Als de paling op 't vrijers pad gaat
Neemt de visser zijn kans waart
De
Avonturen
Hans Kaart c.s. nu
in Gibraltar
Met oog en oor, Westfriesland door
Abonneert U op
dit blad
van Kappie
Jean Vaubaron bewijst
zijn onschuld
Planmatige palingvangst
Een wonderlijk verhaal drong tot
ons door. Een verhaal over fantasti
sche visvangsten in het Noord Hol
lands kanaal. Het kanaal zou op be
paalde tijden worden afgezet en dan
was de paling er maar voor het op
scheppen. Natuurlijk geloofden we het
verhaal niet
We weten zelf een ietsje van vissen
af en we kennen de overdrijving,
waaraan vele mensen zich schuldig
maken, als ze vertellen over wonder
lijke vangsten. We wilden ons echter
overtuigen en zo hebben we een dezer
dagen het Noord Hollands Kanaal op
gezocht. We kwamen terecht bij dè hr.
C. Kok en laten we u direct vertellen
dat ft bij de goede man terecht ge
komen zijn. Want wat de heer Kok
die in Burgervlotbrug woont niet van
de zoetwatervisserij weet, is de moeite
van het noemen niet waard.
HET FABELTJE IS NIET WAAR.
Daar beginnen we mee. Het is enigs
zins anders. Maar laten we trachten
er een regelmatig verhaal van te
maken. U weet wat paling is. Een
heerlijk eten. Veel verder strekt uw
kennis waarschijnlijk niet. Laten we
u dan enige dingen vertellen, omtrent
deze allerwonderlijkste diersoort-
Dingen zo als wij* die van onze zegs
man hoorden.
Het begint met de geboorte. De pa
ling komt ter wereld in de Sargassozee
ergens in de buurt van Mexico. Dat
U wonder nummer een. In alle landen
Tan de wereld vindt men paling, maar
de Sargassozee is de grote kraamka
mer. Op een bepaald moment be
reikt de paling in onze kanalen de
pubedteitsjaren en dan begint
de neiging in zich te bespeuren
Om naar de Sargasso zee te gaan. Een
siddering gaat door haar heen en ze
begint de grote reis.
Nu moet u niet geloven, dat de
paling zich door hindernissen
niet zou laten weerhouden. De
heer Kok verzekerde ons, dat er
b.v. geen sprake van zou zijn
dat de trek voor een gedeelte
over land zou gaan. Maar de
paling heeft wel neiging om te
trekken.
Een onweerstaanbare neiging
zelfs. Ze moet en ze zal naar
zee, maar. ze maakt gebruik van
waterwegen. Zijn die er niet zo
als in polders die afgesloten zijn
dau blijft de paling waar ze is-
DE LISTIGE MENS
Van die neiging tot trekken nu ma
ken de vissers in de laatste jaren een
listig gebruik. Ze heben het trouwens
Wel nodig ook. want het is met de
zoetwatervisserij niet zo erg best, voor
al - met de palingvisserij niet. sedert
bet IJsehneer is afgesloten.
Nee, aldus de heer Kok, er is een
Zuiderzeesteunwet gekomen om de vis
8ers te ondersteunen, maar het Usel-
meer is zo'n prachtig visreservoir ge
worden, dat de steun volkomen over
bodig werd.
En nu komen we toch weer terug op
die wonderlijke trek van de paling
Nog maar nauwelijks is die paling In
de Sargassozee uitgebroed of ze begint
weer de drang in zich te voelen om
't zoete water op te zoeken. Zo begint
die jonge paling de zwerftocht door
de oceanen. Een zwerftocht, die lange
tijd in beslag neemt. Als ze dan om-
•treeks drie jaar zijn komen ze als
glasaaitjes weer bij onze kusten aan
Ongeveer een vinger land heel dun
en doorzichtig. Met miilioenen komen
ze door de sluizen bij de Afsluitdijk
vinden in het IJselmeer een pracht
poetvfaterreservoir. Ze trekken niet
verder! Dat wil zeggen de meesten
niet. Ze leven er in het Paradijs.
Dat zelfde paradijs is echter ooi
zaak dat dc binnenvisserij niet
meer floreert. Er zal paling moe
ten worden uitgeplant. anders is
de binnenvisserij in enkele ja
ren tijds dood. En de IJselmeer
vissers die in de laatste jaren
een goudmijntje hebben gehad
zijn hier onwillig om pootaal te
leveren voor de binnenvisserij.
De heer Kok, die voorzitter is van
de Bond van Noord Hollandse afde
lingen van de afdeling Zoetwatervis
serij van de Ned. Heide Mij. was er
dan ook slecht over te spreken.
We keren terug naar de paling. Als
ze een poos in het zoete water geweest
is, laten we zeggen een jaar of drie,
vier, dan begint ze van vorm te ver
anderen. De kop wordt spitser de ogen
worden groter, kortom de paling be
gint een verliefd uiterlijk te krijgen.
U weet wel, van die smachtende blik
ken. Hei instinct zegt ze, dat er in de
Sc-rgassozee een liefderoes voor pa
llium te beleven valt en ze gaat op
reis.
Onfeilbaar weet ze de richftng waar
in zc gaan moet. Het is nog wonder
lijker als bij de postduiven. Maar
daarover willen we het niet hebben.
Wf ./oi'-'-n het hebben over de listige
mens.
HET AFZETNÊT
„Vissen is een wonderlijk beroep", al
dus de heer Kok. „Slechts na jaren
lange ervarir* begin je iets van de vis
te begrijpen. Want zien kun je ze
niet. Het gebeurt alles onder water.
Gelukkig dat het onderzoek van de bio
logen ons van groot nut is. Door het
werk van dr. Hanega toch zijn we
veel te weten gekomen over het leven
en de gewoonte van de paling. En
juist'doordat we er hu wat van weten
wordt het vangen ons gemakkelijker
gemaakt. Toen we eenmaal wisten, dat
de paling op een bepaalde tijdstip
neiging, ja zelfs sterke neiging heeft
om naar zee te trekken, waren we al
een tuk op weg. Want nu gaan we ze
in die reis belemmeren.
Gedurende vier maanden van het
jaar te beginnen in Juli, spannen ver
schillende visserslieden hier en daar
over kanalen en ringvaarten heel fijn
gemaasde netten. Aan de onderkant 'n
zware ketting, zodat het net op de
grond rust en door middel van een
lier wordt het zo opgetrokken, dat het
net een flink eind boven water uit
steekt. Anders zou de paling er over
heen zwemmen.
En voor dat net worden nu de fui
ken gezet. De paling vindt de weg
versperd, ze begint heen en weer te
kruipen veelal over de grond en de
fuiken staan lopen om ze te vangen
Gemakkelijk denkt u! Wat hebben
die visserlui toch een leventje. Het
zou u niet meevallen. Want het afzet-
net over het Noord Hollands kanaal,
dat gedurende een maand of vier zijn
plicht doet. blijft maar niet steeds
staan. Het moet op zijil tijd er uit en
gedroogd en gerepareerd worden 't
moet alle nachten bewaakt-worden,
want de scheepvaart gaat door en als
een schuit komt, moet de visser zijn
net laten zakken, al zou ook juist op
dat moment een vloot van palingen
verdwijnen.
FANTASTISCHE VANGST?
Nee, fantastische vangsten worden in
de regel niet gemaakt, zei dc heer
Kok. Het gaat meer regelmatig. We
zijn niet eens gesteld op fantastische
vangsten. Dan valt het later weer te
gen. En andere vis dan paling wordt
bijna niet gevangen. De snoek is ontzet
tend opgeruimd. Daar zorgen de sport
vissers wel voor met of zonder ver
gunning
En dan hangt het nog heel erg af
van de manier waarop de fuiken ge
zet zijn. Het komt zo nauw aan. 's
Morgens vindt je in de vangst aller
lei kleine aanwijzingen, die je aan
tonen dat de fuik iets anders moet
staan.
Dan zitten We plotseling weer
midden in de paling. Ten minste
wat de praat aangaat. Want het
seizoen is gesloten. Niet alle
paling trekt weg. Er blijven er
heel veel in het zoete water.
Ze voelen geen drang tot liefde
en geen neiging tot paring.
Het zijn de ihageren. De alen,
zo als de vissers ze noemen ter
onderscheiding van de paling,
die vet is. Ze zwemmen nooit
met de strefbm mee, die schraal
hanzen. In tegenstelling met de
vette paling, die naar zee"wil
en die nooit tegen stroom in
zwemt.
O, het is zo wonderlijk met die pa
ling. Wat zegt u er b.v. van dat pa
ling beneden de vijftig c m. bijna al
tijd mannetjes zijn en boven de 50 cM
meestal vrouwtjes. Wij zouden geneigd
zijn te zeggen, dat de mannetjes allen
op jeugdige leeftijd sterven. Volgens
de jongste onderzoekingen moet het
raadsel anders worden opgelost. De
palingmannetjes schijnen volgens dr.
Havega in vrouwtjes te veranderen,
als ze een bepaalde leeftijd hebben
bereikt. Natuurlijk niet plotseling
maar geleidelijk.
Wat gebeurt er met de paling in
de Sargassozee? Er wordt aangeno
men, dat ze na de paring sterven
Is het zo? Weten we wat erop die
grote diepte in de zee gebeurt? Mis
schien had professor Piccard ons op
heldering kunnen brengen, maar die
waagt zich er voorlopig niet aan. Een
feit is in ieder geval dat er geen pa
ling binnen komt in zoetwater boven
de lengte van enkele centimeters. Ze
komen dus nimmer terug. Waar blij
ven ze?
We hebben met de heer Kok afge
sproken dat we nog eens terug ko
men. Maar dan in het volle van het
seizoen. En het behoeft niet slecht
weer te zijn voor een goede vangst
-ri hij ons. Dat zijn maar sprookjes
Een visserman heeft het liefst mooi
weer en veel zon. Dan werkt het Pret
tig-r en de vangst is er niet minder
Nederlandse militairen controleren
het ligitimatiebewijs van een bewo
ner nabij de status que lijn.
Onze nieuwe strip
Jimmy Brown is teneinde en we
vertrouwen dat onze lezers volop ge
noten hebben van zijn avonturen als
voetballer en wielrenner.
We beginnen nu met de avon»uren
van Kappie.
Wij weten niet of één onze lezers Wel
eens gehoord heeft van de goede sleep
boot „Kraak". Ze is gebouw in 1893
op de werven der gebroeders Fokke-
ma te Tjitjupkum en is nog steeds vol
komen zeewaardig.
De lotgevallen van dit schip zijn
niet gewoon, nee daar is, heel wat
over te vertellen. Degene die dat het
beste kan, is wel de gezagvoerder van
het vaartuig kapitein Anne Wopke,
die ook de eigenaar is.
„Döe me 't genoegen en zeg niet kapi
tein Wopke tegen me, m'n jong!" zei
de oude zeerob, toen we hem op de
avond voor Kerstmis bezocht^p.
Men noemt mij Kappie, gewoon maar
Kappie. En 'n verhaaltje heb ik wel
voor je. luistert maar es!"
Nu het was een heel bijzonder ver
haal, dat Kappie ons vertelde, het was
wel de moeite waard. En daarom be-
gh non het in ons blad op te nemen.
In Gibraltar zijn Hans Kaart en de
zijnen allerhartelijkst ontvangen. Onze
sportieve landgenoten waren nauwe
lijks een half uur in deze plaats, of
zij kregen reeds een uitnodiging van
de officieren der Royal Airforce om
bij hen te komen logeren.
De ondernemende acteurs wonen en
eten nu in de Mess en hebben het uit
stekend naar hun zin. Zij werden door
de gouverneur ontvangen, die hen in
het militaire hospitaal tegen de ge
le koorts liet inenten, opdat zij daar
in Afrika geen last van zouden kry
gen.
Toch zijn er ook minder prettige om
standighedenBill van Dijke wordt in
het hospitaal behandeld voor een ont
stoken oog, wat wel niet ernstig, maar
toch zeer lastig is.
De gouverneur van Gibraltar heeft
de reizigers een aanbevelingsbrief mee
gegeven voor de gouverneur van Frans
Marokko, doch op het ogenblik moe
ten de reizigers een boot vinden, die
hen naar Tanger brengt.. Een handicap
is, dat het enige fototoestel dat onze
landgenoten bezaten, in Madrid gesto
len werd: zij sparen nu voor een an
der.
DE OPLOSSING
Voor het loketje van het distribu
tiekantoor hoorden we het volgendtf
„Wat moeten die mensen van de di»-
stributie nou beginnen als er 'geea
bonnen meer zijn?"
Het antwoord hierop was ge ma af
en toch zo simpel.
„Die? Oh. die komen bij de belas
ting!"
TWEE DUITSERS VRIJGESPROKEN
VAN MISDAAD OP „OXEBHOF"
Aan de vooravond van de bevrijding
werden op het kleine landgoed „Oxer-
hoff onder de rook van Deventer tien
Nederlanders gefusilleerd. Het biizoff
der gerechtshof heeft uitspraak gedaan
tegen enige verdachten in deze zaak.
De Duitsers Voss en Reinders werden
Vrijgesproken De Duite S.D.-er Haasa
kreeg 12 jaar.
DE BEKEURING
Honderd meter voor mijn huisdeur
vertikte het lampje van mijn fiets het
om de maanverlichte weg te beschij
nen. Vijftig meter daarna werd ik door
twee op het hoekje staande politie
agenten tot afstappen gemaand.
„Ge voert geen licht" zei een der
agenten. Dat was een 'waarheid als
een koe en inwendig vervloekte ik
het over de gehele wereld verspreide
Philipsconcern. In mijn herinnering
zweefde een dergelijke situatie te
Schoorl.
Toen, het was enige jaren voor de
oorlog, werd ik ook aangehouden met
een defect lampje. De humane agent,
begrijpende dat" Ik niet als een Torn
de France-renner een volgauto met
onderdelen tot mijn beschikking had.
verkocht mü voor 15 spie een lampje
en hielp mij Bet te monteren.
„Woon je hier ver vandaan?" zei
deze agent.
„Nee, vlak bij", zei ik timide. Blijk
baar maakte dit een groot verschil
u]t. Wellicht had ik nu de verkiezing
tussen de electrische stoel en de galg
ofwel bleef het bij een waarschuwing.
Tot nu toe kan ik echter niet be
vroeden, waarom de agent dat pvse
wilde weten, want de bekeuring ging
even zo vrolijk door.
O
NAD
De huizen in de Roosstraat te Scha-
gen worden geschilderd. De verf is
weer van vooroorlogse, goede kwali
teit en heeft de eigenschap van goede
verf om niet achter de kwast op te
drogen. Daarom heeft de schilder een
flink, groot karton aangebracht, waar
op de waarchuwing U tegengrijnst
„NAD". De schilder maakt blijkbaar
reclame voor de Ned. Arbeids Dienst
of, wat waarschijnlijker is, het bete
kent Neem Achter Deur. Ook opper
de ik de mogelijkheid van Niet Aan
Drukken.
O
DAT KON HU DOEN!!
Het gebeurde tijdens een uitvoering
bij Igesz te Schagen. Een der lang
ste mannen van Westfriesland, de heer
Vlugt, is daar kellner. Terwijl hij in
de zaal bediende, werd er van boven
van het balcon om een verfrissing ge
roepen. Doodleuk stapte de reus op
een stoel en- reikte de consumptie
even aan. 'k Begrijp niet, waarom
die man niet bij een fruitkweker in
dienst is gegaan.
O
GEWAPENDE SCHEIDSRECHTERS
Ergens in een courant lazen we:
„Scheidsrechters krijgen een wapen".
Gedachtig aan een gehouden voetbal
wedstrijd in Milaan, waar een scheids
rechter bijna door de menigte ge
lyncht werd, vonden we dit een radi
cale oplossing en meenden dat het nu
toch ook voor ons tijd werd om een
voetbalwedstrijd bij te wonen. Het
leek ons wel aardig en ontspannend
toe, als de scheidsrechter zo'n vier of
vijf voetballers uitschakelde door een
dolkstoot of een revolverschot. Helaas,
met 't wapen bleek het nieuwe bonds-
embleem op de jasjes der arbiters be
doeld te worden.
Boekbespreking
KIES UW WOORD door J. A. Meijer*
Moussanlt's Uitgeverij Amsterdam
„Een 10.000 tal woorden en uitdruk
kingen alphabetisch gerangschikt in
synoniemen en aanverwante begrip
pen", schrijft de samensteller in zija
voorwoord. Het is een verzameling
woorden in de oorlogswinter 1911 '41
bijeengebracht, teneinde een sleutel t«
vervaardigen, die toegang kan geven
tot de rijkdom van tie Nederlands»
taal. Hierin is de heer Meijer echt*
nog niet volledig geslaagd, hetgeen hij
dan ook zeer goed ingezien heeft,
want ter verduidelijking laat hy vol
gen: „Naar volledigheid is niet ge
streefd: deze zou het boekje te om
vangrijk hebben gemaakt. Het is wel
de bedoeling, op deze verzameling sy
noniemen een uitgebreid werk te laten
volgen". We hopen dat dit werk niet
al te lang op zich zal laten wachten,
het zou zeer zeker, wat dit boekj*
reeds ten dele doet, in een behoefte
voorzien.
ONZE JONGE KONINGIN THUIS
door Prof. Ds. J W&terink
Uitgave van Zomer en Keunig,
Wageningen
Het is een zeer vererende, doch ook
zeer moeilijke opdracht voor Prof. Dr.
J. Waterink geweest, om een boek t«
schrijven over Koningin -Juliana. Hij
is er in geslaagd zijn persoonlijke in
drukken op een weldoordachte, ge
voelvolle manier en waarheidsgetrouw
weer te geven.
Vooral de ouderen onder de lezers,
zullen'vele bekende herinneringen in
het boek terug vinden.Doch buiten
dien bevat dit op fraaie wijze uitge
voerde boek vele nog onbekende foto'j
uit de particuliere verzamelingen der
prinselijke familie.
1.De ..Kraak had twee dagen in de
haven van Boeloeboe gelegen om ko
len "te bunkeren en Kappie had de
tijd gehad om eens uitgebreid in zijn
Logboek te schrijven en de Maat had
die twee dagen besteed om zijn losse
pt entebriefkaarten in te plakken. Een
paar negers hadden intussen de kolen
aan boord gebracht. En zo was het
uur van vertrek weer aangebroken
„Gooi de tros maar los, jong", zei
Kappie tegen de maat. „We gaan weer
varen! We hebben nu weer een bult
kolen aan boord, dus we kunnen uit
de weg!"
Dus stapte de maat de wal op en
net toen hij be'zig was de tros los te
maken, renden er twee figuren de ha
ven op, in de richting van de Kraak!
„Ho! Halt! Stop! Momento!" hoorde
de maat roepen, en voor zijn verbaas
de ogen zag hij de twee haastige fi
guren de loopplank ophollen.
„Maar.... ehdat is.... dat
rare professorLarefix heet ie en
die andere»Signor Rivjtldi!
Wat een ellende! Dat geeft weer narig
heidü!"
FEUILLETON
door
X AVI ER DE MONJEPIN
(35). Laten wij voor een ogenblik Rodille op het
balkon verlaten en de woning van de werktuigkundige
binnengaan.
De directeur der wassenbeeldengalerij had zijn woord
gehouden. Toen Vaubaron 's avonds met Blanchc thuis
kwam, had hij door een besteller een zorgvuldig inge
pakt beeld ontvangen, waarop hij zijn uitvinding be
proeven kon.
Met buitengewone ijver ging hij dadelijk aan het werk.
Deze arbeid, die zo aantrekkelijk voor hem was, en
waarbij hij zeker was tezullen slagen, zou immers in
zijn woning de kalmte en de overvloed aanbrengen
waardoor Martha's leven nog lang gerekt zou kunnen
worden.
Vaubaron werkte de ganse nacht. Met het aanbreken
van de dag gaf hij, ofschoon niet zonder moeite, aan de
beden van zijn vrouw gehoor en nam twee uren rust.
Daarna ging hij weer met verdubbelde ijver aan het
werk en slechts ternauwernood gunde hij zich de tijd,
zijn krachten door een weinig voedsel te Versterken.
Zo verliep de dag; het werk vorderde. De beweging
loze wassen pop begon te gehoorzamen aan de kunstig
samengevoegde radeven en veren, die leven in haar
moesten brengen.
De schemering viel, daarna de nacht,- een stormachtige
nacht, zoals wij weten. De gemeenschappelijke kamer,
waarin Jean Vaubaron werkte, gloeide als efen oven.
Ofschoon de ramen half open stonden, deed niet het ge
ringste tochtje de vlammen flikkeren der beide kaarsen,
die op de werkbank stonden en waar omheen zwermen
van muggen gonsden.
Grote zweetdroppels parelden op Vaubaron's gelaat,
doch hij bemerkte er zelf niets van en ging voort met
vijlen, polijsten en de stukken van zijn mechaniek te
plaatsen.
Beste man, sprak Martha op een smekende toon,
rust toch wat. Je bent reeds een gehele nacht en dag aan
het werk. Menselijke kracht heeft haar grenzen; maak
uw werk morgen af.
En toen Vaubaron Baar dit beloofde, was zij gerust.
Een Balf uur verliep. De zware dampkring drukte
verpletterend op de volhardende arbeider. De vermoeid
heid begon zijn handen te verlammen; onwillekeurig
sloten zijn oogleden zich; een onweerstaanbare loomheid
maakte zich van hem meester. Vruchteloos worstelde hij
tegen de slaap, die hem overweldigd?. Zijn hoofd boog
zich voorover; zijn ogen sloten zich; hij sliep in.
Snel kwam het onweder op. Terzelfdertijd had Rodille
het balkon beklommen. Een hevige bliksemstraal zette
op dit ogenblik hemel en aarde in vuur. Vaubaron ont
waakte met schrik en meende, dat hy droomde. Een man
wiens aangezicht bijna geheel door een dichte baard be
dekt was, stond voor hem en zag hem aan.
Zijn eerste gedachte- was, dat een of artier onbekend
gevaar Martha en Bianche bedreigde. Hij greep een
hamer en nam werktuigelijk een verdedigende houding
aan. Zijn lippen openden zich half, alsof hij om hulp
wilde roepen.
De vreemdeling, of liever Rodille, hield hem met een
gebiedend gebaar terug ei) sprak op zachte, overredende
toon:
Je hebt niets van mij te vrezen, geen gevaar bedreigt
u. Wees kalm, maak uw vrouw en uw kind niet wakker.
Die woorden en vooral de toon, waarop zij werden
uitgesproken, deden de ongerustheid van Jean Vauba
ron voor een groot deel verdwijnen doch verminderden
geenszins de verbazing, die deze onverwachte en onbe
grijpelijke verschijning bij hem had opgewekt en die
een zwakke, bijgelovige geest als iets bovennatuurlijks
moest beschouwen.
Ik ben ni^t bang; ik heb geen vrees, antwoordde
hij, evoneens zacht sprekende, doch ik heb het recht, te
vragen, waarom gij in het midden van de nacht mijn
woning binnengedrongen zijt. Vooreerst: Wie ben je?
Ik ben een* afgezant der Voorzienigheid.
Wat kom je hier doen?
U redden.
Wat zoudt ge voor mij kunnen doen? Gij spreekt
raadselachtig, verklaar u duidelijk.
Daartoe ben ik bereid, antwoordde Rodille, en ik
kan dit in weinig woorden doen. Gij heet Jean Vauba
ron. Gij zijt een eerlijk en bekwaam man en in weerwil
van uw bekwaamheid is alles, wat gij tot nog toe onder
nomen hebt, u mislukt Morgen kan men u aan uw gezin
ontrukken, om u in de gevangenis voor schulden te zet
ten, waaruit niets u kan redden. Is dit alles waar?
Ja, het is waar, helaas al te waar, stamelde Vau
baron. O! ik zie het, gij kent mij goed.
Welnu, ik wil u helpet. Hier zijn vier biljetten van
duizend francs, deze kunnen u gelukkig maken.
Terwijl hij dit zei, legde hij inderdaad vier bankbil
jetten op de werkbank neer, maar schoof ongemerkt
onder de daarop liggende voorwerpen iets anders, dat
de verbijsterende Vaubaron niet zag.
Hoe zal ik u danken? fluisterde hij.
Nee, zei de ander bedank mij niet en vraag my ook
niet wie ik ben. Laat mij uw onbekende helper wezen.
Vaarwel!
Nee, tot weerziens, zei de werktuigkundige, de deur
voor hem openend. Ik zal u weerzien, want uw stem zal
ik uit duizenden herkennen.
(Wordt vervolgd).