3 Van vrouw tot vrouw Kap^fiie. TUSSEN DE WIELEN EEN ONAANGENAAM MENS Brieven van Mr. Willem Eland Le Amateur-Gentleman Toen ik de pen opnam om het gewone wekelijkse praatje te ma ken, dacht Ik plotseling aan de ergste oorlogswinter. Ik denk er bijna nooit meer over. Gelukkig maar, want de herinnering is niet go erg prettig. En ik vraag me zelf dan ook wel eens af of we weer een oorlog zullen meemaken. Zou het werkelijk zo zijn. als een vrou welijke afgevaardigde in de Ame rikaanse senaat het vorige week pel' De mannen hebben hun kans gehad. Als we zien wat ze er van 'terecht gebracht hebben, moeten we eerlijk bekennen, dat het niet veel soeps is. Het uordt tijd, dat wij vrouwen het heft eens in han den nemen. Misschien dat wij de wereld van ds ondergang kunnen redden" Natuurlijk heb ik dat stukje da delijk aan mijn man laten zien. Niet om te plagen, maar om eens gemoedelijk over dit probleem te praten. Want het is toch maar een feit, dat de wereld er ondanks de mannelijke hegemonie, niet voor treffelijk uitziet. Waarschijnlijk heb ik het getrof fen en was hij in een slechte stem ming, want het antwoord dat aan duidelijkheid niets te wensen over liet. was voor de Amerikaanse af gevaardigde niet erg vleiend. Het kwam hier op neer. dat hij haar een „oude zeurpot" noemde. Als vrouw kan je dat natuurlijk niet hebben. Ik vond dat ik ver plicht was om er tegenin te gaan. Je laat ten slotte je sexegenoten niet zonder meer beledigen, als er geen enkele reden voor is. Dus zei ik dat hij er niet over kon oorde len, omdat hij helemaal niet wist of de dame in kwestie oud was. Lotgenoten, het ware te wensen geweest, dat ge het gesprek, dat nu volgde had meegemaakt. Man lief werd doldriftig en kon het met woorden niet af. De gebaren moes ten te hulp komen. Het was toch eigenlijk zo'n komiek gezicht, om hem daar in de kamer te zien staan, precies alsof hij een verga dering toesprak. Minuten achter elkaar. Hij had het over de politiek en over internationale verwikkelingen waar lk niets van af wist en waar lk me liever bulten moest houden, want dat het onbenullig was om te willen praten over dingen waar ik niet over kon oordelen. Nu wil ik daar niet zoveel over zeggen. Het is inderdaad zo. dat ik niet veel van politiek afweet en me er liefst zo weinig mogelijk mee be moei. Maar het ongelukkigste van het geval ls, dat de politiek zich wel met ons bemoeit Dat merk je alle dagen en het gaat zelfs zo ver. dat we geen baas meer zijn over onze eigen kinderen. En ten slotte kan je Je niet altijd stil houden. Dat ik vroeg aan hem. of het Juist zo noodzakelijk was om te praten over dingen, die je door en door kende en begreep. En toen hij bevestigend antwoordde, raakte ik op dreef. Toen heb ik in enkele minuten 'gezegd, dat er op het ogenblik in de wereld een heleboel mensen conferenties houden. Dat die mensen erg verstandig zijn. Dat ze precies weten waarover ze spreken, maar dat ze met al dat verstandige gepraat geen enkel resultaat bereiken. Als we twee eenvoudige vrouwen aan het Indo nesische conflict zetten, konden ze het weinig slechter afschieten als het nu gebeurt. En met de bewa pening is het al vrij precies het zelfde. Neen, ik geloof, dat de eenvoudigen van geest meer in de melk moeten hebben te brokken. En speciaal de vrouwen. NEL. en de uitvinding van Signor Rivaldi 22. Onderwijl hadden de anderen de onderzeeboot zorer mogelijk opgeknapt, zodat deze nu weer in staat was om te varen. eZ hadden zo hard gewerkt, dat ze de Maat eigenlijk nog niet gemi9t bad den, maar ineens keek Kappie en riep: „Waar is die klont van een Maat nu weer?'* Hij zette ziju handen als een scheepstoeter aan zijn mond en schreeuw de enige malen, doch er kwam geen ant woord. Nu begonnen ze werkelijk ongerust te worden en met zijn drieën begonnen ze he, hele schip af te zoeken. „Als hij maar niet is gegeten door vis mensmaunen", meende Rivaldi bezorgd, doch de Meester bromde: „Hg zal wel ergens liggen slapen". „Stil eens", riep Kappie, „het is net of ik wat hoor". En jawel, heel uit de verte hoorden ze een zwak hulpgeroep .Op het geluid afgaan de. kwamen ze tenslotte bü de lege bal lasttank, waarin de Maat verdwenen was. He^ viel helemaal niet mee om De kanaaltunnelplannen le Parijs ziju Franse en buitenland 0e iwriementsledcn en ingenieurs bg «e.i'.ekomen om het probleem van een tunnel ouder het Kanaal te bespreken. Bi' die gelegenheid heeft Gallienne, voorzitter van het internationaal ver bond voor wegverkeer, een persconfe rent ie gehouden, waarop vertegenwoor digers van België, Groot Brittanië, Ne derland, Italië en Zwitserland aanwe «ig waren. Hij verklaarde ojn.: „Nu de wereld en vooral Europa grote ver 'anderingen ondergaat, nu een tijdperk van grote werken cn van uitbreiding van hef wegverkeer Is aangebroken, tnogen wij veronderstellen, dat het ogenblik i? aangebroken om een aan Vang te maken me, het boren van een tn""el onder het Kanaal." Na er aan herinnerd te hebben, da» de "edachte van hef graven van een tlfnel ondè- h«. Kanaal van 1802 da teei-f zei Gallienne. dat die tunnel, We een waarborg voor de stabiliteit van Europa zal zgn. de „weg van de Vrede" zal worden genoemd". Hij zit in een hoekje. Een buiten man tussen stedelingen. Hoe komt het, dat dit me direct opvalt? In zijn kleding zit het niet. Gespro ken heeft hij nog niet. En toch weet ik met onfeilbare zekerheid, dat het een buitenman is. Is het omdat hij niet zo zelfbewust kijkt? Ik weet het niet. Inmiddels wordt het voller en voller in de coupé. Alle reizigers kunnen geen zitplaats veroveren. Een dame van omstreeks dertig jaar staat. De buitenman staat wellevend op eh biedt haar zijn plaats aan. En dan geschiedt het ondenkbare. De dame kijkt de man aan, wendt het hoofd af en wei gert plaats te nemen. De man weet niet hoe hij het heeft. Hij is met zijn houding ver legen. Ik maak me sterk, dat hij voor zich zelf het gevoel heeft, dat hij een mal figuur heeft egslagen. Even later raak ik met hem ln gesprek. Het is een man van grote gemoedelijkheid en na enkele ogenblikken presenteert hij me een sigaret. Het is wellicht tegen de vormen om een vreemde een siga_ ret aan te bieden. Maar ik heb de moed niet kunnen opbrengen, om ze af te slaan. En toen hij in Weesperpoort uitstapte, heb ik af scheid van hem genomen. Het speet me. dat hij er uit ging. Want deze buitenman had in zijn pink meer beschaving, dan menig an der in zijn hele body. Al was het dan ook maar een buitenman. Het valt niet te ontkennen, dat we er op vooruitgegaan zijn sedert de bevrijding. Herinnert ge u nog de ware vechtpartijen, die er ont stonden. om een plaatsje in de trein te krijgen? Ik weet nog van een vriend van me, die beladen! met enkele pakjes juist in zou stappen en toen dror een bruut zodanig opzij werd geduwd, dat zijn pakjes tussen de trein en het perron vielen. Het was een toer om ze weer te pakken te krijgen. En zijn woede was zeer terecht on* be schril felijk. Ondanks alle drukte heb ik dat nu toch niet meer meegemaakt. Integendeel. Ik heb me er over ver baasd. dat alles zo rustig ging. Het doet toch heel wat aangenamer aan. dat dat gedrang en ge schreeuw weer tot het verleden be hoort. En het aantal gevallen, waarin jongere reizigers gaan staan voor oudere is legio. Het ls niet helemaal om te wanhopen. De extratrelnen. die de reizigers vervoerd hebben van Rotterdam naar vele streken des lands, na af loop van de wedstrijd Holland Frankrijk, boden een zeer bijzon dere aanblik. Nog bijna nooit heb ben we zoveel enthousiaste gezich ten gezien. In de coupé, waarin wij gezeten waren, was de stemming werkeliik uitbundig. Al waren er dan meer mensen in. dan wenselijk w*s. Snms is het echter of dat de stemming no gverhoogt Ook hier troffen we echter neef Nurks aan. TT weet wol. zo'n mens ais Hildebrandt in riin „Camera Obseura" beschrijft. Die nooit het vrolijke, het zonnige ziet. maar T zijn medemensen onaangenaam maakt door zure opmerkingen. Hij heeft ook zijn visie op de wedstrijd gegeven. Terlouw was 'n sof. omdat hij een keer misgetrapt had en daardoor een doelpunt ont stond. Lenstra verdiende nooit meer in het elftal gekozen te wor den. omdat hij voor open doel naast schoot. Brandes had niet eens een goal gemaakt en Timmer mans Eindelijk verwachtten we toch nog iets goeds te horen. Maar Tim mermans had niets gepresteerd, want die kansen waren niet te missen. Toen was het mooi genoeg. Deze man dreigde de stemming van de hele coupé te bederven. Gelukkig had er toen Iemand de moed om hem te vragen of hij wel ooit ge voetbald had. Hetgeen niet het ge val bleek te zijn. Zo ziet u al weer: De beste stuurlui staan aan wal. Er ls een tijd geweest, dat de baard het schoonste sieraad van de man was. We hebben sedertdien een andere visie op de zaak gekre gen en de bezitters van baarden mogen zich nu in de belangstelling verheugen van bijna de ganse we_ reld. Zo zeldzaam zijn ze geworden Deze reis heb lk echter een man ontmoet, die zich voor zijn baard niet schaamde. Het was een jonge man van een vijf en dertig jaar. Een prachtige kop met donker blond haar. En een baardje, om van te rillen. Stel u voor een plok haar, onder aan de kind hangend, slecht bijgeknipt, slechts gedeelte lijk donkerblond, voor de rest af schuwelijk grijs. Het was werkelijk stotend. De man ln kwestie hield, er echter bepaald een andere zieflL wijze op na. Af en toe streelde hj^ het baardje of hij Het het met eeft kernachtige kinbeweging omhoog- wippen. Wat moet deze man toch voor gevoel hebben gehad? Want;_ niemand ging hem voorbij, zonder een speciale blik op dat baardje te hebben geworpen. Toen we op het perron Hepen en iemand ons een beetje strak aankeek, hebben we heimelijk met de hand langs onze kin gevoeld, of er geen baard stond en we ontdekten met schrik, dat de stoppels al weer te voorschijn kwamen. In de volte der coupé was een hond. De eigenaar viel ogenschijn lijk niet te bekennen. Anders lopen de dieren i^)g al eens aan 'n riem. maar deze hond genoot de voUe vrijheid. Dan zette hij zich hier neer, dan daar. HU had een vro lijke kop, maar tevens een onheb belijke gewoonte. Als hij naast Iemand op de grond ging zitten, begon hij zich als een razende te krabben. Ik heb nooit geweten, dat dit zulke onaangename gewaar wordingen kan opwekken, maar nu ben ik er ten voUe van over tuigd. Want ik heb mijn portie gehad. Minstens vijf minuten heeft het mormel zich naast me zitten krabben. En reeds na de eerste mi nuut kreeg Ik zulk een ondragelH- ke jeuk. datlk moest vechten te- een de neiging om ook te begin nen. Ten slotte werd de marteling zo groot, dat de zweetdruppeltjes me op het voorhoofd parelden Gelukkig begon toen mijn buur- licm ernit te krijgen, doch nu veel moei te en met behulp van een hing stuk touw, waaraan hij als een zak werd op gehesen, lukte het tenslotte. „Je ziet er uk of je aan het vechten bent ge wees met een oliebollenkraam." vond Kappie en inderdaad leverde de Munt een droevig schouwspel op. 'man zich te krabben. We keken ielkander aan en proestten het uit. De hond hield op met krabber} en ;keek met een onschuldig gezicht naar ons op. Even later zette hij zijn bezigheid naast een andere passagfer voort. Wat qaat er met het Portugese smokkelschip gebeuren Men is thans bezig de Portugese schoeuer „Rainha Santa Izabel". bgjre naamd het 6pookschip De Yiiegeude Tlollander, van de Waalhaven naar de Nieuwe Maas te verhalen. Voorlopig is het de bedoeling het schip, dat zoals men weet voor de Rotterdamse recht bank bij executie voor 4800.werd verkocht, voor de feestdag van Mei de nationale feestdag, feestelijk te verlichten en ter bezichtiging te stel len. Wat er verder mee gaat gebeuren? Er schijnf veel animo te zijn de sclioe ner te kopen. Zal ze in de komende zo nier van Scheveningen uit pleziertocht jen gaan ondernemen, als schoolschip worden ingericht of als vissersboot naar Ameland gaan? Voor elk dezer drie mogelijkheden bestaat een kans. In ieder geval zijn er gegadigden oin dit schip, dat een zekere vermaardheid heeft verkregen, te gaan exploiteren. ONDER DE MENSEN Amice, Op bepaalde plaatsen in Amster dam, waar goede grachtbewoners blokjes brood vlak bij de walkant neerstrooien, krioelt het zoals Je weet in winterdagen van hele [vluchten krijsende meeuwen. Het lis je ook bekend, hoe op bepaalde plaatsen ln Amsterdam, waar niet Jminder brave caféhouders op hun zonnig terras rieten stoelen neer zetten, het in deze lentedagen ;krloelt van hele vluchten babbe lende dames en heren. Ik zat van middag omtrent het koffle-uur met Adèle in zulke rieten stoelen, en ik moet zeggen: het leek een grote gunst van het lot. dat wij daar zaten. Want alles wat in Am sterdam recht meent te hebben op luieren zat er ln het- zonnetje of probeerde er te komen zitten. Nu kun je op een veemarkt makkelij ker tussen de bij elkander gehou den koelen je een weg ellebogen, dan dat Je door zulke opeenge hoopte. lui-neerzittende Amster_ dammers dóórdringt tot een paar ledige fauteuils. „Kijk maar eens", zei ik tot mijn éga, die volgens Multatuli's woord mijn zorgen deelt en mijn geluk groter maakt (ook wel eens het laatste deelt en het eerste groter maakt!), „kijk eens, daar tracht Huf een plaatsje te krijgen. Wat hebben de kranten hem onlangs weet Je het nog? ln de toneelrubrieken gekraakt: maar hij ls met dat al een knap acteur, hoor!" Aller ogen hadden zich gewend ln de rich- tlner waar Paul Huf een Ietwat weekgesehapen maar toch breed cvsehonderd heer met een zwarte flambard op het hoofd het caféterra* monsterde. ond<irwi1lhïi' even welwillend als vluchtig de groet van een toneelschool-Ieerlin- getje beantwoordde en met zwier een toegestoken KORT BEZOEK VAN DR. MALAN AAN NEDERLAND. De premier van Zuld-Afrika, dr D. F. Malan. in Donderdagoch tend voor een kort bezoek aan Nederland gearriveerd. Bij aankomst werd dr Malan (links) begroet door mr J. Visser, chef van het protocol, en oud-minister mr J. A. Jonkman (rechts) dame, op een van de exceUentics wijzende. „Op portretten ln de krant kun je nooit staat maken", fluisterde een heer haar toe". „Waarmee betaalt hij de kellner daar", vroeg een ander (want op de terassen is het gewoonte, de consumpties direct af te rekenen). Geloof me gerust, was het ant woord. hij betaalt met dollars. Het was de dikke directeur van een van Amsterdams grootste wijn_ handels, die het al lachende ze!. Er is werkelijk niets, wat je met open oren op zulk een Amsterdams café-terras niet hoort, als je er tenminste eenmaal met de ande ren op en tegen elkaar aanzit. Zo dat lk maar zeggen wil. amice, dat zelfs de staatkunde Invloed onder vindt van het ongewisse lentezon netje van deze laatste Aprildagen, omdat dit zonnetje ons. invloed rijke bewoners van de hoofdstad, nu eenmaal op en tegen elkaar aan laat zitten. Je hoort op een zonnig café-terras in Amsterdam meer nieuws dan Jullie de radio brengt. Maar over de radio een andere Gegroet. W. E. drukte. Zo'n Amsterdams café. terras speelt nu eenmaal de rol van het hoofdplein van Athene in de grote eeuw van Pericles, vraar ieder kunstenaar ieder poUticus ontmoette, en speelt ook de rol van de oude eik, waarin de spreeu wen al kwetterend, zoals je weet, hun politieke, economische en culturele discussies hebben! Ja, nu lach Je misschien, amice, bij de gedachte, dat mussen, naar hun aard en wezen wel te verstaan, discussies zouden hebben, maar ben je zo zeker van het tegendeel? Ik heb een neef onder de preek stoel zitten, die mij op een keer als volkomen zeker heeft meege deeld. dat wij mensen een onster felijke ziel hebben en de mussen en andere dieren een heel gewoon stèrfelijke. maar wat weet hij daarvan? Terwijl hij geen enkele redelijkheid erkent in de kwette rende mus, gelooft hij vast. dat de slang in het Paradijs met rede kunst gesproken heeft. Nu wil ik graag plechtig erkennen, dat er bijvoorbeeld op mijn café-terras vanmorgen een echt slangetje in een van de rieten stoelen zat. die de kunst van het spreken ook heel goed verstond. Nou! Ze deed wer kelijk niet anders dan spreken, en wel te verstaan bijna voortdurend kwaadspreken. Adèle ergerde zich en wou al weggaan, maar de komst van minister Lleftinck en van een paar andere ministers, die blijk baar in een der zaaltjes achter ons met Amsterdamse politieke kopstukken hadden vergaderd en nu even wilden uitblazen, bracht de I^radlfsslang tot zwijgen Dat het ministers waren ging meteen als een lor>end vuurtje over de rie ten stoelen. En nu begonnen w een dozijn mensen onder elkaar t fluisteren „Ik dacht, dat MJ le lijker was", zef oen vriendelijke DE BEMESTINGSVEI.OTOCHT VAN IR. CLEVERINGA In verband met he* feit. dat somml jreti In de lande de indruk hebben ge kregen, dat de Rgkslandbnnwennsulent, voor het onderzoek van de bodenistmc tunr, Ir, O. J. Cleverimga te Zutphe». uitdrukkelijk tegen het gebruik van kunstmest. zon zijn, deelt deze mede, dat hij tegen doelmatig gebruik van kunstmest geen enkel bezwaar lieeft. De basis van de bodemcultnur moot echter zijns inziens gevormd worden door *n krachtig organisch fundament. Vooral tegen het gebruik van redelijke hoeveelheden kalt en fosforzunr beeft Tr. deverinra geen bezwaar. Wel le vert het gebrnik van stikstof grote gevaren on. omdat- dit fa hoge maté bet bacterieleven aanzet en daardoor nitimtrtn* van de organische reser -s in hoge mate versnelt. „Er fa geen middel om de grond sneller te doden, dan door gebruik van veel stikstof.' aldus Ir. CTeveringa. JEFFERY FARNOLi Nu of nooit, denkt Barnabas. Hij weet dat zijn vijand Chichester vanavond ln Headcorn met Cleone gaat trouioen. Het meisje brengt die prijs, opdat Chichester, die alles weet van Barrymaine's moord, zal zwijgen. Om dit te verhinderen wil Barnabas spoorslags naar Heacorn. Een gedurfd staaltje, want buiten lopen de rechercheurs; ook Barna bas wordt verdacht van de moord op Gaunt 71) De duisternis kroop neer op Giles'3 Rents en verborg het vuile, de ellende en de smerigheid ervan, toen Barnabas de binnenplaats opstapte, zijn rug naar de rivier keerde en voorzichtig naar de donkere hoek ging, waar de rechercheurs nog steeds liepen. Toen hij dichterbij kwam, merkte hij, dat zij opgehouden hadden te praten en raadde hij meer dan hij zag, dat hij het voorwerp van hun onderzoekende blikken was; hij vergiste zich niet, want toen hij I ij de plek kwam, waar zij stonden, stapte een hvn- ner op hem af. „Allo. Joe," riep hij uit op ruwefami- liaren toon. „Dat noem ik nog eens een buitenkansje. Hoe gaat het, Joe?" „Ik heet niet Joe," zei Barnabas staan blijvend, want de man, d'e -~or hem was gaan staan, versperde hew de weg. „Heet je niet Joe? Nou dan is het zijn hoofd dicht bij dat van Barnabas brengend, om in zijn gezicht te kijken. „Heet je niet Joe?" bromde de man, misschien Barnabas. niet? En misschien Beverley ook hè? Barnabas Beverley, hè? AUo, Ben!" riep hij tegen zijn kame raad, „dat is onze man, hoor!" „Wat bedoel je?" vroeg Barnabas, terwijl hü een vlugge blik om zich heen wierp; en zo zag hij, dat een bewegende schaduw op korte afstand over het binnenplein naar hen toekwam, waar het het donkerste was. Bij het zien daar van balde Barnabas zijn vuisten en maakte hij zich gereed voor onmiddel lijke actie. „Wat wil je?" vroeg hij, terwijl zijn blik nog steeds ronddwaalde en hij roer loos luisterde naar het geluid van slui pende voetstappen achter zich. „Wat wil je van mij?" Dat zeggend, gaf Bar nabas de man een hevige kaakslag. Tegelyk zette hij het op een lopen. „Houdt de dief!" schreeuwde de an dere poHtieman, achter hem voortvlie gend. „Houdt de dief!" brulde Barnabas voorop. Om de hoek vloog Barnabas de straat van bouwvallige huizen in, zodat men sen naar rechts en links uiteenstoven; om de hoek volgde zijn achtervolger. „Houdt de dief!" schreeuwde hy lui der dan ooit „Houdt de dief!" brulde Barnabas op zijn beurt, lopend als de wind, nog har der. Voort spoedde Barnabas zich, nog steeds .Houdt de dief!" schreeuwend en met een gülende menigte om zich heen; verder liep hij door kromme stTaten, donkere binnenplaatsen en duistere sloppen, tot hij, een voor zjjn doel ge schikte plek ziende, ter zijde afsloeg en in een donkere en smalle gang weg sprong, waar hij bleef staan, om adem te scheppen, en de menigte voorbij hoorde joelen, totdat het lawaai in de verte wegstierf. Dan liep hij heel voor zichtig terug en kwam eindelijk ln de rustige straat, aan het einde waarvan zijn stallen stonden. Toen hij daar was, hamerde hij op' de deur, die weldra door de oude knecht Martin geopend werd. „Martin, ik heb haast," zei hij. „Laat The Terror dadelijk zadelen en breng me een paar laarzen met sporen - vlug!" Zonder tijd te verspillen met nutteloze woorden zette Martin de staljongens aan het werk, bracht zelf Barnabas een paar rijlaarzen en hielp hem om die aan te trekken. Dan wierp Barnabas de bonte muts weg, trok Peterby's ruwe jas u'! en keek rond naar andere kleren. „Als u een jas nodig hebt, mijnheer, daar ls er een, die u met de race aan gehad hebt. Ik heb die boven bewaard het ding is een beetje pescheurd, maar „Die is goed, Martin; maar vlug wat!" Toen de knecht met de scharlaken jas terug was en Barnabas geholoen had om die aan te trekken, werd The Terror uit zijn box gebracht. Het paard begon onmiddellijk te snuiven en te steigeren en te klauwen met zijn grote jonde hoeven .JEen klein beetje vurig misschien, mijnheer!" zei Martin, terwijl hij met schitterende ogen naar het nrachtige dier keek. „En regelmatig afgereden ook! Maar wat hij nodig heeft is een goede, gestrekte galop buiten!" „Nou, die krijgt hij. Martin. Vanavond moet hij weer een race voor mij win nen," zèi Barnabas. terwijl hij <n hot zadel sprong. „En dat zal een heel wat zwaardere race zijn dan hij ooit gelopen of lopen zal. Hoe laat is het?" „Tegen half negen". „Zo laat all" zei Barnabas grimmig en donker kijkend, terwijl hij zijn voeten in de stijgbeugels zette. „Nu laat hem los maar, wacht even. Martin, heb je een paar pistolen?" „Pistolen! Ja zeker; mijnheer, maar „Leen ze me danl" OnmiddeUijk werden de pistolen ge bracht, enigszins onhandige wapens, maar toch heel goed bruikbaar. JLe zijn geladen!" zei Martin, terwijl hij ze gaf. „Goed," antwoordde Barnabas, die er een in iedere zak Het glijden en dan de teugels n.un. „Komt u vannacht niet terug mijn heer?" „Vannacht niet, Martin." De staljongens sprongen ter zijde en lieten de kop van The Terror los. die snoof, steigerde en door de open deur sprong, rechts af sloeg en de echoënde straat afdonderde. En zo begon The Terror zijn tweede race, die een heel zware en moeilijke race zou zijn. daar zij niet gelopen werd tegen een vier voetige tegenstander, niet tegen een ding van vlees en bloed, maar tegen de zeker zich bewegende, meedogenloze wijzer» van Natty Bell's groot zilveren horloge... (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 5