Brandende kwesties
Het
eene oor in
Giestdijk lenen
Vrijdag 9 Januari 1942
DAGBLAD VOOR HOLLANDS NOORDERKWARTIER
Tweede blad
Radiopraatje van Max Blokzijl
Aaar
Brand
In zijn serie „Brandende Kwes
ties*', sprak Max Blokzijl Donder
dagavond 8 Jan. over den zender
Hilversum II als volgti
He kan voor het begonnen jaar
nieta betere wenschen, dan dat'aan
het einde van 1942 de Nederlanders,
welke overtuiging zij dan ook trio-
gen hebben, weer veel dichter bij
«Ika&r zullen staan. En dat die on
der ons, die alleen maar kunnen
•chelden en haten, dan maar wat
eensaam mogen zijn temidden van
hun volk. Dat zullen ze dan ver
diend hebben. Maar ook dat zal
wel weer uitzieken. Ik maak me
volstrekt niet bezorgd over.
ndende kwesties worden tenslot-
uitgedoofde kwesties. Waar ik
maar mee zeggen wil, dat moeilijk
heden, die ons vandaag nog onover
komelijk toeschijnen, en die ons
wanhopig schijnen te maken, mor
gen ai weer vergeten kunnen, zijn.
Joo is het altijd geweest in het le
ren. Waarom zou het nu ineens
anders zijn?
We zullen door dezen moeilijken
tijd. weer heenkomen, en wat veel
legt: daarna zullen we ons heel an
dere menschen gaan voelen. Want
.vroeger meenden we alleen
maar, op gezag van hen die er be
lang bij hadden, ons dat wijs ts
maken, dat het zoo heerlijk te le
ren was in Nederland. In werkelijk
heid was het alleen maar een deel
van ons volk, dat van die heerlijk
heid iets merkte. In ons inderdaad
rijke vaderland werd steeds bittere
armoede geleden en de liefdadig
heid kon maar een schijntje van
dat leed verzachten. Nu is er einde
lijk in den vorm van de Winterhulp
een mogelijkheid geschapen om de
amsten onder ons werkelijk door de
ergste maanden heen te helpen,
zonder dat zij het gevoel hebben,
aalmoezen toegestoken te krijgen.
Maar wat lezen we in de kranten?
het resultaat van de jongste inzame
lingen is „bevredigend". Mjsschien
wordt het inderdaad langzaam be
ter en beginnen dagelijks meer men
6chen in te zien, hoe wreed ze je
gens behoeftige landgenooten zijn
door de bakerpraatjes van overzee
te gelooven, de giftige inblazingen
van de wegloopers, die al zooveel
ellende in ons vaderland op hun
geweten hebben.
Ik heb onlangs tijdens de collecte
in Den Haag eens een paar collec
tanten op hun wegen gevolgd en de
gezichten bestudeerd van een deel
van de Haagsche bevolking, zoodra
het busje van de Winterhulp hun
onder den neus werd gehouden. Nu,
ik kan u zeggen, ik bewonder het
geduld van de collectanten en ik
bewonder allesbehalve de „trotsche,
nationale, zelfbewuste" en tevens
zuinige houding van dat deel van
het publiek. Maar ik kon tenslotte
nauwelijks aan de verleiding weer
stand bieden om naar de overheids
bureaus te loopen en te' zeggen:
„Maak toch liever een fiksche extra
belasting vooral op de hooge inko
mens en de groote vermogens, mij-
neheeren, en betaalt daaruit al-,
les, wat voor Winterhulp noodig
is". Maar ik geef toe: we moeten
nog even geduld hebben, want het
zou feitelijk een nationale schande
zijn als we tot dit middel onze toe
vlucht moesten nemen.
Wat leert ons echter dit eene
voorbeeld: dat we pas aan het begin
staan van de volksgemeenschap en
van het nationale socialisme, waar
voor in deze jaren zoo veel van
het beste bloed der Europeesche vol-
ken vergoten wordt. Met den dag.
van vandaag is éen nieuw jaar
midden in dezen grooten strijd be
gonnen. We moeten trachten er een
jaar van zeer groote beslissingen
van te maken. Op de beslissingen
der fronten kunnen wij Nederlan
ders met ons kleine, maar dappere
troepen contingent weinig invloed
uitoefenen. Onze legionnairs doen
er in hoofdzaak ervaring op, die
hun en ons straks te pas zal ko
men. Maar wij hier in Nederland,
wij die thuis zijn gebleven, kun
nen allemachtig veel doen voor
volk 'en vaderland.
Een heel jaar hebben we vóór ons.
Het wordt zeker een jaar van zeer
omvangrijke militaire operaties.
Niemand, weet, of het het eiride van
dezen tweeden wereldoorlog zal
brengen. Mogelijk Is het wel. Maar
ook, als 1942 nog geen vrede te zien
zal geven, ligt er voor ons volk heel
wat arbeid braak. We staan nu voor
het feit, dat de binnenlandsch-poli-
tieke situatie volkomen duidelijk is
geworden. Van de meer dan 50 po
litieke formaties van weleer is er
nog maar èéne over. Mocht die ééne
groep ooit geroepen worden de
macht in den staat in samenwer
king met den bezetter op zich te
nemen en zulk een mogelijkheid
moet toch zeker onder 't oog wor
den gezien, dan komt naar mijn ge
voel het oogenblik, waarop voor
volk en staat de klok twaalf slaat.
Dat zou zeer goed in den loop van
dit jaar 1942 kunnen-zijn.
Is het eenmaal zoo ver dan hoop
ik ^an harte (en ik weet zeker dat
eenige honderdduizenden Neder
landers het mèt mij hopen), dat er
een radicale opruiming zal worden
gehouden onder alle schijnheilige
saboteurs in dienst van rijk, pro
vincie en gemeente, die er een
soort sport van maken, alle goede
maatregelen \an den nieuwen tijd
te laten verzanden, in de hoop, dat
het volk het uitblijven van zicht
bare resultaten aan de mannen
van den nieuwen tijd verwijten zal.
Daarom is mijn eerste wensch
voor 1942, dat afgerekend moge wor
den met alle lijdelijk-verzet-plegers
op meer of minder verantwoorde
lijke posten, die meenen volk en
land van dienst te zijn, maar die
integendeel onder de gegeven om
standigheden de schadelijkste ele
menten in onze volksgemeenschap
vormen. De strijders voor een nieu
we orde, die tien lange, zware ja
ren onzegbaar geleden hebben voor
hun overtuiging, verdienen, dat het
nieuwe jaar hun nu eindelijk het
bewijs brengt, dat hun tegenstan
ders niet langer het heft in handen
houden, alsof er tenslotte in Neder
land na de Meidagen niets veran
derd ware. En zooals er vaak gro
teske toestanden heerschen in de
bureaux en de bedrijven van staat,
provincie en gemeente, zoo zijn ze
ook nog, en vaak erger, in het par
ticuliere bedrijf. De mannen en
vrouwen, die voor de nieuwe idea
len veohten. gaan veelal nog gebukt
onder een terreur, die aan het be
lachelijke zou grenzen, als ze in
haar gevolgen niet zoo treurig
ware. Deze terreur moet ophouden,
en het zal tot de taak van een na-
tiónaal-socialistisch bewind behoo-
ren, daartoe duidelijke stappen te
doen.
Het is nu eenmaal een feit, dat
in ons Vaderland, dat altijd zoo
prat is gegaan op*het bezit van
burgerlijke vrijheden op elk gebied,
sinds het nationaal-soGialisme om
hoog is gekomen, een onvrijheid
van meening ten nadeele van de
aanhangers van de nieuwe orde
heerschte die werkelijik de spuiga
ten uitloopt Dat is zoo ongeveer in
1935'36 begonnen en dat is van
daag nog even erg als vóór de Mei
dagen. Als men na Mei 1940 in Ne
derland durft beweren, dat men
zijn meening niet meer mag uiten
en als beklagenswaardige over
wonnene en geknechte op bevrij
ding moet zitten wachten, terwijl
een kleine minderheid alles zeggen
en alles doen mag, wat zij wil, dan
is dat goedkoope demagogie. In
werkelijkheid ziet het er anders uit.
Die minderheid is evenzeer gebon
den aan alle voorschriften en ver
boden als de meerderheid, ze is
vandaag nog machteloos, maar
moet wel alle schuld op zich ne
men voor de gevolgen van een ver
loren oorlog en de steeds scherper
wordende consequentie van een oor
logsuitbreiding, die door hun bin
nen- en buitenlandsche tegenstan
ders wordt toegejuicht en die door
Londen en Washington is uitgelokt
Het Nederlandsche nationaal-socia-
lisme regeert nog niet, maar de
meerderheid van ons volk laat zich
wijsmaken dat het wèl regeert, al
leen om de mogelijkheid te heb
ben, alles, wat men ontbeert en
doormaakt het nationaal-socialisme
in de schoenen te schuiven.
Men huilt en jammert, dat men
geen enkele vrijheid meer heeft,
maar in weritelijkheil spant men
samen om te verhinderen, dat me
deburgers, die voor een nieuwe
overtuiging willen uitkomen, dat
Hupsche, kleine salamander,
Is je roem nog^wel zoo groot,
En beschouwt men je nog langer,
Als een redder in den, nood?
Ook al ben je, als we 't vragen,
Steeds je plicht ten volle waard,
Heel vaak zeggén we onvriendTijk:
„Och, geef mij maar weer den
haard!"
Eerst was Je een openbaring,
En precies voor ons geschikt,
Jij was voor een schapp'lijk
prijsje
Net nog op den kop getikt.
Iedereen kwam naar je kijken,
Salamander, weet je 't wel?
En nu schamen w' ons in stilte
Voor je zonderling model-
Als een kennis eens komt loopen,
Zeggen we wat lauw van geest:
„Kijk niet naar dien salamander,
„Dat is «een vergis geweest!"
Ook de blokjes voor je maagje
Laten ons lichtzinnig koud,
En soms kan men spottend vragen:
„Wat doe jij nu met je hout?I"
Laat ze praten, salamander,
'k Weet hoe 't in de toekomst gaat,
Straks is het een eereplaatsje,
Waar je stevig lijfje staat
't Is geen fout, dat je kunt snorren,
Nooit heb j' in je plicht gefaald,
En de vriendschap gaat weer
stijgen,
Als je thermometer daaltl
't Weer is zacht vriend, dat is alles,
Maar wat kun jij daaraan doen?
Straks dan spreken w' elkaar nader,
Even verder in 't seizoen!
Houd je groot, o salamander,
Al behandelt men je klein,
Neem 't den menschen maar niet
kwalijk,
Dat se wat kortzichtig zijn!!
Januari 1942. KROES.
(Nadruk verboden.)
Van het strijd tooneel fti Afrika. Als een adelaar zijn nest, zoo ver
dedigt de Duitsche soldaat dé hoogten van den Haliayapas.
Transatlantic-Recla-P, K,. Borchert.
in volle vrijheid kunnen doen. De
•terreur heerscht in de kerken en
in de schoollokalen, in de directie
kamers en in de fabriekshallen. Een
beschimmelde machtsconstellatie
van gisteren, een machtscentrum
van weinigen, maakt misbruik van
de omstandigheid, dat de volks
massa npg niet \voldoende helder
ziet om oorlogsverschijnselen van
een op komst zijnd socialisme te
onderscheiden, om deze volksmas
sa aan de kapitalistische belangen
van haar vroegere vijanden te kop
pelen-.
Mag ik het, bij het begin van het
nieuwe jaar, eens heel duidelijk
zeggen?
De vijanden van ons volk zijn de
machtigen en de rijken, die men
met een modewoord „de plutocra
ten" pleegt aan te duiden. Ze heb
ben maar één ideaal: houdt wat je
hebt, en tracht er nog meer bij te
krijgen, alles ten koste van het
volk. Datzelfde willen en denken
de rijken en de machtigen in Enge
land, in Amerika, en overal el
ders zou gebeuren, heeft Enge
land, aan het hoofd der plutocra
tisch geregeerde staten, Duitschland
en Italië den oorlog verklaard. In
Nederland was tot Mei 1940 alle
macht in handen van de kerken,
de rijken en de marxistische bon
zen, die regeerden ten koste van
de volksmassa. Het was daarom
volkomen logisch, dat deze regee-
rende kringen alle heil zochten in
Londen, en daarheen ook de beenen
namen, toen het in Nederland mis
liep en het nationaal-socia
lisme over onze grenzen
marcheerde.
En wat zien we sindsdien? De
egoistische volksmisleidersin Ne
derland zijn er nog altijd en ze re-
geeren nog altijd, zij ,het ook met
andere middelen. Ze regeeren dank
zij het feit, dat de volksmassa zich
laat verlakken, door valsche senti
mentaliteit, door een gehuicheld ge
doe van verknochtheden, door de
goedkoope speculatie op ontevre
denheid als gevolg van lasten, die
met het nationaal-socialisme geen
sikkepit te maken hebben.
Een kleine generale staf van
menschen, die vroeger openlijk de
machtcentrale vormden, werkt ach
ter de schermen verder, gesteund
door de aetherslaafjes aan den over
kant van het water, en tracht ons
volk, onze jeugd, onze arbeiders,
onze boeren, onze zeelieden, wijs te
maken, dat zij, de vijanden van
het volk, in waarheid de weldoe
ners van het volk zijn. Ze zijn
slim genoeg om te begrijpen, dat
ze nu nog kansen* hebben, zoo lang
de oorlog duurt, de bezetting als
onvrijheid gevoeld wordt, de emi
granten krokodillentranen kunnen
builen en de onzinnigste geruchten
nog geloofd worden. Zoolang ze de
volksmassa aan zich gebonden kun
nen houden door te wijze op oor-
logsellende, waaraan ze tenslotte
zelf uitsluitend schuldig zijn, staan
hun ook kostenloos alle middelen
van massa-terreur, broodroof en in
timidatie ter beschikking, waarte
gen in Nederland helaas nog veel
te weinig is opgetreden.
Het nationaal-socialisn\e wil geen
haat, geen broodroof, géén onder
drukking van de vrije meening
door bangmakerij, isoleering en
meer van die laffe hulpmiddelen.
Dat %al zichtbaar genoeg worden,
zoodra het werkelijk regeert en aan
dien terreur der zoogenaamd on
vrijen en gekrenkten radicaal een
einde heeft gemaakt. Men zal eens
zien, hoe talloos vele nationaal-so-
cialisten het Nederlandsche volk
reeds telt, zoodra het mogelijk zal
zijn, zich vrij en openlijk tot deze
idealen te bekennen.
Vergis ik mij niet, dan zal 1942
in dit opzicht een historisch jaar
worden.
Een omwenteling in de gelnidsweergavetechniek
STEREOFONIE
Hoe zij tot stand komt
door J. M. F. d. VEN
Met de ooren „zien", kan dat?
Ja, in de groote geluidslaboratoria
te Eindhoven hebben we het zelf
beleefd.
In een hoekje van het fictieve po
dium kondigde Theo Uden Masman
zijn „Rosemarie" aan. Toen de
Ramblers inzetten, bemerkte ik, hoe
de saxofonist ergens rechts zijn op
stelling gekozen had, de trombone
zich links achterin nestelde, daar
naast zat de drummer etc. De vio
list danste voor het ensemble heen
en dook nu eens ter linker, dan
weer ter rechter .zij de op
Zeker, wanneer wij in een con
certzaal zitten, kunnen we gerust
onze oogen sluiten. Onze ooren wei
den naaft- hartelust in de „ruimte"
van het geluid.
Is iets dergelijks bij de gewone
electrische geluidsproductie moge
lijk? Neen, want het geluid verliest
z'n ruimtelijke werking. Als we via
microfoon en luidspreker met de
zelfde concertzaal in verbinding
staan, kunnen we niet meer zeggen,
hoe de verschillende instrumenten
over de orkestruimte zijn verdeeld.
Elke toon, elk instrument, komt uit
hetzelfde punt te vadrschijn, uit die
ééne luidsprekeropening. Het oor
spronkelijke geluidsbeeld vol plas
tiek, is tot één punt of vlakje te-'
zamengeschrqmpeld.
Wij zijn gewend aan dit vlakke
geluidsbeeld en stellen ons bij elke
luidsprekerweergave, of het nu om
roep-, gramofoon- of film-weergave
betreft, onbewust op deze vlakheid'
in. De weergave, die wij via een
goedfe apparatuur te hoóren krijgen
is uitstekend en toch bemerken
we wel, dat iets „echt" beluisteren
nog wel verschillen vertoont met
wat we via den luidspreker te hoo-
ren krijgen.
Het onbewuste gemis aan ruimte
werking wordt door het gehoorzin-
tuig blijkbaar met een bijzonderen
critischen zin gewroken.
We weten allen, hoe ons gehoor
zintuig, uitgerust met twee ooren,
tót ruimtewaarneming in staat is,
hoe 't dus'ruimten creëert. De mi
crofoon echter is een luisteraar met
één oor, een cycloop in de gehoor-
wereld. Om ons gehoorzintuig com
pleet te doen werken, is een twee
voudige gehoorindruk noodig.
Verder is het bekend, dat het ge
hoororgaan hier reageert óp twee
componenten, en wel het sterkte
en het tijdsverschil tusschen deze
afzonderlijke oorindrukken. Uit de
verschillen leidt het gehoorzintuig
de plaats in de ruimte af.
HET KLOPT EN HET KLOPT
NIET.
De weergave van de Ramblers,
die met virtuositeit en in een mee-
sleepend rhythme door de opstel
ling van twee luidsprekers en een
speciale sterefonische geluidfilm
de tooneelruimte vulden, was onze
eerste kennismaking met de ruim
telijke electrische weergave, de ste-
reofonie. Met een eenvoudig voor
beeld waren we vooraf met het
principe vertrouwd gemaakt.
Men verzocht ons een koptelefoon
op te zetten. Een paar meter van
ons vandaan was een „kunsthoofd"
opgesteld, een bol ter grootte van
een kinderhoofd met aan beide zij
den een microfoon, die als ooren
fungeerden. Deze microfoons ston
den in verbinding met de corres-
pondeerende telefoons aan ónze
ooren. Er werd nu in de nabijheid
van het kunsthoofd door drie hee-
ren een gesprek gevoerd.
Het effect van dit eerste kunst
matige ruimtelijke geluidsbeeld
was frappant. Inderdaad hoorden
we nu links en rechts van ons spre
ken. Met gesloten oogen konden we
aanwijzen, waar zich degene be
vond, die op een bepaald oogenblik
sprak ja, het klopte.
Even daarna vroeg men ons nog
maals, waar zich een bepaalde spre
ker bevond. We wezen links achter
ons. „Zeer goed", hoorden we met
eenig enthousiasme en keken op,
zagen echter tot onze verbazing,
hoe het ditmaal heelemaal niét
klopte. De richting, die we aange
duid hadden, was juist tegenoverge
steld aan de werkelijke richting.
Hoe dit kwam? Wel, men had het
kunsthoofd een halven slag omge
draaid.
STEREOFONIE IN DE PRAK
TIJK.
Het kunsthoofd en de koptelefoon
vormen vanzelfsprekend niet veel
meer dan een „principeschakeling".
Het gebruik van koptelefoons zou
al erg onpractisch zijn. Wil de ste-
reofonie werkelijk beteekenis krij
gen, dan kan^&it slechts door een
methode, waarbij, evenals bij le
normale reproductie, luidspre
kers worden toegepast.
Tot de gebieden, waarvoor men
een stereofonische weergave tracht
te verwezenlijken, behoort bijvoor
beeld de geluidfilm.
De problemen, die zich hierbij
voordoen, zijn zoowel van theore
tische» als practischen aard. The
oretisch moet aan de voorwaarden,
die het plastisch hoóren stelt, op
bevredigende wijze worden voldaan.
Het is dus niet voldoende.om met
het kunsthoofd een dubbele opname
van het geluidsbeeld te maken en
dat via twee luidsprekers in de
filmzaal te reproduceeren. Er moet
echter rekening worden gehouden
met alle factoren, die de ruimte
werking bepalen (intensiteits- en
tijdsverschillen).
De plastische overdracht van geluid en principe. Vooraan het kunst*
hoofd van de pop „Noortje" met twee microfoons, daarachter de ver
sterker voor het linkeroor (A) en voor het rechteroor (B), vandaar
gaan de electrische geluidsindrukken naar de respectievelijke ooren
van den luisteraar. Philips' foto-archief.
Nemen we als voorbeeld een zaal,
waarbij de luidsprekers die de ver
schillende „oorbeelden" afzonder
lijk reproduceeren, terzijde van het
doek zijn opgesteld. In dit geval
krijgen we voor een luisteraar, die
zich ergens in de zaal bevindt, geen
„koptelefooneffect". Dat wil zeggen
het linkeroor van' den bezoeker
hoort niet uitsluitend den linker
luidspreker en het rechteroor niet
alleen den rechter, zooals dit met
het koptelefoonsysteem het geval is.
Gezeten op een plaats, zeer dicht
bij een der luidsprekers, zal de-
luisteraar maar één geluidsindruk
opvangen en dus in het geheel geen
ruimte-indruk krijgen. De techniek
moet dergelijke practische bezwa
ren onder het oog zien.
Zoo is er verder ook een zekere
compensatie noolig voor bepaalde
afwijkingen. Tet tijdsverschil bij
voorbeeld, dat door de opstelling der
beide luidsprekers zoo ver mogelijk
van elkaar (noodig om dftarin een
goede ruimtewerking te verkrijgen)
bij de weelgave woi'dt vergroot, is
bijvoorbeeld door een kleineren
..oorafstand" bij het kunsthoofd tot
de normale verhoudingen terugge
bracht.
De practische problemen hebben
betrekking op een opname- en
weergave-apparatuur. Bij de proe
ven om de stereofonische film in
practijk te brengen gaat men van
het pxnncipe uit, dat de breedte, die
bij de normale geluidfilm voor het
geluidsbeeld beschikbaar is, nieit
vergx-oot mag worden. Op de plaats,
waar bij gewone film één ge
luidsspoor is opget&kend, moesten
er voor deze stereofonische film
twee geluidssporen komen.
Zoo werd in de Philips laborato
ria het bekende Plilips-Millersy-
steem voor deze stereofonische op-
ftiamen geschikt gemaakt. Daartoe
is de grootte van de oorspronkelijke
snijbeitel gehalveerd en een twee
de .schrijver" op vernuftige wijze
aan de apperatuur toegevoegd. Dat
dit gemakkelijker gezegd is dan ge
daan, kan men zich voorstellen, als
men bedenkt, lat het totale geluids
spoor niet breeder is dan 2 mm.
Voor elk der beide „schrijvere" blijft
dus nauwelijks één milimeter overl
Bovendien is het oor uiterst ge
voelig voor tijdsverschillen. Reeds
een tijdsverschil van 1/5000 seconde
wordt door het gehoororgaan tot
een vex-keerd ruimtebeeld herleid.
Op den filmband komt dit overeen
met een afstand van 0.1 mm.
Elke beiter "ontvangt zijn mpul-
sen van een der microfoons van het
kunsthoofd. Het eene geluidsspoor
correspondeert met den linkeroor-
indrukken het andere geluidsspoor
met die van het rechteroor.
Ook de verwerkelijking van een
weergave-apphratuur, die volko
men aan de l\ooge eischen, welke
door de moderne geluidfilm worden
gesteld, voldoet, brengt nog tal van
problemen met zich mede. Niet al
leen moest ern toonkop ontwikkeld
worden, geschikt om het dubbele
geluidsspoor af te tasten, ook de
luidsprekerapparatuur, met inbe
grip van de versterkers, stelt geheel
nieuwe eischen, waaraan niet zon
der meer voldaan kan worden.
De Philips laboratoria zijn echter
op den goeden weg. De stereofoni
sche weergave van de Ramblers
was daarvan het bewijs. Elk in
strument konden we zijn eigen
plaats op hetacoustisch „tooneel"
geven, zóó zelfs, dat we met onze
ooren „zagen".
Het bleef Aphter nie«t alleen bij
een stereofonische reproductie van
dezen show-band. Wij hooiden meer
en „zagen met onze ooi-en" nog wat
anders: b.v. den aanschokken-
den wagen en het paard met de
x*inkelende bellen. Het gespan na
derde ons van rechts heel uit de
verte, kwam steeds dichter bij en
werkelijk, het stak van links naar
rechts over met een zwaar gedreun
van de wielen en een typeei'end ge
trappel van de paardenhoeven op
den sti'aatweg. We hoorden ook een
dialoog, waarbij de sprekers voort
durend van plaats verwisselden.
He was echter nooit moeilijk om
vast te stellen, waar zij zich bevon
den. Toen de bekende pianist Theo
van der Pas, stpreofonisch ten too-
neele verscheen, kon men uit de
klankindrukken opmaken, hoe de
piano in werkelijkheid gestaan
had. Vele voorbeelden, steeds in de
zelfde verrasserlde „ruimte"! De
perspectieven van de stereofonische
geluidsreproductie zijn rijk en ver
scheiden!
De plastische geluidsweergave
kan op het huidige ontwikkelings
programma niet meer ontlbreken.
Het effect der accoustische ruimte
werking en de resultaten der mo
derne stereofonie zijn daar te be
langrijk Voor.
Giften.
De Gereformeerde kebk te Oeg|t-
geest collecteerde een gift van f800.
Het zendingsgenootschap der
Evangelische broedergemeente te
Zeist ontving van een onbekenden
gever een gift van f500.
Protest antsche Wereldbond.
In plaats van den Nederlandschen
voorzitter van den Protestantschen
Wereldbond, wijlen oud-minister
prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne,
is thaips geheimraad dr. Vilmos Pél
Tomosanyi, oud-minister van Hon
garije, getreden. 'In het jongste
nummer van den „Protestantischen
Rundschau", het orgaan van den
Wereldbond, schrijft de nieuwe lei
der van den bond een warm ge
steld „in memoriam", waarin hij
de groote verdiensten roemt van
den heengeganen Nederlandschen
voorzitter en den kort daarna even
eens overleden algemeen bekenden
generaal-secretaris dr. G. Ohlemtil-
ler te Berlijn.
Het Syrische .Weeshuis.
Dr. Ludwig Schneller heeft een
brief naar Duitschland weten te
krijgen, waaruit blijkt, dat het
groote philantropische wéx'k van
het Syrische Weeshuis te Jeruza
lem wederom door de oorlogsom
standigheden vernietigd is. De ge
bouwen te Jeruzalem zijn thans ka
zerne voor Britsche en Australische
troepen. Van de weezen zijn er 50
te Bethlehem ondergebracht, 150 an
dere in Nazareth; de overigen
moesten heengezonden worden.
Het Syrische Weeshuis werd 88
jaar geleden door. den vader van dr.
Ludwig Schneller begonnen.