Jonqe Kleinkunst-Artisten O onge W D Grafische Kunst in Stedelijk Museum lableau van den mensch: Staaltjes van groote technische vaardigheid. Wat Opa vertelde Voelt U wat voor een.... gesluierde liefde? I IN der Letterkunde SONNETTEN VAN DEN BRABANDER In haar lezenswaardig boekje „Nederlandse Poëzie van deze TJjd" (1941) schrijft dr. Marie H. v. d. 2eyde over de dichters, geboren om- etreeks 1910: „Het meest eigene wat dit geslacht tot uiting had te bren gen, is dunkt my een gevoel van xedelijke onvoldaanheid. Het is een bij uitstek ethische poëzie, zelfs wan neer zij cle schijn aanneemt van het tegendeel." Uit dit ethische ver. klaart zij dan een duidelijk aan den dag tredende onverschilligheid, zoo r.ièt onbegrip voor aesthetlsche waarden. Zy staaft haar bewering niet voorbeelden uit het werk van Greshoff, van der Steen e.a. en noemt niet den naam van Gerard den Bra bander. Toch is deze dichter bij uit stek een vertegenwoordiger van zul ke haast moedwillig onaesthetische, hier en daar bewust vulgaire poëzie, die ons nochtans aangrijpt door de onverschrokken eerlijkheid, waarmee zij de werkelijkheid van het men- schenleven aanziet en oordeelt. Er worden aan dat leven geen dogma tisch geformuleerde normen aange legd: tegenover ideale eischen en een goddelijke bestemming is er eer een cht-spottende scepsis. Maar toch zijn zulke bittere gedichten niet lou- ter negatief. Want de dichter meet in zijn cynisch klinkende verzen, die telkens de felheid krijgen van een aanklacht, de armzalige werkelijk heid van ons bestaan telkens stllzwij. gend en misschien nauwelijks be wust aan een andere, door de ziel ge. eischt en nooit losgelaten, aan zijn droom van gaaf, vruchtdragend, hel der, ln liefdekracht geworteld leven. Tegen dezen achtergrond, die den foeden lezer niet ontgaan kan, wor. en zijn pijnlijke schilderingen der grauwe, verknoeide werkelijkheid een scherper aanklacht en ook een ireer bewogen heimwee dan moraal, of boetepreek kunnen geven. Van den Brabander verschenen tusschen 1932 en 1945 een tiental verzenbundels waarvan ik noem Cynische Portretten, Gebroken Lier, D'ie op één perron, Materieman, den clandestien verschenen bundel Ga. dichten, waarin werden opgenomen de reeds eerder eveneeps clandestien uitgegeven „verzen uit het bezette gebied^' onder den ongeneerden titel De Deur op het Haakje en voor kort Sonnetten, uitgegeven door De Gul. den Pers té Haarlem in 1946, het boek, dat aanleiding was tot deze kroniek. Dit is geen bundeling alleen yan na „verzen" geschreven werk; in „De Deur op het Haakje" werden deze „Sonnetten" immers al aange kondigd als een „bloemlezing uit eigen sonnetten met een inleiding van Ed. Hoornik"; deze keuze geeft van den dichter, van zijn bittere melan cholie, zijn opstandigheid, zijn sati- rieken humor en zijn verholen teeder. heid een duidelijken indruk* Het is de man. die in „gedichten" van zichzellf dit bondig-ironisch portret teekende Ik zit hier eenzaam aan een [stil ontbyt en zie de kaas, hoe die is aangevreten. Zoo wordt mijn kop: vergrimmigd [en verbeten •n heeft nog lief wat in zijn [trekken bijt. De Sonnetten zijn in overgroote meerderheid portretten van anderen schileringen bijvoorbeeld van het armzalig en lachwekkend verval van leven, dat zich eens groot waande, gelijk die „GeneraaLin-ruste" op zijn bapk, aan wien de jeugd spot tend voorbij gaat of de driftige „Be daagde Rivalen" in hun stamkroeg, of die gewichtige fabrikant, van wien het heet Hij dacht niet aan den ddbd: tè [zeer beslommerd had htj geen tijd om triest te zijn [of ziek. Hij zag geen boom, noch naakt en [noch belommerd want in zijn hersens gonsde de [fabriek. Maar een beroerte treft hem. Én nu tiet hjj voor 't eerst en erdoor over. weidigdL zijn verkommerde vrouw, voor wie hij óók geen tijd gehad heeft en die zich nu buigt over zijn wrak: Zijn lammen mond ontneemt zij [den sigaar er. bet het schuim van zyn [gezwollen liippen... Daarnaast figuren van den schoo- Ben schyn, maar die uitgehold en veeg bhjkt, de conférencier met zijn sr.-.eUenden glimlach, maar ook de mannen en vrouwen die onder klok- gebeier de dorpskerk binnentrekken. Tot hoeveel gevoelig-vrome roman- bek heeft zoo'n tafereeltje al geen aanleiding gegeven! Den Brabander teekent met een grijns een andere realiteit De kerkklok harkt, dreigend en [luider bassend, de él te trage godsvrucht bij elkaar. De mannen duiken eerst in 't urinoir: het water mocht hen bij de preek verrassen. Vulgair nietwaar, die laatste re. ge a? Ja, bewonderen doe ik de keu- Ze van dit typeerings-symbool (door de.i Brabander meermalen aange wend) ook niet, al bereikt' h|i er sarcastische effecten mee. Maar gc-ef toe, dat iemand hier de werke lijkheid wil zien zonder opsiering, in zy.! vernederende armzaligheid. Het, volgend gedicht teekent den dorp. schen „Kerkdienst". De boeren luis terend naar de preek zitten boorde vol met* hun zorgen om het bedrijf w rood. En de dichter zegt tot den predikant: Ach, wat gij vertelt Wikt toch niet hooger dan het geld, waaraan zy stuk voor stuk ten [offer vallen. Lens stond or 's nachts een ster [boven hun stallen... «aar bleef nog hoop, nu ook die [is gevallen en het bankroet scherm naar de [slaapstêe helt? .Dit is de stem van een ontgoo. u cn 'n 2Ün critischen werke- Ajjkhcidszin een eenzijdige. Men moet «aast verzen als deze de sonnetten pS?011 v&n de Mérodc of van W. A. f wit, die spreken van een waar- «c »tlxe ontmoeting met God. ook van deze door aardsche zorgen ge. yeekendde harde koppen. Doch wie Ml durven ontkennen, dat deze een. ^udighejd uit de werkelijkheid is ge In een reeks van beelden, waarin ook het eigen leven betrokken wordt, staat de verlatenheid en de pijn ons voor oogen van een men- schelijk bestaan, dat om eigen as blijft wentelen. Het is de mensch van allen t$jd natuurlijk, maar in allerlei aspecten speciaal die van de moderne dusgenaamde cultuur. Cv- nisch zijn vooral de verzen die het huwelijksleven als een spel van doo- vende lusten, machtsstrijd en weg- dorring geeselen. Xantippe, Huis. slaaf, Kinderloos Huwelijk, The Hus. band. Zinnebeelden van deze uitge holde beschaving, z[jn gedichten als het wild-smartelijke Danse Macabre en King-Kong „moordzieke god on. zer Kuituur". Toch is er ook een andere kant. De dichter vindt de sporen van een anders geöriënteerd zijn en daarmee van een stille, geheimzinnige kracht juist in figuren aan wie de luide „cultuur" als aan onbelangrijken voorbijgaat: het kind, een paar oud jes, de juffrouw van de retirade, aan wie een der ongegeneerdste en wrangste verzen is gewijd. De tegenstelling tusschen den by uitstek aesthetischen sonnetvorm en den rauwen inhoud, van de gedra genheid van het vers en de nuchter heid, zoo niet de vulgariteit van taal en beeld, geven aan vele van deze gedichten rn eigenaardige spanning, cfie niet is zonder een zekeren grim- migen humor, het masker van een smartelijk bewogen hart. De gewonde liefde voor mensch en leven en het achter de regels schuchter.sprekend maar wezenlijk heimwee naar een levenswater, aat nimmer meer dor sten doet, geven aan dit smartelijk tableau van ons bestaan hun tragi sche schoonheid. P P. M. JIIII!lllllllll!IIIIIII!lllllllll!IHIIIIIIillII]lllllllllllllllllllllll!llllllllll|||inilllllll Mij hield de fakkel brandende": De gedenksteen voor majoor H. Brinkgreve, die Woensdag op de Oosterbegraafplaats te Enschede werd onthuld. Hoe leeft en denkt de jeugd? In den arbeid van de evangelisatie, die „Kerk en Wereld" in Sept. door de dan klaar komende Wika's, in allerlei streken van ons land zal gaan beginnen, zal ook het jeugdwerk zonder twijfel een der meest levende sectoren zijn. Het ls niet mogelnk een ontkerstende laag van ons volk te gaan bewerken, wanneer men niet ook daarbij de jeugdgroepen ten volle ernstig neemt. Het directorium van „Kerk en Wereld" heeft daarom &1 heel spoe dig aan het „Sociologisch Instituut" van deze Stichting gevraagd of ze door middel van wetenschappelijk onderzoek een betrouwbare door snede zou kunnen opstellen van alles wat er in de iongerenwereld van dit oogenbllk leert en woelt Het Socio logisch Instituut van „Kerk en We reld" is sinds eenige maanden met dit onderzoek begonnen. Het practlsche sociale onderzoek kent, naast de rechtstreeksche waar neming, twee methoden: de enquête en het interview. Bij de enquête-methode worden de personen van de groep, die men tot studieobject heeft gekozen, direct in het onderzoek betrokken door het toesturen van een vragenlijst, met fiet verzoek "deze zoo objectief'moge- tfk in te vullen. BU de Interview-methode wordt getracht met een klein aantal per sonen tot een uitvoerig gesprek te komen, om hierdoor diepgaand te worden ingelicht omtrent alle pro blemen, die zich met betrekking tot een bepaalde sociale groep voordoen. Het Sociologische Instituut van „Kerk en Wereld" is bezig met een groote leugdenquête, waarvor 10.000 vragenlijsten zyn gedrukt. Deze lijs ten worden verzonden aan jonge menschen tusschen 18 en 25 jaar met zeer ulteenloopend beroep, van ver schillende godsdienstige en politieke overtuiging, ln allerlei deelen van ons land. Daar enkele vragen van zeer vertrouwclijken aard zijn, was het noodzakelijk om het anonieme ka rakter zoo veel mogelijk na te stre ven. Door met die personen te gaan praten het Interview dus die met allerlei groepen van de Neder- landsche jeugd in aanraking komen, (leiders uit de jeugdbeweging, van kampen, ook van jeugdige politieke gevangenen, sociale werkers in fa brieken) hoopt men het onderzoek te kunnen complementeeren en cor- rigeeren, en een beeld te kunnen ge ven van dè Nederlandsche Jeugd, zooals zy leeft en denkt. Illlllllfll PTREDEN voor een groot aantal militairen is niet eenvoudig, maar wanneer de onwil van de soldaten zóó ver gaat, dat zij uit protest tegen het gedwongen bijwonen van zulk een ,,die$ist"-avond op drie, vier plaatsen in de zaal beginnen te kaarten, zou menig jong artiste den moed verliezen en zich voornemen nooit meer op te treden voor militair publiek. Veel verwachting voor het welslagen van den piano- en declamatie- avond met Leny Hordijk en Joost Joore hadden wij dan ook niet én eenigszins sceptisch be keken we het program ma, dat niet veel meer was dan 'n opsomming van diverse muziek- en- voordrachtnummers en wij trokken het zeer in twijfel, of de twee jon ge vrouwen, die dit programma zouden ver zorgen, er in zouden slagen een applaus te incassceren. Doch reeds na een minuut of tien geluis terd te hebben naar de pianiste Leny_ Hordijk, die klassieke werken ten gehoore bracht, vooratgegaan door een populairen uitleg, smolt net ijs in de zaal en naarmate het program ma verder werd afge werkt. groeide de be langstelling. Er werd niet meer gepraat, de een na den ander Het zijn kaarten in den steek, en toen Joost Joore haar voordracht „De Mispelroof" begon, was het een vaststaand feit, dat zij de zaal „ge wonnen" had. Er werd hartelijk gelachen, niemand dacht er nog aan, dat deze avond toch eigenlijk „dien6t"'was en een enthousiast applaus was een welverdiende belooning voor de prestaties van deze twee kleinkunst-artisten, die gezamenlijk trachtten iets meer te brengen, dan louter een avond amusement. dat de oude methode van onderwijs absoluut niet meer geschikt was om de belangstelling voor de klassieke muziek bij de schooljeugd te wekken. Volgens den doorsnee H.B.S.-er zjjn er immers maar twee soorten muziek, de „goeie", die bestaat uit jazz en swing, en de „snert-muziek", waarmee hij dan de klassieke werken pleegt aan te duiden. Leny Hordijk zocht naar een methode om hierin verandering te brengen. Zij nam haar leerlingen mee naar concerten, speelde zelf bepaalde werken, waarvan ze de geschie denis op populaire wij ze vertelde, kortom, deed alles wat in haar vermogen lag het pu bliek dat niet uit eigen beweging de concert zaal bezoekt, te berei ken. In den aanvang ge lukte het haar niet. Haar methode was nog te droog. Kort na den oorlog ontmoette zij echter de voordracht kunstenares Joost Joo re, die op haar gebied hetzelfde traohtte te bereiken. Gezamenlijk stelden zij een pro gramma op cn organi seerden een avond. Het was kapitein Ver schuur, die na het bij wonen hiervan onmid- deUijk een contract af sloot voor een serie voorstellingen voor RAO en CS O, en het "Bleek al gauw, dat dit de manier was om het doel te bereiken. Vanaf het oogenblik dat kapitein Verschuur zijn avonden voor militai ren organiseerde, kwamen de aanvragen en con tracten. Overal oogstte het tweetal groot succes. IJ lieten Leny Hordijk iets van haar werk vertellen en hoorden toen hoe zjj er toe gekomen was een dergelijk populair-klas- siek programma op te stelden. Als leerarea Muziekgeschiedenis op een Rotterdamsche H.B.S. kwam zij al gauw tot de ontdekking, IT had echter geenszins tot gevolg, dat er nu verder op de lauweren werd gerust. Integen deel. Hard wondt er gewerkt aan programma- verbetering en studie. Momenteel worden be sprekingen gevoerd over het organieeeren van schoolconccrten, er wordt zelfs gedacht aan een tournee door Indonesië. Wij gelooven stellig, dat deze meisjes de juiste snaar hebben weten te treffen en vooral bij de jeugd succes zullen oogsten! Wie de tentoonstelling van „De Grafische" in het Stedelijk Museum te Amsterdam gaat bezoeken, doet goed zijn lunch mee te nemen, want wil men werkelijk weten, wat onze frafische kunstenaars op dit oogen- Hk te bieden hebben, dan heeft men een dag noodig. En dat wordt geen verloren dag; de leden van de ver- eeniging tot bevordering der grafi sche kunst bieden veel, aat in menig opzicht belangrijk is. Wat al onmiddellijk opvalt ls de groote technische vaardigheid, waar over vele grafische kunstenaars be schikken en de wijze, waarop zij van die vaardigheid- gebruik maken. Ziet men b.v. Retera's Brand naast een winter-impressie van Dirk Hartlng, dan heeft men moeite zich voor te stellen, dat Hit beide etsen zijn. Bui tengewoon knap zyn ook de burijn- gravures van Debora Duyvis; over 'n vaste hand moet deze kunstenares beschikken om haar lijnen zoo haar scherp en fijn uit het metaal te steken. Van de oude bekenden noemen wU Dirk Harting, D. van Gelder, Jeanne Bleruma Oosting en de hoogbejaarde Graadt van Roggen. Hun werk blijft op het bekende hooge peil, nieuwe visies openbaren zich hier niet. Ons trof door zijn groote zuiverheid de kleine Jeneverbes van Harting cn door zijn suggestie van ijlheid Koot wijk radio van Graadt van Roggen. Vele grafische kunstenaars houden hun werk ln de geijkte sfeer, al slagen zij er vaak In er een persoon lijke noot aan te geven. Het sterkst trof ons dit bij het werk van Toon Pluymcr8, wiens Zomer aan den Am- stel herinneringen oproept aan acht tiende eeuwsche prenten. Anderen zoeken ook ln hun 'gra fische werk nieuwe wegen. Interes sant ls het bv. de ontwikkeling te constateeren in het werk van Gcsina Boevé. Haar, een 25 jaar geleden op steen gedrukte Portret van Moeder, is vriendelijk natuurgetrouw; haar uit 1940 dateerende droge naaldets Joden geeft een beklemmende im pressie weer, die den kijker veel sterker aangrijpt. Het knekelbaüet van Harry van Tussenbroek is uitstekend in koper vastgelegd door Hans van Dokkum; hij stelt niervan drie kostelijke etsen ten toon. Zeer suggestief ls de reeds ge noemde Brand van Wlm Retera; alle angsten van een oorlogsbrand komen er ln tot uitdrukking; de brekende kerktoren wekt het beeld van de tot ondergang gedoemde stad; de vluch tende paarden op den voorgrond zeg gen: niets wordt gespaard en ner gens ls het^veiUg. Het werk. dat ons als geheel het meest geboeid heeft ls dat van M. C. Escher. Hierin uit zich eenzelfde drang naar symboliek en allegorie als aan den dag treedt ln de schilde rijen van bv. Hieronyinus Bosch, doch geheel in een gestalte van onzen tUd. Men zou er den kunstenaar zelf by willen hebben om van hem te hooren, wat hH precies wil uitdrukken met zijn Utno "De drie boUen", waarvan de eerste opengaat, de tweede het beeld van den geleerde openbaart en de derde wederom gesloten is. Men wil hem vragen, waarom hy zijn Ruiter verwerkt heeft ln een gordel van water-bruine en water-groene figuren. Strak en ook technisch boel end ls zyn Kringloop met de naar bulten rennende mannetjes, die al De militaire tafeltennisploeg vrijwel vastgesteld Donderdag vonden te Utrecht se. lectiewedstryden plaats voor de Ne derlandsche militaire tafeltennisploeg, die ons land moet vertegenwoordigen op de intergeallieerde sportwed strijden, welke op 23 tot 28 Maart a.s. te Brussel worden gehouden. De wed- stryd, georganiseerd door het Bureau Sport van de RAO in samenwerking met den Ned. Tafel ten nisbond, werd normaal uitgespeeld, hoewel in de derde ronde het eigenlHke doel reeds was bereikt. De vier winnaars n.1. xi deze ronde zouden de ploeg vormen. Het zyn de sergeant J. A. F. Moer- dflk, van de Kaderschool te Harder wijk, de korporaal J. Letterboer van de Geneeskundige Troepen, de soldaat G. A. M. Kooy, van de Verbindings troepen te 's-Gravenhage, en de Ma rinier J. A. J. van Berkel, eveneens uit 's-Gravenhage. Men wil evenwel ook nog den ser geant H. Mosterd, die door ziekte verhinderd was, in de nu volgende training Inschakelen, zoodat de ploeg nog niet definitief vaststaat. De uitslag van den gehouden wed- stryd luidde; 1. Letterboer; 2. Van Berkel; 3. Kooy en 4. Moerdijk. De heer Cruvs Voorbergh isv voor het nieuwe seizoen als acteur ge- engageerd by het ABC-cabarct van Corry Vonk en Wim Kan. Op 1 Aug. zal in Diligentia in Den Haag Crujrs Voorbergh voor 't eerst :n een cabaret optreden en wel ln een geheel nieuwe cabaret-comedie, wel ke Wjm Kan momenteel aan het schryven ts. VOOR DE JEUGD sterker en sterker gestyleerd worden tot zy ten slotte overgaan ln de blok ken van het huis, waaruit zy te voor schijn komen. De ti tentoonstelling ls tot 10 Maart geopend. M. G, S. „Hè toe. Opa vertel nog eens wat", bedelden de kinderen, toen zo, moe van 't sleetje ryden met kleuren als belleflueren om de kachel zaten voor het naar bed gaan. Opa gooide nog een blok hout op de kachel en warm de eens lekker zijn handen. „Dat ls goed, jongens dan zal lk je nu eens een verhaal vertellen over wat er boven op zolder gebeurde toen de oorlog afgelopen was. Daar stonden dan, tussen alle oude rommel, de deftige haard en het kleine, onoogiyke kacheltje naast el kaar. Het was altijd erg rumoerig op die zolder, want de mandjes en ta feltjes en alle andere dingen die er stonden vertelden honderd uit over alles wat zy vroeger hadden beleefd. De haard mengde zich nooit in die gesprekken, maar stond altijd hoog hartig voor zich uit te kijken. H|i voelde zich hoog verheven boven al die nietige dingen, die de hele dag maar kwebbelden. Nee hoor, hy was veel te voornaam om zich daarmee te bemoeien. Op zekere dag zei het kleine ka cheltje: „Hè, ik zal blij zyn als het weer winter is, dan ga ik naar bene den om de mensen te verwarmen". „Verbeeld je maar niets," klonk daar Ineens de trotse stem van de haard, „de oorlog ls voorby en nu ls het myn beurt weer" Allen schrokken, want ze hadden de stem van de haard nog nooit ge hoord en deze klonk zó boos, dat zelfs het kleine bloemenmandje dat anders altyd het hoogste woord had van schrik vergat om te praten. Het kacheltje keek vol on^settlng naar de haard, maar waagde het toch nog met een bedeesd stemmetje op te merken: „Maar ze waren de vorige winter toch erg biy met mie want lk lustte alles en gaf een hoop warmte." „Pff", blies de haard minachtend, „het mocht wat! En wat kreeg jij dan allemaal wel voor lekkers te eten?" „Nou,"' zei het kacheltje, „hout en aardappelschillen en afval en byna elke Zondag kreeg lk een schepje cokes." „Hahaha", lachte de haard, „en dan durft hy nog te zeggen dat ze zo biy. met hem waren. Nee, dan lk! Niets was goed genoeg voor my. Altyd werd ik verwend mei de fynste kolen. Hout lust lk trouwens niet eens, dan ga ik direct uit, daar ben lk veel te fyn voor gebouwd. En als er mensen op bezoek kwamen zeiden ze altijd: „Wat ls dat een prachtige haard." Dat hebben ze van jou zeker nooit gezegd, is het wel?" „Nee", antwoordde het kacheltje verlegen, „maar „Je hoeft me heus niets meer te vertellen", viel de haard hem in de rede, „want de mensen beneden wonen nu weer in de voorkame en die is zo mooi, dat ze zo'n vies kacheltje dat hout lust daar heus niet in zullen zetten. Nee, let maar eens op, over een paar weken halen ze m|| naar beneden en dan zullen ze zeker zeggen: „Nu ls de .kamer nop veel gezelliger met die möole haard Het was heel stil op de «,»r. Allen keken vol ontzag nn„ de mooie haard, die daar met een trots gezicht stond rond te kyken. Een paar weken later kwamen er twee mannen naar boven ën brachten de haard naar beneden. H|i glom van verwaandheid, nog mooier dan hy anders al deed en riep nog gauw ev«»n naar het kacheltje: „Nu, wat heb ik Je gezegd, je bent veel te vies om beneden te staan." Het kacheltje zweeg verdrietig, maar het bloemen mandje piepte verontwaardigd: „Wat een verbeelding!" Zo kwam de haard dus weer in de mooie kamer te staan en de mensen bewonderden hem weer net als vroe ger. totdatOp zekere dag hoorde hy eensklaps zeggen: „Zeg Moeder de kolen z|jn haast op, zullen we niet eens wat hout in de haard gooien?" „Dat Ib goed longen", was het antwoord en de trotse haard kreeg het by voorbaat al een beetje, benauwd. En zó gebeurde het. dat' ook de haard hout te eten kreeg, maar hoe hij ook zyn best deed om het op te krijgen, het lukte hem niet. Grote rookwolken vlogen de kamer ln en hy ging uit. De volgende dag hoorden de zolderbewoners weer ge stommel op de trap en wat zeggen ze? Daar werd de trotse haard, die er nu heel verdrietig en verlegen uitzag, weer naar boven gedragen en het kleine kacheltje moest in zyn plaats mee naar beneden. Niemand op de zolder zei er wat. Ze begrepen allen wat er gebeurd was en hoewel ze het wel een goeds leS voor de haard vonden hadden ze toch ook wel een beetje medelijden met hem. Alleen het bloemenmandje fluisterde: „Net goed." „En toen, Opa, ls *t verhaal nu uit?" „Ja jongen, a'leen kan lk je dit nog vertellen, dat de haard nooit meer trots en hoogmoedig geweest ls." 0 A. K. Het nieuwste modesnufje uit Parijs Twee jaar geleden He. pen alle Parisiennes blootshoofds, hoogstens droegen zij een bandeau of hoofddoek. Dat moest xoel, xvant zjj fietsten. Nu zjfn de fietsen weer uit het Parjjsche straatbeeld verdtoenen en de hoeden teruggekomen. Dat vertelt madame Hermine die met een uxigoyi vol hoeden uit Parijs is ge komen om die aan de Ne. derlandsche vrouxcen op een Amsterdamsche mo. deshow te laten zien. Die Nederlandsche vrouwen van de veertig hebben er precies vijf een hoed op! kijken sip,^want fietsen nog altijd of weer. Maar als hetgroote défilé begint, fleuren de ge zichten op: deze hoeden staan bijna zoo stevig op het hoofd als de over de ooren zakkende cloches van kort na 1920. Alleen zijnzo tientallen malen flatteuzer. De ontwerpster erkent, dat ze geïnspireerd is op de mode van 1920, maar, voegt zij er aan toe, trés 19$7, heel erg op zxjn 19$7.igs. De modellen dragen uitermate roman, tische namen ale „ge sluierde liefde", „harts. tochelijk", „één maal is genoeg"maar zij zijn over het algemeen uiter mate practisch. Het zijn cloches, capelincs, mate lots en een enkele toque. Eén ding hebben ze alle gemeen: ze worden uit het gezicht gedragen op omlaag geborstelde krul. len. Bij enkele modellen is de rand zelfs van voren weggeknipt. De meeste liggen van ach. teren laag tegen het hoofd aan; soms reiken zo niet veel verdfir dan de kruin, zooals „aufeuil longchamps", een mid- daghoed van heel fijn geelgroen stroo, die mij doet denken aan de mut sen der Zuid-B evebxvd. schc vrouicen, doch die mijn buurvrouw die, gekomen in de verwach. ling japonnen en man tels to zien, langzamer, hand boos is de op. merking ontlokt: atoom splitsing. Een klein beetje doen de breed uit staande vlerken wel aan splitsing denken. Er is veel vilt in een ondefinieerbare tint, die wellicht het best te ka- rakteriseeren is met de ververs-termgebroken wit. Maar dan zijn er minieme hoeveelheden £oen of geel of blauw orheen gemengd. Er is ook heel veel geel, van korenkleurig tot kanarie, geel. Vooral in stroo is dit verwerkt. Er is bois de rose en bleu en er zijn meer pasteltinten. Siechts één hoed heeft een uitgesproken felle kleur, een platte matelot met plooi in den rand (gladde randen komen aan de groote middag, hoeden niet vooris knalgroen. Er is een hoed, die mij doet denken aan de zon nehoeden, die de boeren op het land dragen; hij is gemaakt van hetzelfde zon-verbrandc ./Likjes, stroo", alleen reikt de rand nauwelijks buiten het hoofd. Een ander model roept herlnwerin. gen op aan de dochters der Amerikaansche voor., trekkers; hij wordt onder de kin vastgeetrikten staat ver uit het gezicht. Zulke strikken zien wij meer; men zal er geen zuidwester mee vastzet, ten, want de strikken be staan uit voiles, die in afloopende finten ge verfd zijn bv. van rood tot Uchtrose, van donker, tot bleekgroen. Dit schijnt het nieuwtje van Parijs te zijn. Opvallend korte rokken Btruisveeren cn aigret- tcs doen weer een po. ging om weer terug te leeeren; er was één ove. ra.kap je van zwart flu- xceel met veel vlerkjes, veel gouden pailetten en prachtige aigrettes. Hoeden genoeg dus, maar de verwachting gewekt door de uitnoo- diging, waarin de naam van Maggy Rouff voor. kwam, is niet vervuld. De groote Parijsche hm zen hebben hun model len niet laten ziende mannequins droegen mantelpakjes en jurken van Ledoux, Piguet, C< fef en Fareïl, mam <ctf kunnen niet aannem-n. dat die een volledig beeld geven van wat de groo te couturiers brengen. Hoogstens kunnen wif enkele algemeenheden noemen en die zijn: Pi rijs handhaaft de b*""1* schouders, al ontbithi, ook hier de zware t ut. lingen; de breedte wordt meer verkregen door ca puchons, kimono. en raglanmouwen. De rok. ken zijn kort; na al wat wij gehoord hadden mw langer worden, zelfs np. vallend kort. 8lechts één middag japon reikte meer dan een handbreed over de knie. Wij zagen een hardgroen suède jasje met bruine boxcalfs voorpanden tot de fa(L le. Ledoux toonde een geel jasje met raglan mouwen, die in den rug tegen den hals met een punt eindigen; het Jasje was hoog dichtgeknoopt met koperen knoopen, in dubbele rij aangebracht. Trouwens veel mttdellen hadden, koperen knoopen en van Costet was er een avondjapon, die met haar groote kraag aan een matrozenjurk deed den ken. De halzen zijn v-, u- of hart.vormia, b\) één avondjapon zelf zoo diep, dat dc onderlijn liep van den oksel tot vlak over de borst. Ook bij de ja ponnen voor overdag hebben hooge halzen af gedaan. Meen niet. dat- het gemakzucht is van de Nederlandsche con- fectiefabrikanten, alle jurken met knonpsluL ting midden.voor te ma ken; van de geziene fur. ken sUjten er vrij wat op deze wijze. Ten slottebijna aüe jurken hadden lange ritssluitingen, ook als dat geenszins noodig was ,/om er uit te ko men'Zelfs een avond- japun met nauwelijks ieis van een rug vms er tot ver in den rok mee voorzien. M.G.S.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1947 | | pagina 3