Een oorlogskind, dat groeit als kool!
INDUSTRIE IN LANGEDIJK
„Je komt niet thuis..."
Het lied van de
arbeid
Meubelfabriek in hef rijk
der duizend eilanden
Een. mens is een onnadenkend we
ien. Ge moet U hiervoor niet beledigd
roeien, lezeres of lezer, die dit leest
Want wij geven U direct toe, dat er
tal van problemen zijn, waar we wél
over denken. Waar we zelfs over lo
pen te piekeren. Zo denkt iedere huis
vrouw over het vraagstuk hoe met de
•uiker rond te komen en piekert iede
re man er over, hoe hij sigaren kan
bemachtigen.
Maar als ge U 's avonds neervlijt
in een gemakkelijke stoel en ge laat
uw blikken liefkozend glijden langs
ee« HsefzujKt, sroed"
IM WOfiOiNÓ
Jw boekenkast of dressoir, of ge werpt
een blik in de spiegel of wat dan ook,
dan denkt ge er in de regel niet bij,
dat deze voorwerpen eerst niets an
ders zijn geweest dan bomen.
Levende bomen. En gerealiseert U
niet, dat er nog al een en ander te
doen is geweest om dat levende hout
om te toveren tot uw dode meubels.
Dat waren wel zo ongeveer de ge
dachten, toen we, (wij, dat zijn onze
tekenaar Dekker en uw verslaggever),
een bezoek hadden gebracht aan de
meubelfabriek van Van Zijl in Oud
karspel.
Wc hadden ons eerst een weinig
verbaasd over onze opdracht En we
hadden er een weinig tegenop gezien!
We hadden ons er over verbaasd,
dat deze meubelfabriek In Oudkars
pel stond. Want, niet waar, als je over
Langedijk hoort, dan denk je aan kool
Dan denk je aan zuurkool. En dan ver
wacht je, dat je wordt uitgestuurd om
eens te gaan kijken in een zuurkool-
Mbriek. En met eeu beetje fantasie
zö'U je er dan nog een worstfabriek
bij kunnen denken.
In een interessant onderhoud,
dat we met de heer Van Zijl hadden,
vertelde deze ons, dat het inderdaad
wel eens tot moeilijkheden aanleiding
gaf. dat het bedrijf midden in de kool-
itreek lag in verband met 't vraag
stuk der geschoolde arbeiders. Maar
overwegend bezwrar had het nooit
opgeleverd.
Onder het genot van een sigaar
raakten we aan het praten.
De zaak bestond als handel in meu
belen reeds lang. Ook reparaties
werden natuurlijk uitgevoerd. Maar
het duurde toch nog tot 1942, voor het
fabriceren van meubelen met kracht
ter hand werd genomen.
We keken mekaar even verwonderd
aan. En stelden natuurlijk de vraag
of de heer Van Zijl dan midden in de
oorlog en in de moeilijke tijd daarna
dit bedrijf had opgebouwd.
De heer Van Zijl beaamde dit.
Er waren natuurlijk tal van moeilijk
heden te overwinnen geweest, waar
over we niet uitweiden, maar die een
ieder zich kan voorstellen. Toen
we de vraag stelden of er wel eens
moeilijkheden waren met de verschil
lende instanties en wë reeds half en
half verwachten, dat er een heel relaa-
zou worden opgehangen, deed het ons
aangenaam aan van de heer Van Zijl
te moeten horen, dat dit bijna nooit
het geval was geweest.
„Misschien", voegde hij er glimla
chend aan toe, „is één van de oorza
ken hiervan ook wel geweest, dat ge
durende de oorlog tal van onderdui
kers in de werkplaats een onderko
men hadden gevonden".
Inmiddels vernamen we, dat het be
drijf nu een 40 man personeel omvatte
en er ondanks de hoge prijzen van de
meubelen een grote drukte heerste
Natuurlijk -hoorden we ook over
de hoge prijzen een en ander.
We hoorden over höutprijzen, die acht
tot tien maal zo duur waren als voor
de oorlog en van een minder soort
kwaliteit, waardoor ér veel meer af
val kwam, dan voorheen. U begrijpt
dat we daar ten slotte niet voor wa
ren uitgestuurd en we begaven ons
nu naar de fabriek, nieuwsgierig, wat
ons daar te wachten stond. We schre
ven boven reeds, dat we een Weinig
hadden op gezien tegen deze reportage
omdat het ons een nogal lastige opga
ve scheen, van een zo droge materie
als hout en zaagsel nu eenmaal zijn,
een smeuig verhaal te maken.
O—
Maar het is ons hard meegevallen.
Want hoewel we leken zijn op het
gebied van houtverwerking, heeft de
ze tocht door de fabriek, waar we het
materiaal zagen groeien tot fijn afge
werkte meubelen, ons uitermate ge
boeid. We zagen het ruwe materiaal
gezaagd worden op de juiste léhgte
en breedte, het ging naar Me vlakbank
vervolgens naar de boormachines, het
werd gefraisd en gefineerd
O—
We begrijpen, dat het moeilijk voor
U wordt om deze vaktechnische ter
men te volgen, zoals het dat voor ons
was, toen de heer Van Zijl ons rond-
geleidde en Dekker onderwijl op zoek
was naar een slachtoffer, dat hij al
spoedig gevonden had in Smakkie bij
genaamd de Burgemeester, die ge in
Ogr VOLÜVÊC^S' D»R£C7BU*2
J. v. ZUL-
de krant afgedrukt zult vinden. Smak
kie, tevens de verzorger van de elec-
triciteit, de eerste hulp bij ongeluk
ken en wat al niet meer.
Gelukkig behoeft hij als zodanig
niet dikwijls dienst te doen. Wél wa
ren er natuurlijk af en toe kleine ver
wondingen, maar ernstige ongevallen
behoren gelukkig tot de zeldzaamhe
den.
Als Dekker zijn krachten beproeft
op een geraamte, van wat eens een
gemakkelijke fauteuil zal worden, be
zichtigen wij de inrichting waar de
meubelplaten onder 'n dnik van tien
ton van een vastgelijmde bovenlaag
worden voorzien.
Terwijl de machines om ons heen
raasden, zagen we als het ware de
meubelen groeien. We zagen de ma
chine, waar de houten pennen, die ze
verbinden, met een druk van vijf ton,
in werden geperst.
En daar stond dan eindelijk een sa-
AAM D6 BBZETTAPêtS
itruny,fotimmn aló u-aMaMe/L
FEUILLETON
4.)
Zo hier en daar kun je wel eens
een boterham krijgen, maar anders
Hij zweeg even en haalde eens heftig
aan het stompje cigaret
„En ik heb niet de moed en de kracht
om het verder te proberen. Ze zeggen,
dat het verderop beter gaat. Maar ik
ga terug. Als ik toch moet kreperen,
dan maar liever in de stad, dan hier
in deze koude woestenij".
Moeizaam kwam hij overeind. Ook
Jan ging staan.
„Je wordt bedankt maat. En als je
aoms een warm prakkie wilt hebben"
•n hierbij vees hij op een torentje,
maak dan dat je tegen een uur of één
daar bent, dan houdt de centrale keu
ken daar uitdeling".
De man sjokte verder.
En Jan nam zijn karretje ook maar
weer op. Dus ook op het platteland
waren al centrale keukens! Dan was
het daar toch zeker ook al geen weel
de meer! Een uurtje later duwde Jan
kar het dorp in, waarvan de to-
*en hem was aangewezen. Gezongen
had hij het laatste uur niet meer.
Naar de uitdeelpost van de centrale
keuken had hij niet te vragen. Een
rij karretjes en fietsen toonde 't over
duidelijk aan. Een lange rij mensen
stond er. Jan kwam natuurlijk hele
maal achteraan. Nog niet de helft van
de mensen had een portie gehad, of
er verscheen een bordje met uitver
kocht aan de deur.
Niemand scheen zich te verwonde
ren. Niemand wond zich op! Alleen
werd de stereotiepe uitdrukking „Pech
gehad" gehoord!
De stoet zette zich in beweging. Som
migen met wat etenswaren gingen
naar de stad, maar verreweg de mees
ten trokken verderop het land in om
hun geluk te beproeven.
Een schier eindeloze stoet trok van
dorp tot dorp, van polder tot polder,
van boerderij tot boerderij.
Brutale mensen en bedeesde men
sen, arme mensen en rijke mensen,
oude mensen en jonge mensen, fat
soenlijke mensen en schooiers.
Het leek een tocht door de hél. De
kou werd snijdender. De voeten wer
den pijnlijk. Hier en daar sneuvelden
voertuigen en bleven aan de kant
van de weg staan.
Huilende kinderen werden door do
delijk vermoeide moeders meege
sjouwd, terwijl jonge mensen hun ou
de moeder of vader op een karretje
hadden geplaatst, toegestopt met oude
dekens en zakken, maar desalniette
min bibberend van de koude.
Met een lege maag zette Jan de
tocht voort. Hij kon de grote stoet
niet meer aanzien en was een zijweg
ingeslagen. Waarheen het weggetje
Een verhaal uil de hongerwinter
door
JAAPVAN ZOONEN
leidde wist hij niet. Het liet hem to
taal onverschillig. Slechts enkele kar
retjes waren er op te zien.
Zijn ogen stonden dof. De kar, die
hem eerst zo belachelijk licht scheen
trok hem' nu uit elkaar. Zijn voeten
brandden. In zijn maag had hij een
miserabel weemakend, misselijk ge
voel. Wezenloos was hij weer een dorp
doorgetrokken en sjokte nu weer
langs de wegen in het open veld tegen
de Noord Ooster in. Het werd allengs
stiller en stiller. De sohemering begon
te vallen en de lucht, die de hele dag
helder was geweest liep vol wolken.
Jan merkte het niet.
\L
69. Zo had D.L.W. dus met 3-0 de
leiding genomen. Ten koste van de
keeper van DSE, want die bleef
maar meteen op de tribune zitten. Die
had wat je noemt zijn bekomst gehad.
Maar toch had dit, in de ware zins
iontafeltje. Geschuurd en glad. En op
het verdere verloop van onze tocht,
won het eenvoudige tafeltje steeds
meer aan schoonheid. Het werd ge
beitst, gelakt, geschuurd, geschaduwd,
geglansd
Wij wilden, waarde lezer, als gij
zulk een stijlvol meubel in uw kamer
hebt staan, dat gij dit mét ons eens
gezien had.
Want al moge het dan waar zijn.
dat de machine in veel gevallen het
handwerk heeft verdrongen, ook de
nieuwe wijze van vervaardiging heeft
zijn bekoring. En' vooral in deze fa
briek, waar niet een speciaal soort
meubelen wordt vervaardigd, maar
waar letterlijk van alles wordt gefa
briceerd en de machine de menselijke
arbeid dus niet tot iets geestdodend
heeft gemaakt.
Wilt ge eenjlenkbeeld hebben van
de veelzijdigheid er van? Welnu, we
zagen er zelfs een preekstoel in aan
bouw, die binnenkort in de Wierin-
germeer zal worden geplaatst!
-O
Zo waren we langzamerhand de fo-
briek doorgewandeld en gingen we op
weg naar de toonkamers, waar de
heer Van Zijl ons het afgewerkte pro
duct toonde. We moeten ons er na
tuurlijk voor hoeden, om een enthou-
Gij norse smid, gü die bedolven,
in aarde's schoot geen dag aanschouwt.
Gü, die moet zwerven op de golven,
Igij akkerman, die 't land bebouwt
Deze dichtregels van onze onvol
prezen Adema van Scheltema dron
gen zich aan me op, toen ik tegen de
Noord Westerstorm optornden.
Felle regenvlagen, afgewisseld door
striemende hagflbuien vliegen me om
de oren.
Het is weer om geen hond naar bui
ten te jagen.
Maar ondanks al dit miserabele
weer gaat de arbeid door.
In de kanalen varen de volgeladen
aken met suikerbieten. Een pittig
sleepbootje, dat een dikke rookwolk
uit zijn pijp blaast trekt een sleep
van dertien stuks. Op de schuiten
staan de schuitevoerders, de pet diep
over de ogen getrokken, de schouders
opgehaald ,een weinig beschutting
zoekend achter een schamel stuk zeil
doek.
Wat verder op zijn bouwers aan de
slag om de laatste kool van het veld
te halen.
Een hele stapel ligt op de kaai. Twee
mannen zijn bezig ze elkaar toe te
gooien. Als de vlaag iets te fel wordt,
staken ze even het werk, slaan een
keer of wat de armen tegen het li
chaam en zoeken beschutting in de
vlet.
Een paar anderen komen weer met
een wagen vol aan. Het zware paard
Andere zwervers waren naar boer
derijen gegaan of naar andere huizen
om voor de nacht onderdak te vra
gen. Het leek of Jan er de moed niet
voor had. Half versuft zette hij zijn
karretje weer neer. Niet ver weg lag
in de vallende schemering weer een
dorp.
Met de handen in de zakken, het
hoofd in de schouders getrokken, zat
hij op de kruk van de kar en liet alle
ellende van de laatste tijd aan zijn
oog voorbijgaan.
Hij begon in zichzelf te prevelen
„Grote God, waarom al deze el
lendewaarom moeten mensen el
kaar al dit leed aandoen?"
Stil zweeg hij, vouwde zijn handen,
maar de rechte woorden tot gebed
wilden niet komen. Uit de steeds don-
kerwordende wolkenlucht begonnen
de eerste vlokken te vallen. Hij merk
te het niet. Gedachteloos zat hij te
prevelen, noemde de namen van va-
dr en moeder, terwijl alles rond hem
in steeds toenemende duisternis ge
huld werd.
Zo vond hem een uur later een ar
beider, die van zijn werk op een boer
derij naar zijn woning liep.
Op de vraag wat hij hier moest doen
des woords, moorddadige schot van
Jimmy een-beetje kwaad bloed gezet
bij de D.S.E.-spelers en nu was het
geladen als zij waren weer hun
beurt om op het doel van de tegen-
I artij af te stormen.
siaste beschrijving te geven van al het
schoons, dat daar stond opgesteld, ten
einde de indruk te vermijden, als zou
dit artikel een reclamestunt zijn.
Maar toch moeten wij voor een paar
dingen een uitzondering maken. Wij
hebben met bewondering voor een ta
fel gestaan, zo volmaakt van lijn. zo
stevig van bouw tevens, werkelijk
heel mooi. En dan een buffet, waar
van de glanzende laden en deurtjes
van licht hout zo heerlijk contrasteer
den, dat het geheel een lust voor ogen
was. Zo konden we tot onze vreugde
constateren, dat er voor de jongelui
die in het huwelijksbootje willen stap
pen ten minste weer iets te krijgen
is, en iets, dat de toets der critiek kan
weerstaan. En terwijl Dekker bezig
was, de energieke leider te vereeuwi
gen,- voerde deze onderhand bespre
kingen over 'n onderhoud, dat hij over
'n half uurtje met Sinterklaas zou heb.
ben. en waardoor wij moesten ver
dwijnen.
Toen we door het warenhuis en de
winkel eindelijk naar buiten gingen
en afscheid namen van de heer Van
Zijl, waren we deze ervaring rijker
geworden: de meubelfabriek in het
lend van de kool mag er zijn!
v. Z.
schudt onwillig met zijn kop tegen de
bui.
De wind jaagt flarden van een
schreeuwend gesprek naar me toe.
waaruit blijkt, dat ze toch maar zul
len doorgaan: „Het luwt aanstonds
wel wat. De tijd dringt. Er kan win
ter ook komen".
Inderdaad, zo is het. De winter staat
voor de deur en dan moeten de vruch
ten van het veld geruimd zijn.
En daarom, weer of geen weer, de
arbeid gaat voort. Maar het is wel
eens goed, als je de mensen in zulk
weer bezig ziet. Want dan dringt het
besef plotseling diep tot je door,#dat
het niet alleen de mensen op zee of in
de mijnen zijn, die terecht door de
dichter werden bezongen, maar dat
daar ook terdege onder begrepen zijn
de mannen die het land bebouwen.
Het leven eens gerusten landmans
rolt met altijd zo genoegclijk heen,
als Poot dichtte.
Ze voeren het hele jaar door een
strijd tegen de elementen. Tegen droog
te en nattigheid, tegen koude en wind
terwijl ze jaren lang maar hebben
moeten afwachten, wat er voor hun
productenterecht kwam. En terwijl
hun arbeiders dagen maakten, waar
van we huiveren als we het hoorden.
Voor schamele lonen
Er is gelukkig verbetering gekomen
en als ik ze zo moedig zie worstelen,
tegen storm en regen, hoor ik in het
joelen van de-wind het lied van de
arbeid.
Gij allen die dit lied meezingt, schip
pers en boeren, arbeiders en bouwers,
ik wens jullie goede oogst en goede
prijs
V.Z.
schrok Jan op uit de verdoving, waar
in hij had verkeerd.
Stamelend legde hij de man uit, dat
hij nog geen onderdak had. Met een
blik vol medelijden had de man hem
opgenomen. „Kom maar mee. De baas
zal nog wel een plaatsje voor je heb
ben". Traag nam Jan zijn karretje op.
De man naast hem duwde mee. Na
een korte poos reden zij het erf van
een boerderij op. De man duwde de
deur open. Op de koegang brandde 'n
klein petroleumlampje, in het licht
waarvan Jan enkele mensen zag zit
ten. „Kan je er nog een bijhebben
baas?" De boer kwam naar voren, be
keek Jan, zonder een woord te zeggen
van het hoofd tot de voeten en knikte
in de richting van de arbeider.
„Al gegeten?"
Jan schudde dwaas met zijn hoofd.
De boer nam hem bij een arm en zet
te hem neer bij de andere mensen, die
blijkbaar lotgenoten van Jan waren.
Even later kwam hij rr.et een schaal
dikke pap aan.
Terwijl Jan zat te eten, verwijderde
de boer zich. Al etende kwam Jan
tot zich zelf. Allemachtig, wat had hij
zich daar door zijn gevoelens laten
overmeesteren. Hij leek wel een klein
Zij troffen er een Jimmy aan, die
zich met armen en benen teweer stel
de en de ene bal na de andere uit
zijn doel werkte. Soms hing hij aan
de deklat en ving hij de bal met zijn
voetjes
verkeershoekje
RUITERS
1) Bij aanwezigheid van een rui
terpad dienen ruiters daarvan gebruik
te maken.
2) Een ruiter mag niet meer dan
twee paarden aan de hand medevoe
ren. Bij duisternis of dichte mist mo
gen paarden op niet voldoende ver
lichte wegen niet aan de hand worden
meegevoerd, tenzij zij beveiligd zijn
met aan het einde en begin bevestigde
lantaarn, welke een helder wit of geel
licht uitstraalt.
3) Op ruiters zijn eveneens van
toepassing de bepalingen voor het ver
keer met voertuigen, met uitzonde
ring van de„bepalingen inzake de ver
lichting. Ruiters ,die bij duisternis of
dichte mist van de rijbaan gebruik
maken, dienen afzonderlijk achter el
kander te rijden, tenzij zij op dezelf
de wijze als gesloten colonnes zijn be
veiligd of door andere lichtbronnen in
voldoende mate zijn verlicht
r radioprogramma
DONDERDAG 4 DEC. 1947
HILVERSUM I - 301 m. - Nieuws om
7, 8, 13. 18, 20 en 23 uur.
AVRO 7.30 en 8.15 Gram. muziek; VP
RO 7.50 Dagopening; AVRO 9.15 Mor
genwijding; 9.45 Arbeidsvitaminen;
10.35 Gram.platen; 10.40 Kleutertjes,
luister!; 11.00 Vrouwen In de omroep;
11.20 De kwintetspelers; 12.00 Werken
van Mac. Cunn; 12.38 Pierre Pala, or
gel; 13.15 Metropole-orkest; 14.00 Voor
de vrouw; 14.20 Kamermuziek; 15.00
Voor zieken en gezonden; 16.05 Repri
ses; 17.00 Kaleidoscoop; 17.20 Welk
dier deze week?; 17.30 The Skymas-
ters; 18.15 Sportpraatje; 18.30 Ned.
Strijdkrachten; 19.15 Hij en Zij, klein-
kunsl-programma; 19.45 De regerings
voorlichtingsdienst antwoordt; 20.15
Radïo-Philharmonisch orkest (Handel,
Delius en Berlioz); 21.15 „Sinterklaas
en de gevangene", hoorspel; 21.45 Vol
verwachting klopt ons hart, surprises
uit de discotheek:
HILVERSUM II - 415 m. - Nieuws om
7, 8, 13, 19. 20 en 22.30 uur.
KRO 7.30 Morgengebed; 8.15 Pluk de
dag; 9.00 Ochtcndconcert; 9.35 Zigeu-
nermuziek; NCRV 10.00 en 10.45 Gram
platen; 10.15 Morgendienst; KRO 11.00
De Zonnebloem; 11.45 Bach-cantate;
12.03 Zang en orgel; 12.33 en 1125
Dansorkest Klaas van Beeck; 13.45
Voor het zwakke geslacht; NCRV
14.00 Continental-quintet; 14.40 Voor
de vrouw; 15.15 Amsterdams Strijk
kwartet; 16.00 Bijbellezing; 17.00 Ra
dio-jeugdjournaal; 17.30 Geestelijke
liederen; 17.50 Het rijk overzee; 1800
CNV-kwartier; 18.30 Dubbelmannen-
kwartet; 19.30 Hef"actueel geluid; 20.15
Studio-ster-avond; 21.30 De vaart der
Volkeren; 21.50 Met band en plaat
voor U paraat
kind. Nu zijn maag weer voedsel kreeg
en hij genoot van warmte van de koe
stal in het zachte licht van een pe
troleumlampje. kwam- alles hem weer
niet zo erg voor.
Met een zucht schraapte hij de laat
ste lepel vol pap uit de schaal en keek
eens om zich heen. „Hoe kon jij nog
zo laat op de weg zijn vader?" vroeg
hem eensklaps een kerel als een boom
met een baard van weken.
Jan sloeg zijn ogen neer. Hij'had nog
de lust. noch de moed om de ware
toedracht te vertellen. Maar de ijiwe
bonk bleek een kerel te zijn met een
vlug begrip. „Voor het eerst er op uit
zeker?" Jan knikte traag.
„Kop maar op man, morgen gaat
het wel beter". Het gesprek werd al
gemener. Ging in hoofdzaak over de
vooruitzichten om morgen aan eten »e
komen en waar ze zouden prooeren
te overnachten. Zij moesten nog stuk
ken verder op. Hier was niets meer
te halen. Dat had hen de boer, dio
niet van de kwaaiste was, dat bewees
de ontvangst hier wel, duidelijk aan
hun verstand gebracht Zij waren hier
nog te dicht bij da stad.
(Wordt vervolgd)