K A P P I E EN DE NIEUWE KOKSMAAT
Boekenweek
De herfst van een jeugd
1950
Brief interview met Jo Boer
1
WANNEER gij ons vraagt: „Is er
één boek van een Nederlands
auteur waar op dit ogenblik met na
druk de aandacht op dient te wor
den gevestigd", dan antwoorden wij
ontkennend. De impasse waarin onze
letterkunde verkeert, is niet anders
dan bedroevend. Was er één literair
werk sinds het einde der oorlog, dat
ons de voor ons geslacht zo noodza
kelijke „boodschap" bracht? Was er
één boek, dat een confessie, een be
lijdenis bleek? Was er één publicatie,
waarin een blijvend obsederende
kracht uit de taaihantering sprak?
Ja, dat wel. In Adriaan Norriën en
Michel van der Plas bezitten wij
dichters, die zich boven de tijd zullen
stellen. Elders op deze pagina wijzen
wij op Jo Boer. een schrijfster, wier
werk men niet ongelezen mag laten.
Vasalis, Achterberg. Vestdijk. Marja
en onder veel ballast Aafjes en
Voeten dragen het dichterlijk vuur
zeer stellig met zich. Doch let wel:
Het blijft bij fraaie taaihantering,
het mist de ideologie, die een tijd
perk richt enbepaalt, het is literatuur
kunst op drijfzand.
Dit verschijnsel is overigens ten
stelligste niet specifiek Nederlands.
Het is veeleer intrnationaal. Het is
de tendenz, die wij in elk land kun
nen waarnemen. Sartre bijvoorbeeld
is ontegenzeglijk een groot schrijver,
een groot phüosoof is hij niet. Noch
tans, spreken wij ons eerlijk uit, dan
stijgen Sartre. Klaus Mann. Stephan
Helm, Wolfgang Borchert of Camus
tot boven hun Nederlandse confra
ters. Het is triest te constateren, doch
wij bezitten op het ogenblik géén li
terator, die tot het toch al rela
tief lage Internationale peil ver
mag te komen. Ook de nieuwe Ame
rikaanse roman „Other Voices
Other Rooms" van de 23-jarige Tru-
tnan Capote. in het Nederlands ver
taald onder de titel „De Herfst van
een Jeugd", eist meer onverdeelde
aandacht voor zich op dan de romans
van onze huidige schrijfkunstige
landgenoten. Zozeer zelfs, dat wij dit
boek tot onderwerp van onze „Boe
kenweek"-bespreking kozen.
Een buitenlands boek voor een Ne
derlandse manifestatieGij ver
baast u? Ach. het Is maar hoe gij
het zien wilt. De negatieve weg zegt
vaak zoveel meer dan de positieve.
En dan: Capot's doctrine, depressief
als zU te, doet ons zo bekend aan. Zij
de algemeen geldende, de alom
heersende, de overal aantrefbare cul
tus der eultuurmoeheld.
BEHALVE.. Behalve wellicht
Truman Capote, de nog slechts 23-
Jarige Jongeman, die met „OTHER
VOICES OTHER ROOMS" en ..A
TREE OF NIGHT AND OTHER
STORIES" een op zijn minst opmer
kelijke roman, respectievelijk verha
lenbundel heeft geschreven. „Other
voices Other rooms" is inmiddels
onder de titel „De Herfst van een
Jeugd" ook in het Nederlands ver
taald geworden, zodat ieder zich met
het boek kan occuperen.
GIJ kent de Oleander? Ongemerkt
komen wij er toe, Capote's „Herfst
van een "Jeugd" met deze plant te
vergelijken. Bijzonder mooi en wel
riekend is de Olander. Toch is zii
vergiftig. Capote's atyi. ongelooflijk
plastisch, kleurrijk, treffend en obse
derend, is als de rode oleander-bloe
men. Doch de ondertoon van het
boek ia als het gif! Want wat Capote
ons wil beschrijven, is de aparte ont
kenning van iedere levenswarmte,
van iedere gemeenschap. Al de figu
ren in zUn boek schuifelen en schril
den met de hallast van hun ongeloof
lijk zware zélf de dag in en weer uit.
fnet steeds dezelfde regelmaat. Iedere
communicatie, die een enkele maal
schijnt te kunnen ontbloeien, gaat
door enig voorval of omstandigheid
positief ook weer teniet. Alle figu
ren staan eenzaam, als in een va-
cuum. En boven al deze trieste men
sen rijst Truman Capote, eenzaam
als zijn scheppingen, kind van zijn
genadeloze tijd, broze kunstenaars
natuur, die door de gestage werking
van een uitzichtloze wereld wéér ten
offer moest vallen aan het depressie
re.
Gevoelens van gemeenschap laten
gich nimmer wegcijferen. Capote
heeft het bewezen in zijn cynisch
contrarleeren van de tijd. Wij gevoe
len het zelve, omdat ons innerlijk
flch ontfermend tegenover hem stelt.
WIJ noemen hem één der onzen. Al
ls hij misschien zelfs dat niet
Want Klaus Mann dééd nog iets, al
Was het dan een zelfmoord! Sartre
deod nog Iets, al was het dan het on
Vinnige tarten van de gezapige in
Cultuur-moeheid, zijt u er wèl van
bewust, in welk dieptepunt onze
kunst (als cultuur-afspiegeling) zich
bevindt. Van het Reve's „De Avon
den" was als tijdverschijnsel nog in
teressant. Anna Blaman's „Eenzaam
Avontuur" was nog van experimen
teel belang. Maar W. F. Herman's
„Tranen der Acacia's" overigens
voldoende cru geschreven is zelfs
dat al niet meer. Wij zien Hermans
als de „would-be" figuur. Mogelijk
is hij het, mogelijk ligt de oorzaak
van een negatieve waardering bij
ons, hebben wij een zekere immuni
teit gekregen jegens iedereen en alles,
di/dat de uitzichtloosheid van onze
wereld cotïtrarieert Want we zijn
weer enige jaren verder. De opleving
die de oorlog tweeg bracht, was
slchts tijdelijk. De oorlog was iets
kunstmatigs, en daarmede was deze
opleving dit ook.
Wolfgang Bocherfs kreet om zelf
verheffing, vond nog weerklank. Nu
keert men .zich in doffe verslagen
heid van Ieder, die nog met zijn
kluisters durft rinkelen. En of het nu
het voortbrodderen is op kleine men
sen-moeilijkheid j es of Pollewopse
amusanterieën, dan wel het koppige
wederstreven van wat de tijd ons
oplegt, de jongste literatuur demon
streert telkens weer een doffe loom
heid, traagzaam en onwezelijk, die
ons vèr stelt van de voor ons ge
slacht toch nog maar steeds zo nood
zakelijke „boodschap".
Cultuurmoeheid, dit is de conclusie
die wfj stellen, nu wij ons bij de
„Bdekenweek 1950" een ogenblik wil
len bezighouden met de (uiteraard
ongelooflijk grote hoeveelheid) pro
za, poëzie enwetenschappelijke ver
handelingen, die de uitgevers voor
ons hebben tentoongespreid.
Cultuurmoeheid, een beschouwing
over Capote's „Herfst van een eJugd"
schept ons de gelegenheid, hier eni
germate nader op in te gaan. Als
enige dispensatie tegenover deze ons
met weedom vervullende geestelijke
richtingloosheid vinden we dan, dat
het lijden van onze tijd niet buiten
te cultuurontwikkeling ligt. Zij is
deel ervan. De weg naar loutering
voert immers door het dal der ver
twijfeling. Dat wil zeggen, ook deze
tijd dienen we te aanvaarden. Wij
mogen ons er niet buiten stellen. Zij
is de zware plicht, ons door de Al
macht opgelegd.
SCHR.
conventies verstrikte alle kringen
burgerlijkheid met zijn Be-hop de
monstraties op Pigalle. Maar waar
Borchert nog met kleine steentjes de
kolos „Wereld" te lijf ging, daar is
Capote maar actief-loos en on wezen
Hjk, traagzaam en verslagen, grote
keien aan het verrollen, zonder daar
in te slagen
Door middel van een boek heeft
hij getracht, de zware last. die de
tijd hem op de schouders lag. voor
een deel van zich af te wei-pen. Zijn
uitzonderlijke begaafdheid stelde hem
in staat, de wereld op zijn 23e jaar
reeds een klein meesterwerk te
schenken. Een bok, dat het ten volle
gerechtvaardigd maakt, de mening
te poneren, dat Capote een nieuwe
figuur kan worden aan het „haute
volée"-flrmament der Amerikaanse
literatuur Een boek dus ook. dat ge
niet ongelezen moogt laten!
HET BOEK vangt aan met de tocht,
die Joël Harrison Knox maakt van
New Orleans naar de Landing, het
landgoed van zijn vader, ergens in
de Zuidelijke Staten. Joël's ouders
waren al sinds geruime tijd geschei
den en Joël werd door zijn moeder
groot gebracht. Toen evenwel zijn
moeder stierf, wilde de vader zijn
zoon bij zich hebben.
Met de wijze waarop hij de gedach
ten van Joël in woorden brengt, weet
de schrijver al onmiddellijk zijn le
zers binnen zijn attractie-sfeer te
trekken. Joël, die nu eindelijk zijn
vader zal zien en die telkens weer
bezig ls, het vader-droombeeld te
vervolmakenIeder, van wie hij
denkt, iets omtrent zijn vader te zul
len kunnen vernemen, vraagt hij
naar hem. Hij vraagt het Sam Rad-
cliff. de chauffeur, met wie hij van
Paradise Chapel naar Noon City
rijdt, hij vraagt het Jesus Fever, de
stokoude voerman van zijn vaders
landgoed, wanneer deze hem met
zijn muilezel-wagen van Noon City
naar de Landing brengt. Hij vraagt
het ook Isabel Tompkins, het rood
harige, weerbarstige meisje, dat on
derweg een stuk meerijdt. Doch nie-
a> deze pagina geven wij
„acte de présence" in een
„Boekenweek"-overdenking van
onze literatuur-medewerker,
Marinus Schroevers. Voorts pu
bliceren wij een brief-inter-
view met de schrijfster Jo
Boer. alsmede een uitvoerige
bespreing van Truman Ca
pote's in korte tijd beroemd
geworden roman, „De Herfst
van een Jeugd".
mand heeft zijn vader ooit gezien en
niemand weet iets van hem af.
Deze geladen zwijgzaamheid brengt
reeds in het begin de tendenz naar
voren, die, in toenemende mate. het
boek zal gaan beheersen. Het is voor
Joël vooralsnog onbestemd, maar hij
zal het steeds scherper gaan zien als
een nevel van eenzaamheid, die rond
hem groeit. Op de Landing maakt hij
kennis met Amy, de tweede vrouw
van zijn vader en met Randolph, zim
neet oen asthma-lijder. een ziekelijk
persoon, tegenover wie wij zelfs nei
ging gevoelen, hem met homo-sexuee!
te qualificeren. Hij maakt ook ken
nis met Zoo. de keukenmeid, waar
mede hij godsdienstoefeningen houdt
en negen psalmen zingt, en voorts
met Little Sunshine. de kluizenaar,
die voor hen. die hij als zijn vrien
den aanvaardt, talismans vervaar
digt. 7iin vader ziet hij niet. „Je
moet hier eerst geheel en al gewend
zijn," is het bescheid, dat Randolo^
hem geeft. En intussen weeft hb'
maar aan zijn droombeeld. „Met miin
vader zou je best op kunnen schie
ten. omdat hij een heleboel a'weet
van vliegmachines en zo." schrijft hö
ziin vriendje Sammv. Totdatde
dag komt, waaroo hij tegenover zirn
vader komt te staan. De luchtkaste
len tuimelen uit de hemel, de toren, i
uit de kleurige blokAu d fantasip
opgebouwd, stort ineen. Zijn vader
lijdt aan een ongeneeslijke ziekte, is
totaal verlamd enkan zelfs niet met
hem praten
Deze ontgoocheling is voor Joel
nagenoeg fnuikend.
Joël tracht een compensatie te vin
den voor dit schrikkelijk gemis. Het
schijnt te lukken! Er ontstaat een
merkwaardige genegenheid tussen
hem en Randolph, hij bemerkt zich
aangetrokken tot Zoo en hij gevoelt
het ontluiken van een prille liefde
jegens de weerbarstige Idabel Tomp
kins. Doch alles schijnt slechts. Stuk
voor stuk vallen ze hem af. Eerst
sterft de oude Jesus Ferer. Zoo
wordt te halluclnair om voor hem
nog steun te kunnen zijn. Isabel is
te ver van hem verwijderd om hem
te begrijpen. En Randolph? Samen
met hem bezoekt Joël aan het einde
van het boek de kluizenaar Little
Sunshinne. Wanneer zij terug gaan
gevoelt Joël zich na lange tijd weer
opgeruimd en vrolijk. Hij weet zich
samen met Randolph en bovendien
is er de natuur, die weer mild op
bloeit Doch Joël ziet verkeerd. Deze
Randolph is niets dan een schamel
paladijn van ziekelijkheid.
En de waarheid drong tot Joël
door; hij zag hoe huloeloos Randolph
was: meer verlamd dan mr. Sansom.
meer een kind dan miss Wisteria:
wat kon hij anders doen, eenmaf
bulten en alleen, dan een kring be
schrijven. de nul die het niets dat
hij was symboliseerde?
En daarmede zijn wij genaderd
tot het einde van het boek. Iedereen
is Joël ontvallen. Eenzaam staat hij.
in zinsbegoocheling voor de Landing
Alle geluid, alle dingen, alle men
sen zijn als onwezenlijke schimmen.
Hij staat daar in zelf-verbystering.
Hij kent geen uitzicht, hij gelooft
slechts in zijn doem
CAPOTE'S boek is in zijn diepere
wezen niet anders dan een hekeling
tegen de tijd. De huidige wereld be
zit voor hem geen aanvaardbaarheid
Zij is vermaterlaliseerd en Capote
staat daarin met zijn oneindige fan
tasie onwerkelijk, onwezenlijk en
dus eenzaam. Hij is de tragédiën, het
fantoom, en hij heeft ons dit in zijn
boek op welhaast ontstellend aangrij
pende wijze duidelijk gemaakt.
Zijn stijl is nog jeugdig, nog niet
voldoende uitgekristalliseerd. Soms
doet hij denken aan H. M. van Rand
wijk. in „Een zoon begraaft zijn va
der". Korte bijtende zinnen, die
slechts ten doel. hebben, te suggere
ren. Een phrase als „HU drukte die
sigaar in het kufltie op mijn buik
Heregod, het vuur brandde in me of
ik een kind moest krijgenis
daarentegen welhaast van het Reve-
jargom
En ergens anders is hij weer een
Hendrik de Vries, zoals deze zijn
personen een beklemmir/ weet mee
te geven.
Nochtans, op nagenoeg iedere blad
zijde is het boek even suggestief,
even obsederend, en de totaal-idee
dringt zich met onbarmhartige op
rechtheid aan ons op. De schrijver
geeft het Randolph aldus inde mond
„Maar we zijn eenzaam, jongen, ont
zettend eenzaam, elk van ons leeft
geïsoleerd van de ander; en zó mee
dogenloos is de spot van de wereld,
dat we onze liefde nooit kunnen spre
ken of tonen; voor ons is de dood
sterker dan het leven, hij rukt aan
ons als een wind in het duister en
een vreugdeloos gelach parodieert on
ze noodkreten; en terwijl we het af
val van de eenzaamheid slikken tot
we er aan kreperen, treken we jam
merend de wereld rond en sterven
in onze gehuurde kamers, in onze
nachtmerrie-hotels, de oorden waar
ons zwervend hart eeuwig een tehuis
moet zoeken".
2 Ze lagen nog maar net la Pah
Yoog. of de Chinese werklui begonnen
de praam „Pïetertje" te lossen.
„Kom Jong wij gaa» de wal es op!
zei Kappie tegen de maat. „We moeten
weer de één of andere lading voor de
tc-ugreis zien te krijgen, nietwaar?"
„Zo is bet!" zei de maat.
De meesier b'eef op de „Kraak" en
beloofde goed op te zullen pass» en
daarna gingen ze op Van. Ze liepen
IK VIND het heel moeilijk om op
uw vragen te antwoorden, maar ik
zal mijn best doen. Neen, de schrij
ver verdringt bU mij In genendele
de schilder; ik ben begonnen als
schilder en voor mij zelf blijf ik al
tijd de schilder, die boeken schrijft.
Waar ik echter misschien uit mis
plaatste ij delheid overgevoelig ben
voor critiek (misplaatste aanvallen
en loftuitingen bezitten de eigen
schappen om mij zéér uit mijn even
wicht te brengen) leeft *vat mij het
dierbaarst is in de bescherming van
wat mij minder dierbaar is. M_a.w.
mijn literaire werk financiert de zwa
re lasten van mijn schilderijen; door
•mijn boeken kan ik volkomen onge
stoord en zonder tentoonstellingen te
Ge verstaat, Capote ontkent de aan
vaardbaarheid van de huidige we
reld. en in een traagzaam voortwer»-
telend recalcitrant-zijn wil hij uit
drukken. dat hU geen kind van zijn
tijd wenst te zijn. Het moet hem een
tragische wetenschap blijken, dat hü
verhuld onder de mantel der opzette
lijke kortzichtigheid, juist wèl het
kind van zijn tijd is. Onaanvaard
baarheid jegens de huidige wereld,
kent meer de moderne kunstenaar!
met de neiging tot fatalisme, wat te-
Of algemenen De moderne levensbe
schouwing!
WIJ willen een ogenblik stilstaan
bij de huidige cultuurconstellatie.
Zie, de achter ons liggende tijd de
monstreerde een ontwikkeling, die
wegebde van de religie. Steeds meer
drongen mathematica en exacte we
tenschappen zich op de voorgrond.
Nu verkeren w!j in een stadium,
waarin hieraan een halt wordt toef-
roepen. De cultuurstijging heeft een
beangstiging, eer» beklemming teweeg
gebracht, die - in groter verband -
ten slotte tot een universeel „cul-
tuur-pesimisme" heeft geleld. Een
cultuur-pessimisme dat In theologie
Marinus Schroevers 1
en philosofie duidelijk spreekt, ja.
dat in de exacte wetenschappen zèl
ve is doorgedrongen. Wij citeren u
de astro-physicus Eddington: „Als
gevolg ener hietige storing in de
machinerie, wei-den uit sterrenstof,
dat zijn lot per vergissing ontkwam,
enkele brokjes materie van verkeer
de grootte gevormd. Zij missen de
reinigende beschutting van een hoge
temperatuur of de gelijkwerkende
enorme koude der wereldruimte. De
mens is één der jammerlijke pro
ducten van dit mislukken der anti
septische voorzorgsmaatregelen". De
bioloog Bolk getuigt in „Het Pro
bleem der Menswording" op zijn ter
rein: De mens is het enige wezen,
dat zijn organen, spieren, nagels en
tanden niet verder kon ontwikkelen,
omdat hU slaaf was geworden van
zijn hersenen. Hij ls geworden tot
„een infantiele aap met gestoorde in
wendlge secretie".
De ondertoon van beide aanhalin
gen is niet anders dan het eerste ge
voelen van een ontevredenheid je
gens de hoogste verworvenheden on
zer beschaving ende knagende we
tenschap, dat de mens zélf ten offer
kan vallen. We zouden zelfs kunnen
spreken van een erkenning van be
rouw
ïr is steeds een merkwaardig con
door nauwe straatjes vol lawaai, kleine
winkeltjes, cafés en eethuizen.
Mmm, ik roik iets lekkers!'" zei de
maat, toen ze langs zo'n eethuisje tie
pen.
„Ik voel ineens, dat ik versch.ikke
lijk hocger hebt"
„Man Je hebt oog geen uur geleden
drie borden vol havermoutpap opgege
ten!" zei Kappie. .Maar het ruikt goed,
daar heb je gelijk lof
hoeven houden mijn schilderijen la
ten uitgroeien zonder inmengnig van
publiek of pers.
Het werk. waar ik op het ogenblik
aan bezig ben. beschouw ik zelf als
mijn levenswerk. Het is gevaarlijk
om op je 43e jaar over een levens
werk te praten, maar aangezien ik
er in 1938 aan begon en er zeker nog
twee of drie jaar overheen zullen
gaan voor het zijn voltooiing heeft
bereikt, valt het misschien te verge
ven; bovendien is het mijn onomsto
telijke innerlijke overtuiging, dat
hierin het hoogtepunt van mijn ar
beid is gelegen. In 1938 vertrok ik
naar de Sahara om er een conceptie
van „Het Laatste Avondmaal' te ma
ken. Waar het oorspronkelijk in mijn
tact tussen cultuur-pessimisme en
religie. Immer is de mens geneigd ge
veest, zich tot alles in staat te ach
ten, waarbij de Almacht tot iets bü
komstigs werd gedegradeerd. Immer
ook gewerd de wereld, waarin het
„ratio" boven alles stond een huive
ring en greep hij op de Almacht te
rug. Daarom is ieder cultuur-pessi
misme een uitvloeien van in de mens
aanwezige voor een deel onbe
wuste religieuze gevoelens. En
concreter: De eerste schrede naar
een directer Godsbesef. De eerste
passen door het onmetelijke gebied
der vertwijfeling, waardoorheen „Der
Wee zurück" altijd voert.
Waarom schrijven w*ü dit alles"
Om de nadruk te vestigen op de we
tenschap. dat het lijden van onre
tijd niet buiten de cultuurontwikke
ling ligt, Een geestelijke depressie
remt een cultuur-ontwikkeling nooit,
eenvoudig omdat het deel er van ls.
Dit moge enerzijds het gekwelde,
lichting van zijn pijnen zijn. het zal
wankelende innerlijk tot enige ver-
anrterzijds de wetenschap met zich
dragen, dat wij niet anders hébben
te aanvaarden, dan de verscheurde,
desolate wereld van nu. Dat voor
al onder de jongeren slechts wei
nigen dit vermogen, laat zich begrij
pen. Nietzsche kon het niet; hij richt
te de aandacht op zijn idool van de
Uebermensch. Klages kon het niet;
hij was de filosoof van de terugblik,
die slechts het verleden nog waagde
te onderzoeken, en die dat deed met
het gevoel, iets onverbiddelijk te heb
ben verloren. Delacroix, de grote
Franse schilder, zag in zijn wereld
al evenmin de aanvaardbaarheid. Hij
verdronk z ich in dé mystiek van
het Oosten En Ganguin verliet Pa
rijs voor Tahiti, om afgesloten van de
rest van de wereld daar zijn werk
voort te zetten. En de zoveel gesma
de z.g. experimentelen? Is het niet
enkel een trieste aftocht, is het geen
oneindig droef zich verwijderen van
wat te veel misbruikt gemeen
schap heet?
Het hart van de kunstenaar, gevoe
lig als het is, bezit niet de kracht
de geschonden, verworden en rich
tingloze tijd te weerstaan. Daarom
ontvlucht hij haar. Hij keert haar de
rug toe. Toch weet hij dit een laffe
daad. en het stelt hem niet tevreden
Ziehier een duelisme, dat tot fatalis
me of nihilisme kan uitgroeien. En.
dit is uiteraard datgene, wat de mo
derne literatuur bepaalt Klaus Mann
Camus. Wolfgang Borchert. Sartre,
Faulkner, Stephan Heim, van het Re-
ve. Blaman, Hermans
En Truman Capote
Want ook Capote kan men zonder
enige gewrongenheid tot de schamele
fantoom-vechters van zijn tijd reke
nen
„En toch heb Ik honger!" hiïld dt
maat vol. „Wat een geuren! Ik kan
geen stap meer verder doen! Ik krijg
pip in mijn maag van de honger! Ik
moet iets eten! Ik va! bijna flauw
die geuren... zoiets heb ik nog nooit
geroken. „Be ga naar blmen om daar
iets te eten... ik kan niet anders!
Kappie snoof ook eens diep en be
merkte toen. dat hij ook eigenlijk bon
ger had-
bedoeling had gelegen om dit concept
als muurschildering een uiteindelijke
bestemming te doen vinden, veran
derde mijn plan echter onmerkbaar,
zodat ik nu bezig ben om het oor
spronkelijke ontwerp uit te voeren
n de oude gobelin-techniek. Ik had
het geluk om in Parijs een stel Fran
se artisans te ontmoeten, die mij
langzaamaan de zeer moelijke tech
niek van het gobelin-weven hebben
weten bij te brengen; een timmer
man in Aubusson maakte mij het
weefgetouw; de mal is reeds door
mij in 34 verschillende kleuren ge
verfd en langzaam groeit het 5 bij 2
meter grote gobelin van het laatste
avondmaal naar zijn voltooiing. De
kosten, die de uitvoering en de con
ceptie van een dergelijke arbeid met
zich meebrengt zijn voor een enke
ling enorm, zodat een zeer strikte le
venswijze en arbeidsverdeling hier
voor noodzakelijk zijn. Ik woon niet
in Parijs, maar in een kleine Franse
boerderij, anderhalf uur buiten de
stad; van mijn leven kan ik u weinig
anders vertellen, dan deze zeer strik
te arbeidsdiscipline, die werkdagen
van veertien a zestien uur omvat,
maar met de grote rust en vertroos
ting van mijn boomgarad.
Ik werk literair op het ogenblik
aan een roman over de botsing tus
sen het Oosten en Westen, die „De
Onverzoenl ijken" zal heten en verder
aan een jeugdroman. „Voorjaar", die
thans bijna beëindigd is. Om op het
ogenblik dieper in te gaan op de
Franse literatuur zou mij te ver voe
ren. Alleen deze enne vraag, die u
naar aanleiding van de ..Boeken
week" hopelijk zult durven stellen:
s er in Holland geen uitgev^. die de
zedelijke en morele moed bezit om
een vertaling te brengen van het
boek van Sinmone Wefl, „La Pesan-
teur de la Grêce
JO BOER.
Ook het Belgische verbond van
ex-polttieke gevangenen heeft beslo
ten tot Instelling van een commissie
die een onderzoek zal Instellen naar
het bestaan van concentratiekampen
waar ook ter wereld. Het v.-rbond ba
sloot tevens tot uittreding nlt het In
ternationale verbond van ex-pol!tle-
ke gevangenen, dat pro-communis
tisch geacht wordt.
Sarat Tsjatidra Rose. leider van
de verenigde socialistische organi
satie van India en broeder van Soe-
hhas Tsjandra Bose. die ln de oorlog
de „vrije Indische regering" leidde,
ls te Calcutta op 60-Jarige leeftijd o-
verleden.
MAANDAG 27 FEBRUARI
Hilversum l 301 m. (NCRV) 7.00
en 8.00 Nieuws en gr.pl. 9.15 Voor: de
z \en; 9-30 FamiliecompcUtie: 10.05 Gr.
p! 10.30 Morgendienst; 11-00 Zaa^reoi
tal; 11.40 Pianorecita!; 12.10 Orkest
Sydney Torch; 12.33 Jubilate van Han
del; 13.00 Nieuws; 13.15 Maai^lin >ta
13.00 Schoolradio; 14.35 Sweel'.uck-
Vwa-tet; 1500 Causerie v. d. blo era* we
kers; 15.30 Zangductzen; 16-00 Bijbel
lezing; 17.00 Voor de khuters; 17.15
Orgelspel; 18.00 De Zakapatas 18.30
Strijdkrachten; 20.15 Met band en plaat
voor U paraat: 20-50 Hoorspel; 21.30
Oratorium: 23.00 Nieuws: 23.15 Popu
lair avondconcert.
Hilversum II, 415 in (AVRO) 7.CO
en 6.00 Nieuws; 9.00 Graraofoonpl. 9.30
Dansmuziek; 10.15 Arbeidsvitami*
nen: 11.15 Kerk en Torenklanken: 12.00
John Renova and hls muslc: 12.38 Kano
duo; 13.00 Nieuws; 13.15 Promenade
orkest; 14.00 Causerie; 14.20 Pianospel;
15.00 Vioolspel; 15.30 Kleinkunstprogr.
16.15 Balletmuziek; 16.45 Musicalender
17.30 Padvtaderuitzending: 18.00 Nws.
13.30 Filmprogramma; 19.05 Causerie:
19.30 Inleiding tot muziekbegrip; 20.00
Nieuws; 20.05 Radioscoop; 22.45 Gr.p!.
23.0 Nws.: 23-15 Sportreportaqe; 23.30.
Swing Corner.
Truman Capofe
WANNEER wy een vergelijking trekken tussen de Ameri
kaanse literatuur en die van andere landen, dan is het
opvallend, hoe weinig topfiguren deze Amerikaanse literatuur
heeft voortgebracht. Klein is het aantal, dat tot het peil der
begenadlgdbeid vermocht te stijgen, talloos zijn degenen, wie
de vonk der genialiteit Juist voorbij ging. wie door de „touch"
van het dichterlijk vuur net even te vlak beroerd werden.
Edgar Allan Poe en Longfollow (maar dart niet met de brave-
mans verzen, waarmede ieder schoolboek hem steeds maar
weer meent te moeten representeren!) zijn nog immer de
grootsten. Wanneer wij aan deze namen die van Emerson,
Hawthorne, Lanier, de vereuropeaniseerden Howels, James en
El tot, en voorts Lewis, H emingway, O'Neil, Faulkner en Sarah
Orne Jewett toevoegen, dan zijn wij reeds voor een goed deel
de „groten" gepasseerd
\/AN de vrouwelijke op het ogenblik publicerende dichters
en schrijvers is Jo Boer ten stelligste één der genen, die
de meeste aandacht voor zich opeist. Betrekkelijk kort na
elkaar publiceerde zij na de oorlog een drietal opmerkelijke
romans: „De Erfgenaam", „Melancholie der verzonken jaren"
en „De Vertroosting van het Troosteloze". Het was voor ons
vanzelfsprekend, dat wij onze lezers eens met de kunstenares
Jo Boer dienden te confronteren. wy hebben dit deze keer
chter eens niet willen doen in de vorm van een beschouwing.
Wy wilden zo gaarne de schryfster zélf aan het woord laten!
Daartoe openden wij correspondentie met haar. Op onze
suggesties heeft Ja Boer ons op bijzonder beminnelijke wijze
geantwoord. Haar brief publiceren wy hieronder nagenoeg
onverkort