„Hüsvét in Hongarije
Angst
Péter Kegenye
de Hongaarse „Mozart"
f
Herinneringen aan een bedrijf
dat bijna al zijn klanten
verloor
Wat Paultje vond
op Paasmorgen
■>v
Op tweede Paasdag werden eertijds de
meisjes in het water geworpen
door Pél Balasz
Met zware stappen loopt de
Hongaars boer over zyn ak
ker: het Paasfeest nadert
en nauwkeurig gaat hy
na wat er te doen valt. De boe
rin zorgt dat de woning een extra
beurt krfygt. de mensen knappen zien
op, de huisdieren worden gewassen,
want zegt een oud, Hongaars volks
lied niet, dat op Goede Vrtfdag zelfs
d® raaf z'n jong wast? Paschen -
„Hósvét" in Hongarije geheten na
dert en dan moet alles blinken! De
muren en bakovens worden gewit of
blauw en geel geschilderd. Soms ko
men er oeroude motieven op de bak
oven te staan. De boerinnen mengen
de kleuren zelf en schilderen zonder
voorbeelden, precies zoals het hun op
het ogenblik ingegeven wordt en zo
als zij het hun moeders zagen doen!
in stilte....
In Hongarije wordt de Eerste Paan
dag in stilte gevierd. Er wordt niet
gearbeid en men wandelt door de.
dorpsstraat, in afwachting van het
feestmaal „Hfisvét" wil zoveel zeggen
als ..vlcesneming" en in betere tyden
dan wy .thans beleven betekende dit
ln Hongarye op Pasen zure lamme
tjessoep en gepaneerd gebakken lams
•chouder en -bout.
prille qchtend water gaan halen. By
de put wachten de jonge mannen met
emmers water en de meisjes worden
dan grondig opgefrist, opdat zy later
wanneer ze trouwen, opgewekte vrou
wen zullen zyn.
Niet alleen moeten de meisjes dit
met een lach verdragen, erger nog,
zy moeten de jongens ook nog belo
nen met eigen gebakken cake, bran
dewijn en gekleurde eieren
„Gietbezoek"
In de steden gaan do jongens en
jonge mannen op „gietbezoek" by
families met dochters. Met een met
bloemen versierd stokje tikken zy te
gen de ramen en zodra zy binnen zyn
halen" de kinderen uit het traditionele
rode doekje een flesje rozenwater
de ouderen andere soorten parfum
waarmee de dochter des huizes be
sprenkeld worden. Tydens deze cere
monie zeggen ze een simpel versje
op over een bloem, die in dit huis
bloeit en die begoten moet worden
om nog mooier te bloeien.
De kinderen worden dan beloond
met koekjes, sinaasappelen en ge
kleurde eieren, de ouderen met jene
ver. v
Meestal zyn de eieren rood ge
kleurd. zodat de meest gebruikeiyke
De elgeniyke feestdag Tweede
Paasdag - wordt volgens oude, Hon
gaarse kalenders „visbevetöhétfö"
(Maandag, wanneer iemand in het
water geworpen wordt) genoemd.
Het was ccrtyds namciyk gebruik..-
ïyk, dat de jongens op die dag de
meisjes in het water wierpen
Thans doet men het anders. Naar
oud gebruik moeten de meisjes in de
Hongaarse naam is: „piros tojas"
(rood cl). Op Tweede Paasdag ge
ven de kinderen elkaar ook eieren
cadeau, die volgens het batikprocédé
zijn geverfd (irot tojés is beschreven
ei). De motieven (meestal bloemen)
zyn dan op het ei getekend, waarna
dit in koude verf gedompeld wordt.
Op de avond van Tweede Paasdag
is er byna overal een toneelvoorstel-
Ondanks vet. vleesch en...
bonloze maaltijden
Voortaan levert de Centrale Keuken een portie eten zonder bonnen te
vragen. Dat vestigt weer eens de aandacht op deze merkwaardige oor-
logs-iii*telling, waaraan iedereen. de laatste oorlogswinter doorbracht
ln liet Wen ten van om» land, herinneringen heeft. Nog bestaat de Cen
trale Keukeu in enkele plaatsen en ze geeft meer en beter eten dan in
bezetting*tyd, al is dan ook de prijs omhoog gegaan. Desondanks zullen
r weinig bdryvrn zyn, die zoveel klanten verloren hebben, als juist deze
Instelling.
De post brengt een verzoek van
het Amsterdams gemeentebestuur
om in de krant te zetten, dat het
eten van de Centrale Keuken voort
aan zonder inlevering van bonnen
wordt verstrekt tegen een prys van
47 cent per liter.
De Centrale Keukeu Beslaat aiv
nog En ineens komen herinneringen
boven uit de onwezeniyk gewordeu
tyd, toen in „het Westen' van ons
land byna iedereen uit de „Centrale
Keuken at. Wat hebben we er onder
geleden en wut waren we dankbaai
ervoor! Wat hebben wc op dat eten
gescholden, wat hebben we er van ge
geten! Per alot van rekening heeft
die Centrale Keuken dan toch maar
gezorgd, dat er ln d magen van 'n
paar miliioen mensen nog iets te
recht kwam al was de samenstel
ling van het voedsel van die aard.
dat het veel te vlug de lange weg
van veler darmen passeerde. Vooral
ln de tyd van de beruchte suikerbie
ten. Geeft iemand er zich wel reken
schap van. dat hy al twee na-oorlog-
se winters geen suikerbiet heeft ge
gelen in plaats van doodgewone plc
pers?
Wy hadden in die tyd een huis vol
mens.m en een relatie by de Centrale
keuken. Dat betekende, dat we een
paar overscheppcn kregen en dat het
halen van de portie.; elke dag weer
ccn verrassing opleverde. „Moet je
sicn, de emmer is helemaal vol", wfs
de vreugdekreet, waarmee de otens-
haler naar boven stormde. „Zeker 6
por* -t!" Dat was natuuriyk
niet in de haak, maar we aten er
niet minder om, zelfs al was de
smaak zo, dat je er na je tweede
bord nog niet aan gewend was.
Want dc combinatie bleek zo nu
en dan: foei. Wie nooit rode biet
met suikerbiet heeft gepeuzeld, heett
daarvan geen besef. Die mist bepaald
iets in zyn herinneringen en de zach
te gestoofde zomerbict met spek kun
nen hem nooit zo lekker smaken als
de simpele West-NederlanJse eter,
die in de hongerwinter centrale keu
ken had.
Biet-biet-kliek
Och ja, die eerste biet-biet-kliek.
Myn dochter fluisterde me in: „Neem
er maar niet te veel van, want het
is niet lekker". En dan zit je aan
tafel met een heel stel, dat nog niet
weet. hoe on-lekker het zal zijn, wat
met virtuositeit uit de emmer wordt
opgeschept. Dc emmer bovendien is
vol en je laat geen eten over!
„Schep me maar gewoon op", zeg
je dapper. De eerste hap giydt direct
naar binnen: de tweede hap aarzelt
even en elke volgende hap gaat stei
geren. Twee keer op jc tong, drie
keer in jc keel en dan protesteert le
nog in Je slokdarm ook. Gelukkig,
dat er nog glaasjes water waren om
te helpen het bord leeg te krygen.
Nee, dan de erwtensoep, waaraan
thuis nog wat smaak kon worden
gegeven, al werd het dan nog geen
erwtensoep.
Maar er zyn ook andere herinne-
ling met bal na. Negen van de tien
keer eindigt een dans in een voorstel,
gedaan door de jongemannen, om
voortaan samen door het leven te
gaan. En hun grootste beloning voor
de plageryen van de ochtend is dan
een zacht gelispeld „ja" en éen blik
vol liefde
Waarom het nodig was en of het
nodig was, weet ik heden ten dage
nog niet, maar in elk geval was de
koster, tevens doodgraver van het
dorp, bij my gekomen en had me ge
vraagd of ik hem die nacht een ple
zier wilde doen, door op het kerkhof
het pompje te bedienen, nodig, om
het water uit de graven te pompen.
Uit tydverdryf las ik de namen
der overledenen, totdat ray dit door
de duisternis onmogeiyk was gewor
den. De geluiden in het verwijderde
dorp werden al zwakker, totdat deze
ten slotte geheel ophielden. Het enig
ste geluid wat somtijds de stilte ver
brak, was dat van een kerkklok. Af
en toe zette ik het piepende pompje
in werking en rustte dan weer wat
uit
Toch griezelig, zo 'a nachts. Uit
het naburige krankzinnigengesticht
was enige dagen geleden een ver
pleegde ontvlucht. Verbeeld je nu
eens dat deze juist hierheen gekomen
was!
Opeens zag ik twee vurige ogen
mij aanstaren vanuit het struikgewas.
Ik nam een steen en wierp. Met een
akelig geluid vloog een uil weg.
Wat bliksem, was ik me daar nu
zelf aan het bangmaken?
Wat hoorde ik daar? Voetstappen?
Dus toch die krankzinnige?
Langzaan- kwamen de voetstappen
nader. Ik trok de zwengel van de
pomp en verschool my achter een
grafsteen. Nu had ik tenminste wat
omhanden, want weglopen, dat nooit!
Het grind knarste onder het ge
wicht der voetstappen, die regelrecht
op my toekwamen. Daar zag ik heel
onduldeiyk cett schaduw zich afte
kenen tegen de nachtlucht en een
zware stem bromde: „Ben je daar?
Ik heb een kop koffie voor je, dat zal
je wel smaken, dacht ik zo!"
Het was de stem van de koster.
Ik herademde en mompelde enige on
verstaanbare woorden van dank, ter-
wijl ik met bevende handen het kopje
aanpakte
Het verdere gedeelte van de nacht
verliep zonder enige stoornis, maar
ik was toch biy dat de morgen aan
brak en het morgenlicht de dauw
druppels op de struiken deed glinste
ren als diamanten.
ringen. Die rumoerige Zondag by-
voorbeeld, toen de S.D. in de Euter-
pestraat in Amsterdam werd gebom
bardeerd en een legertje moffen, ver
over hun toeren heen, de hele om
geving schreeuwend, scheidend en
schietend had afgezet, 't Uitreikings
lokaal onbereikbaar! Een ramp, want
er zou erwtensoep zyn en dat was
als Zondagseten niet om te verwer
pen. „Zuriick! Zuriick!" schreeuwden
ze hiaat-. En daar stond jc met je
emmertje en je wilde en je zou er
door! Het lukte! En hoe!
Onder gewapend geleide zyn we
gebracht naar de keuken, langs de
brandende HBS, klimmend over de
brokken muur, die op straat lagen en
voorzichtig de blindgangers die over
al gezaaid waren, ontwykend. En
dan. als controleur by het opschep
pen een tramconducteur, die royaal
was, omdat zyn klanten niet kwa
men. Wat een maaltijd!
Maar het beste van het' beste is
dan toch maar de Zweedse soep ge
weest. met vet er in.*Wie die niet
geproefd heeft kan eigeniyk zyn le
ven lang de soep niet naar waarde
genieten. Wat een smaak. Wat een
rijkdom... al zouden we nu waar-
schyniyk zo'n bord laten staan. Op
die Zweedse dagen verwende de Cen
trale Keuken ons bepaald op haar
manier!
En nu geeft zc voortaan haar maal-
tydén bonloos! Het klinkt een beet
je vreemd. Doch er zyn nog 500 Am
sterdammers die van de kouken eten.
Zy krijgen „zelfs" vlees en vet. Het
departement van landbouw stelt de
hoeveelheid vast en in de Amsterdam
se Keuken voor Kindervoeding wor
den do maaltijden bereid.
Vyfhonderd porties tegen twee Jaar
geleden zeshonderdduizend en meer
in vele keukens! Er is Iets veranderd
in de wereld. Zelfs degenen, dio nu
nog van do keuken eten, verlangen
niet moer terug naar die hapjes en
naar die smaak.
Ofschoon er buiten nog hier en
daar een restje van de winter te vin-
den was in een dun laagje ys of
I sneeuw op sloten en wegen, brak
het voorjaar toch aan alle kanten
1 door en floten de vogels, alsof de zon
nog nooit schuil was gegaan achter
1 regen- en sneeuwvlokken. Al vroeg
was ieder in de weer geweest om
1 de lente in te halen. Ook de Paas
haasjes hadden het druk gehad en
nog waren alle niet klaar met het
zoeken naar kleurige Paaseitjes om
daarmee ln versierde mandjes met
linten klein en groot te verrassen.
Heel wat kinderneusjes hadden
zich dicht tegen de ruiten van de hel
verlichte étalages gedrukt Van het
schoons daarin uitgestald genoot men
met begerige blikken.
Ook Paultje was daarbij en hy
vroeg zich af, of het thuis met Pa
sen wel echt zo mooi zou zyn als
daar. Ofschoon hy Vader en Moeder
er naar had gevraagd, hadden zy
hem niets willen vertellen. Alleen
hadden zy lachend geantwoord:
„Wacht maar jongen, dan zul je zelf
zien hoe het is, maar het zal je niet
tegenvallen".
Voor het eerst mocht hg dit jaar
ook meedoen met eieren zoeken in de
grote achtertuin. Paarse, gele, blau
we, groene, in allerlei tinten lagen
ze dan verstopt in het gras of ach
ter de jonge bessenstruiken. Wie de
meeste had gevonden, kreeg dan de
Paashaas cadeau, die midden op ta
fel prijkte en dat was niet mis; dat
betekende een gevuld chocolade-ei,
dat onder in het mandje geborgen
was.
Maar dit jaar ging het een beetje
anders toe dan gewoonlyk. Op de
bewuste dag, toen allen vol verwach
ting beneden kwamen, vonden zy wel
een keurige tafel met Paasbroodjes,
maar geen Paashaas en geen mandje
met eieren. De teleurstelling was aan
allen te zien, vooral aan Paultje.
Maar dat was maar een ogenblik.
Moeder schoof de gordynen van de
tuindeuren opzij en daar zagen zy
Vader, die lachend naar de Paashaas
in het gras stond te kyken. zy vlo
gen naar buiten. Enig was dat. Een
levensgrote haas, op zijn paasbest
uitgedost, stond, als kwam hy er
<net aanlopen, voor een mandje met
Voor de Jeugd
kleurige eieren te kyken. Maar waar
om zo verschrikt? Tussen al dat
moois zag hy een gebroken schaal,
een leeg ei.
„Ja", zei Moeder, „en zouden jullie
nu een van allen zo knap kunnen
zyn, het kuikentje te vinden, dat er
vannacht natuuriyk uit is gekomen?"
Direct gingen 3y aan de slag. Dat
was eigeniyk nog veel leuker dan
eierep zoeken zoals andere jaren.
Tussen de grassprietjes," onder de
struiken, by de klimop, overal zoch
ten ogen en handen naar een weg
gelopen kuikentje. Maar dat viel niet
mee.
„Vreemd", dachten ze, „het is toch
fel geel, dat je het niet direct in een
groene tuin terugvindt". Het zoeken
duurde wel een kwartier en hog was
er niets gevonden. Bijna wilden zy
pengaas zes gele piepkuikentjea
stond te bekyken. „Ja, eigeniyk heb
je het gevonden en toch ook weer
niet. Het kuikentje uit het ei van
de Paashaas hebben jullie allen over
het hoofd gezien. Het stond vlak om
de hoek van de keukendeur, maar
we zullen je vondst toch laten gel
den, Paultje. Die zes kuikentjes zijn
bedoeld als beloning voor de eerlyko
vinder. Je moet ze dan ook helemaal
verzorgen. Zie je dat kistje in *ie
hoek staan. Daar doe je het voer in,
dat ze driemaal per dag krijgen. Zou
jy dat wel kunnen, jongen? De eer
ste week zal ik je het leren, maar
dan moet je het alleen doen". Paul
tje was stil van blydschap geworden
en niet bij zyn kuikentjes weg te
slaan. Maar de anderen gingen met
Vader terug naar de Paashaas, di*
he£ opgeven, toen heel achter in de
tuin verrukte kreten klonken. „Va
der, Vader, ik heb het, ja, ik heb het,
maar het is er niet één, 'er zyn er
wel zes". „Wat zeg je me daar",
riep Vader, „heb jij er zes gevonden?"
Allen holden naar Paultje, die
stralend bij een klein hokje van kip-
ze nu eens van dichtbij opnamen en
het kuikentje werd er naast gezet.
Het mandje met gekleurde eieren
werd mee naar binnen genomen.
Toen Paultje dat zag, kwam hg ook
aanhollen, net vroeg genoeg om be
slag te leggen op het gevulde cho
colade-ei.
(Van onze correspondent in Boedapest)
WonderkinderenStellig mag men zeggen dat de categorie van
jeugdige genieën zich in de laatste tientallen jaren, slechts beperkt
heeft tot enkele kinderen, wier wonderbaarlijke aanleg reeds in de
prille jeugd werd ontdekt en zorgvuldig aangekweekt. Jehudy Menuhin
de ook nu nog jonge vlolist, het Poolse wonderkind Reshevsky, die
reeds heel vroeg een waar schaakphemoneen was thans is hy op
85-jarlge leeftyd kampioen van Amerika en candidaat voor de va
cante titel van wereldkampioen en het Spaanse schaakwonder Po-
mar, die op 14-jarige leeftyd reeds in Hastings in 1946 biyk gaf van
zyn schaaktalent.
En dan Dan duiken we, onder in
het verleden, grypen terug op de gro
te categorie van musici, die in vorige
eeuwen de wereld op zeer jeugdige
leeftyd verrasten met hun ryk ta
lent: Mozart, als kind van zes jaar
reeds in staat een ry van menuetten
te scheppen, uitmuntend door zuiver
heid van vorm. Dan fluisteren we
vol eerbied andere kpnstenaars-
namen: Haydn, Schubert, Chopin,
Httndel, Bach, Mendelsohn en om
dit land niet te vergeten Frans
Diszt, die elf jaar was toen hij met
componeren begon.
Bij toeval ontdekt
Het is, op enkele uitzonderingen
na, stil ggworden in de laatste de
cennia over wonderkinderen. En toch
toch zyn ze er stellig nog. Het be-
wys? Hongarye wyst vol trots op de
acht-jarige Péter Regenye, die vier
jaar geleden in het Hongaarse dorpje
Veszprem ontdekt werd. Ook hier
speelt het toeval weer een grote rol.
Had zyn driejarig broertje geen keel
pyn gehad en had de vierjarige Péter
niet juist aan het orgel zitten te im
proviseren toen de dokter zelf een
zeer muzikaal man zyn broertje
onderzocht, dan was de ontdekking
van de tweede Hongaarse „Mozart"
stellig tot een later tydstip dan 1943
uitgesteld. Toen de geneesheer orgel-
klanken hoorde en zich naar de tus
sendeur begaf, ontdekte hy Péter
achter het orgel.
En daarmede begon voor het vier
jarig ventje de weg naar een grote
toekomst. De arts overtuigde de ou
ders van het kind zyn vader is
bode op het raadhuis van Veszprens
dat Péter direct naar de muziek
school moest. Een jaar lang gebeur
de dit, maar toen sloot de schoot
haar deuren en Péter moest tot het
einde van de oorlog wachten alvorens
door te kunnen studeren. Thans is
hy acht jaar oud, woont bij zyn groot
vader in Boedapest en loopt „college"
aan de academie voor muziek, die de
naam draagt van de grote, Hongaar
se componist en pianist, Frans Liszt.
Zal Péter diens voetsporen druk
ken? Zyn leermeesters zyn er vast
van overtuigd. En als pianist en als
componist heeft het nieuwe Hongaar
se wonderkind reeds meer dan eens
blyk gegeven van zyn onmiskenbare
natuurlyke talent. Moeilijkheden be
staan er niet voor hem.
Van wie hij deze bijzondere muzi
kale begaafdheid heeft geërfd? Zijn
ouders vragen het zich met evenveel
verwondering af als zijn leraren.
Slechts één familielid een over-
Achtjarig wonderkind
grootvader van moeders zyde noe
men zy, al is dat niet zonder aarze
ling. Want deze is kuiper geweest en
genoot als houtsnyder een zekere, zij
het ook plaatseiyke, beroemdheid.
Over het tekentalent van de moeder
van het wonderkind zwijgen zij ln
alle talen, omdat er naar hun mening
Rode Kruis, naar Zwitsenund ver
trekken om daar, in de bergen, eens
geheel op zyn verhaal te komen en
aan te sterken.
„Wat ik zal doen als ik terugkom?"
Péter aarzelt niet met antwoord te
geven op een vraag, die velen hem
reeds stelden. „Ik wil veel leren op
dat Hongarije later net zb trots op
my zal zyn als eens op de onvergete-
lyke Liszt!"
Ziedaar een antwoord, dat er óp
duidt dat Péter verder, veel verder
is dan kinderen van acht jaar op
deze leeftyd plegen te zyn. En on
willekeurig is men geneigd in dit ver
band een parallel te trekken met een
een te diepe kloof gaapt tussen de
onmiskenbare aanleg voor het ver
vaardigen van tekeningen en de won-
derlyke muzikale begaafdheid van
Péter.
Naar Zwitserland
Binnenkort zal Péter, dank zy het
Mozart en een Liszt, u.o zes en elf
jaar waren toen zy ree- s van hun
geniale muzikale talenten blyk ga
ven
HIJ WIST ER NOG EEN
Onderwijzer: Jongens ?ioem mij
eens de verschillende boomsoor
ten op.
De jongens noemen op: eik,
wilg, spar, den, iep enz.
Als alle namen zijn opgenoemd
steekt Wimpie z'n vinger op.
„Meester ik weet er nog een"<
„Welke" vraagt meester.
,,'t Delirium, meester"
„Delirium, delirium, maar dat
is toch geen boom, dat is een
ziekte" zegt meester.
„Niks hoor" zegt Wimpie ,,'t
is een boom, m'n ome Janus heeft
er zelf een tak van".
De verliefde tulpen J