K A P P I E EN DE NIEUWE KOKSMAAT Boekenweek De herfst van een jeugd 1950 Brief interview met Jo Boer 1 WANNEER gij ons vraagt: „Is er één boek van een Nederlands auteur waar op dit ogenblik met na druk de aandacht op dient te wor den gevestigd", dan antwoorden wij ontkennend. De impasse waarin onze letterkunde verkeert, is niet anders dan bedroevend. Was er één literair werk sinds het einde der oorlog, dat ons de voor ons geslacht zo noodza kelijke „boodschap" bracht? Was er één boek, dat een confessie, een be lijdenis bleek? Was er één publicatie, waarin een blijvend obsederende kracht uit de taaihantering sprak? Ja, dat wel. In Adriaan Norriën en Michel van der Plas bezitten wij dichters, die zich boven de tijd zullen stellen. Elders op deze pagina wijzen wij op Jo Boer. een schrijfster, wier werk men niet ongelezen mag laten. Vasalis, Achterberg. Vestdijk. Marja en onder veel ballast Aafjes en Voeten dragen het dichterlijk vuur zeer stellig met zich. Doch let wel: Het blijft bij fraaie taaihantering, het mist de ideologie, die een tijd perk richt enbepaalt, het is literatuur kunst op drijfzand. Dit verschijnsel is overigens ten stelligste niet specifiek Nederlands. Het is veeleer intrnationaal. Het is de tendenz, die wij in elk land kun nen waarnemen. Sartre bijvoorbeeld is ontegenzeglijk een groot schrijver, een groot phüosoof is hij niet. Noch tans, spreken wij ons eerlijk uit, dan stijgen Sartre. Klaus Mann. Stephan Helm, Wolfgang Borchert of Camus tot boven hun Nederlandse confra ters. Het is triest te constateren, doch wij bezitten op het ogenblik géén li terator, die tot het toch al rela tief lage Internationale peil ver mag te komen. Ook de nieuwe Ame rikaanse roman „Other Voices Other Rooms" van de 23-jarige Tru- tnan Capote. in het Nederlands ver taald onder de titel „De Herfst van een Jeugd", eist meer onverdeelde aandacht voor zich op dan de romans van onze huidige schrijfkunstige landgenoten. Zozeer zelfs, dat wij dit boek tot onderwerp van onze „Boe kenweek"-bespreking kozen. Een buitenlands boek voor een Ne derlandse manifestatieGij ver baast u? Ach. het Is maar hoe gij het zien wilt. De negatieve weg zegt vaak zoveel meer dan de positieve. En dan: Capot's doctrine, depressief als zU te, doet ons zo bekend aan. Zij de algemeen geldende, de alom heersende, de overal aantrefbare cul tus der eultuurmoeheld. BEHALVE.. Behalve wellicht Truman Capote, de nog slechts 23- Jarige Jongeman, die met „OTHER VOICES OTHER ROOMS" en ..A TREE OF NIGHT AND OTHER STORIES" een op zijn minst opmer kelijke roman, respectievelijk verha lenbundel heeft geschreven. „Other voices Other rooms" is inmiddels onder de titel „De Herfst van een Jeugd" ook in het Nederlands ver taald geworden, zodat ieder zich met het boek kan occuperen. GIJ kent de Oleander? Ongemerkt komen wij er toe, Capote's „Herfst van een "Jeugd" met deze plant te vergelijken. Bijzonder mooi en wel riekend is de Olander. Toch is zii vergiftig. Capote's atyi. ongelooflijk plastisch, kleurrijk, treffend en obse derend, is als de rode oleander-bloe men. Doch de ondertoon van het boek ia als het gif! Want wat Capote ons wil beschrijven, is de aparte ont kenning van iedere levenswarmte, van iedere gemeenschap. Al de figu ren in zUn boek schuifelen en schril den met de hallast van hun ongeloof lijk zware zélf de dag in en weer uit. fnet steeds dezelfde regelmaat. Iedere communicatie, die een enkele maal schijnt te kunnen ontbloeien, gaat door enig voorval of omstandigheid positief ook weer teniet. Alle figu ren staan eenzaam, als in een va- cuum. En boven al deze trieste men sen rijst Truman Capote, eenzaam als zijn scheppingen, kind van zijn genadeloze tijd, broze kunstenaars natuur, die door de gestage werking van een uitzichtloze wereld wéér ten offer moest vallen aan het depressie re. Gevoelens van gemeenschap laten gich nimmer wegcijferen. Capote heeft het bewezen in zijn cynisch contrarleeren van de tijd. Wij gevoe len het zelve, omdat ons innerlijk flch ontfermend tegenover hem stelt. WIJ noemen hem één der onzen. Al ls hij misschien zelfs dat niet Want Klaus Mann dééd nog iets, al Was het dan een zelfmoord! Sartre deod nog Iets, al was het dan het on Vinnige tarten van de gezapige in Cultuur-moeheid, zijt u er wèl van bewust, in welk dieptepunt onze kunst (als cultuur-afspiegeling) zich bevindt. Van het Reve's „De Avon den" was als tijdverschijnsel nog in teressant. Anna Blaman's „Eenzaam Avontuur" was nog van experimen teel belang. Maar W. F. Herman's „Tranen der Acacia's" overigens voldoende cru geschreven is zelfs dat al niet meer. Wij zien Hermans als de „would-be" figuur. Mogelijk is hij het, mogelijk ligt de oorzaak van een negatieve waardering bij ons, hebben wij een zekere immuni teit gekregen jegens iedereen en alles, di/dat de uitzichtloosheid van onze wereld cotïtrarieert Want we zijn weer enige jaren verder. De opleving die de oorlog tweeg bracht, was slchts tijdelijk. De oorlog was iets kunstmatigs, en daarmede was deze opleving dit ook. Wolfgang Bocherfs kreet om zelf verheffing, vond nog weerklank. Nu keert men .zich in doffe verslagen heid van Ieder, die nog met zijn kluisters durft rinkelen. En of het nu het voortbrodderen is op kleine men sen-moeilijkheid j es of Pollewopse amusanterieën, dan wel het koppige wederstreven van wat de tijd ons oplegt, de jongste literatuur demon streert telkens weer een doffe loom heid, traagzaam en onwezelijk, die ons vèr stelt van de voor ons ge slacht toch nog maar steeds zo nood zakelijke „boodschap". Cultuurmoeheid, dit is de conclusie die wfj stellen, nu wij ons bij de „Bdekenweek 1950" een ogenblik wil len bezighouden met de (uiteraard ongelooflijk grote hoeveelheid) pro za, poëzie enwetenschappelijke ver handelingen, die de uitgevers voor ons hebben tentoongespreid. Cultuurmoeheid, een beschouwing over Capote's „Herfst van een eJugd" schept ons de gelegenheid, hier eni germate nader op in te gaan. Als enige dispensatie tegenover deze ons met weedom vervullende geestelijke richtingloosheid vinden we dan, dat het lijden van onze tijd niet buiten te cultuurontwikkeling ligt. Zij is deel ervan. De weg naar loutering voert immers door het dal der ver twijfeling. Dat wil zeggen, ook deze tijd dienen we te aanvaarden. Wij mogen ons er niet buiten stellen. Zij is de zware plicht, ons door de Al macht opgelegd. SCHR. conventies verstrikte alle kringen burgerlijkheid met zijn Be-hop de monstraties op Pigalle. Maar waar Borchert nog met kleine steentjes de kolos „Wereld" te lijf ging, daar is Capote maar actief-loos en on wezen Hjk, traagzaam en verslagen, grote keien aan het verrollen, zonder daar in te slagen Door middel van een boek heeft hij getracht, de zware last. die de tijd hem op de schouders lag. voor een deel van zich af te wei-pen. Zijn uitzonderlijke begaafdheid stelde hem in staat, de wereld op zijn 23e jaar reeds een klein meesterwerk te schenken. Een bok, dat het ten volle gerechtvaardigd maakt, de mening te poneren, dat Capote een nieuwe figuur kan worden aan het „haute volée"-flrmament der Amerikaanse literatuur Een boek dus ook. dat ge niet ongelezen moogt laten! HET BOEK vangt aan met de tocht, die Joël Harrison Knox maakt van New Orleans naar de Landing, het landgoed van zijn vader, ergens in de Zuidelijke Staten. Joël's ouders waren al sinds geruime tijd geschei den en Joël werd door zijn moeder groot gebracht. Toen evenwel zijn moeder stierf, wilde de vader zijn zoon bij zich hebben. Met de wijze waarop hij de gedach ten van Joël in woorden brengt, weet de schrijver al onmiddellijk zijn le zers binnen zijn attractie-sfeer te trekken. Joël, die nu eindelijk zijn vader zal zien en die telkens weer bezig ls, het vader-droombeeld te vervolmakenIeder, van wie hij denkt, iets omtrent zijn vader te zul len kunnen vernemen, vraagt hij naar hem. Hij vraagt het Sam Rad- cliff. de chauffeur, met wie hij van Paradise Chapel naar Noon City rijdt, hij vraagt het Jesus Fever, de stokoude voerman van zijn vaders landgoed, wanneer deze hem met zijn muilezel-wagen van Noon City naar de Landing brengt. Hij vraagt het ook Isabel Tompkins, het rood harige, weerbarstige meisje, dat on derweg een stuk meerijdt. Doch nie- a> deze pagina geven wij „acte de présence" in een „Boekenweek"-overdenking van onze literatuur-medewerker, Marinus Schroevers. Voorts pu bliceren wij een brief-inter- view met de schrijfster Jo Boer. alsmede een uitvoerige bespreing van Truman Ca pote's in korte tijd beroemd geworden roman, „De Herfst van een Jeugd". mand heeft zijn vader ooit gezien en niemand weet iets van hem af. Deze geladen zwijgzaamheid brengt reeds in het begin de tendenz naar voren, die, in toenemende mate. het boek zal gaan beheersen. Het is voor Joël vooralsnog onbestemd, maar hij zal het steeds scherper gaan zien als een nevel van eenzaamheid, die rond hem groeit. Op de Landing maakt hij kennis met Amy, de tweede vrouw van zijn vader en met Randolph, zim neet oen asthma-lijder. een ziekelijk persoon, tegenover wie wij zelfs nei ging gevoelen, hem met homo-sexuee! te qualificeren. Hij maakt ook ken nis met Zoo. de keukenmeid, waar mede hij godsdienstoefeningen houdt en negen psalmen zingt, en voorts met Little Sunshine. de kluizenaar, die voor hen. die hij als zijn vrien den aanvaardt, talismans vervaar digt. 7iin vader ziet hij niet. „Je moet hier eerst geheel en al gewend zijn," is het bescheid, dat Randolo^ hem geeft. En intussen weeft hb' maar aan zijn droombeeld. „Met miin vader zou je best op kunnen schie ten. omdat hij een heleboel a'weet van vliegmachines en zo." schrijft hö ziin vriendje Sammv. Totdatde dag komt, waaroo hij tegenover zirn vader komt te staan. De luchtkaste len tuimelen uit de hemel, de toren, i uit de kleurige blokAu d fantasip opgebouwd, stort ineen. Zijn vader lijdt aan een ongeneeslijke ziekte, is totaal verlamd enkan zelfs niet met hem praten Deze ontgoocheling is voor Joel nagenoeg fnuikend. Joël tracht een compensatie te vin den voor dit schrikkelijk gemis. Het schijnt te lukken! Er ontstaat een merkwaardige genegenheid tussen hem en Randolph, hij bemerkt zich aangetrokken tot Zoo en hij gevoelt het ontluiken van een prille liefde jegens de weerbarstige Idabel Tomp kins. Doch alles schijnt slechts. Stuk voor stuk vallen ze hem af. Eerst sterft de oude Jesus Ferer. Zoo wordt te halluclnair om voor hem nog steun te kunnen zijn. Isabel is te ver van hem verwijderd om hem te begrijpen. En Randolph? Samen met hem bezoekt Joël aan het einde van het boek de kluizenaar Little Sunshinne. Wanneer zij terug gaan gevoelt Joël zich na lange tijd weer opgeruimd en vrolijk. Hij weet zich samen met Randolph en bovendien is er de natuur, die weer mild op bloeit Doch Joël ziet verkeerd. Deze Randolph is niets dan een schamel paladijn van ziekelijkheid. En de waarheid drong tot Joël door; hij zag hoe huloeloos Randolph was: meer verlamd dan mr. Sansom. meer een kind dan miss Wisteria: wat kon hij anders doen, eenmaf bulten en alleen, dan een kring be schrijven. de nul die het niets dat hij was symboliseerde? En daarmede zijn wij genaderd tot het einde van het boek. Iedereen is Joël ontvallen. Eenzaam staat hij. in zinsbegoocheling voor de Landing Alle geluid, alle dingen, alle men sen zijn als onwezenlijke schimmen. Hij staat daar in zelf-verbystering. Hij kent geen uitzicht, hij gelooft slechts in zijn doem CAPOTE'S boek is in zijn diepere wezen niet anders dan een hekeling tegen de tijd. De huidige wereld be zit voor hem geen aanvaardbaarheid Zij is vermaterlaliseerd en Capote staat daarin met zijn oneindige fan tasie onwerkelijk, onwezenlijk en dus eenzaam. Hij is de tragédiën, het fantoom, en hij heeft ons dit in zijn boek op welhaast ontstellend aangrij pende wijze duidelijk gemaakt. Zijn stijl is nog jeugdig, nog niet voldoende uitgekristalliseerd. Soms doet hij denken aan H. M. van Rand wijk. in „Een zoon begraaft zijn va der". Korte bijtende zinnen, die slechts ten doel. hebben, te suggere ren. Een phrase als „HU drukte die sigaar in het kufltie op mijn buik Heregod, het vuur brandde in me of ik een kind moest krijgenis daarentegen welhaast van het Reve- jargom En ergens anders is hij weer een Hendrik de Vries, zoals deze zijn personen een beklemmir/ weet mee te geven. Nochtans, op nagenoeg iedere blad zijde is het boek even suggestief, even obsederend, en de totaal-idee dringt zich met onbarmhartige op rechtheid aan ons op. De schrijver geeft het Randolph aldus inde mond „Maar we zijn eenzaam, jongen, ont zettend eenzaam, elk van ons leeft geïsoleerd van de ander; en zó mee dogenloos is de spot van de wereld, dat we onze liefde nooit kunnen spre ken of tonen; voor ons is de dood sterker dan het leven, hij rukt aan ons als een wind in het duister en een vreugdeloos gelach parodieert on ze noodkreten; en terwijl we het af val van de eenzaamheid slikken tot we er aan kreperen, treken we jam merend de wereld rond en sterven in onze gehuurde kamers, in onze nachtmerrie-hotels, de oorden waar ons zwervend hart eeuwig een tehuis moet zoeken". 2 Ze lagen nog maar net la Pah Yoog. of de Chinese werklui begonnen de praam „Pïetertje" te lossen. „Kom Jong wij gaa» de wal es op! zei Kappie tegen de maat. „We moeten weer de één of andere lading voor de tc-ugreis zien te krijgen, nietwaar?" „Zo is bet!" zei de maat. De meesier b'eef op de „Kraak" en beloofde goed op te zullen pass» en daarna gingen ze op Van. Ze liepen IK VIND het heel moeilijk om op uw vragen te antwoorden, maar ik zal mijn best doen. Neen, de schrij ver verdringt bU mij In genendele de schilder; ik ben begonnen als schilder en voor mij zelf blijf ik al tijd de schilder, die boeken schrijft. Waar ik echter misschien uit mis plaatste ij delheid overgevoelig ben voor critiek (misplaatste aanvallen en loftuitingen bezitten de eigen schappen om mij zéér uit mijn even wicht te brengen) leeft *vat mij het dierbaarst is in de bescherming van wat mij minder dierbaar is. M_a.w. mijn literaire werk financiert de zwa re lasten van mijn schilderijen; door •mijn boeken kan ik volkomen onge stoord en zonder tentoonstellingen te Ge verstaat, Capote ontkent de aan vaardbaarheid van de huidige we reld. en in een traagzaam voortwer»- telend recalcitrant-zijn wil hij uit drukken. dat hU geen kind van zijn tijd wenst te zijn. Het moet hem een tragische wetenschap blijken, dat hü verhuld onder de mantel der opzette lijke kortzichtigheid, juist wèl het kind van zijn tijd is. Onaanvaard baarheid jegens de huidige wereld, kent meer de moderne kunstenaar! met de neiging tot fatalisme, wat te- Of algemenen De moderne levensbe schouwing! WIJ willen een ogenblik stilstaan bij de huidige cultuurconstellatie. Zie, de achter ons liggende tijd de monstreerde een ontwikkeling, die wegebde van de religie. Steeds meer drongen mathematica en exacte we tenschappen zich op de voorgrond. Nu verkeren w!j in een stadium, waarin hieraan een halt wordt toef- roepen. De cultuurstijging heeft een beangstiging, eer» beklemming teweeg gebracht, die - in groter verband - ten slotte tot een universeel „cul- tuur-pesimisme" heeft geleld. Een cultuur-pessimisme dat In theologie Marinus Schroevers 1 en philosofie duidelijk spreekt, ja. dat in de exacte wetenschappen zèl ve is doorgedrongen. Wij citeren u de astro-physicus Eddington: „Als gevolg ener hietige storing in de machinerie, wei-den uit sterrenstof, dat zijn lot per vergissing ontkwam, enkele brokjes materie van verkeer de grootte gevormd. Zij missen de reinigende beschutting van een hoge temperatuur of de gelijkwerkende enorme koude der wereldruimte. De mens is één der jammerlijke pro ducten van dit mislukken der anti septische voorzorgsmaatregelen". De bioloog Bolk getuigt in „Het Pro bleem der Menswording" op zijn ter rein: De mens is het enige wezen, dat zijn organen, spieren, nagels en tanden niet verder kon ontwikkelen, omdat hU slaaf was geworden van zijn hersenen. Hij ls geworden tot „een infantiele aap met gestoorde in wendlge secretie". De ondertoon van beide aanhalin gen is niet anders dan het eerste ge voelen van een ontevredenheid je gens de hoogste verworvenheden on zer beschaving ende knagende we tenschap, dat de mens zélf ten offer kan vallen. We zouden zelfs kunnen spreken van een erkenning van be rouw ïr is steeds een merkwaardig con door nauwe straatjes vol lawaai, kleine winkeltjes, cafés en eethuizen. Mmm, ik roik iets lekkers!'" zei de maat, toen ze langs zo'n eethuisje tie pen. „Ik voel ineens, dat ik versch.ikke lijk hocger hebt" „Man Je hebt oog geen uur geleden drie borden vol havermoutpap opgege ten!" zei Kappie. .Maar het ruikt goed, daar heb je gelijk lof hoeven houden mijn schilderijen la ten uitgroeien zonder inmengnig van publiek of pers. Het werk. waar ik op het ogenblik aan bezig ben. beschouw ik zelf als mijn levenswerk. Het is gevaarlijk om op je 43e jaar over een levens werk te praten, maar aangezien ik er in 1938 aan begon en er zeker nog twee of drie jaar overheen zullen gaan voor het zijn voltooiing heeft bereikt, valt het misschien te verge ven; bovendien is het mijn onomsto telijke innerlijke overtuiging, dat hierin het hoogtepunt van mijn ar beid is gelegen. In 1938 vertrok ik naar de Sahara om er een conceptie van „Het Laatste Avondmaal' te ma ken. Waar het oorspronkelijk in mijn tact tussen cultuur-pessimisme en religie. Immer is de mens geneigd ge veest, zich tot alles in staat te ach ten, waarbij de Almacht tot iets bü komstigs werd gedegradeerd. Immer ook gewerd de wereld, waarin het „ratio" boven alles stond een huive ring en greep hij op de Almacht te rug. Daarom is ieder cultuur-pessi misme een uitvloeien van in de mens aanwezige voor een deel onbe wuste religieuze gevoelens. En concreter: De eerste schrede naar een directer Godsbesef. De eerste passen door het onmetelijke gebied der vertwijfeling, waardoorheen „Der Wee zurück" altijd voert. Waarom schrijven w*ü dit alles" Om de nadruk te vestigen op de we tenschap. dat het lijden van onre tijd niet buiten de cultuurontwikke ling ligt, Een geestelijke depressie remt een cultuur-ontwikkeling nooit, eenvoudig omdat het deel er van ls. Dit moge enerzijds het gekwelde, lichting van zijn pijnen zijn. het zal wankelende innerlijk tot enige ver- anrterzijds de wetenschap met zich dragen, dat wij niet anders hébben te aanvaarden, dan de verscheurde, desolate wereld van nu. Dat voor al onder de jongeren slechts wei nigen dit vermogen, laat zich begrij pen. Nietzsche kon het niet; hij richt te de aandacht op zijn idool van de Uebermensch. Klages kon het niet; hij was de filosoof van de terugblik, die slechts het verleden nog waagde te onderzoeken, en die dat deed met het gevoel, iets onverbiddelijk te heb ben verloren. Delacroix, de grote Franse schilder, zag in zijn wereld al evenmin de aanvaardbaarheid. Hij verdronk z ich in dé mystiek van het Oosten En Ganguin verliet Pa rijs voor Tahiti, om afgesloten van de rest van de wereld daar zijn werk voort te zetten. En de zoveel gesma de z.g. experimentelen? Is het niet enkel een trieste aftocht, is het geen oneindig droef zich verwijderen van wat te veel misbruikt gemeen schap heet? Het hart van de kunstenaar, gevoe lig als het is, bezit niet de kracht de geschonden, verworden en rich tingloze tijd te weerstaan. Daarom ontvlucht hij haar. Hij keert haar de rug toe. Toch weet hij dit een laffe daad. en het stelt hem niet tevreden Ziehier een duelisme, dat tot fatalis me of nihilisme kan uitgroeien. En. dit is uiteraard datgene, wat de mo derne literatuur bepaalt Klaus Mann Camus. Wolfgang Borchert. Sartre, Faulkner, Stephan Heim, van het Re- ve. Blaman, Hermans En Truman Capote Want ook Capote kan men zonder enige gewrongenheid tot de schamele fantoom-vechters van zijn tijd reke nen „En toch heb Ik honger!" hiïld dt maat vol. „Wat een geuren! Ik kan geen stap meer verder doen! Ik krijg pip in mijn maag van de honger! Ik moet iets eten! Ik va! bijna flauw die geuren... zoiets heb ik nog nooit geroken. „Be ga naar blmen om daar iets te eten... ik kan niet anders! Kappie snoof ook eens diep en be merkte toen. dat hij ook eigenlijk bon ger had- bedoeling had gelegen om dit concept als muurschildering een uiteindelijke bestemming te doen vinden, veran derde mijn plan echter onmerkbaar, zodat ik nu bezig ben om het oor spronkelijke ontwerp uit te voeren n de oude gobelin-techniek. Ik had het geluk om in Parijs een stel Fran se artisans te ontmoeten, die mij langzaamaan de zeer moelijke tech niek van het gobelin-weven hebben weten bij te brengen; een timmer man in Aubusson maakte mij het weefgetouw; de mal is reeds door mij in 34 verschillende kleuren ge verfd en langzaam groeit het 5 bij 2 meter grote gobelin van het laatste avondmaal naar zijn voltooiing. De kosten, die de uitvoering en de con ceptie van een dergelijke arbeid met zich meebrengt zijn voor een enke ling enorm, zodat een zeer strikte le venswijze en arbeidsverdeling hier voor noodzakelijk zijn. Ik woon niet in Parijs, maar in een kleine Franse boerderij, anderhalf uur buiten de stad; van mijn leven kan ik u weinig anders vertellen, dan deze zeer strik te arbeidsdiscipline, die werkdagen van veertien a zestien uur omvat, maar met de grote rust en vertroos ting van mijn boomgarad. Ik werk literair op het ogenblik aan een roman over de botsing tus sen het Oosten en Westen, die „De Onverzoenl ijken" zal heten en verder aan een jeugdroman. „Voorjaar", die thans bijna beëindigd is. Om op het ogenblik dieper in te gaan op de Franse literatuur zou mij te ver voe ren. Alleen deze enne vraag, die u naar aanleiding van de ..Boeken week" hopelijk zult durven stellen: s er in Holland geen uitgev^. die de zedelijke en morele moed bezit om een vertaling te brengen van het boek van Sinmone Wefl, „La Pesan- teur de la Grêce JO BOER. Ook het Belgische verbond van ex-polttieke gevangenen heeft beslo ten tot Instelling van een commissie die een onderzoek zal Instellen naar het bestaan van concentratiekampen waar ook ter wereld. Het v.-rbond ba sloot tevens tot uittreding nlt het In ternationale verbond van ex-pol!tle- ke gevangenen, dat pro-communis tisch geacht wordt. Sarat Tsjatidra Rose. leider van de verenigde socialistische organi satie van India en broeder van Soe- hhas Tsjandra Bose. die ln de oorlog de „vrije Indische regering" leidde, ls te Calcutta op 60-Jarige leeftijd o- verleden. MAANDAG 27 FEBRUARI Hilversum l 301 m. (NCRV) 7.00 en 8.00 Nieuws en gr.pl. 9.15 Voor: de z \en; 9-30 FamiliecompcUtie: 10.05 Gr. p! 10.30 Morgendienst; 11-00 Zaa^reoi tal; 11.40 Pianorecita!; 12.10 Orkest Sydney Torch; 12.33 Jubilate van Han del; 13.00 Nieuws; 13.15 Maai^lin >ta 13.00 Schoolradio; 14.35 Sweel'.uck- Vwa-tet; 1500 Causerie v. d. blo era* we kers; 15.30 Zangductzen; 16-00 Bijbel lezing; 17.00 Voor de khuters; 17.15 Orgelspel; 18.00 De Zakapatas 18.30 Strijdkrachten; 20.15 Met band en plaat voor U paraat: 20-50 Hoorspel; 21.30 Oratorium: 23.00 Nieuws: 23.15 Popu lair avondconcert. Hilversum II, 415 in (AVRO) 7.CO en 6.00 Nieuws; 9.00 Graraofoonpl. 9.30 Dansmuziek; 10.15 Arbeidsvitami* nen: 11.15 Kerk en Torenklanken: 12.00 John Renova and hls muslc: 12.38 Kano duo; 13.00 Nieuws; 13.15 Promenade orkest; 14.00 Causerie; 14.20 Pianospel; 15.00 Vioolspel; 15.30 Kleinkunstprogr. 16.15 Balletmuziek; 16.45 Musicalender 17.30 Padvtaderuitzending: 18.00 Nws. 13.30 Filmprogramma; 19.05 Causerie: 19.30 Inleiding tot muziekbegrip; 20.00 Nieuws; 20.05 Radioscoop; 22.45 Gr.p!. 23.0 Nws.: 23-15 Sportreportaqe; 23.30. Swing Corner. Truman Capofe WANNEER wy een vergelijking trekken tussen de Ameri kaanse literatuur en die van andere landen, dan is het opvallend, hoe weinig topfiguren deze Amerikaanse literatuur heeft voortgebracht. Klein is het aantal, dat tot het peil der begenadlgdbeid vermocht te stijgen, talloos zijn degenen, wie de vonk der genialiteit Juist voorbij ging. wie door de „touch" van het dichterlijk vuur net even te vlak beroerd werden. Edgar Allan Poe en Longfollow (maar dart niet met de brave- mans verzen, waarmede ieder schoolboek hem steeds maar weer meent te moeten representeren!) zijn nog immer de grootsten. Wanneer wij aan deze namen die van Emerson, Hawthorne, Lanier, de vereuropeaniseerden Howels, James en El tot, en voorts Lewis, H emingway, O'Neil, Faulkner en Sarah Orne Jewett toevoegen, dan zijn wij reeds voor een goed deel de „groten" gepasseerd \/AN de vrouwelijke op het ogenblik publicerende dichters en schrijvers is Jo Boer ten stelligste één der genen, die de meeste aandacht voor zich opeist. Betrekkelijk kort na elkaar publiceerde zij na de oorlog een drietal opmerkelijke romans: „De Erfgenaam", „Melancholie der verzonken jaren" en „De Vertroosting van het Troosteloze". Het was voor ons vanzelfsprekend, dat wij onze lezers eens met de kunstenares Jo Boer dienden te confronteren. wy hebben dit deze keer chter eens niet willen doen in de vorm van een beschouwing. Wy wilden zo gaarne de schryfster zélf aan het woord laten! Daartoe openden wij correspondentie met haar. Op onze suggesties heeft Ja Boer ons op bijzonder beminnelijke wijze geantwoord. Haar brief publiceren wy hieronder nagenoeg onverkort

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1950 | | pagina 5