Michasdöff'-
Han.A.WIT
„IK DROOM VAN DE NIEUWE
AUTO!"
OP de zeventiende Augustus van
het jaar 1697, eefc Zaterdag,
was het bijzonder dAik op de
Voorzaan bij Zaandam. Zo juist
was er een groot schip de Over
toom over gewonden. En hoewel
fiit geen nieuwtje meer was, be
stond er toch altijd belangstelling
genoeg voor en kon de schipper zich
maar moeilijk een weg banen door
de dichte rijen, die het zelfs de over-
winders moeilijk maakten. Vlug zet
te de schipper daarom koers oven de
Buitenzaan naar het IJ om voor de
avond nog in Amsterdam aan te
komen.
Een kleine boeier, die juist uit de
richting van de rijke koopmansstad
kwam, schoot rakelings langs de
boeg van het schip. De vaart,
waarmede de boeier nu tegen de
lage kant van de Zuiddijk aan
kwam, was blijkbaar niet naar de
zin van de schipper een lange,
zwaar gebouwde man, gekleed in een
rood wambuis en wit linnen broek
,want met een ongeduldige bewe
ging balde hij zijn vuist tegen het
grote schip. Een vloek nog bijtijds
inhoudend, sprong hij aan land.
Zijn verbolgenheid duurde niet
lang, want druk gebarend wees hij
hun, die met hem waren gekomen,
de drukte op de werven aan de an
dere kant van de Dam en op de weg,
waar tientallen arbeiders sommi
gen met hamers, anderen met bijlen
in de hand druk pratend voort
gingen. Wel verwonderde de vreem
de schipper zich even, toen hij te
midden van dit volk geen enkel
kind zag. Later zou hij er achter
komen, dat de regering een bepaling
had uitgevaardigd, dat de kinderen
thuis moesten worden gehouden, als
het volk van of naar het werk ging.
„Heer Czaar, zullen wij...."
Toornig keerde de schipper zich
©m. Maar hij wist zich in te houden
en zei zachtjes, hoewel met onder
drukte drift: „Weest stil, prins Bra-
gation. Mijn naam wordt hier niet
genoemd. Voldoende is het, dat ik
Peter Michaeloff heet. Ook gij,
Menschikoff, denkt er aan en gij
Golofkin en Jassykoff," wendde hij
zich tot de anderen. „Ik zal ook U
van deze tijd af slechts bij Uw voor
namen noemen."
De aangesprokenen knikten, maar
de prins lachte fijntjes voor zich
heen. Hoe kon de Czaar denken, dat
hij onbekend bleef? De rijke kleding,
vooral van hen, die hem volgden, de
zachte handen en vooral de zware
goudbeurzen, die zij aan een riem ter
hoogte van hun middel droegen, zou
den zeker hun afkomst verraden.
Peter. ging na dit gesj. de
weg op, de Dam over en even
later de herberg „De Drie Zwa
nen binnen. Hij moest even buk
ken, want de deur was te laag voor
hem. Weer moest de prins in zich
zelf lachen, toen hij de Czaar om
enige pinten Vlaams hoorde vragen,
waarbij hij tegelijkertijd aan Aagtje,
de -meid, vroeg, hoe hij het vlugste
naar de woning van Gerrit Kist kon
komen. Want deze hadden zij langs
het water vissende aangetroffen en
Peter, die hem kende, daar hij smid
in Rusland was geweest, had dade
lijk het achtergedeelte van diens
woning voor zeven daalders in de
week gehuurd.
Aagtje had de kroezen Vlaams op
de ruw houten tafel neergezet en
steunde nu met één knievop de
bank, waaronder de vaten bier la
gen. Achter haar stonden op enige
planken de tinnen bekers en kannen
en een paar versierde wijngla
zen. Aan de zoldering, aan de ste-,
vige, zwaar berookte balken, hingen
grote hammen en worsten. Aagtje
haalde haar ene been nu van de
bank af, zette de handen in de zij
en keek enige ogenblikken scherp
naar de kleding van de mannen, die
onverschillig, om zich een houding
te geven, op de houten bankjes wa
ren neergevallen.
„Dat bij Gerrit Kist is voor Ulie-
den toch geen stand," zei ze lang
zaam en ze keek Peter strak aan.
Deze voelde zijn bloed naar zijn
gezicht stijgen. Met een harde slag
kwam zijn vuist op de tafel terecht,
zodat de tinnen kroezen opsprongen.
Een enkele rolde om en het bier
vloeide over de tafel en drupte op
de tegelvloer.
„Zeg me waar het is. Meer vraag
ik toch niet," riep Peter driftig uir.
maar plotseling beseffende, dat deze
toon niet met zijn eenvoudige kledij
in overeenstemming was, voegde hij
er vriendelijk aan toe: „Het maakt
veel verschil uit. Want als het dicht
bij is, kunnen we nog een pint ne
men van Uw voortreffelijke bier,
doch anders...."
Hij maakte de zin niet af. Aagtje
lachte plotseling luid op, een onge
dwongen lach, die niemand begreep,
doeh niet naliet ook de mannen aan
te -t'eken
Spoedig daarop veegden de man
nen zich de monden schoon met de
rug van hun handen en stonden op-
Peter liet tinkelend een goudstuk op
de rafel vallen en zij verlieten de
herberg, Aagfje in stomme verwon
dering over deze rijke beloning ach
ter latend.
f <=y*>-4^ vf
PRINS BRAGATION kreeg gelijk.
Op de werf van Lijnst Teeuwis-
zoon Rogge, waar de Czaar zich on
der zijn schuilnaam Peter Michaeloff
had aangemeld, keken de arbeiders
hem die eerste dag vreemd aan. De
naam en gebrekkige spraak zeiden
hun al gauw, dat hij uit den vreemde
kwam. Veel had hij nog niet gewerkt,
als je naar die blanke handen keek.
Maar zij moesten toegeven, handig
was hij wel. Dan vroeg de een, dan
de ander hem iets, maar daar Pe
ter niet spraakzaam was, gingen zij
al gauw weer aan hun eigen werk.
Doch vergeten waren ze hem niet.
Zij spraken er in het dorp over,
op de Dam, als zij daar in de late
avonduren een praatje maakten. En
toen men eenmaal wist, dat Aagtje
van „De Drie Zwanen" met Peter
Michaeloff en zijn vrienden had ge
sproken, had men daar niet meer
over een leeg lokaal te klagen. Bij
een pijp tabak en een pint Vlaams
of Delfts werd er menige veronder
stelling gemaakt en steeds meer ging
het gerucht, dat het de Czaar zelf
was, die uit Rusland was gekomen
om het scheepstimmeren in Zaan
dam te leren.
Maar het ge
heim bleef een
gerucht daar nie
mand er een be
vestiging van kon
krijgen tot de dag,
dat Aagtje zich
versprak.
Die dag was
Peter Michaeloff
op weg na'ar huis.
In zijn vilten hoed
had hij wat prui
men, diehij met
smaak verorberde,
links en rechts de
pitten om zich
heen spuwend.
„Hé. jongens,"
riep hij plotseling
tot enige knapen
van ongeveer tien
jaar. „Pruimen?"
en uitnodigend
strekte hij zijn
arm uit.
Eerst keken de
longens hem ver
wonderd aan, toen
elkaar, daarna
lachten ze wat
verlegen en ten
slotte barstten zij
(n een schaterend
gelach uit.
„Nu?" nodigde
Peter.
„Ik lust wel,"
zei een van de
brutaalsten en hij
nam een pruim
van de vreemde,
over wie thuis zoveel werd gespro
ken. Nu een van hen had genomen,
grepen talrijke handen gretig in de
hoed.
„Jij niet," zei Peter plotseling tot
een lange, bleke jongen. Hij had zo
zijn antipathieën en deze knaap, die
hem zo hongnd stond op te nemen;
beviel hem niet.
Verwonderd keek de jongen hem
aan. Toen een ander, die ook nog
niets had gekregen, hem opzij duwde
om ook aan de beurt te komen,
keerde de gulle schenker zich plot
seling om en sloeg de weg naar de
Zuiddijk in.
„Hé! Onze pruimen!" schreeuw
den de jongens nu, die niets verle
gen meer waren. „Hé, Rus, het is be
loofd."
jjET was de zomer van het jaar 1697, De vrede van Rijswijk was
gesloten, die een einde had gemaakt aan de negenjarige oorlog
tussen de Republiek, Engeland en Frankrijk- De Franse koning
Lodewük XIV had de stadhouder Willem III als koning over
Engeland erkend. De koopvaart mocht in deze tijd veel last heb
ben ondervonden van de kapers, die het voornamelijk voor de
Franse kust onveilig maakten en van wie Jean Bart een der meest
gevreesden was, de handel had niet opgehouden schatten in het
land te brengen. De oorlog had zelfs niet kunnen verhinderen, dat
Holland nieuwe wegen had gevonden.
Spanje stond voor ons open, in het Oosten van Europa wonnen
wjj een groot terrein voor onze ondernemingsgeest en de uit
Amerika aagevoerde waren werden meestentijds vervoerd door
onze schepen, koopvaarders, gebouwd op de werven te Edam, Enk
huizen en Zaandam. De gehele dag werd daar het geklop van de
hamers en het gezang van de timmerlieden, breeuwers en krullc-
jongens gehoord. Want niet alleen de trotse koopvaarders, maar
ook ontelbare tjalken, damschuiten, fluiten en smakken kwamen
onder de handen van onze bekwame scheepsbouwers vandaan. De
oranje wimpel in top, het oranje-blanje-bleu aan de steven en
versierd met talloze wimpeltjes, gleden dagelijks enige schuiten
kant en klaar hèt water in. Oude vaartuigen kwamen aan om
hersteld te worden. Zeilen hingen te luchten en de wind rook naar
teer en vers geschaafd hout.
Zo wis het in de dagen waarin dit verhaal speelt.
50 Jaar geleden arriveerde Czaar Peter ook in Zaandam. Als wij deze foto uit het jaar
1897 bekijken, ontdekken wij Czaar Peter voor de dunne mast, de vlaggen wapperen en
het moet prachtig weer zijn geweest die dag, getuige enkele toeschouwers met strohoed.
„Of bewaar je ze voor die meid In
De Drie Zwanen? Hihahiha
hiha.sarden zij dan. En zij sme
ten Peter met de pitten, die hij zelf
op de plaats, waar zij stonden, had
uitgespuwd, naar het hoofd.
Woedend keerde hij zich om, balde
zijn vuist, maar dit wakkerde de
plaaglust van de jongens slechts aan.
„HihahihahihaPrui-
mensnoeperEéndagstimmer-
manriepen ze hem na en eni
ge goed gemikte steentjes troffen
hem op de rug. Weldra vloog ook
allerlei straatvuil hem om de oren.
Peter liep wat vlugger. Zodra de
jongens dit merkten, joelden ze nog
harder. Sommigen namen enkele
grotere stenen op en gooiden die
achter Peter aan.
Hij naderde de herberg „De Drie
Zwanen". Zou hij daar in gaan? Het
zou op een vlucht lijken. Hij, de
Czaar van Rusland, zou vluchten
voor een stel van die Zaandamse
kwajongens?
Plotseling trof een steen hem tegen
het hoofd en Peter voelde bloed in
zijn mond. Hij veegde met zijn hand
langs zijn lippen. Weer vloog een
steen rakelings langs. Het gejoel
nam toe. Peter verstond alle scheld
woorden niet meer. Daar was de
herberg. Zou hij
Aagtje, die over de onderdeur
stond geleund, had hem zien komen.
Zij stoof nu#naar buiten en trok hem
naar binnen.
„Kwajongens zijn jullie. Je moest
je schamen. Zo een Czaar van
Rus.
„Aagtje!"
De stem klonk hard uit de herberg.
Allen hoorden, dat het die van de
vreemde was. Even stond Aagtje
stil, dan met een ruk draaide zij zich
om, snelde „De Drie Zwanen" bin
nen, de onder- en bovendeur hard
achter zich dicht slaande.
„Dus toch de Czaar, jongens," zei
de lange, bleke knaap dan. „Toch de
Czaar van Rusland. Ik ga het gauw
thuis vertellen," en weg rende hij,
spoedig gevolgd door de anderen.
Want nu was het wel waar. Ieder
een zei toch, dat Aagtje meer wist.
Zij zou als zijn vrouw mee naar Rus
land gaan, vertelden de ouders. Dat
Gerrit Kist haar het liefje van de
Czaar noemde, wisten de jongens
niet.
Nu het eenmaal bekend was, ging
het leven weer zijn gewone gang.
In deze streek bracht je de mensen
niet zo gauw van hun stuk met gro
te namen. Maar voordat zij het naad
je van de kous wisten, waren ze rus
teloos alles nagegaan. Deze weetgie
righeid, om haar
niet nieuwsgierig
heid te noemen,
was eerder toe-
dan afgenomen
met de drukte,
die er in deze
streek begon te
komen.
Tot het begin
van de zeventien
de eeuw was het
immers zo ge
weest, dat het
scheepstimmeren
slechts bestaan
had uit te maken
van eigen vaar
tuigen, die op IJ
of Zuiderzee voe
ren en het her
stellen van een
enkel lek schip
uit de machtige
koopmansstad
Amsterdam. Doch
dan was het gaan
groeien. De be
kwame meester
scheepstimmerman
Gerbrandt Ja-
cobsz uit De Rijp
en de oppertim-
merman van
Haarlem waren
naar Zaandam ge
komen, in 1609
had men de. Over
toom gebouwd en
molens, pakhuizen
en werven verre-
zen de een na de
ander aan de
Zaanoevers.
Amsterdam begon haar maatrege
len te nemen. De schuitenvoerders
of „ligterluyden" moesten op straffe
van gildeverlies met het vertimme
ren van hun schepen binnen de stad
blijven en eenzelfde gebod gold voor
de Amsterdamse beurtschippers, die
voorrechten van de stad genoten. De
rijke handelsstad kon echter niet
verhinderen, dat men in Zaandam
weldra bouwde voor Engeland,
Frankrijk, Zweden, Denemarken,
Italië en de steden aan de Oostzee.
En temidden van die drukte be
vond Peter zich, die de roem van
de Zaankanters tot ver in zijn land
had horen verkonden door hen, die
op koopvaarders, gemaakt in de
Zaanstreek, zijn land bezochten.
25a w&Kaid. vak tn.okg.aK
Detroithet Mekka van de auto>industrie
DE auto van morgen? Hier is ze: een carosserie van lichC metaal
en plastic (gewichtsvermindering van enkele honderden kg), klei
nere motor, die op vliegtuigbenzine „loopt"; automatische versnelling;
stroomlijn; laag model; staartvinnen; schuifdeuren in plaats van por
tieren; ruimere zitplaatsen (achterin een „slaapbank"); glaswol als be
kleding; beter uitzicht; beter licht; constante temperatuur; doorschij
nend dak, dat de infra-rode stralen (zonnesteek) weert* en de ultra
violette stralen doorlaat-
VOORUITGANG EN TRADITIE
IN alle autofabrieken ter wereld
vindt ge steeds het „laatste
nieuwe" model, waarin alle tot nu
toe niet uitgewerkte ideën zijn sa
mengevat. De tekeningen liggen er
gens in een bureau van een der
ontwerpers, die echter en in De
troit, het Mekka der Amerikaanse
auto-industrie is dat zeker het ge
val al weer bezig is met een
verbetering, die hij zo juist heeft
uitgedacht.
Elders bij dit artikel kunt U iets
lezen over de plannen voor de auto
van morgen. Ge moet de klok dan
zelf stoutmoedig vooruitdraaien,
minstens tien jaar, om de auto
Uwer dromen te aanschouwen en er
op rekenen, dat er hartstochtelijk
gedebatteerd wordt tussen de in
genieurs: over de voordelen van de
motor voorin en achterin, over
groterp of kleinere wielen, over de
maat der banden (en hun levens
duur). Sommige experts rekenen er
op banden te maken, die zo'n
160.000 km mee gaan, anderen ver
zekeren U, dat binnenkort de nim
mer lek wordende band in het groot
vervaardigd zal worden men be
roemt zich reeds op geslaagde proe
ven! en zo gaat het dag in, dag
uit, totdat men met het onbekende
vertrouwd is geraakt, ook met de
eeuwige strijd tussen traditie en
vooruitgang, welke in de Ameri
kaanse auto-industrie ontbrand is.
Nergens toch treedt de tegenstel
ling tussen sleur en vernieuwing zo
aan de dag als juist in dit bedrijf.
En het publiek is scheidsrechter,
telt de slagen, betaalt enpro
fiteert van deze eeuwig durende
strijd.
EEN GROOTMACHT
In de „States" is de auto-industrie
een grootmacht, de koningin van
de productie aan de lopende band.
Drie en een half milliard dollar
werd in Amerika in 1941 omgezet,
terwijl men gemiddeld 900 dollar
per auto neertelde. Voor de oorlog
verlieten 3.500000 luxe wagens per
jaar de fabrieken, alsmede 600.000
vrachtauto's. In de oorlog werd het
laatste cijfer zo opgevoerd, dat het
een gewoon mens duizelt.
Ik wil niemand vervelen met een
opsomming van de betrekkelijk wei
nig modellen, waarover de Ameri
kaanse fabrieken beschikten, omdat
men nu eenmaal graag dezelfde on
derdelen voor diverse typen ge
bruikt. Alleen wil ik dit zeggen, dat
Europa wil men daar de pro
ductie verhogen zal moeten nor
maliseren ensamen werken,
anders zal men steeds meer ach
terop geraken'
Reeds neemt Detroit proeven met
mengsels van staal, vanadium,
chroom, molybdeen, mangaan en
beryllium. Het laatste, familie van
aluminium en magnesium, is ster
ker dan staal, alleen brozer. Met
koper geïhengd kan een staafje, ter
dikte van ander-halve cm, echter
20 ton torsen. Staal verdraagt nog
net 3 millioen trillingen zonder te
verzwakken. Koper met beryl
lium brengt het tot een milliard.
Thans zoekt men naar de menging
van beryllium en aluminium: een
ideaal mengsel om zuigers te ma
ken. Het wachten is dan op de com
binatie beryllium-magnesium om
welhaast onverwoestbare motoren
te produceren.
In Detroit, waar ik de Ford
fabrieken en andere grote auto
industrieën bezocht, had ik een
vreemde droom: ik zag de nieuwe
auto rijden, doorzichtig, laag, snel
ler dan snel. Over enkele jaren Is
deze droomauto werkelijkheid. Dat
hoorde ik, niet één maar wel hon
derd keer verzekeren.
ANDRé LABARTHE.
De dagen, nadat hij in de herberg
„De Drie Zwanen" was gevlucht,
gingen nu rustiger Voor hem voorb%
hoewel menig oudje, dat de gebak)
dag thuis moest blijven, Juist als fcf
langs kwam op weg naar zijn warfc
In de deur stond en menige kwajon
gen in het voorbijgaan aan zijn
broek of buis trachtte te trekken. Dit
wekte de verbolgenheid van Peter
op en menig jong rende na zo n
daad schreeuwend weg, want d©
handen van Peter mochten in de ar
beid nog niet vereelt zijn, zacht wa
ren ze niet, als ze je om de oren
raakten.
Op een mooie Augustusdag het
was de achtste van het verblijf van
Peter in Zaandam zou een groot
koopvaardijschip bij de Overtoom
worden over gewonden. Er hingen
vlaggen uit de hulzen en op de we-
geh, die naar de Overtoom leidden,
dromden de mensen samen, want
tot ver in de streek had zich het
nieuws verspreid, dat Peter als
Czaar van Rusland het schouwspel
bij zou wonen.
Mast naast mast verrees op de
Achterzaan, schip naast schip lag
gemeerd aan de oevers. Druk wa»
het en warm en duidelijk rook je de
teer, als de wind van de werven
overwaaide.
Voor „De Drie Zwanen" stond een
Pool, die een-beer aan een touw ge
leidde. Af en toe hoorde je zijn fluit
een eentonige melodie pijpen, waar
op het logge beest met rammeiende
ketting enige ongelukkige tJ^ op
zijn achterpoten deed. Al gauw viel
hij dan weer op de voorste klauwen
neer, maar met een vreemd ge
schreeuw wist de man hem weer
rechtop te krijgen. Als dat gebeurde,
steeg er een gejuich op. Dan keek
bruintje met twinkelende, snel be
wegende kraaloogjes in het rond en
plompte even daarna weer voorover.
Een koorddanser had zijn koord
tussen twee huisjes op de Zuiddijk
gespannen en vele liedjeszangers
hadden post gevat voor de herberg,
waar de Czaar binnen moest zijn.
Peter, die met de eigenaar van de
Overtoom, de heer Calff, reeds vroeg
naar „De Drie Zwanen" was ge
gaan, verwonderde zich over de
grote belangstelling, die er voor het
overwinden van de koopvaarder be
stond.
„Ik denk, dat het meer voor Uwe
Hoogheid is," zei de heer Calff met
een fijne glimlach.
„Voor mij? Waarom? Ben ik hier
niet een even eenvoudig man als zij
allen?" riep Peter verschrikt uit.
Dan plotseling: „Maar wij zullen
zien". En hij opende de deur van de
herberg en trad naar buiten.
Even hoorde men nog het eento
nige gefluit van de berenleider en
het geschreeuw der potsenmakers,
doch dan rolde er een geluid aan als
van een naderend onweer. Het zwol
aan, werd helderder, naarmate het
Peter naderde en reeds herkende
deze klanken: „De Czaar.... Leve
Peter.... De Czaar van Rusland
Geen zoet gefluit was meer te ho
ren, alle geschreeuw ging ten onder
in die golf van klanken, die van
Voorzaan naar Achterzaan, over Ho-
gendijk en Dam, zich voortplantte
tot diep in de Molenbuurt. Op het
water en op de wegen scheen het
één zwaaiende mensenmassa te zijn.
Ja, zelfs op de daken der huizen
ontdekte Peter mensen, die naar hem
zwaaiden, hoewel zij hem nauwelijks
zagen: een eenzame figuur, verloren
tegen het achter hem gapende sche
merdonker van het lokaal der her
berg.
„Als Uwe Hoogheid toestaat
Met een ruk keerde Peter zich om
naar de heer Calff, die naast hem
was komen staan.
„Peter Michaeloff en niet anders!"
schreeuwde hij en hij vluchtte in het
schemerdonker van de herberg te
rug, de deur hard achter zich dicht
slaande.
De lieer Calff was even verwon
derd. Dan glimlachte hij en susie
het volk met de hand. Enkele heren
traden op hem toe, met wien hij
lange tijd zachtjes praatte. Dan
openden zij de deur van de herberg.
„Waar is hij nu?" vroeg een van
de heren in het zwart.
„Wij zullen het Aagtje vflagen,"
zei de heer Calff, maar op zijn roe
pen kwam niemand.^
De heren liepen het huis uit. Bul
ten stond Aagtje, met de hand bo
ven de ogen tegen de felle zon? over
de Voorzaan te turen.
„Ziet U die kleine boeier daar?"
wees zij de heren.
Nog begrepen zij het niet.
„Hij is weg! Gevlucht!" zei ze,
keerde zich om en ging de duister
nis van het huis in.
Onopgemerkt, terwijl de mensen
nog juichten, de vlaggen wapperden
en de man met de beer weer begon
nen was met lijzige wijsjes te pijpen
op zijn fluit, was Peter vertrokken
En toen even later de deftige koop
vaarder met zijn prachtig verguld©
spiegel, zijn vlag en lantaarns op d©
schans, blikkerend in het zonnelicht,
werd over gewonden, zeilde Peter
Michaeloff langs smakken en tj;il-
ken, langs fluiten en damschepen
met zijn rode wambuis en witt©
broek op het als zilver schitterend©
water, dat wijd was en ver tot aan
de oefvers, waar de weilanden achter
het verschiet verdwenen.