die in den rug
tegen den hals met een
punt eindigen; het Jasje
was hoog dichtgeknoopt
met koperen knoopen, in
dubbele rij aangebracht.
Trouwens veel mttdellen
hadden, koperen knoopen
en van Costet was er een
avondjapon, die met haar
groote kraag aan een
matrozenjurk deed den
ken.
De halzen zijn v-, u-
of hart.vormia, b\) één
avondjapon zelf zoo diep,
dat dc onderlijn liep van
den oksel tot vlak over
de borst. Ook bij de ja
ponnen voor overdag
hebben hooge halzen af
gedaan. Meen niet. dat-
het gemakzucht is van
de Nederlandsche con-
fectiefabrikanten, alle
jurken met knonpsluL
ting midden.voor te ma
ken; van de geziene fur.
ken sUjten er vrij wat op
deze wijze.
Ten slottebijna aüe
jurken hadden lange
ritssluitingen, ook als
dat geenszins noodig
was ,/om er uit te ko
men'Zelfs een avond-
japun met nauwelijks
ieis van een rug vms er
tot ver in den rok mee
voorzien. M.G.S.