3
Een boze vogel
Van vrouw tot vrouw
Snoep en Santo
in speelgoedland
ONS RAADSELHOEKJE j
ïluuw-i uil de ik&ekuMtcel
UIT DE NATUUR
i'A..'*;
Deze keer eens wat over een vo
gel, die niet in het wild leeft,
maar door de mensen wordt ge
houden. Ik bedoel de zwaan. Jul
lie hebt ongetwijfeld allemaal wel
eens een zwaan gezien. De kinde
ren op het platteland in de slo
ten en op het land en de kinderen
ln Alkmaar in de Hout. Er is éch
ter nog een heel verschil tussen de
zwanen, die je ln de Hout ziet
zwemmen en de zwaden, die je op
het platteland ontmoet. De eerste
zijn aan de mensen gewend en ze
worden soms heel mak. De laatste
echter zijn bijna wilde vogels. Al
leen de mensen, die ze regelmatig
van voer voorzien, kunnen er
dicht bij komen. Voor anderen
gaan zij bijna altijd weg. Niet om
dat ze bang zijn, maar ze houden
niet van mensen. En vooral niet,
als het In de broedtijd is.
De zwanen broeden namelijk
veelal niet in een hok. Ze maken
zelf een nest van takken op het
land, dat ze met dons bekleden en
waarin hoogstens een vier of vijf
tal eieren liggen. Het wijfje zit dan
op de eieren te broeden en het
mannetje houdt de wacht.
Het is een bijzonder fraai ge
zicht en Ik heb eens getracht er
een foto van te maken. Bij die
De zwanen waren toornig. De nek
veren stonden omhoog en af en
toe bliezen ze kwaadaardig.
Voorzichtig- haalde ik het foto
toestel uit mijn zak en keek in het
spiegeltje. Het beeld was nog
iets te klein en zonder er bij te
denken .deed ik onverwachts een
paar stappen. Op de zwanen lette
ik niet. Ik dacht alleen aan de
mooie foto die het kon worden.
Daardoor had ik niet bemerkt, dat
de mannetjeszwaan op me af
kwam. Ik zag hem pas, toen hij
vlak bij me was. En toen had ik
meteen een klap met een vleugel
te pakken, dat was niet mooi
weer. Van foto's maken was geen
sprake meer. Ik moest maken dat
ik weg kwam. zo vlug mogelijk en
de zwaan achtervolgde me een
heel eind, af en toe proberend^
m* weer een klap toe te dienen.
Ik heb het maar niet meer ge
probeerd. de zwaden bij het nest
te fotograferen. Maar een paar
weken later trof lk ze aan, terwijl
ze zwemmen in de sloot. Gelukkig
gelegenheid ben ik aan de weet
gekomen, dat de zwaan een boze
vogel kan zijn, die er niet voor
terugdeinst een mens aan te val
len.
Ergens op een stuk land had ik
een paar zwanen bezig gezien met
het bouwen van een nest en om
dat ik er graag een foto van wilde
hfbben. besloot ik toen ze een
paar weken zaten te broeden, er
heen ie gaan en ze op de gevoelige
plaat te vereeuwigen.
Tk zotte mijn fie's tegen een hek,
wandelde bedaard het land in. zc
rur.tig mogelijk, want als je vogels
wilt fotograferen, moet je altijd
heel kalm zijn.
Maar al was ik zelf kalm. de
zwanen waren het niet en ik was
er zeker nog wel een twintig meter
af. toen het wijfje begon te bla
zen. de veren overeind. En dat
was voor het mannetje een teken
om overeind te komen. Ik bleef
dus een poos rustig staan. Dat is
dan het bes'e. want dan heb je
kans het vertrouwen van de vo-
ge\s 'e winnen.
Bij de zwanen keerde langza
merhand de rust terug. En toen
waagde ik een naar stapjes, waar
op het- mannetje overeind kwam.
Dat ging zo een keer of wat en
eindelijk was ik op een afs and
van een meter of tien gekomen.
Een hele poos bleef ik stil staan.
had ik toen mijn fototoestel bij
ma en ik heb er enkele mooie
plaatjes van kunnen maken. In
de Kinderkoerier van deze week
zie je een van die foto's afgebeeld.
Als jullie dus soms zwanen op het
land ziet zitten, bij het nest, pro
beer er maar niet te dicht bij te
komen, want je wordt smadelijk
op de vlucht gejaagd.
Ons vervolgverhaal
De zeven Kabouters
van Sneeuwwitje
Toen ze allemaal blauw van de
koude weer in de hut waren aan
gekomen, herinnerden de kabou
ters zich" plotseling, dat de mou
wen van hun buisjes dichtge
knoopt waren geweest. En ze be
grepen heel goed. dat alleen de
e'fies dat hadden kunnen deen.
Voordat ze met de grote schoon
maak begonnen, staken ze dus
eerst de koppen bij elkaar. Want
dat konden ze zo maar niet over
hun kant laten gaan. Stel je voor.
Nee, ze zouden die elfjes wel vin
den. En voor d:~ ergens op ver
dacht waren, had iedere kabouter
een elfje genomen en naar buiten
geduwd. En toen werden de elfjes
me: sneeuw Ingepeperd, dat hun
wangen er van gloeiden. De kabou
ters kregen trouwens zelf ook hun
deel, want de elfjes verweerden
zich uit alle macht. Eindelijk had
den ze er genoeg van en nu werd
het tijd om de hut eens goed te
gaan schoon maken. Eerst sjouw
den ze alles naar buiten en toen
werd er begonnen. Geweldig, wat
was het een vieze boel. S of en
spinnewebben. Maar ze hielpen
len hard mee en na een paar uu
was alles keurig netjes en konder
ze beginnen dc hut weer in te
richten. Ze maak en er een ger
lig vertrek van. In het midden een
grote tafel, waar ze met zijn al
len aan konden zitten op de ba
ken, een grote haard, waar ze z
konden warmen in gemakkeh-
zetels van mos en aan de zijwan
den veertien aardige bedjes.
Terwijl ze hun werk stonden te
bekijken, keek Zonderhaar de elf
jes eens aan en hij begon te proes
ten van het lachen. Dat was geen
wonder, want de elfjes zagen
zwart van het stof.
Maar de kabouters waren al
even vies. Er zat nie tanders op:
dan zich van onder tot boven te
wassen. Maar dat ging niet zo ge
makkelijk, want de beek was dicjit
gevroren en in de hut was geen
waterleiding. Dus moesten ze eers:
sneeuw smelten. En in dat water
konden ze de stof resten verwijde
ren. Ze waren er druk mee bezig
toen een der elfjes een kree: van
schrik gaf. Snikkend vertelde ze.
dat ze een scheur in haar japon
netje had. Dat was cl? eerst? en er
zouden er ongetwijfeld meer vol
gen en in een paar maanden wa
ren hun kleren af.
Ze hadden tijdens de vlucht uit
eifenstad geen tijd gehad om an
der? kleren mee te nemen.
Dat was een lastig vraagstuk. Ze
werden er allemaal s'il van. Knor
repot zat peinzend met de flüiifc
van berkenbast te spelen en zon
der enige bedoeling floot hijger op.
Wat doe je nou? schreeuwde
zijn elfje en de anderen schrok
ken evenzeer. Want ze hadden w»l
begrepen, dat d? fluit een tover
fluit was en ze waren bang. vopr
wat er nu zou koumen. S el je
voor. dat er eens leeuwen zouden
komen aanrennen. Angstig zaten
ze te luisteren, maar wat was het
een opluchting, dat. er geen leeu
wen kwamen, maar eekhoorns, die
door de bomen sprongen en ten
slotte op een rijtje op ds vens'er-
bank gingen zitten. Ze zagen er
echt vriendelijk uit en Hummeltje
werd zo moedig, dat hij de deur
opendeed. Uitgelaten kwamen de
eekhoorns naar binnen. Toen ze
de elfjes zagen, kende hun verba
zing geen grenzen. De aanvoerder
fluisterde teeen Knorrepo ..Wat
zijn dat voor lieve schepseltjes?"
„Dat zijn onze vrouwen." zei
Knorrepot trots, maar nauwelijks
hadden de elfjes dat eehoord, of
ze begonnen allemaal luid te roe»
pen, dat het helemaal niet waar
was. Dan zou er eers' een bruiloft
moeten zijn en een burgemeester
en een feest en wat al ni?t meer.
De kabouters keken wel een beet
IK HAD ER ZELF niet aan ge
dacht, maar een brief van een der
lezeressen, mevrouw W. te A.. her
innerde me er aan, nog enkele we
ken en we zitten al weer midden
i,-. de voorbereidingen van het S\
Nïcolaasfeest. En naar aanleiding
daarvan stelde mevrouw W. me
de vraag, of het wel goed is de
kinderen te laten geloven in Sin
terklaas?
Och, mevrouw, dat is een moei
lijke vraag voor iemand, die zelf
nimmer de vreugden van het feest
als kind heeft meegemaakt. Ik
kom namelijk uit een s reek. waar
ze nimmer iets aan Sinterklaas
deden en dus voel ik zelf niet goed
aan. hoe ik er als kind op zou
hebben gerageerd. Maar wel wil ik
u mijn ervaringen vertellen met
mijn eigen kinderen. Wan: het is
nu een jaarlijks terugkerend feest
voor mij geworden.
Da- kan Ik u wel vertellen, dat ik
me nooit zou la'en leiden door de
vraag, of het wel goed is, de kin
deren de juiste toedracht te verlel
len van het Sinterklaasfeest, als
ze nog jong zijn. Het duurt maar
zo kort, dat ze werkelijk nog leven
in die geheimzinnige sfeer, die
reerjv dagen van te voren maakt,
dat het leven er eens anders, vro
lijk'r. leuker door wordt. Ik heb 't
nu zelf al enige keren meege
maakt en elk jaar weer geniet ik
va'i d?e :ijd meer dan van enige
and"-?- tv v'nd dat geloof van de
kinderen in een geheimzinnig
iemand, die allerlei goede gaven
brengt zo prachtig. Ik vind die
kindergezichten. cie stralen als ze
het met elkaar'hebben over het na
derende feest iets buitengewoon
moois. En daarbij laat ik me niet
leiden door de vraag, of ik er w»l
goed aan doe. de kinderen de
waarheid over Sinterklaas te ver
tellen.
Ik zal u eens zeggen, hoe een
vriendin van me het gehad heeft.
Ze stelde zich op het standpunt
dat ze tegenover de kinderen vol
komen openhartig moest zijn. als
ze enig begrip hadden en dus ver
telde ze aan haar dochtertje van
vier jaar ,dat Sinterklaas niet be
stond, maar dat het een instelling
was van de mensen, die elkaar op
die dag een plezier wilden doen.
Ogenschijnlijk zoudt u zeggen, dat
daar niets geen bezwaar tegen kan
zijn. Maar dat was nu het frap
pante van het geval? Het meisje,
dat op de kleuterschool ging, ge
loofde niets van wat haar moeder
haar zei. Ze sloeg veel meer acht
op wat de vriendinnetjes van haar
leeftijd op school tegen elkaar zei
den. Misschien vond ze het ge
heimzinnige leuker. Dat valt moei
lijk te beoordelen. Maar ze zong
trouw iedere avond haar Sinter
klaasliedjes. En de moeder? Ze
heeft haar visie omtrent Sinter
klaas, helemaal gewijzigd.
Heeft het met onze liefde voor
de waarheid Iets te maken, of we
de kinderen nu'precies vertellen,
wat er met Sinterklaas aan de
hand is? Ik zou het niet zo zwaar
willen opnemen. In ieder geval ge
loof ik niet, dat er een kind is, dat
het ons later kwalijk zou nemen,
als we haar of hem nie' hadden
verteld, dat Sinterklaas niet echt
bestond. Eers: als de kinderen be
ginnen te twijfelen en dat is te
genwoordig al tamelijk vroeg, acht
ik het ogenblik gekomen, om ze de
iuiste toedracht te vér:ellen. Want
het zou onjuist zijn,'als het kind,
op grond van wat ze in de om
gang met andere kinderen hoorde,
ging twijfelen, en wij zouden dan
nroberen, haar iets wijs te maken.
En dan vaak nog niet eens met
slechte bedoelingen, m°er alleen,
omdat we do oude gezellige sfeer
willen vasthouden. Wan: dan den
ken en Handelen we egoïstisch. En
natuurlijk spreekt het vanzelf, dat
we de kinderen nimmer bang ma
ken me: Sinterklaas. Hoe dikwijls
wordt er niet gezegd: Denk er om
je sip. toen ze dat hoorden, maar
eigenlijk hadden de elfjes gelijk.
Ze zwegen er dus maar over en
kleine Hummeltje was zo verstan
dig het vraags uk van de kleren
aan te roeren. Nu. daar wisten de
eekhoorns raad op. Als het anders
niet was. Over een paar dagen
zouden ze wel zorgen, dat er kle-
er waren, zo prachtig als ze nog
nooit gezien hadden. En meteen
wipten de eekhoorns de deur uit.
Even later zagen de kabouters en
de elfjes ze door de bomen zwie
ren.
Er werden nog een paar blokken
op het vuur gegooid, er werd eten
klaar gemaakt uit de grote voor
raad. die ze hadden aangelegd en
na het eten gingen ze allemaal
even liggen slapen. Ze hadden m'«
schien een uurtje gerust, toen er
aan de deur werd geklopt. Knorre
pot stond op en kwam zo wit als
een doek terug.
Toen Oom Rob een
jochie was
Mijn vriend Piet en ik zouden
helpen perenplukken. We hadden
twee heel grote perenbomen en
het was voor ons altijd een feest
als de tijd om de peren te pluk
ken. wï.s aangebroken. We kiouter
den de boom in, of we klommen
Ugen een ladder op, we aten enze
buik vol met peren en we hoalden
alle mogelijke kattekwaad ui'
Want jullie begrijpt wel. dat dat
nog veel mooier was dan peren
plukken. Op een keer ben ik er
haast lelijk aan te pas gekomen.
Het is gelukkig goed afgekomen,
maar sedert die tijd klim ik niet
graag meer op een ladder.
Ik zal jullie de geschiedenis ver
tellen. Mijn vriend Piet en ik wa
ren boven in de boom en we hiel
den een wedstrijd, wie het eers
een zakje vol zou plukken. Ik kon
het niet winnen en Piet was eer
der beneden. Triomfantelijk riep
hij m; toe. da' ik er niets van kon
Je begrijpt, dat ik daar niet blij
mee was. Want een ieder wil
graag haantje de voorste zijn. Dus
zon ik op wraak.
Toen zag- ik een rotte peer han
gen. Ik begon vergenoegd te grin
ïrken Dat was een prachtige ge
legenheid. Voorzichtig greep ik 'n
P'er en keek naar beneden. Piet
was juist bezig zijn zak met peren
leeg te maken. Zorgvuldig mikte
ik en ik had een ongelofelijk geluk
De peer suisde naar beneden en
v:el tf> pletter op Piets wilde haar
dos. Hij sprong van schrik een
voet in de lucht en begon als een
razende zijn haren te wrijven. Het
was een onbeschrijfelijk grappia
gezicht, maar voor hem was het
m?er dan vies. Er was dan ook
maar een. die lachte. Hij stond be
n^den woedend t° schelden. Hij
zou me wel krijgen. Ik was nog
niet van hem af en wat al niet
meer.
Ik begon me eigenlijk niet erg
prettig te voelen. Want het sprak
wel van zelf. dat ik wat te goed
had. En dus verklaarde ik. dat
het een louter ongeluk was ge
weest en dat die peer zo maar op
zijn hoofd was gevallen.
Of Piet het geloofde? Ik denk 't
niet, maar in ieder geval hield hij
op met dreigen en ik kwam naar
beneden. Toen ik zijn hoofd van
nabij zag, begon ik opnieuw te
schateren Het was een pracht1.
En Plet koos de wijste pari ij, hij
lachte mee.
In de boom zelf kodden we nu
niet veel meer beginnen. We moes
ten gebruik maken van een lange
ladder. Beurtelings klommen we
tegen de ladder op, terwijl de an
der hem vasthield. Terwijl ik bo
ven was. zag ik weer een rotte
peer hangen en ik kon de verlei
ding niet weerstaan. Reeds had ik
hem van de boom gegrepen, maar
op het moment, dat ik de peer
wilde laten vallen, keek Piet naar
boven Hij had me door en
deed een sprong op zij. Daardoor
liet hij echter de ladder los en
daar die nog al rechtop stond, be
gon ze achterover te vallen.
Ik dacht niet meer aan rotite
peren. Ik schreeuwde van angst.
Wat was dat een naar gevoel, toen
ik met de ladder achterover ging
Het duurde maar heel kort, want
de vaart werd gestuit door een
paar takken en al was mijn posi
tie niet zo heel aangenaam, ik was
rap genoeg en ik slaagde er In
veilig en wel naar beneden te ko
men.
Piet was nog meer geschrokken
dan ik. Dat was geen wonder,
want het had maar een haartje
gescheeld, of ik was achterover
geslagen en dan had ik er waar
schijnlijk niet veel meer van kun
nen navertellen.
Piet en ik hebben nog menig
maal samen peren geplukt. Maar
;k ging nooi' mee'- oo e'e ladder
Het naar benden ^ocien van pe-
',Qn in d? hoop er de ef p
mee te r5"-", h°b <v echter nor"
kunnen laten. Als jullie nog eens
met Oom Rob aan het peren pluk
ken bent, wees dan op je hoede!
Neef Harty ver lelt
Zoals we jullie al verteld hebben wa
ren Snoep, het poppenmeisje, en San
to, het harlekijntje, bezig kennis te ma
ken met majoor Scheermes en zijn hel
pers, korporaal Kwast en Lord Zeep
staaf- Stel ons voor aan die twee- zei
majoor Scheermes bevelend tegen lord
Zeep:taaf. Deze trad deftig naar vo
ren- Eh, ahum, jongelui, zei hij voor
naam, mag ik jullie even voorstellen?
Deze flinke, kaarsrechte man is onze
beroemde majoor Scheermes, dit kwas
terige kereltje is korporaal Kwast en
ikzelf, ahum, ben de doorluchtige lord
Zeepstaaf. - Wij zijn Snoep en Santo,
zeiden onze vriendjes verlegen,- en we
vinden het erg prettig met U^allen ken
nis te maken.
-Het is anders heus niet leuk' met
lord Zeepstaaf kennis te maken, zei
korporaal Kwast brommerig. Die noemt
zichzelf doorluchtig. Om je een aap te
lachen. Doorgelucht is tie, van al die
reukwatertjes, die hij gebruikt.
Lord Zeepstaaf keek misprijzend
naar de korporaal en zei hooghartig:
De familie der Zeepstaven is nu een
maal een geurige familie. Dat zijn wij
aan onze stand verplicht. Een rUwbf
haarde Kwast begrijpt dat toch niet.
Nu kon de korporaal Kwast er era
slecht tegen minachtend behandeld tf
worden. Woedend stoof hij daarom ofl
Lord Zeepstaaf af en duwde hem z'£
haardos in het gezicht- Ik zal je oitf
zeep brengen,- gilde hij kwaad.
Doch nu kwam majoor Scheermes tuj|
senbeide. Wel duizend baardstoppel#
nog aan toe, zei deze scherp, willeb
jullie wel eens onmiddelijk uitscheideéi
met dat geruzie!
Verschrikt hield de korporaal er met
op z'n haardos in het gezicht van lord
Zeepstaaf te duwen. Doch deze wend*
de zich geprikkeld tot majoor Scheer
mes en zei boos: Dat laat ik niet oj|
me zitten, majoor. Een deftige Zeep
staaf als ik kan zich zo'n ruwe behani
deling niet laten welgevallen. Ik daag
korporaal Kwast voor de Veiligheids*
scheermesraad! Majoor Scheermes lach"
te snijdend. Dacht je, dat de Veilig,,
heidsscheermesraad tijd heeft om dit
ruzietes van jullie uit te zoeken? zei
hij. Nee, de raad heeft zich met ern
stiger dingen bezig te houden. Hef
gaat om het uitroeien van het volk
der baardstoppels. We moeten onder
elkaar geen ruzie maken en èèn zijn
in de strijd tegen de baardstoppels!
Plechtig keek de majoor z'n vrienden
aan- Zijn we het eens mannen?- vroeg
hij. Korporaal Kwast en lord Zeepstaaf
sprongen in de houding en zeiden: We
zijn het eens!
Gelukkig, ze zijn het eens. zuchtten
Snoep en Santo, die al die tijd ver
schrikt hadden toegekeken, opgelucht
tot elkaar.
Hier volgen allereerst de prijs
winnaars var. de vorige keer, die
ik tot mijn spijt verleden week
niet meer in de Kinderkoerier kon
krijgen.
Het zijn Marijke Pauw, Alkmaar
en Fokkie Gouma, Anna Paulowna
En nu de oplossing van de v?r
borgen plaatsnamen. Daar hebben
een massa kinderen aan meege
daan. Maar ze hebben ze niet al
lemaal goed geraden. Zoek ze nu
zelf maar eens na.
Hij keek scheel de jongen aan.
E e 1 d e.
Je ben: een schalk, maar denk
er om hoor. nu is mijn geduld ui:.
Alkmaar en Hoorn.
In Appelscha gentoen we erg.
S c h a g e n.
De kachel der buren rookte erg.
H e 1 d e r en B u r e n.
Ik ga naar de nieuwe weg.
N a a r d e n.
Oom Rob dam' niet. h::
liever. O b d a m.
Zeven huizen brandden die
nacht af. Zevenhuizen en
Venhuizen.
De plassen stonden op de w:g.
Assen.
Die mensen konden niet meer.
D i e m e n.
Laat me even los. V e n 1 o.
Appelscha was geen v:rboreen
plaatsnaam. Die is zo te vinden
en dergelijke plaatsen vallen er
dus buiten. APeen wil ik wel ver
klappen, dat ik deze oplossingen,
die de naam Aopelscha er b»j ver
meldden. niet fout rekenen Ze
loten dus even goed mee om de
prijzen.
ONZE NIEUWE OPGAAF.
Deze week eens geen raad
sels. Ik moet mijn tekenvrien
dinnen en vrienden ook te
vriend houden en dus schrijf
ik nu een tekenwedstrijd uit
En vermeld er bij, hoe oud
jullie bent. want er is een
rubriek voor jongens en meis
jes tot tien jaar en ouder, en
voor elke rubriek stel .k tw?3
prijzen beschikbaar.
Oom Rob. postbus 3, Schagen.
„Ze hewwe er deer in Skagen
zeker ok weer uitsloufd," zoi Kees.
„Ik heb teminste hoord, dat er 'n
skroiven nei de raad gaan is. waar
in protesteerd werd teugen de klei
ding van de gymnaste. Die zou
oneste isch weesd hewwe. Nou
weet ik met mijn domme verstand
gieniens persies wat dat be ekent,
maar ut zei wel weer niet veul
goeds weesd hewwe. W->nt das een
wonder, as u' wel goed is, ho r je
er nooit over."
„Ik weet ut nag zo krek niet,"
begOr. Klaas een beetje voorzich
tig. „De mense fcenne zo raar teu
genwoord-'g. Wat de len m?oi vind,
vind de aar lilluk en den slaan ze
derekt maar an ut skroiven en
den gebruike ze zokke verlegen
dikke woorde. Nei Kees, ik moet er
wat van„ Want nou hew ik die
als je stopt bent, neemt Sinter
klaas je mee. En er komt natuur
lijk niets van. Dan maken we ons
schuldig aan bedrog en we belo
pen de kans, als de kinderen Iets
te gevoelig zijn, dat wê het mooi
ste feest, voor hen vergallen. Denk
niet. dat dit overdrijving is. Wie
een Sinterklaasfeest voor de jeugd
voor de jongste Jeugd dan. heeft
meegemaakt, heeft zelf kunnen
constateren, dat de kinderen soms
vrees hebben. En dat moeten we
altijd vermijden,
NEL.
moidjes van die gymvereniging
niet zien, dus ik ken deer niet over
oordelè, maar as ik jouw nou de
vraag stel of een kermis met dat
gehos zo verlegen esletisch is, den
gelouf ik, dat je ut wel met me
ieris weze zeilei dat de kleidiog op
zokke kermisse er best mee deur
ken. Maar dat is ok zo wat ut
lenige. Ik ben van de zeumer in
Skagen weesd en in Zoidewind en
in Warmenhuizen en ik wul je
eerluk zegge, dat de boordjes tot
an de hals toe dichtknoupt ben-
ne. Maar even goed wor je misse
luk van ut gehos en gezwes. En
den staan ze de hele eivend maar
teugen mekaar an te droien, dat
je er beroerd van worre zouwe.
Nei, Een rare wereld."
„Zeg dat wel." begon de barre-
bier. Of ut een rare wereld is. Er
benne altoid lui, die as ze een
broekkie zien. dat te kort is, of "en
halsie dat te leig is. deer anstoot
anneme. En den klimme ze in de
pen en skroive maar. Afoin, das
niet erg. Das hullie goed recht.
Deer voor leve we In een vrai land.
Maar as hullie joos en molde nel
zo'n boerekermis toegaan, weer
nag al derus wat beurt, den word
er niet over skreven. Ut is oigeluk
om te lachen."
Maar deer was Klaas ut hille-
gaar niet mee iens. Die had nag
meer op zoin lever.
„Ik heb van de zeumer een cirke
lair zien, dat was in de buurt van
de Waard. En die gong teugen ut
gemengde zwummen. En nou ben
ik nag wel zo breid van opvatting,
dat ik me best voorstellé ken, dat
iemand deer principiële bezwere
teugen heb. As dat zo is, den hoeft
ie er niet heen te gaan en den
hoeft ie ok niet voor de hoindng
staan te kolken. Deer is-ie volko
men vrai in. En hai is ok volko
men vrai om te zeggen, dat Ie are
anreid 'om er niet heen te gaan.
Maar in die circulaire gonge ze
zo veer. dat ze gemengde zwu'm
bade goddeloos en onzedeluk
noemde. En nou ben ik percies
weer ik weze wul. Hier in Skagen
noeme ze de klei ding van de
gymnaste onestetisch en anstodt-
gevend en onwelvoegeluk en on-
behoorluk en in de Waard vinde
ze een zwumbad weer ze gemengd
zwumme onzedeluk en ans'oot-
gevend en goddeloos. Ik wou zo
zegge, leite we over en weer de
mond ntet zo vol neme met zokke
grote woorde. Leite we een bee'je
verdreegzamer weze teugen over
mekaar.
Dat was een hele redevoering
voor Klaas z'n doen. En toe heb
de barrebier. die op z'n toid oïc
nag muzekant is op kerremlsse en
danseivende nag een "talreep je
ophongen over wat ie deer alle
gaar wel zag en over wat er nei
ofloup beurde, maar deer zelTe we
maar niet ove** skroive. want den
kon ons verhaal wel Jent* ones
tetisch en onwelvoegluk worre. Al
dede we ok niks aart as onero
tische en onwel voeg; uke dinyr hp
•kroive, die we zei* gtentens dein
hadde. 17 TG AP.O.