Brandende kwesties Het eene oor in Giestdijk lenen Vrijdag 9 Januari 1942 DAGBLAD VOOR HOLLANDS NOORDERKWARTIER Tweede blad Radiopraatje van Max Blokzijl Aaar Brand In zijn serie „Brandende Kwes ties*', sprak Max Blokzijl Donder dagavond 8 Jan. over den zender Hilversum II als volgti He kan voor het begonnen jaar nieta betere wenschen, dan dat'aan het einde van 1942 de Nederlanders, welke overtuiging zij dan ook trio- gen hebben, weer veel dichter bij «Ika&r zullen staan. En dat die on der ons, die alleen maar kunnen •chelden en haten, dan maar wat eensaam mogen zijn temidden van hun volk. Dat zullen ze dan ver diend hebben. Maar ook dat zal wel weer uitzieken. Ik maak me volstrekt niet bezorgd over. ndende kwesties worden tenslot- uitgedoofde kwesties. Waar ik maar mee zeggen wil, dat moeilijk heden, die ons vandaag nog onover komelijk toeschijnen, en die ons wanhopig schijnen te maken, mor gen ai weer vergeten kunnen, zijn. Joo is het altijd geweest in het le ren. Waarom zou het nu ineens anders zijn? We zullen door dezen moeilijken tijd. weer heenkomen, en wat veel legt: daarna zullen we ons heel an dere menschen gaan voelen. Want .vroeger meenden we alleen maar, op gezag van hen die er be lang bij hadden, ons dat wijs ts maken, dat het zoo heerlijk te le ren was in Nederland. In werkelijk heid was het alleen maar een deel van ons volk, dat van die heerlijk heid iets merkte. In ons inderdaad rijke vaderland werd steeds bittere armoede geleden en de liefdadig heid kon maar een schijntje van dat leed verzachten. Nu is er einde lijk in den vorm van de Winterhulp een mogelijkheid geschapen om de amsten onder ons werkelijk door de ergste maanden heen te helpen, zonder dat zij het gevoel hebben, aalmoezen toegestoken te krijgen. Maar wat lezen we in de kranten? het resultaat van de jongste inzame lingen is „bevredigend". Mjsschien wordt het inderdaad langzaam be ter en beginnen dagelijks meer men 6chen in te zien, hoe wreed ze je gens behoeftige landgenooten zijn door de bakerpraatjes van overzee te gelooven, de giftige inblazingen van de wegloopers, die al zooveel ellende in ons vaderland op hun geweten hebben. Ik heb onlangs tijdens de collecte in Den Haag eens een paar collec tanten op hun wegen gevolgd en de gezichten bestudeerd van een deel van de Haagsche bevolking, zoodra het busje van de Winterhulp hun onder den neus werd gehouden. Nu, ik kan u zeggen, ik bewonder het geduld van de collectanten en ik bewonder allesbehalve de „trotsche, nationale, zelfbewuste" en tevens zuinige houding van dat deel van het publiek. Maar ik kon tenslotte nauwelijks aan de verleiding weer stand bieden om naar de overheids bureaus te loopen en te' zeggen: „Maak toch liever een fiksche extra belasting vooral op de hooge inko mens en de groote vermogens, mij- neheeren, en betaalt daaruit al-, les, wat voor Winterhulp noodig is". Maar ik geef toe: we moeten nog even geduld hebben, want het zou feitelijk een nationale schande zijn als we tot dit middel onze toe vlucht moesten nemen. Wat leert ons echter dit eene voorbeeld: dat we pas aan het begin staan van de volksgemeenschap en van het nationale socialisme, waar voor in deze jaren zoo veel van het beste bloed der Europeesche vol- ken vergoten wordt. Met den dag. van vandaag is éen nieuw jaar midden in dezen grooten strijd be gonnen. We moeten trachten er een jaar van zeer groote beslissingen van te maken. Op de beslissingen der fronten kunnen wij Nederlan ders met ons kleine, maar dappere troepen contingent weinig invloed uitoefenen. Onze legionnairs doen er in hoofdzaak ervaring op, die hun en ons straks te pas zal ko men. Maar wij hier in Nederland, wij die thuis zijn gebleven, kun nen allemachtig veel doen voor volk 'en vaderland. Een heel jaar hebben we vóór ons. Het wordt zeker een jaar van zeer omvangrijke militaire operaties. Niemand, weet, of het het eiride van dezen tweeden wereldoorlog zal brengen. Mogelijk Is het wel. Maar ook, als 1942 nog geen vrede te zien zal geven, ligt er voor ons volk heel wat arbeid braak. We staan nu voor het feit, dat de binnenlandsch-poli- tieke situatie volkomen duidelijk is geworden. Van de meer dan 50 po litieke formaties van weleer is er nog maar èéne over. Mocht die ééne groep ooit geroepen worden de macht in den staat in samenwer king met den bezetter op zich te nemen en zulk een mogelijkheid moet toch zeker onder 't oog wor den gezien, dan komt naar mijn ge voel het oogenblik, waarop voor volk en staat de klok twaalf slaat. Dat zou zeer goed in den loop van dit jaar 1942 kunnen-zijn. Is het eenmaal zoo ver dan hoop ik ^an harte (en ik weet zeker dat eenige honderdduizenden Neder landers het mèt mij hopen), dat er een radicale opruiming zal worden gehouden onder alle schijnheilige saboteurs in dienst van rijk, pro vincie en gemeente, die er een soort sport van maken, alle goede maatregelen \an den nieuwen tijd te laten verzanden, in de hoop, dat het volk het uitblijven van zicht bare resultaten aan de mannen van den nieuwen tijd verwijten zal. Daarom is mijn eerste wensch voor 1942, dat afgerekend moge wor den met alle lijdelijk-verzet-plegers op meer of minder verantwoorde lijke posten, die meenen volk en land van dienst te zijn, maar die integendeel onder de gegeven om standigheden de schadelijkste ele menten in onze volksgemeenschap vormen. De strijders voor een nieu we orde, die tien lange, zware ja ren onzegbaar geleden hebben voor hun overtuiging, verdienen, dat het nieuwe jaar hun nu eindelijk het bewijs brengt, dat hun tegenstan ders niet langer het heft in handen houden, alsof er tenslotte in Neder land na de Meidagen niets veran derd ware. En zooals er vaak gro teske toestanden heerschen in de bureaux en de bedrijven van staat, provincie en gemeente, zoo zijn ze ook nog, en vaak erger, in het par ticuliere bedrijf. De mannen en vrouwen, die voor de nieuwe idea len veohten. gaan veelal nog gebukt onder een terreur, die aan het be lachelijke zou grenzen, als ze in haar gevolgen niet zoo treurig ware. Deze terreur moet ophouden, en het zal tot de taak van een na- tiónaal-socialistisch bewind behoo- ren, daartoe duidelijke stappen te doen. Het is nu eenmaal een feit, dat in ons Vaderland, dat altijd zoo prat is gegaan op*het bezit van burgerlijke vrijheden op elk gebied, sinds het nationaal-soGialisme om hoog is gekomen, een onvrijheid van meening ten nadeele van de aanhangers van de nieuwe orde heerschte die werkelijik de spuiga ten uitloopt Dat is zoo ongeveer in 1935'36 begonnen en dat is van daag nog even erg als vóór de Mei dagen. Als men na Mei 1940 in Ne derland durft beweren, dat men zijn meening niet meer mag uiten en als beklagenswaardige over wonnene en geknechte op bevrij ding moet zitten wachten, terwijl een kleine minderheid alles zeggen en alles doen mag, wat zij wil, dan is dat goedkoope demagogie. In werkelijkheid ziet het er anders uit. Die minderheid is evenzeer gebon den aan alle voorschriften en ver boden als de meerderheid, ze is vandaag nog machteloos, maar moet wel alle schuld op zich ne men voor de gevolgen van een ver loren oorlog en de steeds scherper wordende consequentie van een oor logsuitbreiding, die door hun bin nen- en buitenlandsche tegenstan ders wordt toegejuicht en die door Londen en Washington is uitgelokt Het Nederlandsche nationaal-socia- lisme regeert nog niet, maar de meerderheid van ons volk laat zich wijsmaken dat het wèl regeert, al leen om de mogelijkheid te heb ben, alles, wat men ontbeert en doormaakt het nationaal-socialisme in de schoenen te schuiven. Men huilt en jammert, dat men geen enkele vrijheid meer heeft, maar in weritelijkheil spant men samen om te verhinderen, dat me deburgers, die voor een nieuwe overtuiging willen uitkomen, dat Hupsche, kleine salamander, Is je roem nog^wel zoo groot, En beschouwt men je nog langer, Als een redder in den, nood? Ook al ben je, als we 't vragen, Steeds je plicht ten volle waard, Heel vaak zeggén we onvriendTijk: „Och, geef mij maar weer den haard!" Eerst was Je een openbaring, En precies voor ons geschikt, Jij was voor een schapp'lijk prijsje Net nog op den kop getikt. Iedereen kwam naar je kijken, Salamander, weet je 't wel? En nu schamen w' ons in stilte Voor je zonderling model- Als een kennis eens komt loopen, Zeggen we wat lauw van geest: „Kijk niet naar dien salamander, „Dat is «een vergis geweest!" Ook de blokjes voor je maagje Laten ons lichtzinnig koud, En soms kan men spottend vragen: „Wat doe jij nu met je hout?I" Laat ze praten, salamander, 'k Weet hoe 't in de toekomst gaat, Straks is het een eereplaatsje, Waar je stevig lijfje staat 't Is geen fout, dat je kunt snorren, Nooit heb j' in je plicht gefaald, En de vriendschap gaat weer stijgen, Als je thermometer daaltl 't Weer is zacht vriend, dat is alles, Maar wat kun jij daaraan doen? Straks dan spreken w' elkaar nader, Even verder in 't seizoen! Houd je groot, o salamander, Al behandelt men je klein, Neem 't den menschen maar niet kwalijk, Dat se wat kortzichtig zijn!! Januari 1942. KROES. (Nadruk verboden.) Van het strijd tooneel fti Afrika. Als een adelaar zijn nest, zoo ver dedigt de Duitsche soldaat dé hoogten van den Haliayapas. Transatlantic-Recla-P, K,. Borchert. in volle vrijheid kunnen doen. De •terreur heerscht in de kerken en in de schoollokalen, in de directie kamers en in de fabriekshallen. Een beschimmelde machtsconstellatie van gisteren, een machtscentrum van weinigen, maakt misbruik van de omstandigheid, dat de volks massa npg niet \voldoende helder ziet om oorlogsverschijnselen van een op komst zijnd socialisme te onderscheiden, om deze volksmas sa aan de kapitalistische belangen van haar vroegere vijanden te kop pelen-. Mag ik het, bij het begin van het nieuwe jaar, eens heel duidelijk zeggen? De vijanden van ons volk zijn de machtigen en de rijken, die men met een modewoord „de plutocra ten" pleegt aan te duiden. Ze heb ben maar één ideaal: houdt wat je hebt, en tracht er nog meer bij te krijgen, alles ten koste van het volk. Datzelfde willen en denken de rijken en de machtigen in Enge land, in Amerika, en overal el ders zou gebeuren, heeft Enge land, aan het hoofd der plutocra tisch geregeerde staten, Duitschland en Italië den oorlog verklaard. In Nederland was tot Mei 1940 alle macht in handen van de kerken, de rijken en de marxistische bon zen, die regeerden ten koste van de volksmassa. Het was daarom volkomen logisch, dat deze regee- rende kringen alle heil zochten in Londen, en daarheen ook de beenen namen, toen het in Nederland mis liep en het nationaal-socia lisme over onze grenzen marcheerde. En wat zien we sindsdien? De egoistische volksmisleidersin Ne derland zijn er nog altijd en ze re- geeren nog altijd, zij ,het ook met andere middelen. Ze regeeren dank zij het feit, dat de volksmassa zich laat verlakken, door valsche senti mentaliteit, door een gehuicheld ge doe van verknochtheden, door de goedkoope speculatie op ontevre denheid als gevolg van lasten, die met het nationaal-socialisme geen sikkepit te maken hebben. Een kleine generale staf van menschen, die vroeger openlijk de machtcentrale vormden, werkt ach ter de schermen verder, gesteund door de aetherslaafjes aan den over kant van het water, en tracht ons volk, onze jeugd, onze arbeiders, onze boeren, onze zeelieden, wijs te maken, dat zij, de vijanden van het volk, in waarheid de weldoe ners van het volk zijn. Ze zijn slim genoeg om te begrijpen, dat ze nu nog kansen* hebben, zoo lang de oorlog duurt, de bezetting als onvrijheid gevoeld wordt, de emi granten krokodillentranen kunnen builen en de onzinnigste geruchten nog geloofd worden. Zoolang ze de volksmassa aan zich gebonden kun nen houden door te wijze op oor- logsellende, waaraan ze tenslotte zelf uitsluitend schuldig zijn, staan hun ook kostenloos alle middelen van massa-terreur, broodroof en in timidatie ter beschikking, waarte gen in Nederland helaas nog veel te weinig is opgetreden. Het nationaal-socialisn\e wil geen haat, geen broodroof, géén onder drukking van de vrije meening door bangmakerij, isoleering en meer van die laffe hulpmiddelen. Dat %al zichtbaar genoeg worden, zoodra het werkelijk regeert en aan dien terreur der zoogenaamd on vrijen en gekrenkten radicaal een einde heeft gemaakt. Men zal eens zien, hoe talloos vele nationaal-so- cialisten het Nederlandsche volk reeds telt, zoodra het mogelijk zal zijn, zich vrij en openlijk tot deze idealen te bekennen. Vergis ik mij niet, dan zal 1942 in dit opzicht een historisch jaar worden. Een omwenteling in de gelnidsweergavetechniek STEREOFONIE Hoe zij tot stand komt door J. M. F. d. VEN Met de ooren „zien", kan dat? Ja, in de groote geluidslaboratoria te Eindhoven hebben we het zelf beleefd. In een hoekje van het fictieve po dium kondigde Theo Uden Masman zijn „Rosemarie" aan. Toen de Ramblers inzetten, bemerkte ik, hoe de saxofonist ergens rechts zijn op stelling gekozen had, de trombone zich links achterin nestelde, daar naast zat de drummer etc. De vio list danste voor het ensemble heen en dook nu eens ter linker, dan weer ter rechter .zij de op Zeker, wanneer wij in een con certzaal zitten, kunnen we gerust onze oogen sluiten. Onze ooren wei den naaft- hartelust in de „ruimte" van het geluid. Is iets dergelijks bij de gewone electrische geluidsproductie moge lijk? Neen, want het geluid verliest z'n ruimtelijke werking. Als we via microfoon en luidspreker met de zelfde concertzaal in verbinding staan, kunnen we niet meer zeggen, hoe de verschillende instrumenten over de orkestruimte zijn verdeeld. Elke toon, elk instrument, komt uit hetzelfde punt te vadrschijn, uit die ééne luidsprekeropening. Het oor spronkelijke geluidsbeeld vol plas tiek, is tot één punt of vlakje te-' zamengeschrqmpeld. Wij zijn gewend aan dit vlakke geluidsbeeld en stellen ons bij elke luidsprekerweergave, of het nu om roep-, gramofoon- of film-weergave betreft, onbewust op deze vlakheid' in. De weergave, die wij via een goedfe apparatuur te hoóren krijgen is uitstekend en toch bemerken we wel, dat iets „echt" beluisteren nog wel verschillen vertoont met wat we via den luidspreker te hoo- ren krijgen. Het onbewuste gemis aan ruimte werking wordt door het gehoorzin- tuig blijkbaar met een bijzonderen critischen zin gewroken. We weten allen, hoe ons gehoor zintuig, uitgerust met twee ooren, tót ruimtewaarneming in staat is, hoe 't dus'ruimten creëert. De mi crofoon echter is een luisteraar met één oor, een cycloop in de gehoor- wereld. Om ons gehoorzintuig com pleet te doen werken, is een twee voudige gehoorindruk noodig. Verder is het bekend, dat het ge hoororgaan hier reageert óp twee componenten, en wel het sterkte en het tijdsverschil tusschen deze afzonderlijke oorindrukken. Uit de verschillen leidt het gehoorzintuig de plaats in de ruimte af. HET KLOPT EN HET KLOPT NIET. De weergave van de Ramblers, die met virtuositeit en in een mee- sleepend rhythme door de opstel ling van twee luidsprekers en een speciale sterefonische geluidfilm de tooneelruimte vulden, was onze eerste kennismaking met de ruim telijke electrische weergave, de ste- reofonie. Met een eenvoudig voor beeld waren we vooraf met het principe vertrouwd gemaakt. Men verzocht ons een koptelefoon op te zetten. Een paar meter van ons vandaan was een „kunsthoofd" opgesteld, een bol ter grootte van een kinderhoofd met aan beide zij den een microfoon, die als ooren fungeerden. Deze microfoons ston den in verbinding met de corres- pondeerende telefoons aan ónze ooren. Er werd nu in de nabijheid van het kunsthoofd door drie hee- ren een gesprek gevoerd. Het effect van dit eerste kunst matige ruimtelijke geluidsbeeld was frappant. Inderdaad hoorden we nu links en rechts van ons spre ken. Met gesloten oogen konden we aanwijzen, waar zich degene be vond, die op een bepaald oogenblik sprak ja, het klopte. Even daarna vroeg men ons nog maals, waar zich een bepaalde spre ker bevond. We wezen links achter ons. „Zeer goed", hoorden we met eenig enthousiasme en keken op, zagen echter tot onze verbazing, hoe het ditmaal heelemaal niét klopte. De richting, die we aange duid hadden, was juist tegenoverge steld aan de werkelijke richting. Hoe dit kwam? Wel, men had het kunsthoofd een halven slag omge draaid. STEREOFONIE IN DE PRAK TIJK. Het kunsthoofd en de koptelefoon vormen vanzelfsprekend niet veel meer dan een „principeschakeling". Het gebruik van koptelefoons zou al erg onpractisch zijn. Wil de ste- reofonie werkelijk beteekenis krij gen, dan kan^&it slechts door een methode, waarbij, evenals bij le normale reproductie, luidspre kers worden toegepast. Tot de gebieden, waarvoor men een stereofonische weergave tracht te verwezenlijken, behoort bijvoor beeld de geluidfilm. De problemen, die zich hierbij voordoen, zijn zoowel van theore tische» als practischen aard. The oretisch moet aan de voorwaarden, die het plastisch hoóren stelt, op bevredigende wijze worden voldaan. Het is dus niet voldoende.om met het kunsthoofd een dubbele opname van het geluidsbeeld te maken en dat via twee luidsprekers in de filmzaal te reproduceeren. Er moet echter rekening worden gehouden met alle factoren, die de ruimte werking bepalen (intensiteits- en tijdsverschillen). De plastische overdracht van geluid en principe. Vooraan het kunst* hoofd van de pop „Noortje" met twee microfoons, daarachter de ver sterker voor het linkeroor (A) en voor het rechteroor (B), vandaar gaan de electrische geluidsindrukken naar de respectievelijke ooren van den luisteraar. Philips' foto-archief. Nemen we als voorbeeld een zaal, waarbij de luidsprekers die de ver schillende „oorbeelden" afzonder lijk reproduceeren, terzijde van het doek zijn opgesteld. In dit geval krijgen we voor een luisteraar, die zich ergens in de zaal bevindt, geen „koptelefooneffect". Dat wil zeggen het linkeroor van' den bezoeker hoort niet uitsluitend den linker luidspreker en het rechteroor niet alleen den rechter, zooals dit met het koptelefoonsysteem het geval is. Gezeten op een plaats, zeer dicht bij een der luidsprekers, zal de- luisteraar maar één geluidsindruk opvangen en dus in het geheel geen ruimte-indruk krijgen. De techniek moet dergelijke practische bezwa ren onder het oog zien. Zoo is er verder ook een zekere compensatie noolig voor bepaalde afwijkingen. Tet tijdsverschil bij voorbeeld, dat door de opstelling der beide luidsprekers zoo ver mogelijk van elkaar (noodig om dftarin een goede ruimtewerking te verkrijgen) bij de weelgave woi'dt vergroot, is bijvoorbeeld door een kleineren ..oorafstand" bij het kunsthoofd tot de normale verhoudingen terugge bracht. De practische problemen hebben betrekking op een opname- en weergave-apparatuur. Bij de proe ven om de stereofonische film in practijk te brengen gaat men van het pxnncipe uit, dat de breedte, die bij de normale geluidfilm voor het geluidsbeeld beschikbaar is, nieit vergx-oot mag worden. Op de plaats, waar bij gewone film één ge luidsspoor is opget&kend, moesten er voor deze stereofonische film twee geluidssporen komen. Zoo werd in de Philips laborato ria het bekende Plilips-Millersy- steem voor deze stereofonische op- ftiamen geschikt gemaakt. Daartoe is de grootte van de oorspronkelijke snijbeitel gehalveerd en een twee de .schrijver" op vernuftige wijze aan de apperatuur toegevoegd. Dat dit gemakkelijker gezegd is dan ge daan, kan men zich voorstellen, als men bedenkt, lat het totale geluids spoor niet breeder is dan 2 mm. Voor elk der beide „schrijvere" blijft dus nauwelijks één milimeter overl Bovendien is het oor uiterst ge voelig voor tijdsverschillen. Reeds een tijdsverschil van 1/5000 seconde wordt door het gehoororgaan tot een vex-keerd ruimtebeeld herleid. Op den filmband komt dit overeen met een afstand van 0.1 mm. Elke beiter "ontvangt zijn mpul- sen van een der microfoons van het kunsthoofd. Het eene geluidsspoor correspondeert met den linkeroor- indrukken het andere geluidsspoor met die van het rechteroor. Ook de verwerkelijking van een weergave-apphratuur, die volko men aan de l\ooge eischen, welke door de moderne geluidfilm worden gesteld, voldoet, brengt nog tal van problemen met zich mede. Niet al leen moest ern toonkop ontwikkeld worden, geschikt om het dubbele geluidsspoor af te tasten, ook de luidsprekerapparatuur, met inbe grip van de versterkers, stelt geheel nieuwe eischen, waaraan niet zon der meer voldaan kan worden. De Philips laboratoria zijn echter op den goeden weg. De stereofoni sche weergave van de Ramblers was daarvan het bewijs. Elk in strument konden we zijn eigen plaats op hetacoustisch „tooneel" geven, zóó zelfs, dat we met onze ooren „zagen". Het bleef Aphter nie«t alleen bij een stereofonische reproductie van dezen show-band. Wij hooiden meer en „zagen met onze ooi-en" nog wat anders: b.v. den aanschokken- den wagen en het paard met de x*inkelende bellen. Het gespan na derde ons van rechts heel uit de verte, kwam steeds dichter bij en werkelijk, het stak van links naar rechts over met een zwaar gedreun van de wielen en een typeei'end ge trappel van de paardenhoeven op den sti'aatweg. We hoorden ook een dialoog, waarbij de sprekers voort durend van plaats verwisselden. He was echter nooit moeilijk om vast te stellen, waar zij zich bevon den. Toen de bekende pianist Theo van der Pas, stpreofonisch ten too- neele verscheen, kon men uit de klankindrukken opmaken, hoe de piano in werkelijkheid gestaan had. Vele voorbeelden, steeds in de zelfde verrasserlde „ruimte"! De perspectieven van de stereofonische geluidsreproductie zijn rijk en ver scheiden! De plastische geluidsweergave kan op het huidige ontwikkelings programma niet meer ontlbreken. Het effect der accoustische ruimte werking en de resultaten der mo derne stereofonie zijn daar te be langrijk Voor. Giften. De Gereformeerde kebk te Oeg|t- geest collecteerde een gift van f800. Het zendingsgenootschap der Evangelische broedergemeente te Zeist ontving van een onbekenden gever een gift van f500. Protest antsche Wereldbond. In plaats van den Nederlandschen voorzitter van den Protestantschen Wereldbond, wijlen oud-minister prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne, is thaips geheimraad dr. Vilmos Pél Tomosanyi, oud-minister van Hon garije, getreden. 'In het jongste nummer van den „Protestantischen Rundschau", het orgaan van den Wereldbond, schrijft de nieuwe lei der van den bond een warm ge steld „in memoriam", waarin hij de groote verdiensten roemt van den heengeganen Nederlandschen voorzitter en den kort daarna even eens overleden algemeen bekenden generaal-secretaris dr. G. Ohlemtil- ler te Berlijn. Het Syrische .Weeshuis. Dr. Ludwig Schneller heeft een brief naar Duitschland weten te krijgen, waaruit blijkt, dat het groote philantropische wéx'k van het Syrische Weeshuis te Jeruza lem wederom door de oorlogsom standigheden vernietigd is. De ge bouwen te Jeruzalem zijn thans ka zerne voor Britsche en Australische troepen. Van de weezen zijn er 50 te Bethlehem ondergebracht, 150 an dere in Nazareth; de overigen moesten heengezonden worden. Het Syrische Weeshuis werd 88 jaar geleden door. den vader van dr. Ludwig Schneller begonnen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Dagblad voor Hollands Noorderkwartier | 1942 | | pagina 5