3 Een boze vogel Van vrouw tot vrouw Snoep en Santo in speelgoedland ONS RAADSELHOEKJE j ïluuw-i uil de ik&ekuMtcel UIT DE NATUUR i'A..'*; Deze keer eens wat over een vo gel, die niet in het wild leeft, maar door de mensen wordt ge houden. Ik bedoel de zwaan. Jul lie hebt ongetwijfeld allemaal wel eens een zwaan gezien. De kinde ren op het platteland in de slo ten en op het land en de kinderen ln Alkmaar in de Hout. Er is éch ter nog een heel verschil tussen de zwanen, die je ln de Hout ziet zwemmen en de zwaden, die je op het platteland ontmoet. De eerste zijn aan de mensen gewend en ze worden soms heel mak. De laatste echter zijn bijna wilde vogels. Al leen de mensen, die ze regelmatig van voer voorzien, kunnen er dicht bij komen. Voor anderen gaan zij bijna altijd weg. Niet om dat ze bang zijn, maar ze houden niet van mensen. En vooral niet, als het In de broedtijd is. De zwanen broeden namelijk veelal niet in een hok. Ze maken zelf een nest van takken op het land, dat ze met dons bekleden en waarin hoogstens een vier of vijf tal eieren liggen. Het wijfje zit dan op de eieren te broeden en het mannetje houdt de wacht. Het is een bijzonder fraai ge zicht en Ik heb eens getracht er een foto van te maken. Bij die De zwanen waren toornig. De nek veren stonden omhoog en af en toe bliezen ze kwaadaardig. Voorzichtig- haalde ik het foto toestel uit mijn zak en keek in het spiegeltje. Het beeld was nog iets te klein en zonder er bij te denken .deed ik onverwachts een paar stappen. Op de zwanen lette ik niet. Ik dacht alleen aan de mooie foto die het kon worden. Daardoor had ik niet bemerkt, dat de mannetjeszwaan op me af kwam. Ik zag hem pas, toen hij vlak bij me was. En toen had ik meteen een klap met een vleugel te pakken, dat was niet mooi weer. Van foto's maken was geen sprake meer. Ik moest maken dat ik weg kwam. zo vlug mogelijk en de zwaan achtervolgde me een heel eind, af en toe proberend^ m* weer een klap toe te dienen. Ik heb het maar niet meer ge probeerd. de zwaden bij het nest te fotograferen. Maar een paar weken later trof lk ze aan, terwijl ze zwemmen in de sloot. Gelukkig gelegenheid ben ik aan de weet gekomen, dat de zwaan een boze vogel kan zijn, die er niet voor terugdeinst een mens aan te val len. Ergens op een stuk land had ik een paar zwanen bezig gezien met het bouwen van een nest en om dat ik er graag een foto van wilde hfbben. besloot ik toen ze een paar weken zaten te broeden, er heen ie gaan en ze op de gevoelige plaat te vereeuwigen. Tk zotte mijn fie's tegen een hek, wandelde bedaard het land in. zc rur.tig mogelijk, want als je vogels wilt fotograferen, moet je altijd heel kalm zijn. Maar al was ik zelf kalm. de zwanen waren het niet en ik was er zeker nog wel een twintig meter af. toen het wijfje begon te bla zen. de veren overeind. En dat was voor het mannetje een teken om overeind te komen. Ik bleef dus een poos rustig staan. Dat is dan het bes'e. want dan heb je kans het vertrouwen van de vo- ge\s 'e winnen. Bij de zwanen keerde langza merhand de rust terug. En toen waagde ik een naar stapjes, waar op het- mannetje overeind kwam. Dat ging zo een keer of wat en eindelijk was ik op een afs and van een meter of tien gekomen. Een hele poos bleef ik stil staan. had ik toen mijn fototoestel bij ma en ik heb er enkele mooie plaatjes van kunnen maken. In de Kinderkoerier van deze week zie je een van die foto's afgebeeld. Als jullie dus soms zwanen op het land ziet zitten, bij het nest, pro beer er maar niet te dicht bij te komen, want je wordt smadelijk op de vlucht gejaagd. Ons vervolgverhaal De zeven Kabouters van Sneeuwwitje Toen ze allemaal blauw van de koude weer in de hut waren aan gekomen, herinnerden de kabou ters zich" plotseling, dat de mou wen van hun buisjes dichtge knoopt waren geweest. En ze be grepen heel goed. dat alleen de e'fies dat hadden kunnen deen. Voordat ze met de grote schoon maak begonnen, staken ze dus eerst de koppen bij elkaar. Want dat konden ze zo maar niet over hun kant laten gaan. Stel je voor. Nee, ze zouden die elfjes wel vin den. En voor d:~ ergens op ver dacht waren, had iedere kabouter een elfje genomen en naar buiten geduwd. En toen werden de elfjes me: sneeuw Ingepeperd, dat hun wangen er van gloeiden. De kabou ters kregen trouwens zelf ook hun deel, want de elfjes verweerden zich uit alle macht. Eindelijk had den ze er genoeg van en nu werd het tijd om de hut eens goed te gaan schoon maken. Eerst sjouw den ze alles naar buiten en toen werd er begonnen. Geweldig, wat was het een vieze boel. S of en spinnewebben. Maar ze hielpen len hard mee en na een paar uu was alles keurig netjes en konder ze beginnen dc hut weer in te richten. Ze maak en er een ger lig vertrek van. In het midden een grote tafel, waar ze met zijn al len aan konden zitten op de ba ken, een grote haard, waar ze z konden warmen in gemakkeh- zetels van mos en aan de zijwan den veertien aardige bedjes. Terwijl ze hun werk stonden te bekijken, keek Zonderhaar de elf jes eens aan en hij begon te proes ten van het lachen. Dat was geen wonder, want de elfjes zagen zwart van het stof. Maar de kabouters waren al even vies. Er zat nie tanders op: dan zich van onder tot boven te wassen. Maar dat ging niet zo ge makkelijk, want de beek was dicjit gevroren en in de hut was geen waterleiding. Dus moesten ze eers: sneeuw smelten. En in dat water konden ze de stof resten verwijde ren. Ze waren er druk mee bezig toen een der elfjes een kree: van schrik gaf. Snikkend vertelde ze. dat ze een scheur in haar japon netje had. Dat was cl? eerst? en er zouden er ongetwijfeld meer vol gen en in een paar maanden wa ren hun kleren af. Ze hadden tijdens de vlucht uit eifenstad geen tijd gehad om an der? kleren mee te nemen. Dat was een lastig vraagstuk. Ze werden er allemaal s'il van. Knor repot zat peinzend met de flüiifc van berkenbast te spelen en zon der enige bedoeling floot hijger op. Wat doe je nou? schreeuwde zijn elfje en de anderen schrok ken evenzeer. Want ze hadden w»l begrepen, dat d? fluit een tover fluit was en ze waren bang. vopr wat er nu zou koumen. S el je voor. dat er eens leeuwen zouden komen aanrennen. Angstig zaten ze te luisteren, maar wat was het een opluchting, dat. er geen leeu wen kwamen, maar eekhoorns, die door de bomen sprongen en ten slotte op een rijtje op ds vens'er- bank gingen zitten. Ze zagen er echt vriendelijk uit en Hummeltje werd zo moedig, dat hij de deur opendeed. Uitgelaten kwamen de eekhoorns naar binnen. Toen ze de elfjes zagen, kende hun verba zing geen grenzen. De aanvoerder fluisterde teeen Knorrepo ..Wat zijn dat voor lieve schepseltjes?" „Dat zijn onze vrouwen." zei Knorrepot trots, maar nauwelijks hadden de elfjes dat eehoord, of ze begonnen allemaal luid te roe» pen, dat het helemaal niet waar was. Dan zou er eers' een bruiloft moeten zijn en een burgemeester en een feest en wat al ni?t meer. De kabouters keken wel een beet IK HAD ER ZELF niet aan ge dacht, maar een brief van een der lezeressen, mevrouw W. te A.. her innerde me er aan, nog enkele we ken en we zitten al weer midden i,-. de voorbereidingen van het S\ Nïcolaasfeest. En naar aanleiding daarvan stelde mevrouw W. me de vraag, of het wel goed is de kinderen te laten geloven in Sin terklaas? Och, mevrouw, dat is een moei lijke vraag voor iemand, die zelf nimmer de vreugden van het feest als kind heeft meegemaakt. Ik kom namelijk uit een s reek. waar ze nimmer iets aan Sinterklaas deden en dus voel ik zelf niet goed aan. hoe ik er als kind op zou hebben gerageerd. Maar wel wil ik u mijn ervaringen vertellen met mijn eigen kinderen. Wan: het is nu een jaarlijks terugkerend feest voor mij geworden. Da- kan Ik u wel vertellen, dat ik me nooit zou la'en leiden door de vraag, of het wel goed is, de kin deren de juiste toedracht te verlel len van het Sinterklaasfeest, als ze nog jong zijn. Het duurt maar zo kort, dat ze werkelijk nog leven in die geheimzinnige sfeer, die reerjv dagen van te voren maakt, dat het leven er eens anders, vro lijk'r. leuker door wordt. Ik heb 't nu zelf al enige keren meege maakt en elk jaar weer geniet ik va'i d?e :ijd meer dan van enige and"-?- tv v'nd dat geloof van de kinderen in een geheimzinnig iemand, die allerlei goede gaven brengt zo prachtig. Ik vind die kindergezichten. cie stralen als ze het met elkaar'hebben over het na derende feest iets buitengewoon moois. En daarbij laat ik me niet leiden door de vraag, of ik er w»l goed aan doe. de kinderen de waarheid over Sinterklaas te ver tellen. Ik zal u eens zeggen, hoe een vriendin van me het gehad heeft. Ze stelde zich op het standpunt dat ze tegenover de kinderen vol komen openhartig moest zijn. als ze enig begrip hadden en dus ver telde ze aan haar dochtertje van vier jaar ,dat Sinterklaas niet be stond, maar dat het een instelling was van de mensen, die elkaar op die dag een plezier wilden doen. Ogenschijnlijk zoudt u zeggen, dat daar niets geen bezwaar tegen kan zijn. Maar dat was nu het frap pante van het geval? Het meisje, dat op de kleuterschool ging, ge loofde niets van wat haar moeder haar zei. Ze sloeg veel meer acht op wat de vriendinnetjes van haar leeftijd op school tegen elkaar zei den. Misschien vond ze het ge heimzinnige leuker. Dat valt moei lijk te beoordelen. Maar ze zong trouw iedere avond haar Sinter klaasliedjes. En de moeder? Ze heeft haar visie omtrent Sinter klaas, helemaal gewijzigd. Heeft het met onze liefde voor de waarheid Iets te maken, of we de kinderen nu'precies vertellen, wat er met Sinterklaas aan de hand is? Ik zou het niet zo zwaar willen opnemen. In ieder geval ge loof ik niet, dat er een kind is, dat het ons later kwalijk zou nemen, als we haar of hem nie' hadden verteld, dat Sinterklaas niet echt bestond. Eers: als de kinderen be ginnen te twijfelen en dat is te genwoordig al tamelijk vroeg, acht ik het ogenblik gekomen, om ze de iuiste toedracht te vér:ellen. Want het zou onjuist zijn,'als het kind, op grond van wat ze in de om gang met andere kinderen hoorde, ging twijfelen, en wij zouden dan nroberen, haar iets wijs te maken. En dan vaak nog niet eens met slechte bedoelingen, m°er alleen, omdat we do oude gezellige sfeer willen vasthouden. Wan: dan den ken en Handelen we egoïstisch. En natuurlijk spreekt het vanzelf, dat we de kinderen nimmer bang ma ken me: Sinterklaas. Hoe dikwijls wordt er niet gezegd: Denk er om je sip. toen ze dat hoorden, maar eigenlijk hadden de elfjes gelijk. Ze zwegen er dus maar over en kleine Hummeltje was zo verstan dig het vraags uk van de kleren aan te roeren. Nu. daar wisten de eekhoorns raad op. Als het anders niet was. Over een paar dagen zouden ze wel zorgen, dat er kle- er waren, zo prachtig als ze nog nooit gezien hadden. En meteen wipten de eekhoorns de deur uit. Even later zagen de kabouters en de elfjes ze door de bomen zwie ren. Er werden nog een paar blokken op het vuur gegooid, er werd eten klaar gemaakt uit de grote voor raad. die ze hadden aangelegd en na het eten gingen ze allemaal even liggen slapen. Ze hadden m'« schien een uurtje gerust, toen er aan de deur werd geklopt. Knorre pot stond op en kwam zo wit als een doek terug. Toen Oom Rob een jochie was Mijn vriend Piet en ik zouden helpen perenplukken. We hadden twee heel grote perenbomen en het was voor ons altijd een feest als de tijd om de peren te pluk ken. wï.s aangebroken. We kiouter den de boom in, of we klommen Ugen een ladder op, we aten enze buik vol met peren en we hoalden alle mogelijke kattekwaad ui' Want jullie begrijpt wel. dat dat nog veel mooier was dan peren plukken. Op een keer ben ik er haast lelijk aan te pas gekomen. Het is gelukkig goed afgekomen, maar sedert die tijd klim ik niet graag meer op een ladder. Ik zal jullie de geschiedenis ver tellen. Mijn vriend Piet en ik wa ren boven in de boom en we hiel den een wedstrijd, wie het eers een zakje vol zou plukken. Ik kon het niet winnen en Piet was eer der beneden. Triomfantelijk riep hij m; toe. da' ik er niets van kon Je begrijpt, dat ik daar niet blij mee was. Want een ieder wil graag haantje de voorste zijn. Dus zon ik op wraak. Toen zag- ik een rotte peer han gen. Ik begon vergenoegd te grin ïrken Dat was een prachtige ge legenheid. Voorzichtig greep ik 'n P'er en keek naar beneden. Piet was juist bezig zijn zak met peren leeg te maken. Zorgvuldig mikte ik en ik had een ongelofelijk geluk De peer suisde naar beneden en v:el tf> pletter op Piets wilde haar dos. Hij sprong van schrik een voet in de lucht en begon als een razende zijn haren te wrijven. Het was een onbeschrijfelijk grappia gezicht, maar voor hem was het m?er dan vies. Er was dan ook maar een. die lachte. Hij stond be n^den woedend t° schelden. Hij zou me wel krijgen. Ik was nog niet van hem af en wat al niet meer. Ik begon me eigenlijk niet erg prettig te voelen. Want het sprak wel van zelf. dat ik wat te goed had. En dus verklaarde ik. dat het een louter ongeluk was ge weest en dat die peer zo maar op zijn hoofd was gevallen. Of Piet het geloofde? Ik denk 't niet, maar in ieder geval hield hij op met dreigen en ik kwam naar beneden. Toen ik zijn hoofd van nabij zag, begon ik opnieuw te schateren Het was een pracht1. En Plet koos de wijste pari ij, hij lachte mee. In de boom zelf kodden we nu niet veel meer beginnen. We moes ten gebruik maken van een lange ladder. Beurtelings klommen we tegen de ladder op, terwijl de an der hem vasthield. Terwijl ik bo ven was. zag ik weer een rotte peer hangen en ik kon de verlei ding niet weerstaan. Reeds had ik hem van de boom gegrepen, maar op het moment, dat ik de peer wilde laten vallen, keek Piet naar boven Hij had me door en deed een sprong op zij. Daardoor liet hij echter de ladder los en daar die nog al rechtop stond, be gon ze achterover te vallen. Ik dacht niet meer aan rotite peren. Ik schreeuwde van angst. Wat was dat een naar gevoel, toen ik met de ladder achterover ging Het duurde maar heel kort, want de vaart werd gestuit door een paar takken en al was mijn posi tie niet zo heel aangenaam, ik was rap genoeg en ik slaagde er In veilig en wel naar beneden te ko men. Piet was nog meer geschrokken dan ik. Dat was geen wonder, want het had maar een haartje gescheeld, of ik was achterover geslagen en dan had ik er waar schijnlijk niet veel meer van kun nen navertellen. Piet en ik hebben nog menig maal samen peren geplukt. Maar ;k ging nooi' mee'- oo e'e ladder Het naar benden ^ocien van pe- ',Qn in d? hoop er de ef p mee te r5"-", h°b <v echter nor" kunnen laten. Als jullie nog eens met Oom Rob aan het peren pluk ken bent, wees dan op je hoede! Neef Harty ver lelt Zoals we jullie al verteld hebben wa ren Snoep, het poppenmeisje, en San to, het harlekijntje, bezig kennis te ma ken met majoor Scheermes en zijn hel pers, korporaal Kwast en Lord Zeep staaf- Stel ons voor aan die twee- zei majoor Scheermes bevelend tegen lord Zeep:taaf. Deze trad deftig naar vo ren- Eh, ahum, jongelui, zei hij voor naam, mag ik jullie even voorstellen? Deze flinke, kaarsrechte man is onze beroemde majoor Scheermes, dit kwas terige kereltje is korporaal Kwast en ikzelf, ahum, ben de doorluchtige lord Zeepstaaf. - Wij zijn Snoep en Santo, zeiden onze vriendjes verlegen,- en we vinden het erg prettig met U^allen ken nis te maken. -Het is anders heus niet leuk' met lord Zeepstaaf kennis te maken, zei korporaal Kwast brommerig. Die noemt zichzelf doorluchtig. Om je een aap te lachen. Doorgelucht is tie, van al die reukwatertjes, die hij gebruikt. Lord Zeepstaaf keek misprijzend naar de korporaal en zei hooghartig: De familie der Zeepstaven is nu een maal een geurige familie. Dat zijn wij aan onze stand verplicht. Een rUwbf haarde Kwast begrijpt dat toch niet. Nu kon de korporaal Kwast er era slecht tegen minachtend behandeld tf worden. Woedend stoof hij daarom ofl Lord Zeepstaaf af en duwde hem z'£ haardos in het gezicht- Ik zal je oitf zeep brengen,- gilde hij kwaad. Doch nu kwam majoor Scheermes tuj| senbeide. Wel duizend baardstoppel# nog aan toe, zei deze scherp, willeb jullie wel eens onmiddelijk uitscheideéi met dat geruzie! Verschrikt hield de korporaal er met op z'n haardos in het gezicht van lord Zeepstaaf te duwen. Doch deze wend* de zich geprikkeld tot majoor Scheer mes en zei boos: Dat laat ik niet oj| me zitten, majoor. Een deftige Zeep staaf als ik kan zich zo'n ruwe behani deling niet laten welgevallen. Ik daag korporaal Kwast voor de Veiligheids* scheermesraad! Majoor Scheermes lach" te snijdend. Dacht je, dat de Veilig,, heidsscheermesraad tijd heeft om dit ruzietes van jullie uit te zoeken? zei hij. Nee, de raad heeft zich met ern stiger dingen bezig te houden. Hef gaat om het uitroeien van het volk der baardstoppels. We moeten onder elkaar geen ruzie maken en èèn zijn in de strijd tegen de baardstoppels! Plechtig keek de majoor z'n vrienden aan- Zijn we het eens mannen?- vroeg hij. Korporaal Kwast en lord Zeepstaaf sprongen in de houding en zeiden: We zijn het eens! Gelukkig, ze zijn het eens. zuchtten Snoep en Santo, die al die tijd ver schrikt hadden toegekeken, opgelucht tot elkaar. Hier volgen allereerst de prijs winnaars var. de vorige keer, die ik tot mijn spijt verleden week niet meer in de Kinderkoerier kon krijgen. Het zijn Marijke Pauw, Alkmaar en Fokkie Gouma, Anna Paulowna En nu de oplossing van de v?r borgen plaatsnamen. Daar hebben een massa kinderen aan meege daan. Maar ze hebben ze niet al lemaal goed geraden. Zoek ze nu zelf maar eens na. Hij keek scheel de jongen aan. E e 1 d e. Je ben: een schalk, maar denk er om hoor. nu is mijn geduld ui:. Alkmaar en Hoorn. In Appelscha gentoen we erg. S c h a g e n. De kachel der buren rookte erg. H e 1 d e r en B u r e n. Ik ga naar de nieuwe weg. N a a r d e n. Oom Rob dam' niet. h:: liever. O b d a m. Zeven huizen brandden die nacht af. Zevenhuizen en Venhuizen. De plassen stonden op de w:g. Assen. Die mensen konden niet meer. D i e m e n. Laat me even los. V e n 1 o. Appelscha was geen v:rboreen plaatsnaam. Die is zo te vinden en dergelijke plaatsen vallen er dus buiten. APeen wil ik wel ver klappen, dat ik deze oplossingen, die de naam Aopelscha er b»j ver meldden. niet fout rekenen Ze loten dus even goed mee om de prijzen. ONZE NIEUWE OPGAAF. Deze week eens geen raad sels. Ik moet mijn tekenvrien dinnen en vrienden ook te vriend houden en dus schrijf ik nu een tekenwedstrijd uit En vermeld er bij, hoe oud jullie bent. want er is een rubriek voor jongens en meis jes tot tien jaar en ouder, en voor elke rubriek stel .k tw?3 prijzen beschikbaar. Oom Rob. postbus 3, Schagen. „Ze hewwe er deer in Skagen zeker ok weer uitsloufd," zoi Kees. „Ik heb teminste hoord, dat er 'n skroiven nei de raad gaan is. waar in protesteerd werd teugen de klei ding van de gymnaste. Die zou oneste isch weesd hewwe. Nou weet ik met mijn domme verstand gieniens persies wat dat be ekent, maar ut zei wel weer niet veul goeds weesd hewwe. W->nt das een wonder, as u' wel goed is, ho r je er nooit over." „Ik weet ut nag zo krek niet," begOr. Klaas een beetje voorzich tig. „De mense fcenne zo raar teu genwoord-'g. Wat de len m?oi vind, vind de aar lilluk en den slaan ze derekt maar an ut skroiven en den gebruike ze zokke verlegen dikke woorde. Nei Kees, ik moet er wat van„ Want nou hew ik die als je stopt bent, neemt Sinter klaas je mee. En er komt natuur lijk niets van. Dan maken we ons schuldig aan bedrog en we belo pen de kans, als de kinderen Iets te gevoelig zijn, dat wê het mooi ste feest, voor hen vergallen. Denk niet. dat dit overdrijving is. Wie een Sinterklaasfeest voor de jeugd voor de jongste Jeugd dan. heeft meegemaakt, heeft zelf kunnen constateren, dat de kinderen soms vrees hebben. En dat moeten we altijd vermijden, NEL. moidjes van die gymvereniging niet zien, dus ik ken deer niet over oordelè, maar as ik jouw nou de vraag stel of een kermis met dat gehos zo verlegen esletisch is, den gelouf ik, dat je ut wel met me ieris weze zeilei dat de kleidiog op zokke kermisse er best mee deur ken. Maar dat is ok zo wat ut lenige. Ik ben van de zeumer in Skagen weesd en in Zoidewind en in Warmenhuizen en ik wul je eerluk zegge, dat de boordjes tot an de hals toe dichtknoupt ben- ne. Maar even goed wor je misse luk van ut gehos en gezwes. En den staan ze de hele eivend maar teugen mekaar an te droien, dat je er beroerd van worre zouwe. Nei, Een rare wereld." „Zeg dat wel." begon de barre- bier. Of ut een rare wereld is. Er benne altoid lui, die as ze een broekkie zien. dat te kort is, of "en halsie dat te leig is. deer anstoot anneme. En den klimme ze in de pen en skroive maar. Afoin, das niet erg. Das hullie goed recht. Deer voor leve we In een vrai land. Maar as hullie joos en molde nel zo'n boerekermis toegaan, weer nag al derus wat beurt, den word er niet over skreven. Ut is oigeluk om te lachen." Maar deer was Klaas ut hille- gaar niet mee iens. Die had nag meer op zoin lever. „Ik heb van de zeumer een cirke lair zien, dat was in de buurt van de Waard. En die gong teugen ut gemengde zwummen. En nou ben ik nag wel zo breid van opvatting, dat ik me best voorstellé ken, dat iemand deer principiële bezwere teugen heb. As dat zo is, den hoeft ie er niet heen te gaan en den hoeft ie ok niet voor de hoindng staan te kolken. Deer is-ie volko men vrai in. En hai is ok volko men vrai om te zeggen, dat Ie are anreid 'om er niet heen te gaan. Maar in die circulaire gonge ze zo veer. dat ze gemengde zwu'm bade goddeloos en onzedeluk noemde. En nou ben ik percies weer ik weze wul. Hier in Skagen noeme ze de klei ding van de gymnaste onestetisch en anstodt- gevend en onwelvoegeluk en on- behoorluk en in de Waard vinde ze een zwumbad weer ze gemengd zwumme onzedeluk en ans'oot- gevend en goddeloos. Ik wou zo zegge, leite we over en weer de mond ntet zo vol neme met zokke grote woorde. Leite we een bee'je verdreegzamer weze teugen over mekaar. Dat was een hele redevoering voor Klaas z'n doen. En toe heb de barrebier. die op z'n toid oïc nag muzekant is op kerremlsse en danseivende nag een "talreep je ophongen over wat ie deer alle gaar wel zag en over wat er nei ofloup beurde, maar deer zelTe we maar niet ove** skroive. want den kon ons verhaal wel Jent* ones tetisch en onwelvoegluk worre. Al dede we ok niks aart as onero tische en onwel voeg; uke dinyr hp •kroive, die we zei* gtentens dein hadde. 17 TG AP.O.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 4