f Uit het rijk van Godin Cai'ssa Tussen wit en zwart Kunstenaars en gemeenschap De zeven Kabouters van Sneeuwwitje Onderwijl waren Bruin de Beer en Unk Wunk. het stekelvarken bezig. om de elfjes te gaan zoeken. Dat wil zeg gen, BrUin sjokte op zijn gemak achter Unk Wunk aan. Want Bruin geloofde net zo min aan de elfjes als de Kabou ter». Unk Wunk daar en tegen liep »n een bepaalde richting door, uren en Uren. Da zon ging onder, de maan kwam op, Bruin begon te mopperen, maar Unk Wunk stoorde zich nergens aan, hij liep door. Het wa3 over twaalven, midden in de nacht, toen ze eindelijk aan derand van het bos kwamen. Bruin was er nog nooit geweest. Hij kwam niet graag aan de rand van het bos, bang als hij was: dat hij daar mensen zou ontmoeten. Een heel grote grasvlakte strekte zich voor de nachtelijke wandelaars uit. En heel aan het einde van die vlakte leken kleine huisjes te staan, waarin lichtjes brandden. Maar dat konden ze niet goed Onderscheiden. Unk Wunk rolde zich op en rekte zich weer uit en deed dat nog een3 en toen zei hij eindelijk tegen Bruin: „Als we nu nog een uur of vijf wandelen, zijn we er". Bruin grinnikte. Hij liet zich languit vallen, rolde een paar keer heen en weer, gaapte zo wijd, dat Unk Wunk bang was, dat hy nooit zijn bek meer zou kunnen dicht krijgen. Die gooide daarom gauw een pootvo^ zand en bla_ deren in Bruins grote bek. O, wat pró?sue Bruin nijdig en wat keek hij Ui.k Wunk vals aan. Unk Wunk rolde gauw ineen en t°en kon Bruin toch niet3 doen. Unk Wunk grinnikte vol leedvermaak en daar werd Bruin zo# boos over, dat hij naar een stok zocht om Unk Wunk mee te plagen. Dat was het enigste, waar Unk Wunk een hekel aan had. Dan begon Bruin hem voort te rollen met diè stok. Hij had dat al eens meer bij de hand gehad. Wacht dacht hij bij zichzelf, ik begin over de elfjes. Dan vergeet Bruin de plagerij wel. Terwijl Bruin reeds met de stok aan kwam, vroeg Unk Wunk: „Ben je wel eens meer bij de elfjes geweest Bruin?' Een beer is altijd zo nieuwsgierig, da-, hij alles wil weten en daarom VrOeg Brufn: „Jij soms wel?" Unk Wunkknik te. Het was wel n'et wa Hij wist zelf niet eens of er wel elfjes waren. Hij vermoedde het alleen maar, omdat hij al zo vaak aan deze bosrand was geweest en in lichte maannachten soms tere figuurtjes op de vlakte had gezien En nu deed hij of hij Ze kende. Die scl elm. Een beet verhaal hing hij op. Maar het verhaal was zeker niet erg span nend. Want na verloop van een kwar tier snurkte Bruin als een Os. Unk Wunk snoof verontwaardigd en draaide zich om. Hij wandelde naar een hoge eik toe en begon er in te klimmen. Ge^ weldig. wat kon die Unk Wunk klim* men. Het duurde niet lang, of hij zat boven in de top. Prachtig, wat kon hij zo een eind ver zien. Doordat het de hoogste boom was, keek hij over het bos. daj in de maneschijn lag te 30ezen en -eindeloos scheen. Toen keek Unk Wunk de vlakte over. Ja. het leek pre_ Cies of er daar heel ver lichtjes in Wunk iets, dat hem zo deed schrikken, dat hij-ui* de boom rolde, precies bo ven op de neus van Bruin. Bruin sPróng overeind van schrik en pijn, terwijl Unk Wunk jammerend op de grond lag. Gelukkig hadden ze zich geer. van beiden erg bezeerd en al spoedig zaten ze in het gras naast el kaar. Toen vertelde Unk Wunk. dat hij heel ver de elfjes had zien dansen in het gras op de vlakte en dat hij daar zo van geschrokken was, dat hij uit de boom viel. Toen zei Bruin gapend: „Laten we nu eerst maar eens gaan slapen Unk Wunk. dan kunnen we morgen wel eens gaan zien, wat er van jouw ver halen waar is. (Wordt vervolgd) We hebben allemaal zo'n klein beetje de Italiaanse pip gehad. Ik vanzelf het ergste en dat kwam doordat Ik nog steeds geen veer op mijn huid had. De vrouw van de baas zag me bibberend in een hoekje zitten en kreeg medelij den met me. Een dag later kwam ze aanlopen met een lief wollen truitje, wat ze speciaal voor mij gebreid had. Dat trok ze me aan en zei: „Ziezo. Haantjezwets, nu kan }lj voorlopig te gen de kou". Zodra ze weg was, kwamen de kip pen een en al belangstelling rondom mij heen staan. „Wat schattig", zei Klokkie en om ook wat t« zeggen, zei ik deskundig, want dat had ik van de Vrouw gehoord: ..Twee recht, twee ave recht!" Klokkie keek me bewonderend aan en zei: „Wat zal Booinek jaloers zijn". Rooi nek had ik sinds een pa.v dagen niet gezien. De buren naast zijn baas hadden ganzen gekocht en nu was de Vraatzuchtige kerel niet bij de voerbak vandaan te slaan, zeer tot misnoegen van de buurman. Als een pauw stapte ik met mijn ge. volg naar het hoofdkwartier van Rooi- nek. Vanzelfsprekend was hij niet thuis maar we zagen van verre, hoe hij be hendig laags de snavels van de woe dende ganZen duikend en springend, steeds weer de lekkerste beetjes voor hun gevaarlijke bek wegkaapte. „OehoeRooinek'', riep ik en tot zijn ongeluk keek Rooinek om. Hij staarde stomverbaasd naar mijn scha penwollen truitje en daarbij lette hij even niet op de ganzen. Voor hij begreep wat er gebeurde, kreeg hij zo een oplawaai, dat hij hals over kop in de bak'mee aangemaakte gerstemeel tuimelde. Ik lachte me slap. Hij zag er uit als een meelmolenaar. Rooinek schudde zich zo goed en zo kwaad als het ging af en kwam naar me toe en kukelde: „Wel, wel, Haantje zwets, wat zie jij er keurig uit Keuriiiiiig!" en hij draalde bewonde rend om me heen. Nu ben ik niet erg op dat omheendraalen gesteld. Rooinek kan je nooit vertrouwen, dus draaide ik mee als een windhaantje. „Wat zul_ len de ganzen dat ontzettend mpoi vin den", juichte Rooinek en hij spoedde zich al vooruit om het heuglijke nieuws aan de ganzen mee te delen. Met het hoofd achterover en de borst vooruit stapte ik, gevolgd door mijn kippen er achter aan. Inderdaad, de ganzen stonden me vol bewondering onbeweeglijk aan te staren. Omdat ik meende, dat de gent, Je weet wel, die mannetjesgans, het niet goed zien kon, draaide ik me, vóór hem gekomen, pron kerig om. Alle uitgekookte platgetrapte sünkeierenü Wat vergiste ik me daar. Sneller dan de bliksem schoot de lange ganzenek naar voren en beet de grove, brede bek zich aan mijn staartknobbel„ tje vast. Ja, en niet loslaten hoor! Wat gilde en spartelde ik, maar lk zat als in een bankschroef geklemd. De buur man, die mijn ijselijke kreten hoorde, liep toevallig met een emmer water voorbij en kwam daarmee aanrennen. „Wat doe je hier dan ook, blauw mor^ mei", riep hij uit en stortte de Inhoud van de emmer over mijn mooie truitje uit. Nu liet de gent los en met grote sprongen ijlde ik weg. waarbij ik hele gedeelten van het erf oversloeg. Toen heb ik en uurtje in het hok zi«en bibberen. En het ergste wa3, dat mijn ruitje, na het opdrogen, een heel stuk gekrompen was- Ik kon we! hui len! Van dit en van dal en van alles wal Om Rob antwoordt Het is deze week weer heel erg ge weest. Wat heb ik een brieven gekre gen! En een oplossingen van de raad sels, geweldig. Elke dag komen er nog binnen. Jullie weet het, tot 25 Januari kunnen jullie ze opzenden. Dus nog bijna een week. En nu ga ik brieven beantwoorden. Kees Wormhecher uit Alkmaar «tuurde me toch een Pracht tekening van vogels gewoon enorm. Jy moet zorgen dat je vogeltekenaar wordt Kees! Je hebt aan leg. Jammer dat je kraai dood i3. De postzegels heb Ik ontvangen. Ook van Louise de Jongh uit Kol- hom kreeg ik een enveloppe vol, even als van Gerard Bobeldijk, die heel In Den Dolder woont. En dan Jozien Dey uit Bergen. Wat schrijf jij keurig Jo zien! Dank je wel voor het raadsel hoor. De onbekende, die me postzegels stuurde kan ik ook geruststellen, ik heb ze ontvangen. En dan was er een grOot pakket van Nanne, Stijnie, Tlne en Jaap Benit uit Winkel. Wat een leuk viertal! Zeker wei broertjes en zusjes. Ik hoop dat Annie Bakker in Schagen brug weer beter is. Ja dat verloten van de prijzen gaat zo: Als er veel goede oplossingen zijn, heb ik niet voor alle oplossers een Prijs. Dan gaan ze in de bus en we halen er twee uit. Die dan zo gelukkig zijn hebben de Prijs. Jannie den Das uit Petten stuurde me haar rapport. Wat was dat Prachtig Jannie! Ga zo door. Gezellig he zo'n Oudejaarsavond! Ik kreeg deze keer postzegels uit Wenen. Dat Is ver weg hé? Van Walter Hornman. En nu iets Vreemds! Ik kreeg een briefje waarop de oplossing van de raadsels stonden, maar niet de naam van de afzender. Nog even opnieuw Inzenden, hé! Een nieuwe vriend in onze kring is Daan Amout uit Alkmaar, die 'n broer tje en een zusje meebrengt. Hartelijk welkom hoor Daan. Vreselijk dat je vader bij die munitieontploffing in Be verwijk Is omgekomen. Wat naar voor jullie. Marijke Paun wilde weten wan neer of oom Rob jarig is. Ja, dat houd ik nog een poosje geheim. Want anders ben ik bang dat ik teveel brieven krijg WIE IS ER JARIG? Beter is het dat jullie mij schrijft, wanneer je jarig bent, dan ga ik jullie in de krant gelukwensen als het zo ver is. Afgesproken? Tot slot vermeld ik nog dac ik een hele zending postzegels heb ontvangen van de firma Brugman uit Winkel. Allen, die me deze week postzegels zonden, hartelijk dank. En nu maar weer tot de volgende week. OOM ROB, postbus 3, Schagen Dr. Tartacower won het Hoogoven-tournooi Het daverende applaus, dat in de grote zaal van het Kennemer Theater in Beverwijk opklaterde, toen dr. Tar tacower zijn laatste partij tegen Wade had gewonnen en waardoor hy winnaar werd van het Hoogoven-tournooi, was een uiting van de warme bewondering, die de schakers koesterden voor de prachtige prestatie van de bejaarde Fransman. Inderdaad een fraaie presta tie, want het tournooi was dit keer zeer zwaar bezet. Naast dr. Tartacower wa. ren O'Kelly, de West-Europese zóne- kampioen, Pauj Schmidt, de bewegelij. ke exkampioen van Estland, Golombek de vriendelijke Engelsman, Wade, de bescheiden, doch talentvolle kampioen van het verre Nieuw-Zeeland en „last but not least" ónze Van Scheltinga, stuk voor stuk goed voor de le plaats. Maar het dient gezegd, de sterkste heeft het gewonnen, dat staat als een paal boven water! Van Scheltinga werd sa_ men met Schmidt, tweede en derde. Golombek en de enigszins tegenvallen de O'Kelly werden vierde en vijfde. Wade deelde met Henneberke de zesde en zevende plaats, en tenslotte kwa men nog dr. Bergsma, Baay en de he vig teleurstellende ir. Van Steenis daar achter. Henneberke toonde zich weer 'n talentvol speler. Er was nog een ander talent aanwe zig. Dat was de jeugdige Hagenaar Donner, die vorig jaar met 9 punten uit 9 wedstrijden de eerste prijs had gewonnen In "de nationale tienkamp A en dit Jaar weer in deze groep over winnaar werd. Hij werd alvast uitgeno digd 't volgend jaar in de intern, ere- groep mee te spelen. Een welverdiende beloning! Tekenend voor Tartacower's stijl is de nu volgende partij, die hij in zijn glorietijd tegen de beroemde Hongaarse meester Maroczy speelde. Een prachtige aanvalspartij! Gespeeld te Tepiitz-Schönau 1923 Wit: G. Maroczy Zwart: dr. S. Tartacower Hollands. 1. d2—d4. e7-e6; 2. c2—c4. £7-f5, 3. Pblc3 <Pf3 is hier beter) P^" -f6: 4. a2—a3 (om Lb4 te voorkoi. H druk op het veld e4», Lf8—e7; t 0—0; 6. Lfl ü3. d7—d5; 7. i\- c7—c6 (zo is dus de z.g Stonewail ont„ staan, gevaarlijk in de handen van een aanvalsspeler, maar enigszins nadelig door het insluiten van de Dameloper); 8. O—0. Pf6e4; 9. Ddl—c2, Le7—d6; 10. b2b3, Pb8—d7; 11. Lel—b2. Tf8— f6 (voorbarig; eerst had Df6 moeten geschieden); 12. Tflel? (Pe5 was de zet, met dan b.v. 12....Le5; 13. de5, Pe5; 14. Pd5, ed5; 15. Le5 óf 12 Pe5; 13. de5. Le5; 11 Pel Lb2; 15. Pf6, Df6; 16. Ta2, Le5; 17. f4 en wit heeft een uitstekende stelling plus aan- valskansen), Tf6—h6 (dreigt 13.... Lh2; 14. Ph2, Dh5); 13. g2—g3, Dd&— f6; 14. Ld3fl. g7—g5; 15. Tal-dH (hier had wit zwart's 17e zet kunnea verhinderen iet Lg2. Nu is het te laat) g5g4; 16. Pc3x4, (vooral niet Pd2. we gens Pf2!>, f5xe4; 17. Pf3—fi2. Th6xh2!| (een ongewoon diepe, beslissende com„ binatie); 18. Kglxh2, Df6xf2; 19 K^2— hl, Pd7—f6! (zwart moet de penning Op het witte paard handhaven, ander® brengt de witte dame op de konings- vleugcl redding); 20. Tel—e2, Df2xg3; 21. Pd2—bl, Pf6h5; 22. De2—d2, Lc8 d7; 23. Te2—f2, Dg4—h4; 24.Khl— gl. Ld6g3 (zowel na 24Pg3; 25. Lg2 als 24g3; 25. Tg2, L zwart zijn aanval kwijt); 25. Lb2c3, Lg3xf2; 26. Dd2xf2, g4—g3; 27. Df2—g2. Ta8—£8 (dreigt Tf2, gevolgd door Th2!)28. Lb3el. TfSxfl! (en vooral niet 28 Dh2, wegens 29. Dh2, gh2, 30. Kh2. Tfl 31. Pd2, gevolgd door Lh4 en wit heeft het beste spel); 29. Kglxfl, e6—e5; 30. Kfl—gl. Ld7—g4; 31. Lelxg3. Ph5xg3; 32. Tdl—el. Pg3—f5; 33. Dg2—£2, Dh4 g5; 34. d4xe5 (of Kfl. ed4. 35. edi. e3; 36. Dg2, Df5; 37. Kgl, Ph4 enz Lg4—f3; 3ö. Kgl—fl (ook Kh2 - niet meer). Pf5—g3!. Wit geeft het op. (door P. Beers) .i 1 i volgende leerzame stelling kwam vöör in de partij Kunsc—Beers (zw) ln de wedstrijd IDamlusi-nSint Panera® DÓS ter gelegenheid van het 40_jarlg bestaan van eerstgenoemde vereniging. Beide spelers meende hier dat zwart door zijn tempo-voordeel de partij zou winner.. In de partij verloor wit snel door 34—29 xx 3039 te spelen zw 18 —23 w 27—22?. zw 12—13 w 22-11. zw 167 en wit moet een stuk verlie zen omdat 21—27 dreigt. In de diagram stelling had wit evenwel een fraai offer kunnen doen met grote winstkans, nl. 27—22! zw 1827. w 34—29 zw 2334 w 30 39. en zwart staat voor grote moeilijkheden. De enige Zet is nog 12 18, waarop wit wel een damzet kan doen. doch deze geeft geen directe winst b.v. 28—22. zw 1728. w 323. zw 27 32. w 329. zw. wél heeft wit nu DAT KAM WEL SCHELEN,WAMT VAN HUN GELD (OOP JÜ WEER NHUN LAND JE WERKTUIG! 20ALS fe.V. DEZE TRACT0 Moet de gemeenschap de kunst steunen DISCUSSIE. De discussie in oaze krant over de Nood der kunstenaars heeft veler aandacht getrokken. Wij plaatsen hierbij een stuk dat de zaak van iets breder standpunt bekijkt. We onthouden ons zelf van commentaar. Red. De in 0n3 blad opgenomen artikelen over „Kunstenaars in nood" hebben een zeer interessant onderwerp van Internationale aard aangeboord. Zelfs landen als Zwitserland en Zweden, wel ke door d^ oorlogshandelingen niet ge teisterd zijn, zijn hiermede nog weinfg opgeschoten, Gaarne zou ik op genoemde artikelen nog even nader willen ingaan. Aan de haad van de door de repliek- gever gestelde punten, met een kleine variant, het volgende: WAT IS EEN KUNSTENAAR Is tiij gelijk te stellen met een zeer be kwaam ambachtsman Hierop kun nen we een pertinent „neen" zeggen. Hoewel een zuivere scheiding moei lijk zal zijn te trekken, kunnen we constateren dat de 'kunstenaar juist Iets heeft wat de ambachtsman, hoe vakkundig ook, nte heeft. Dit is het scheppende vermogen, niet tech nisch doch geestelijk gezien. We kunnen dit onderscheid nagaan vanaf de grijze oudheid. Wanneer in de oudheid een volk overwonnen werd. brachten de overwinnaars de kunste naars uit het overwonnen land mëe naar hun eigen land. Deze lieden wer den gebruikt om hun ideeën in dienst van de zegevierende vorst te stellen. Waarom kreeg Michelangelo zo grootse opdrachten? Omdat er geen andere bekwame vaklieden waren? Zeker niet. Hij wist iets voort te bren gen wat een vakman zonder meer niet kon presteren. Deze mensen kregen hun opdrachten van de kerken, vorsten of de staat. In de laatste eeuw is er een grote verandering gekomen o.a. door de op komst van de industrie, verandering in de bouw—opvhfttng. étc. 'Er is nu een splitsing Ontstaan. Waar vroeger de kunstenaars zioh uitsluitend bezig hielden met verfraaiing van gebouwen en gebruiksvoorwerpen, komt daar naast nu een groep die „Vrije" kunst werken gaat maken, zuiver individueel waarin de vervaardiger zichzelf kan uitleven. Hierbij moet men goed be denken dat vóór de tijd van Rubens. Hals en Rembrandt. de „meester" meestal een „werkplaats" had, waar de kunstenaar zijn aanwijzingen gaf doch heel veel liet uitvoeren door zijn „leer lingen". Deze wijze van werken kennen we, zij 't dan in gewijzigde vorm, ook tegenwoordig en wel als „toegepaste kunst". Hieronder vallen de kunstnü- veraars, architecten, grafici, enz. De ze groep is dan ook niet in een zo gro te mate afhankelijk van de vraag naar „kunst". DE VRUE KUNSTENAAR van deze lijd is aangewezen op 8e verkoop aan particulieren. Zijn werk komt weinig onder de mensen, hij wordt niet be grepen, wordt vaak gezien als een ech te „bohémien", iemand die voor de' kost niets doet, iemand die Probeert op een ander zijn portemonnaie te leven. Doch we mogen och niet aannemen dat, om bij schilders te blijven, dat Rembrandt. de Israëls, de Marissen, van Gogh, en noem maar op, geen waar de voor ons hebben. Evenzo is het met muziek en beeldhouwkunst. Zy vor men mede 't aanzien van een natie. Moeten we zeggen, omdat er nu een maal weinig geld over is voor de „kunst", „ga maar ^t anders doen"?. Daarmede de „fabricage" van kitsch- werk direct steunend. Zouden opera-liefhebbers tegen de Nederl. Opera willen zeggen: „gaan jullie maar wat anders doen. want jul lie uitvoeringen vragen elk jaar enkele millioenen guldens subsidie van de staat. Museum—bezoekers vragen ook niet hoeveel de musea aan de gemeen schap kosten, maar genieten van het tentoongestelde. Om met de benen dichter bij de grond te blijven: indien in slechte tij den landbouwers en boeren niet ~In staat blijken te zijn van de opbreng sten meer te kunnen rondkomen, zou den' we dan zeggen: ,.ga maar wat ande.-s doen"? MEN ZAL ZEGGEN, ja. maar daar zien ze direct nut van. Toegegeven, maar de werken welke op de wijze van eubsidieëring worden aangekocht, kunnen de gemeenschap eveneens ten goede komen. Ais verfraaiing van open bare gebouwen, pleinen e.d. kan nog wel het een en ander gebruikt worden Niet te vergeten: voor onderwijsdoel einden! Het onderwerp ii natuurlijk zeer moeilijk en ingewikkeld om tot een be hoorlijke uitvoering te komen, 't Zou al zeer naïef zijn te geloven met één slag tot een ideale toestand te komen. Bovendien moet er een drang tot wer ken blijven, wat in bepaalde gevallen wel een3 zou kunnen vervallen als de subsidie zo was dat er niet meer ge daan behoefde te worden dan 't afle veren van één werkstuk in een bepaald tijdsbestek. Zeker mogen we dergelij ke gevallen niet uit het oog verliezen zolang mensen ménsen zijn. Maar er zullen wel lastiger proble men tot een oplossing gebracht zijn. Er zullen van de belasting—betaler wel eens grotere bedragen gevraagd worden voor een minder nuttig doel. Evenwel- „Handen uit de mouwen." doch ditmaal dan maar eens niet voor olie- en suikermagnaten, maar voor een ander klein gedeelte van de be volhing :'e Kunstenaars. FRITS KRUIT doo.braak door E3^23, Joch 's zeer moeilijk zoals men zelf gelieve te onderzoeken. Men zie ook de volgende varianten: Dus na het offer en de ruil zw. 12—18. w 25—20. zw 14 25. w 28— 22 zw 1728 w 323. zw 19—23 w 3 26 zw 27—31. w 362T tw 23—28. w 33 22 zw 16—21. w 26 30. zw 25 41 net remise. Of, na 1218. w 3530 zw 2435 w 28—22 zw 17 28. w 32 3 zw 3540 en het mocht ons niet gelukken nog winst voor wit te vinden, hoewel fraaie mogelijkheden aanwezig zijn- Men onderzoeke verder deze stelling welke een fraai voorbeeld is vaQ de e- norme moeilijkheden van de klassieke partij. 2/4 6 8 12 14 16 17 19 21 24 26 23 27 28 32/40 42 43 4e 50 De stelling van het tweede diagram geeft weer de stelling zoals die voor kwam in de party ter gelegenheid van den wedstrijd Amsterdam Holland 1947, tussen de heren P. Beers met wit en R. C. Keiler met zwart. Wits laatste zet was 4439 geweest. waarop zwart een schitterende, zy het enigszins dure damzej nam: 17—22 (277) 21—27 (32 21) 16 27 (7: 16) 27—32. (38 27) 24-30 (33:13) 9 47. Werkelijk ver bluffend. Finesse: Auteur C. Blankenaar Zw. ct op 26 en dam 39. Wit stukken op 27. 31. 32. 36. 37. Wit wint door 27—21. (2617) w 32— 28 (39:22) 37—32.' en «w»rt b «er- oren. Geestig.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 3