PLEVIERENVANGST- een beroep dat in „Holland" verleden tijd is 9, Oeed drooglegging Wieringermeer richting van trek veranderen? KAPPIE EN EEWEDSTRIJD DE EENZAME Aar van de Werfhorst Solide bestrijdingsmethode van Tweepaardenspel in de Nahand Huis aan de Baai We zijn niet met hem meege- fee&i. Tenminste niet In werke- Ijkheld. Maar in on«e gedachten lebben we een plevierenjacht Ïieegemaakt, zoals die jaren gele en In Hollands Noorden uitge- lefend ls geworden. En, dat kun- ken we er bij zeggen, zoals die foor de gebroeders De Hoop hier B geïmporteerd. We hebben een hele poos met Ie heer C. de Hoop zitten praten in hij heeft ons veel verteld over leze bezigheid, af en toe geholpen |oor zijn vrouw. We hebben weer jets geleerd over hoe het vroeger was. We hoorden hier weer het Jelfde liedje: Slecht betaalde ar beid. En wie een beetje initiatief had1, probeerdQ er op alle moge Bjke manleren wat bij te verdie- ien. Ze zijn niet uit Noordholland kfkomstIg, maar ze wonen veertig Star in de buurt van Schagen en 11 aan de Miede. Maar nog steeds de Friese tongval te herkennen. PLEVIEREN IN DE LUCHT/ Dan vertelt de heer de Hoop ons hoe ze naar Noordholland kwa den Eerst zijn broer en teen ook hij. In Friesland was de vangst van plevieren heel gewoon En hier in Noordholland werd er hooit Jacht op gemaakt. Tot op ten goede dag De Hoop plevieren pi de lucht zag. Het loon was ma tig en in de winter was er soms biets te doen, dus u begrijpt, dat jnen ook in Holland met de'ple tteren zijn geluk ging beproeven. En toen de gebroeders de Hoop tr gunstige resultaten mee bereik len. kwamen er ras Hollanders, lie ook meededen. We kunnen u hu gerust vertellen over de jacht 2>p plevieren, zelfs zonder de kans te lopen, de vrienden van de die renbescherming op onze hals te krijgen. Want men ziet ze haast hle meer. Het ls of de Wieringer meer, sinds die drooggelegd ls. de èrek van richting heeft doen ver anderen. Als men vroeger rond Schagen en meer Noordelijk was. vooral ln Koegras, dan zag men plevieren. Het begon ln October en het duurde tol het laatst» van Maart. Want de plevier Is een trek vogel en wordt In het zomersei- Boen hier niet gevangen. WE GAAN ER OP UIT.' Als dan de Octobermaand in 't land kwam, begon het bloed van De Hoop onrustig te worden. De vogeltrek begon. De eerstelingen kwamen al over. Dan werden de ne:ten voor de dag gehaald en na gekeken. Want de jacht op plevie ren werd niet gemaakt met vuur wapenen, maar met het slagnet. Dat. Is een net van een dertig me ter lengte en een hoogte van onge veer drie meter. Aan weerszijden van het net een paar latten, die werden neergelegd op de grond, maar zo. dat ze voldoende weer stand ondervonden, als het net werd opgetrokken. Aan beide lat ten werd een touw bevestigd, van een meter of zestig lengte en op die afstand werd een zeiltje ge spannen. waar de vanger zich ver borg. Op enkele meters afstand van het slag of vangnet werden opgezette plevieren geplaatst, maar ook enige levende lokvogels, die aan een ijzeren hoepel geke tend waren. Misschien, dat u zich kunt voorstellen, dat het een aar die vrachtje werd zo met elkaar. He net. de latten. de levende vo gels. de opgezette, ten getale van een veertig. Ja. het was wel een aardige hij verdienste, zoals mevrouw De Hoop ons ver'elt. maar het was ook sjouwen. Voor dag en voor dauw er op uit. veelal naar Koe gras. de hele dag staan en laat in de middag weer terug. DE JACHT BEGINT. Eindelijk Is alles in gereedheid gebracht voor de vangst. Het net ligt op een stuk land. Liefst na tuurlijk een eenzaam s uk land. want de plevier komt niet in de nabijheid van de menselijke w ningen. Het zeiltje staat opgesteld, de lokvogels huppelen even, de op gezette staan bewegingloos ln de wind, die koud en guur over de bijkans verlaten velden Jaagt. Want plevieren jagers zijn geen moolweer Jagers. Ze oefenen de Jacht ook uit, als de temperatuur beneden het vriespunt ls gedaald en een zeiltje maar een armzalige beschutting biedt. En dan maar afwachten. Spie dend gaan de blikken over de wijde velden. Geen vogel ontsnapt aan de aandacht. Want- het ls op letten. Regelmatig opletten. 8oms gaan er uren voorbij, zonder dat een plevier in de nabijheid komt. De handen verstijven, de benen branden van het staan, de ogen tranen van het turen in de wind. Maar dan plotseling krijgt de Ja ger een schok. HIJ .ziet een vlucht plevieren. Hij hoort van verre het gefluit. Zou het lukken? Zouden ze er op af komen? Meteen is hij ln grote spanning. Want daar ln de lucht vliegen plevieren. En ple vieren ln de lucht betekent nog wel geen guldens ln de hand. maar er is ln ieder geval een kans. Als er dar. thuis geld nodig Is. spreekt het wel vanzelf, dat het hart niet alleen onstuimiger be gint te kloppen omdat het jacht instinct spreekt. De boterham is er tevens mee gemoeid. MET EEN FLUITJE. De rattenvanger lokte de ratten met gefluit. De heer de Hoop en met hem alle plevierenvangers, die Hollands Noorden in die tijd heeft gekend, lokten de plevieren met een fluitje, dat tamelijk na tuurgetrouw de roep der plevieren nabootste. Zou de vlucht er op af komen? Hoe dikwijls zal het niet gebeurd zijn. dat het niet lukte. Hoe dik wijls zal de vlucht zich niet afge wend hebben, wellicht uit wan trouwen fegen hét zeiltje, dat maar een schuchtere poging tot camouflage was. Maar dan einde lijk lieten de plevieren zich verlei den door het gefluit van de voge laar, door het gehuppel van de le- vendf vogels, misschien nog het meest door de roerloosheid van de opaezette. Ze strijken. Dan breken ogen blikken van de grootste spanning aan. Het is de heer De Hoop nog aan te zien, als hij ons vertelt, hoc hij de spanning intens heeft be leefd. Komen de plevieren dicht genoeg bij het net? Gespannen tuurt de vaneer door het kiikgat ln het zeil. Zijn handen, die de trektouwen vast houden, lijken stagen veren. Dan plotseling beseft hij, da', het ogenblik is gekomen om het net om te slaan Een felle ruk aan het touw. De latten slaan over de kop. nemen het fijne lichte net mee. dat over de op de grond neer gestreken plevieren neerval De eerste buit is binnen. GOEDE VANGST? Ach Ja. zegt de oude baas op onze vraag, verschillend. Het ge beurd? dat w_ er twee hadden, t gebeurde ook van twintig. Het W3s een wisselvallig bestaan. Als het dan slecht weer werd. vult mevrouw de Hoop aan. zat ik thuis te wachten. Dacht, ze ko men om een uur of tien wel thuis. En natuurlijk was de koffl? heet. Maar wie er kwamen, geen man nen. Ze trotseerden de hagel of sneeuwbuien. AUeen de regen ver dreef ze. Maar niet voor hen zelf. De oogezette vogels werden zo nat en vies en die konden daar niet tecen. Vraag echter niet, hoe ze zelf soms thuis kwamen Ja, het ging om de verdienste. En als je dan een dag of wat ach ter elkaar niets gevangen had, dan trok Je Je van de koude niet veel aan. Dan ging het er om, met wat thuis te komen. We hebben soms dagen gehad, dat we er met een zestig of nog- meer thuis kwa men. Ep dat vergoedde al het ge ploeter en gesjouw, dat we er voor moesten doen. UITGESTELD HUWELIJK Een van de zonen van De Hoop heeft voor de plevlerenjacht zelfs zijn huwelijk uitgesteld. Want men moet het ijzer smeden als het heet is. En als er veel plevieren in de lucht zijn, moet men daar gebruik van maken. Een paar dagen later zijn ze soms weer verdwenen. En trouwen kan je alle dagen Vijf en twintig Jaar heeft de heer De Hoop deze vangst in Hol lands Noorden beoefend. Toen was het uit. Niet alleen met hem, maar met vrijwel alle plevieren - vangers. Er zijn er nog enkele. Slijkerman lp 't Zand moet er nog wel eens op uittrekken. Rondom Opmeer worden nog wel eens po gingen gewaagd, maar het succes ls heel matig en het heeft er alle schijn van, dat de plevierenvangst voor wat Holland betreft, binnen kort voor goed tot het verleden behoort. Is het werkelijk de aanwezigheid van de Wleringermeerpolder. die een veranderde trekrichting heeft bepaald? Wie zal het zeggen. En zelfs al zou de trek nog over ons gaan, dan nog zou het de vraag 24, „Alles goed en wel, stoere zee robben maar we kunnen niet toe robben maar we kunnen niet toe staan ,dat jullie Je door een ander schip laat trekken. Daarom zal ik dit ding weer los maken, en dan zullen jullie op eigen kracht, zoals dat in de zeemanstaal heet, weer verder moeten varen!" zei de Ba ron lachend, terwijl hij bezig was, de enterhaak weer los te wringen. De maat begon onmiddellijk op de bodem van één der kisten te rommelen, en toen hij weer op stond; had hij een klein machien tje in zijn handen. „Let nou eens op. Kappie!" zei hij, geheimzinnig fluisterend. „Wat ls dat nou weer!" mompel de Kappie. „Pag nu op, dat je niet weer iets stoms doet! Leg weg dat ding!" De maat stoorde zich niet aan de bezorgde woorden van Kappie, en even later hoorde Kappie de Baron een heftige gil geven en te gelijk daarmee achterover slaan. „Wat heb je gedaan, klont)!" schreeuwde Kappie. „O," zei de maat, „dat was een electriseermachinetje, en daarmee heb fk even de enterhaak onder stroom gezet, en daardoor ook de Baron! Was dat niet goed be dacht?" Tot grote verwondering van Kappie, kroop de Baron schater lachend overeind. „Die was goed! Haah!" riep hij. „Een stoere zee rob staat voor niets! Hihahihahi!" zijn, of er op de plevieren gejaagd zou worden. De lonen zijn nu im mers heel wat hoger dan zeven gulden in de week. En of de ple vieren zo duur zijn, dat dit het kou lijden volkomen zou verzoeten wagen we te betwijfelen. In ieder geval zullen de Engelsen, die zo verzot waren op plevierenboutjes wel nooit er over hebben nage dacht. dat mannen als De Hoop en anderen er zo veel kou voor hebben geleden ri!Mlitl!!ji;iliilt!lli!lli!!l!lt!li!nimM V A N .De Eenzame", een meerdelig werk, waarvan het eerste deel „De Ste nen Kamer" ter tafel ligt, wil de auteur de „fin de siècle stemming" omstreeks de negentiger jaren naar voren brengen en kiest hiervoor een bijzondere figuur uit Namelijk de figuur van de enige zoon uit een landheerlijk echtpaar, dat geen rust meer vindt in het besturen van een Gelderse landbouwstreek, doch verstrooiing en levensbestemming poogt te vinden in reizen, feesten en doelloos- intellectuele Spielerei. De zoon, Maarten Grubbe, groeit een zaam, alleen, en min of meer schuw op temidden van te eenvoudige bedienden en te onderworpen tredmolen-lopende boeren en landarbeiders. Hij huwt met één der dochters uit een gezin van een nabijgelegen landhuis-boerderij, krijgt een zoontje dat jong sterft, heeft daar na een korte, tamelijk onlogische, ver houding met een te felle vrouw en ver laat aan het eind van het boek het huis en alle landgoederen, die hij zijn vrouw vermaakt, teneinde met een beperkt bezit de wereld ln te trekken ln een poging achter de horizon zin en be stemming te vinden. r gebeurt ln dit boek weinig, aL thans weinig maatschappelijks en wei nig dat tot de verbeelding spreekt Het bespiegelende, plots uitschietende leven v. Maarten Grubbe, is omweven met een waas van weemoed en ongebruikte kracht De hoofdpersoon houdt zich somtijds plichtmatig, even-geïnteresseerd bezig met de vraagstukken van het landgoed zwerft dan doelloos tilt door de omringende natuur, werpt zich kort en grillig op zijn muziek, onderneemt dan reizen die hij even abrupt onder breekt om in het nabijzijn van zijn le venslustige, doch te sterk aan haar omgeving gebondene vrouw, rust en Onze na-oorlogse literaire productie is, evenals dit veelal in het buitenland het geval is, schamel, onvoldoende, en maar matig de moeite van het drukken waard. De vooraanstaande uitgeversmaat schappijen hebben daarom, niet ten on rechte, teruggegrepen op de romanciers van voor '40 of nog belangrijk ouder, teneinde herdrukken van „goede boe ken" op de markt te brengen. Tot deze poging om de aanvaardbare romans op nieuw te brengen behoort het boek „DE EENZAME" van Aar van de Werf horst, uitgave van „De Muiderkiing", druktechnisch verzorgd door N.V. Em. Querido's uitgeversmij., Amsterdam. evenwicht te hervinden. Doch ook haar rust, haar opgaan in de dingen van de dag zijn geen blijvende bindin gen. Maarten Grubbe grijpt terug naar zijn jeugdleven, leest, mijmert, zwemt, rijdt te paard tot lang de avond geval len is, vermoeit zijn lichaam, hervindt zich en verliest zich opnieuw ln ruste loosheid. Tenslotte heeft hij geen moed meer om in de levensbestemming zijner erfenis te geloven en verdwijnt met een vaag verlangen naar iets vollers en op- eisenders. In de toelichting op dit boek wordt van een „fin de siècle-stemming gespro ken, rusteloosheid aan het eind der eeuw, eindigende in de dood op een tijdstip voor het losbarsten van de nieu we eeuw. Maarten Grubbe had nog juist gelegenheid te geloven dat het leven slechts een droom was. en wist zich door deze bedriegelijke filosofie *n levensgeluk te scheppen dat slechts door de dood voor ontmaskering werd behoed. Een ontmaskering, die de ge beurtenissen der tijd zouden hebben moeten voltrekken. SCHAKEN Eén onzer lezers, die bij het ver der analyseren van de Pruisische Partij en de tientallen ingewikkel de mogelijkheden die hij het op het spoor kwam, blijkbaar moede loos werd, vraagt of er nu niet een methode is om sterk, doch zeer solide, alle grapjes U ontwijken, en toch met wit een stevig spel over te houden. Na de beginzetten, 1. e2e4. e7e5; 2. Pgl—f3. Pb8—c6; 3. Lflc4, PgS—f6: antwoordt wit het eenvoudigst met n wat is nu de zin van deze roman althans de zin van de herdruk in 1949. na het losbarsten van een derde wereld brand, in het midden van de eeuw, die tussen technische wan- of wonder prestaties moet kiezen. Welke betekenis moet worden toegekend aan de confron tatie van de vai. zijn natuurlijke be stemming ontwortelde landheer met de hem omringende omgeving? Zeker, Aar van de Werfhorst slaagt er in zijn hoofdfiguur te verklaren, aan nemelijk te maken, doch niet belangrijk voor deze tyd. Het einde der vorige eeuw bracht de sociale storm over Europa, doch Aar van de Werfhorst brengt de gevoels- storm van een maatschappelijk overbo dig gewordene. Wij hebben tegen de analyse, de knappe ontleding, geen be zwaar, wel tegen de keuze. Het waarom van dit boek is onwerke lijk, onbestemd. Het waarom van de sociale storm die Maarten Grubbe ont wortelde, de diepste oorzaak van zijn rusteloosheid blijft ongenoemd, verzwe gen en wordt niet oorzakelijk in het beeld verwerkt Het daarom, de industriële wereld, de sloping der landheerlïjke wereld, der binding aan bodem en traditie, wordt dusdanig onbeschreven gelaten dat ons twijfel bekruipt ten opzichte van de door de schrijver bedoelde oorzaaks verklaring. Wij hebben naast deze fin de siècle- beschrijving de Franse literatuur uit die tijd. De Zola's, de Mirabeau's. de Daudet's; wij hebben de Nederlandse romanciers Querido en Heyermans die het maatschappelijk einde der eeuw om schreven, misschien juister het begin, de dynamische oorzaak van de vaart en veelzijdigheid onzer maatschappelijke verschijning. Het was de maatschappij loop die het zinloze van een Maarten Grubbe aantoonde. De auteur heeft ons dit verzwegen. B. J. W. 4. Pblc3 Dus geen Pg5, noch d4. maar dekking van e4, beheersing van veld d5 en solide figurenspel. He' nadeel is dat zwarts steunpunt e5 onaangetast blijft. 4LfS—c5: Mogelijk is het schijnoffer Pf6 x e4; Pc3 x e4. d5: Ld3!. dxe4; Lxe4, Ld6; d4 en wit be houdt goed, doch gecompliceerd spel. 5. d2d3 Nu is een variant van het Ita liaans ontstaan, die wel niet als overweldigend goed t#> boek staa'. doch die een „lange afstand ini tiatief" waarborgt. 5 .d7d6; 6. Lel—«5. Hier herneemt wit het met de z.g. Canalvarlant. Even eens bevredigend is 6. Le3. waaroo zwart het beste met Lb6 antwoordt 6h7h6: Of 6.Pa5: 7. Lb3, c6! met gelijk spel. 7. Lg5 x f6. Dd8 x f6: 8. Pc3d5. Df6d8 9. c2c3. en er Is een wederzij d se belangwekkende stelling ont staan. In bovenstaande stelling kwam wit op bijzonder fraaie wijze met een onderste lijncomWnatie in t voordeel. Hoe? 83 8Ba '8 '■83 83CI '183—taa 'L '.(213go 'a8nLV '9 ^83—8<KI L«9ts *S !8<1 8*a '8Q TOX f 'Z3—83 'M—TPX t ?8QZQX goa t ■8*—spai •jsupi no VB !W '+8PJ, '9*1 'SP*X tgoxx «a tsan-WA ajsieei IOH •go do neeis jo 8P OT3A Surraop 101 JIBAÜZ iSOJMa ÏTPTJX 'T 9 n i s s o i d o Het onderzoek in het huis aan de Baai is in volle gang. De moord op oude Johnny is een gerede aanlei ding het raadselachtige gebouw van onder tot boven te onderzoeken. Na enige minuten verscheen de in specteur weer, terwfjl hjj het spin- eg van de kelder van zijn kleren dopte. Daar beneden is niets bijzonders, itemde hij toe. En nu zou ik graag nog ipreken met het personeel buiten. Ik kreeg even de indruk, dat de kolo nel niet op zijn gemak was bij deze woorden. Maar hy zei niets en bege leidde ons naar de tuin achter het huis. Het was toen, dat ik voor de eerste maal een kleine houten schuur, dicht tegen de zijkant van het huis aange bouwd. ontdekte, Het geval was grijs Andrew Mackenzie geschilderd, en van de plaats, waar ik de eerste keer in het bos had gestaan, was het niet zichtbaar geweest. D&ar slapen mijn twee jachtopzie ners, legde de kolonel uit. 's Nachts patrouilleren ze in de bossen. Overdag knappen ze allerlei werkjes in en ora het huis op en verzorgen de tuin. Ik zal ze even roepen. De kolonel blies op een schril fluitje. Enige ogenblikken later kwam de lange jonge man met de gebroken neus en het beschadigde oor uit het schuurtje te voorschijn, terwij hfj de slaap uit zijn ogen wreef. Dat is Bartholomeus, zei de kolo nel. Hij is de zoon van de oude vrouw, die voor ons kookt. Hy zal iedere vraag, die u hem stelt, beantwoorden. Bartholomeus keek argwanend in on ze richting. Ik veronderstelde tenmin ste, dat zyn blik voor ons bestemd was, böjwei hü zo en&m scheel was, dat het moeilijk was uit te maken ,in welk* richting hij precies keek. Vraag u maar op, gromde hij. Zijn stem was niet die van een bui tenman. Hij leek me eerder uit de voor steden van Londen te komen. Wat doe je hier precies? vroeg da inspecteur. Ik ben Jachtopziener. Hoe laat deed je dienst gister avond? Van schemering tot middernacht. Daarna nam Job dat is mfjn collega het van me over. Heb je iets bijzonders gemerkt gis teravond? Nee, het was zo rustig als In het graf. Maar Job vertelde me, dat hy wel iets gehoord had. Wat het precies was, kan tk u niet zeggen. Wat voerde je uit, terwijl je dienst deed? Ik liep het bos door, zoals altyd, om te zien of er stropers waren. Was je gewapend? Gisteravond niet Soms neem ik wel eens een jachtgeweer mee. Gister avond had ik een stevige stok bij me. Heb je die stok nog? Dg jachtopziener aarzelde even» Waarom wilt u dat weten, brom de hij. Dat gaat je niet aan. Antwoord op mijn vraag. Ik moet je daarbij waar schuwen, dat ik een onderzoek instel in een moordzaak. Je bent niet verplicht te spreken, maar weet wel, dat alles wat je vertelt, op schrift gesteld en als bewijsmateriaal gebruikt kan worden. De lange kerel verbleekte. Grote genade, meneer, ik kan er niets aan doen, maar ik heb die stok niet meer. Ik snijd dikwijls ergens van een boom of struik een stevige tak af en als ik met mijn werk klaar ben, gooi ik dat ding weg. En heb je geen Idee, waar je die stok neergegooid hebt? Ergens in het bos, dat is alles wat Jk me herinneren kan. Brannigan keek naar het dichte den nenbos. Ik vermoedde, dat hfj zich reall- seerd hoe hopeloos het was daarin naar dit voorwerp te zoeken. Laat me eens zien, waar je slaapt. Bartholomeus begeleidde ons naar de schuur, die tot onze verbazing een klein ee'ka»ter-keukentje bleek te be vatten, benevens een badkamer en een betrekkelijk ruime slaapkamer met twee bedden. Nadat de jachtopziener had aangewezen, welk bed het zij na was, bekeek Brannigan de kleuren, dia aan de muur naast het bed hingen, en daarna de laarzen, die onder het bed stonden. Hij nam een paar op, dat nog nat was en dik onder de modder zat- Deze droeg je zeker gisteravond? vroeg hy. De jachtopziener knikte en zijn ogen keken angstig. Brannigan haalde een zakmes te voorschyn en sneed kalm 'n stukje kiel van een van de laarzen af, hetwelk hij in een enveloppe stopte. Dit is genoeg, wat jou betreft, Bartholomeus, zei hij. U zoudt me zeer verplichten kolonel, als u uw andere jachtopziener voor me zoudt willen roepen. Gedurende enkele seconden scheen de kolonel niet by machte te zijn 'e antwoorden. Enige malen probeerde hij iets te zeggen, maar na enig gestotter gaf hij het weer op. Het iswonderlijkbracht hij er tenslotte met moeite uit, maar.,, Job is spoorloos verdwenen 4Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 5