f Uit het rijk van Godin Cai'ssa
Tussen wit en zwart
Kunstenaars en gemeenschap
De zeven Kabouters
van Sneeuwwitje
Onderwijl waren Bruin de Beer en
Unk Wunk. het stekelvarken bezig. om
de elfjes te gaan zoeken. Dat wil zeg
gen, BrUin sjokte op zijn gemak achter
Unk Wunk aan. Want Bruin geloofde
net zo min aan de elfjes als de Kabou
ter». Unk Wunk daar en tegen liep »n
een bepaalde richting door, uren en
Uren. Da zon ging onder, de maan
kwam op, Bruin begon te mopperen,
maar Unk Wunk stoorde zich nergens
aan, hij liep door.
Het wa3 over twaalven, midden in
de nacht, toen ze eindelijk aan derand
van het bos kwamen. Bruin was er nog
nooit geweest. Hij kwam niet graag aan
de rand van het bos, bang als hij was:
dat hij daar mensen zou ontmoeten.
Een heel grote grasvlakte strekte zich
voor de nachtelijke wandelaars uit. En
heel aan het einde van die vlakte leken
kleine huisjes te staan, waarin lichtjes
brandden. Maar dat konden ze niet goed
Onderscheiden.
Unk Wunk rolde zich op en rekte
zich weer uit en deed dat nog een3 en
toen zei hij eindelijk tegen Bruin: „Als
we nu nog een uur of vijf wandelen,
zijn we er".
Bruin grinnikte. Hij liet zich languit
vallen, rolde een paar keer heen en
weer, gaapte zo wijd, dat Unk Wunk
bang was, dat hy nooit zijn bek meer
zou kunnen dicht krijgen. Die gooide
daarom gauw een pootvo^ zand en bla_
deren in Bruins grote bek. O, wat
pró?sue Bruin nijdig en wat keek hij
Ui.k Wunk vals aan. Unk Wunk rolde
gauw ineen en t°en kon Bruin toch
niet3 doen. Unk Wunk grinnikte vol
leedvermaak en daar werd Bruin zo#
boos over, dat hij naar een stok zocht
om Unk Wunk mee te plagen. Dat was
het enigste, waar Unk Wunk een hekel
aan had. Dan begon Bruin hem voort
te rollen met diè stok. Hij had dat al
eens meer bij de hand gehad. Wacht
dacht hij bij zichzelf, ik begin over de
elfjes. Dan vergeet Bruin de plagerij
wel.
Terwijl Bruin reeds met de stok aan
kwam, vroeg Unk Wunk: „Ben je wel
eens meer bij de elfjes geweest Bruin?'
Een beer is altijd zo nieuwsgierig, da-,
hij alles wil weten en daarom VrOeg
Brufn: „Jij soms wel?" Unk Wunkknik
te. Het was wel n'et wa Hij wist
zelf niet eens of er wel elfjes waren.
Hij vermoedde het alleen maar, omdat
hij al zo vaak aan deze bosrand was
geweest en in lichte maannachten soms
tere figuurtjes op de vlakte had gezien
En nu deed hij of hij Ze kende. Die
scl elm.
Een beet verhaal hing hij op. Maar
het verhaal was zeker niet erg span
nend. Want na verloop van een kwar
tier snurkte Bruin als een Os. Unk
Wunk snoof verontwaardigd en draaide
zich om. Hij wandelde naar een hoge
eik toe en begon er in te klimmen. Ge^
weldig. wat kon die Unk Wunk klim*
men. Het duurde niet lang, of hij zat
boven in de top. Prachtig, wat kon hij
zo een eind ver zien. Doordat het de
hoogste boom was, keek hij over het
bos. daj in de maneschijn lag te 30ezen
en -eindeloos scheen. Toen keek Unk
Wunk de vlakte over. Ja. het leek pre_
Cies of er daar heel ver lichtjes in
Wunk iets, dat hem zo deed schrikken,
dat hij-ui* de boom rolde, precies bo
ven op de neus van Bruin.
Bruin sPróng overeind van schrik en
pijn, terwijl Unk Wunk jammerend op
de grond lag. Gelukkig hadden ze zich
geer. van beiden erg bezeerd en al
spoedig zaten ze in het gras naast el
kaar. Toen vertelde Unk Wunk. dat hij
heel ver de elfjes had zien dansen in
het gras op de vlakte en dat hij daar zo
van geschrokken was, dat hij uit de
boom viel.
Toen zei Bruin gapend: „Laten we
nu eerst maar eens gaan slapen Unk
Wunk. dan kunnen we morgen wel
eens gaan zien, wat er van jouw ver
halen waar is. (Wordt vervolgd)
We hebben allemaal zo'n klein beetje
de Italiaanse pip gehad. Ik vanzelf het
ergste en dat kwam doordat Ik nog
steeds geen veer op mijn huid had. De
vrouw van de baas zag me bibberend
in een hoekje zitten en kreeg medelij
den met me. Een dag later kwam ze
aanlopen met een lief wollen truitje,
wat ze speciaal voor mij gebreid had.
Dat trok ze me aan en zei: „Ziezo.
Haantjezwets, nu kan }lj voorlopig te
gen de kou".
Zodra ze weg was, kwamen de kip
pen een en al belangstelling rondom
mij heen staan. „Wat schattig", zei
Klokkie en om ook wat t« zeggen, zei
ik deskundig, want dat had ik van de
Vrouw gehoord: ..Twee recht, twee ave
recht!" Klokkie keek me bewonderend
aan en zei: „Wat zal Booinek jaloers
zijn".
Rooi nek had ik sinds een pa.v dagen
niet gezien. De buren naast zijn baas
hadden ganzen gekocht en nu was de
Vraatzuchtige kerel niet bij de voerbak
vandaan te slaan, zeer tot misnoegen
van de buurman.
Als een pauw stapte ik met mijn ge.
volg naar het hoofdkwartier van Rooi-
nek. Vanzelfsprekend was hij niet thuis
maar we zagen van verre, hoe hij be
hendig laags de snavels van de woe
dende ganZen duikend en springend,
steeds weer de lekkerste beetjes voor
hun gevaarlijke bek wegkaapte.
„OehoeRooinek'', riep ik en tot
zijn ongeluk keek Rooinek om. Hij
staarde stomverbaasd naar mijn scha
penwollen truitje en daarbij lette hij
even niet op de ganzen.
Voor hij begreep wat er gebeurde,
kreeg hij zo een oplawaai, dat hij hals
over kop in de bak'mee aangemaakte
gerstemeel tuimelde. Ik lachte me slap.
Hij zag er uit als een meelmolenaar.
Rooinek schudde zich zo goed en zo
kwaad als het ging af en kwam naar
me toe en kukelde: „Wel, wel, Haantje
zwets, wat zie jij er keurig uit
Keuriiiiiig!" en hij draalde bewonde
rend om me heen. Nu ben ik niet erg
op dat omheendraalen gesteld. Rooinek
kan je nooit vertrouwen, dus draaide
ik mee als een windhaantje. „Wat zul_
len de ganzen dat ontzettend mpoi vin
den", juichte Rooinek en hij spoedde
zich al vooruit om het heuglijke nieuws
aan de ganzen mee te delen.
Met het hoofd achterover en de borst
vooruit stapte ik, gevolgd door mijn
kippen er achter aan. Inderdaad, de
ganzen stonden me vol bewondering
onbeweeglijk aan te staren. Omdat ik
meende, dat de gent, Je weet wel, die
mannetjesgans, het niet goed zien kon,
draaide ik me, vóór hem gekomen, pron
kerig om. Alle uitgekookte platgetrapte
sünkeierenü Wat vergiste ik me daar.
Sneller dan de bliksem schoot de lange
ganzenek naar voren en beet de grove,
brede bek zich aan mijn staartknobbel„
tje vast. Ja, en niet loslaten hoor! Wat
gilde en spartelde ik, maar lk zat als
in een bankschroef geklemd. De buur
man, die mijn ijselijke kreten hoorde,
liep toevallig met een emmer water
voorbij en kwam daarmee aanrennen.
„Wat doe je hier dan ook, blauw mor^
mei", riep hij uit en stortte de Inhoud
van de emmer over mijn mooie truitje
uit. Nu liet de gent los en met grote
sprongen ijlde ik weg. waarbij ik hele
gedeelten van het erf oversloeg.
Toen heb ik en uurtje in het hok
zi«en bibberen. En het ergste wa3, dat
mijn ruitje, na het opdrogen, een heel
stuk gekrompen was- Ik kon we! hui
len!
Van dit en van dal
en van alles wal
Om Rob antwoordt
Het is deze week weer heel erg ge
weest. Wat heb ik een brieven gekre
gen! En een oplossingen van de raad
sels, geweldig. Elke dag komen er nog
binnen. Jullie weet het, tot 25 Januari
kunnen jullie ze opzenden. Dus nog
bijna een week.
En nu ga ik brieven beantwoorden.
Kees Wormhecher uit Alkmaar «tuurde
me toch een Pracht tekening van vogels
gewoon enorm. Jy moet zorgen dat je
vogeltekenaar wordt Kees! Je hebt aan
leg. Jammer dat je kraai dood i3. De
postzegels heb Ik ontvangen.
Ook van Louise de Jongh uit Kol-
hom kreeg ik een enveloppe vol, even
als van Gerard Bobeldijk, die heel In
Den Dolder woont. En dan Jozien Dey
uit Bergen. Wat schrijf jij keurig Jo
zien! Dank je wel voor het raadsel
hoor. De onbekende, die me postzegels
stuurde kan ik ook geruststellen, ik
heb ze ontvangen.
En dan was er een grOot pakket van
Nanne, Stijnie, Tlne en Jaap Benit uit
Winkel. Wat een leuk viertal! Zeker
wei broertjes en zusjes.
Ik hoop dat Annie Bakker in Schagen
brug weer beter is. Ja dat verloten van
de prijzen gaat zo: Als er veel goede
oplossingen zijn, heb ik niet voor alle
oplossers een Prijs. Dan gaan ze in de
bus en we halen er twee uit. Die dan
zo gelukkig zijn hebben de Prijs.
Jannie den Das uit Petten stuurde
me haar rapport. Wat was dat Prachtig
Jannie! Ga zo door. Gezellig he zo'n
Oudejaarsavond!
Ik kreeg deze keer postzegels uit
Wenen. Dat Is ver weg hé? Van Walter
Hornman. En nu iets Vreemds! Ik kreeg
een briefje waarop de oplossing van de
raadsels stonden, maar niet de naam
van de afzender. Nog even opnieuw
Inzenden, hé!
Een nieuwe vriend in onze kring is
Daan Amout uit Alkmaar, die 'n broer
tje en een zusje meebrengt. Hartelijk
welkom hoor Daan. Vreselijk dat je
vader bij die munitieontploffing in Be
verwijk Is omgekomen. Wat naar voor
jullie. Marijke Paun wilde weten wan
neer of oom Rob jarig is. Ja, dat houd
ik nog een poosje geheim. Want anders
ben ik bang dat ik teveel brieven krijg
WIE IS ER JARIG?
Beter is het dat jullie mij schrijft,
wanneer je jarig bent, dan ga ik jullie
in de krant gelukwensen als het zo ver
is. Afgesproken?
Tot slot vermeld ik nog dac ik een hele
zending postzegels heb ontvangen van
de firma Brugman uit Winkel.
Allen, die me deze week postzegels
zonden, hartelijk dank. En nu maar
weer tot de volgende week.
OOM ROB, postbus 3, Schagen
Dr. Tartacower won het Hoogoven-tournooi
Het daverende applaus, dat in de
grote zaal van het Kennemer Theater
in Beverwijk opklaterde, toen dr. Tar
tacower zijn laatste partij tegen Wade
had gewonnen en waardoor hy winnaar
werd van het Hoogoven-tournooi, was
een uiting van de warme bewondering,
die de schakers koesterden voor de
prachtige prestatie van de bejaarde
Fransman. Inderdaad een fraaie presta
tie, want het tournooi was dit keer zeer
zwaar bezet. Naast dr. Tartacower wa.
ren O'Kelly, de West-Europese zóne-
kampioen, Pauj Schmidt, de bewegelij.
ke exkampioen van Estland, Golombek
de vriendelijke Engelsman, Wade, de
bescheiden, doch talentvolle kampioen
van het verre Nieuw-Zeeland en „last
but not least" ónze Van Scheltinga,
stuk voor stuk goed voor de le plaats.
Maar het dient gezegd, de sterkste heeft
het gewonnen, dat staat als een paal
boven water! Van Scheltinga werd sa_
men met Schmidt, tweede en derde.
Golombek en de enigszins tegenvallen
de O'Kelly werden vierde en vijfde.
Wade deelde met Henneberke de zesde
en zevende plaats, en tenslotte kwa
men nog dr. Bergsma, Baay en de he
vig teleurstellende ir. Van Steenis daar
achter. Henneberke toonde zich weer 'n
talentvol speler.
Er was nog een ander talent aanwe
zig. Dat was de jeugdige Hagenaar
Donner, die vorig jaar met 9 punten
uit 9 wedstrijden de eerste prijs had
gewonnen In "de nationale tienkamp A
en dit Jaar weer in deze groep over
winnaar werd. Hij werd alvast uitgeno
digd 't volgend jaar in de intern, ere-
groep mee te spelen. Een welverdiende
beloning!
Tekenend voor Tartacower's stijl is
de nu volgende partij, die hij in zijn
glorietijd tegen de beroemde Hongaarse
meester Maroczy speelde. Een prachtige
aanvalspartij!
Gespeeld te Tepiitz-Schönau 1923
Wit: G. Maroczy
Zwart: dr. S. Tartacower
Hollands.
1. d2—d4. e7-e6; 2. c2—c4. £7-f5,
3. Pblc3 <Pf3 is hier beter) P^" -f6:
4. a2—a3 (om Lb4 te voorkoi. H
druk op het veld e4», Lf8—e7; t
0—0; 6. Lfl ü3. d7—d5; 7. i\-
c7—c6 (zo is dus de z.g Stonewail ont„
staan, gevaarlijk in de handen van een
aanvalsspeler, maar enigszins nadelig
door het insluiten van de Dameloper);
8. O—0. Pf6e4; 9. Ddl—c2, Le7—d6;
10. b2b3, Pb8—d7; 11. Lel—b2. Tf8—
f6 (voorbarig; eerst had Df6 moeten
geschieden); 12. Tflel? (Pe5 was de
zet, met dan b.v. 12....Le5; 13. de5,
Pe5; 14. Pd5, ed5; 15. Le5 óf 12
Pe5; 13. de5. Le5; 11 Pel Lb2; 15.
Pf6, Df6; 16. Ta2, Le5; 17. f4 en wit
heeft een uitstekende stelling plus aan-
valskansen), Tf6—h6 (dreigt 13....
Lh2; 14. Ph2, Dh5); 13. g2—g3, Dd&—
f6; 14. Ld3fl. g7—g5; 15. Tal-dH
(hier had wit zwart's 17e zet kunnea
verhinderen iet Lg2. Nu is het te laat)
g5g4; 16. Pc3x4, (vooral niet Pd2. we
gens Pf2!>, f5xe4; 17. Pf3—fi2. Th6xh2!|
(een ongewoon diepe, beslissende com„
binatie); 18. Kglxh2, Df6xf2; 19 K^2—
hl, Pd7—f6! (zwart moet de penning Op
het witte paard handhaven, ander®
brengt de witte dame op de konings-
vleugcl redding); 20. Tel—e2, Df2xg3;
21. Pd2—bl, Pf6h5; 22. De2—d2, Lc8
d7; 23. Te2—f2, Dg4—h4; 24.Khl— gl.
Ld6g3 (zowel na 24Pg3; 25. Lg2
als 24g3; 25. Tg2, L zwart zijn
aanval kwijt); 25. Lb2c3, Lg3xf2; 26.
Dd2xf2, g4—g3; 27. Df2—g2. Ta8—£8
(dreigt Tf2, gevolgd door Th2!)28.
Lb3el. TfSxfl! (en vooral niet 28
Dh2, wegens 29. Dh2, gh2, 30. Kh2. Tfl
31. Pd2, gevolgd door Lh4 en wit heeft
het beste spel); 29. Kglxfl, e6—e5; 30.
Kfl—gl. Ld7—g4; 31. Lelxg3. Ph5xg3;
32. Tdl—el. Pg3—f5; 33. Dg2—£2, Dh4
g5; 34. d4xe5 (of Kfl. ed4. 35. edi.
e3; 36. Dg2, Df5; 37. Kgl, Ph4 enz
Lg4—f3; 3ö. Kgl—fl (ook Kh2 -
niet meer). Pf5—g3!. Wit geeft het op.
(door P. Beers)
.i 1 i
volgende leerzame stelling kwam
vöör in de partij Kunsc—Beers (zw) ln
de wedstrijd IDamlusi-nSint Panera®
DÓS ter gelegenheid van het 40_jarlg
bestaan van eerstgenoemde vereniging.
Beide spelers meende hier dat zwart
door zijn tempo-voordeel de partij zou
winner.. In de partij verloor wit snel
door 34—29 xx 3039 te spelen zw 18
—23 w 27—22?. zw 12—13 w 22-11.
zw 167 en wit moet een stuk verlie
zen omdat 21—27 dreigt. In de diagram
stelling had wit evenwel een fraai offer
kunnen doen met grote winstkans, nl.
27—22! zw 1827. w 34—29 zw 2334
w 30 39. en zwart staat voor grote
moeilijkheden. De enige Zet is nog 12
18, waarop wit wel een damzet kan
doen. doch deze geeft geen directe winst
b.v. 28—22. zw 1728. w 323. zw 27
32. w 329. zw. wél heeft wit nu
DAT KAM WEL
SCHELEN,WAMT
VAN HUN GELD
(OOP JÜ WEER
NHUN LAND
JE WERKTUIG!
20ALS fe.V.
DEZE TRACT0
Moet de gemeenschap de kunst steunen
DISCUSSIE.
De discussie in oaze krant over de Nood der kunstenaars heeft veler
aandacht getrokken. Wij plaatsen hierbij een stuk dat de zaak van iets
breder standpunt bekijkt. We onthouden ons zelf van commentaar. Red.
De in 0n3 blad opgenomen artikelen
over „Kunstenaars in nood" hebben
een zeer interessant onderwerp van
Internationale aard aangeboord. Zelfs
landen als Zwitserland en Zweden, wel
ke door d^ oorlogshandelingen niet ge
teisterd zijn, zijn hiermede nog weinfg
opgeschoten,
Gaarne zou ik op genoemde artikelen
nog even nader willen ingaan.
Aan de haad van de door de repliek-
gever gestelde punten, met een kleine
variant, het volgende:
WAT IS EEN KUNSTENAAR Is
tiij gelijk te stellen met een zeer be
kwaam ambachtsman Hierop kun
nen we een pertinent „neen" zeggen.
Hoewel een zuivere scheiding moei
lijk zal zijn te trekken, kunnen we
constateren dat de 'kunstenaar juist
Iets heeft wat de ambachtsman, hoe
vakkundig ook, nte heeft. Dit is
het scheppende vermogen, niet tech
nisch doch geestelijk gezien.
We kunnen dit onderscheid nagaan
vanaf de grijze oudheid. Wanneer in de
oudheid een volk overwonnen werd.
brachten de overwinnaars de kunste
naars uit het overwonnen land mëe
naar hun eigen land. Deze lieden wer
den gebruikt om hun ideeën in dienst
van de zegevierende vorst te stellen.
Waarom kreeg Michelangelo zo
grootse opdrachten? Omdat er geen
andere bekwame vaklieden waren?
Zeker niet. Hij wist iets voort te bren
gen wat een vakman zonder meer niet
kon presteren.
Deze mensen kregen hun opdrachten
van de kerken, vorsten of de staat.
In de laatste eeuw is er een grote
verandering gekomen o.a. door de op
komst van de industrie, verandering
in de bouw—opvhfttng. étc. 'Er is nu
een splitsing Ontstaan. Waar vroeger
de kunstenaars zioh uitsluitend bezig
hielden met verfraaiing van gebouwen
en gebruiksvoorwerpen, komt daar
naast nu een groep die „Vrije" kunst
werken gaat maken, zuiver individueel
waarin de vervaardiger zichzelf kan
uitleven. Hierbij moet men goed be
denken dat vóór de tijd van Rubens.
Hals en Rembrandt. de „meester"
meestal een „werkplaats" had, waar de
kunstenaar zijn aanwijzingen gaf doch
heel veel liet uitvoeren door zijn „leer
lingen". Deze wijze van werken kennen
we, zij 't dan in gewijzigde vorm, ook
tegenwoordig en wel als „toegepaste
kunst". Hieronder vallen de kunstnü-
veraars, architecten, grafici, enz. De
ze groep is dan ook niet in een zo gro
te mate afhankelijk van de vraag naar
„kunst".
DE VRUE KUNSTENAAR van deze
lijd is aangewezen op 8e verkoop aan
particulieren. Zijn werk komt weinig
onder de mensen, hij wordt niet be
grepen, wordt vaak gezien als een ech
te „bohémien", iemand die voor de'
kost niets doet, iemand die Probeert op
een ander zijn portemonnaie te leven.
Doch we mogen och niet aannemen
dat, om bij schilders te blijven, dat
Rembrandt. de Israëls, de Marissen, van
Gogh, en noem maar op, geen waar
de voor ons hebben. Evenzo is het met
muziek en beeldhouwkunst. Zy vor
men mede 't aanzien van een natie.
Moeten we zeggen, omdat er nu een
maal weinig geld over is voor de
„kunst", „ga maar ^t anders doen"?.
Daarmede de „fabricage" van kitsch-
werk direct steunend.
Zouden opera-liefhebbers tegen de
Nederl. Opera willen zeggen: „gaan
jullie maar wat anders doen. want jul
lie uitvoeringen vragen elk jaar enkele
millioenen guldens subsidie van de
staat.
Museum—bezoekers vragen ook niet
hoeveel de musea aan de gemeen
schap kosten, maar genieten van het
tentoongestelde.
Om met de benen dichter bij de
grond te blijven: indien in slechte tij
den landbouwers en boeren niet ~In
staat blijken te zijn van de opbreng
sten meer te kunnen rondkomen, zou
den' we dan zeggen: ,.ga maar wat
ande.-s doen"?
MEN ZAL ZEGGEN, ja. maar daar
zien ze direct nut van. Toegegeven,
maar de werken welke op de wijze
van eubsidieëring worden aangekocht,
kunnen de gemeenschap eveneens ten
goede komen. Ais verfraaiing van open
bare gebouwen, pleinen e.d. kan nog
wel het een en ander gebruikt worden
Niet te vergeten: voor onderwijsdoel
einden!
Het onderwerp ii natuurlijk zeer
moeilijk en ingewikkeld om tot een be
hoorlijke uitvoering te komen, 't Zou
al zeer naïef zijn te geloven met één
slag tot een ideale toestand te komen.
Bovendien moet er een drang tot wer
ken blijven, wat in bepaalde gevallen
wel een3 zou kunnen vervallen als de
subsidie zo was dat er niet meer ge
daan behoefde te worden dan 't afle
veren van één werkstuk in een bepaald
tijdsbestek. Zeker mogen we dergelij
ke gevallen niet uit het oog verliezen
zolang mensen ménsen zijn.
Maar er zullen wel lastiger proble
men tot een oplossing gebracht zijn.
Er zullen van de belasting—betaler
wel eens grotere bedragen gevraagd
worden voor een minder nuttig doel.
Evenwel- „Handen uit de mouwen."
doch ditmaal dan maar eens niet voor
olie- en suikermagnaten, maar voor
een ander klein gedeelte van de be
volhing :'e Kunstenaars.
FRITS KRUIT
doo.braak door E3^23, Joch 's
zeer moeilijk zoals men zelf gelieve te
onderzoeken. Men zie ook de volgende
varianten: Dus na het offer en de ruil
zw. 12—18. w 25—20. zw 14 25. w 28—
22 zw 1728 w 323. zw 19—23 w 3
26 zw 27—31. w 362T tw 23—28. w
33 22 zw 16—21. w 26 30. zw 25 41
net remise. Of, na 1218. w 3530 zw
2435 w 28—22 zw 17 28. w 32 3 zw
3540 en het mocht ons niet gelukken
nog winst voor wit te vinden, hoewel
fraaie mogelijkheden aanwezig zijn-
Men onderzoeke verder deze stelling
welke een fraai voorbeeld is vaQ de e-
norme moeilijkheden van de klassieke
partij.
2/4 6 8 12 14 16 17 19 21 24 26
23 27 28 32/40 42 43 4e 50
De stelling van het tweede diagram
geeft weer de stelling zoals die voor
kwam in de party ter gelegenheid van
den wedstrijd Amsterdam Holland
1947, tussen de heren P. Beers met wit
en R. C. Keiler met zwart. Wits laatste
zet was 4439 geweest. waarop zwart
een schitterende, zy het enigszins dure
damzej nam: 17—22 (277) 21—27
(32 21) 16 27 (7: 16) 27—32. (38 27)
24-30 (33:13) 9 47. Werkelijk ver
bluffend.
Finesse: Auteur C. Blankenaar
Zw. ct op 26 en dam 39.
Wit stukken op 27. 31. 32. 36. 37.
Wit wint door 27—21. (2617) w 32—
28 (39:22) 37—32.' en «w»rt b «er-
oren. Geestig.