OUDEJAARSAVOND,
DE LAATSTE GANG VAN ARIE SANDERS.
EEN TERUGBLIK
Uren, Dagen, Maanden, Jaren...
MILITAIR GEZIEN.
EEN KASTEEL.
Laten allen in het Nieuwe
Jaar zich dit voornemen;
OUDEJAARSVERHAAL
Een terugblik op de
oorlogsgebeurtenissen.
U aanden, komt, brengt bloemen
aanhet jaar is dood!
Deze woonden zong eenmaal onze
groote Nederlandsche dichter Al-
bert Verwey.
Het is goed U deze woorden op
dezen dag in de herinnering te
brengen. Want ook thans is het
Jaar. waarin wij leven, nog slechts
enkele uren van zijn dood verwij
derd. Weldra zal het voor altijd
teruggekeerd zijn in de eeuwig
heid, waaruit het gegroeid is. Een
bloem gelijk, die uit de aarde op
schiet en eenmaal, verdord en ver
gaan, weer door diezelfde aarde
opgenomen wordt.
Oudejaarsavond is onder alle om
standigheden een schoone
avond. Hü noopt tot bezinning, De
meesten onzer keeren op. Oude
jaarsavond tot zichzelven in.
dwalen door de zalen van het 3aar,
dat spoedig zijn taak volbracht zal.
hebben en, als een golf. weer deel
zal worden van de zee der eeuwig
heid. Soms geeft het reden tot
blijdschap, vaker tot herbeleving
van droefenis, maar altijd stemt
het tot weemoed. Het voorbijge-
ne immers doet rouwviolen ont
ken in ons hart. De klokslag van
twaalf uren is als een symbool, dat
geheel de wereld omvat: het sym
bool van het onherroepelijk ver-
dwenene, het symbool van den
dood dat het symbool van de
wereld en van de menschheid is.
Wat voorbij is, kan niet terugge
haald worden. Het is een harde
wet. Maar zij verliest veel van
haar bittere kracht wanneer de
mensch op Oudejaarsavond, dwa
lend door de zalen van het jaar,
zijn geweten ongeschonden bevindt.
Wanneer hij weet, dat hij zijn
menschelijken plicht vervulde en
dat ook dit jaar zijn hart den eer
lijken inzet beduidde, dan zullen
ook de verliezen en schadeposten,
welke hij te boeken heeft, hem in 'n
ander, meedoogender licht ver
schijnen. Het komt er misschien
niet in de allereerste plaats op aan
wat een mensch verliest, maar
wel in hooeverre hijzelf voor dit
verlies aansprakelijk is.
700 zijn de Oudejaarsavonden
als kasteelen, die, op gelijke
afsftanden van elkander, geplaatst
zijn langs den heerweg van ons le
ven, en in de laatste uren, voordat
het jaar sterft, vertoeven wij in
hun mijmerzalen, welker rijkdom
men ons toerusten met nieuwe
kracht en diepere wijsheid om blij
moedig en dapper verder te schrij
den naar de volgende Burcht der
Herinnering.
H. P. VAN DEN AARDWEG.
IJV ALKMAAR EN OMGEVING.
TjET afgeloopen jaar bracht voor
li ons land een politieke ontwik
keling, welke aan duidelijkheid
I. meer te wenschen overlaat.
De ondubbelzinnige uitspraak is
gekomen, dat Nederland zelfstandig
Blijft. Even belangrijk is het feit,
dat ons land niet meer geheel
Btuurloos is, nu de bezettings-auto-
riteiten Mussert zullen kennen in
alle bestuurszaken.
De oorlog woedt nog steeds m
Europa, is zelfs uitgebreid tot een
■wereldbrand. Ons land is nog altijd
bezet en al is het in 1942 geen strijd-
tooneel geworden wij mogen
hopen, dal dit nimmer het geval zal
zijn toch heeft ook in het voor
bije jaar het oorlogsgebeuren zijn
zwaren druk op ons volk gelegd.
Men behoeft slechts aan de duizen
den gezinnen te denken, waarvan
vaders of zoons genoodzaakt wer
den, in Duitschl. te werken of als
gijzelaars geïnterneerd werden. De
oorlogsdruk kwam ook tot uiting
in de zinlooze bombardementen, die
onder onze bevolking tallooze
slachtoffers maakten. 17 Januari
beleefde ook Alkmaar een derge
lijk bombardement, waarbij drie
woningen werden verwoest en drie
families in rouw werden gedom
peld.
Hoe langer de oorlog duurt, hoe
moeilijker het economische ieven
voortgang kan hebben. Wanneer
men zich den geweldigen strijd,
dien wij thans beleven, bewust
wordt, dan zal men zich erover
verwonderen, dat het nog loopt,
fooals "het loopt. Wel wordt zoq
angzamerhand alles in de distri
butie opgenomen en vraagt men
butie opgenomen, maar ons ver-
Stand zegt ons, dat het zonder dis
tributie niet zou gaan. Het is zeker
sociaal rechtvaardig, dat in tijden
van schaarschte de overheid er
naar streeft om het beschikbare
zoo goed mogelijk te verdeelen.
Zoolang er menschen leven, zul
len er altijd zijn, die te weinig ge-
meenschapsgevoel bezitten en zich
ten koste van het eigen volk wil-
verrijken In den vorigen oorlog,
was dit zoo en in den den tegen-
woordigen oorlog, is dit even
eens het geval. Het kan
echter niet ontkend worden, dat de
maatregelen om dezulken tot de
orde te roepen, nu heel wat straf
fer zijn. Wij kunnen echter niet ho
pen een betere wereld te scheppen,
zonder den mensch te verbeteren.
Daarom dient ieder van ons te
werken aan de vervolmaking van
zich zelf.
Nu wij afscheid nemen van 1942,
het derde oorlogsjaar, dienen wij
ons de vraag te stellen of wij wel
datgenen gedaan hebben, wat wij
konden doen om anderen te hel
pen. Wanneer men kennis neemt
van de maatregelen, die genomen
moesten worden, om te beletten,
dat van den nood van anderen mis-
bruikmakende pandhuishouders,
stamkaartenopkoopers die als
hyena's optreden en v. expediteurs
en kamerverhuurders, die geëva-
cueerden trachtten uit te buiten,dan
zal men moeten erkennen, dat wij
daarvan nog veraf zijn en kunnen
wij slechts den wensch uiten, dat
1943 ons wat meer menschelijkheid
zal brengen. De krachten ten goe
de zullen, daarvan ziin wij over
tuigd, tenslotte toch zegevieren,
Ieder onzer heeft in het_ voorbije
jaar daarvan ook krachtige staal
tjes gezien en ervaren, dat de
drang naar wederkeerig dienstbe
toon zeer sterk in ons volk leeft.
Bij den heerschenden kolennood
Zal zelfs wel in den hartstochte-
ïijksten bewonderaar van de lis-
sport de wensch leven, dat ons
in 1943 een winter als in de eerste
maanden van 1942 bespaard mag
blijven. Toen toch moesten door de
hevige koude, in het begin van
Januari, de scholen gesloten wor
den en ondervond einde Januari
het treinverkeer, tengevolge van
zwaren sneeuwval, groote vertra
ging en moest het busverkeer
eemge dagen worden stilgelegd.
Zelfs den vijfden Maart maakten
sneeuwstormen de wegen nog on
begaanbaar.
"IT'an de voorgenomen samen-
voeging van gemeenten, waar
over in 1941 de gemeenteraden
binnen enkele maanden advies
moesten uitbrengen, is nog niets
gekomen. Als in het verleden, heeft
het er den schijn van, dat in het
vraagstuk de commissie de kap
stok zal worden, waaraan het zal
worden opgehangen.
Ook de samenstelling van de
kleine raden, die de burgemeesters
van advies zouden hebben te die
nen, laat nog steeds op zich wach
ten.
Achtereenvolgens werden de
burgemeesters van Barsingerhorn,
van Texel Egm. a. Zee, Alkmaar,
Schagen, Bergen. Ziipe, Wieringen,
Wieringermeer, Enkhuizen, Hoog-
karspel, Hoorn en Heemst, door an
deren vervangen. Evenals hun
voorgangers zijn ook zij gebonden
aan de financieele verhouding tus-
schen de gemeente, de provincie
en het Rijk, zoodat de gemeentebe-
frootingen
rukking
nog geenszins tot uit
brengen, wat overeen
komstig de idealen van den nieu
wen tijd verwacht mocht worden.
Verschillende land- en tuin-
bouwvereenigingen werden opge
heven en bij den Landst. onderge
bracht, dié naar het woord van
den boerenleider J. Saai, nog niet
den ingang vond, dien men zich had
voorgesteld, maar, nu hij ook me
dezeggingschap in de voedselvoor
ziening neeft gekregen, krachtig
zal blijven ijveren om voor den
boer de plaats te veroveren, die hem
toekomt.
rn het af]
'geloopen jaar hebben wij
Je rijwieldiefstallen moe
ten gewagen. 22 Mei werden er te
Heerhugowaard zelfs 12 in één
nacht ontvreemd.
Dat de restauratie van de Groote
Kerk, ondanks de moeilijke tijds
omstandigheden, voortgang heeft
(12 Mei kon, na 10 maanden slui
ting, het koor weer voor de gods
dienstoefeningen in gebruik wor
den genomen) kan zeker als een
heugelijk feit van cultureele be-
teekenis worden aangestipt. Ver
blijdend was ook, dat de nieuwe
bruggen aan het einde van het
Verdronkenoord in gebruik kon
den worden genomen.
Moge 1943 den zoo vurig begeer
den vrede brengen, waarin de op
bouw van ons volk, van Europa en
van de verstoorde wereld ter hand
kan worden genomen.
Zij volgen elkaar op, eentonig en
eindeloos, de zon komt op en gaat
onder, ieder jaar rijgt zich aan het
vorige, er is geen begin en geen
eindje.
Menschen worden geboren, zij
sterven en worden vergeten.
Zoo gaan de geslachten in einde-
looze opeenvolging. Het is zooals
men op Oudejaarsavond in de ker
ken zingt: al net heden wordt ver
leden.
Soms heeft een mensch een woord
gesproken, een daad verricht, een
boek geschreven, dat geslachten lang
in herinnering blijft, heeft een ar
chitect een majestueus gebouw ge
schapen, dat eeuwen fen trotsee-
ren.
Maar ook dat verliest zijn betee-
kenis. Er is geen voetstap die be
klijft. het beste woord, het mooiste
boek wordt vergeten, het machtigste
bouwwerk wordt in verloop van
eeuwen tot een ruïne.
De dooden worden vergeten, zij
hebben nooit bestaaij, hun graven
zijn onvindbaar geworden.
Zou alles wat geschapen is dan
doelloos zijn? Zouden wij dan alleen
leven en werken om nieuw leven te
kunnen voortbrengen, dat even doel
loos zou zijn als het onze?
Wij gevoelen, dat het niet juist
kan zijn, dat wil leven om van ge
slacht op geslacht door moeite en
pijn, door ziekte en ellende innerlijk
steeds rijker te worden. Maar daar
naast rijst de vraag of wü dat alles
zullen moeten doormaken opdat het
laatste menschengeslacht ae vol
maaktheid nabij gekomen zal zijn.
Wij gevoelen het allen, dat het
ieven van elk mensch, in welken tijd
hij ook leeft van dezelfde waarde
moet zijn, dat onze beteekends niet
ligt in onze maatschappelijke positie,
maar in wat wij in ons zelf beleven
en tot uiting brengen.
Wij weten niet of wij naar het
oude bijbelverhaal met een vol
maakt menschenlichaam op de
wereld zijn gezet dan wel at wu
in' millioenen jaren vanuit een één-
cellig wezen tot steeds grootere ont
wikkeling zijn gekomen tot wij het
fijnstbesn aarde schepsel op aarde
zjjn geworden.
Maar wat wij ook waren en hoe
wij ook gegroeid zijn, wij gevoelen
dat de mensch op aarde een zeer
bijzondere plaats heeft.
Dan rijst de vraag: waarom en
waartoe?
Welke beteekenis heeft ons leven
en wat is onze bestemming?
Wij leven niet om te sterven en
vergeten te worden. Geen menschen-
leven kan doelloos zijn en omdat alle
menschen gelijkgerechtigd zijn, doet
het er niet toe of wij rijk of arm,
machtig of maatschappelijk embe-
teekenêijd zijn. Alle menschen "zijn
betrokken bij de evolutie aller din
gen. In mensehen'harten niet één
uitgezonderd wordt in het leven
een strijd uitgevochten tusschen
goed en kwaad, wat in verloop van
eeuwen in ontelbare legenden ge
symboliseerd is, waarin engelen en
duivelen om de ziel van een mensch
twisten.
Wij sjaan in den eeuwigen strijd
tussenen goed en kwaad voor de
keuze van den breeden, gemakkelij-
ken weg, die uiteindelijk naar het
verderf en het smalle, moeilijke pad,
dat naar het Licht voert.
De mensch drijft op de gaven van
zijn hart en wordt bestuurd door
zijn geweten.
Dat geweten is ons compas waar
mee wij in het duister, dat ons van
alle zijdien omringt, zoekend en tas
tend voorwaarts gaan.
Wü kennen de innerlijke blijd
schap over de goede daad en het
verwijt en het berouw als wij van
het rechte pad zün afgeweken. En
waar alles in het wisselende bonte
leven op evolutie wijst, zal ons
zieleleven, dat zich steeds ontwik
kelt niet met ons lichaam te gronde
kunnen gaan.
Wü zijn het vierde jaar van den
oorlog ingegaan, de vlammen van
den wereldbrand hebben kostbare
monumenten van wetenschap en
kunst tot zwartgeblakerde ruïnes
gemaakt.
Honderdduizenden jonge mannen,
die enthousiast ten strijde trokken,
zijn gevallen om niet weer op te
staan. Zü hebben den vreemden
grond met hun bloed gedrenkt en in
vele landen bleven talloozen achter,
die tevergeefs op den terugkeer van
vader of zoon wachtten en wier ge
dachten ook op dezen Oudejaars
avond met weemoed bij een gelief
den doode zullen zijn.
De oorlog is wreed. Hü verstikt
zoo vaak de edele gevoelens in de
harten der menschen en vernielt in
weinige oogenblikken wat in jaren
van moeizamen zelfstrijd werd op
gebouwd.
Maar uit het slechte'is altüd het
goede geboren. Door de pü'n en de
smarten der menschen breekt de
evolutie zich baan. Betere inzich
ten, betere toestanden rijpen op door
bloed gedrenkten grond en oorlogen
zijn de barensweeën van beterever-
houdingen.
Daarom is ook in jaren als wü
thans doormaken het leven van den
mensch in wélken getale het he
laas ook teniet gaat van geen be
teekenis tegenover den socialen
vooruitgang, die altijd uit revoluties
e»» oorlogen is geboren.
Ook en vooral hier wordt bewaar
heid, dat men door den nacht tot
het Licht moet komen.
Veel liefde ging verloren
[in den wind
En wat de wind wil, zullen
[wij nooit weten,
En daarom voor we
[elkander weer vergeten
Laten we zacht zijn voor
[elkander, kind!
A. ROLAND HOLST,
„Voorbij de Wegen".
Ongelukkig zün zij, die in de korte
spanne tüds, welke ieder mensch op
aarde is gegeven, naar roem of geld,
naar macht of geluk jagen. Zii eten
en drinken, zij verrijken zich vaak
ten koste van anderen, zij blüven
doof voor de roepstem van hart en
geweten, zij verspillen in het ko
men en gaan der jaren hun kostba
ren levenstijd.
Misschien zouden zü nooit op hun
levensweg één oogenblik achter zich
kijken, nooit één moment tot over
peinzing en bezinning komen als ei
niet een Oudejaarsavond was, die
allen het Memento Mori toeroept.
Op Oudejaarsavond als in den ein-
deloozen keten van het wereldgebeu
ren het rad van den Tijd een scha
kei verspringt, als de voortjagende
mensch even stilstaat en terugziet,
ziin de klokkeslagen van het mid
dernachtelijk uur als een waarschu
wing, die niet kan worden misver
staan.
Zü waarschuwen, dat het leven
al weer een jaar korter is geworden,
dat een tijdperk van dat kostbare
leven wordt afgesloten en dat niets
van wat daarin gezegd of gedaan is
veranderd kan worden.
Wanneer dan ons compas ons
waarschuwt, dat wij verkeerd zijn
gegaan, v/anneer ons geweten
ons zegt, dat dat wij niet in Chris
tus' geest gedacht en geleefd heb
ben, dan is het misschien niet te laat
om in het jaar, dat komen gaat goed
te maken wat in het vorige werd
misdreven.
Maar ieder jaar kan ons laatste
zijn en de tijd om te herstellen wat
wij verzuimden of vernielden kan
van zeer korten duur zijn.
Laten wii daarom denken aan de
woorden, welke boven onze zonne
wijzers zijn geschreven „Praete-
reünt et Imputantor": zij gaan voor
bij en worden U toegerekend.
In ons korte leven moet niet met
jaren, maar met uren worden gere
kend en elk uur is een kostbaar
tijdsdeeltje waarin wij veel goed.
maar ook veel kwaad kunnen doen.
Wanneer wij op den Oudejaars
avond het besluit nemen voortaan
slechts datgene te doen, dat ons
blijdschap en voldoening kan geven,
zal het klokkesein in het midder
nachtelijk uur niet tevergeefs heb
ben geklonken.
TJ. N. ADEMA.
D IJ het ontwaken van den korten
Decemberdag kwamen enkele vlok
jes aangedwarreld uit de loodgrijze
iucht. Stil-aan zijn er meerdere gevolgd
en nu de avond valt, is het één -witte
wade, die de aarde dekt. Het wijde
land ligt onder een smetteloos kleed,
de dorpkens en de eenzame hoeven,
zoo hier en daar verspreid, zijn speel-
goedsprookies gelijk en de molen,
ginds aan de ringvaart, lijkt een bleeke
schildwacht in ruste. In de oneindig
heid van wit zijn slechts enkele grauwe
stippen de schapen, die nog in het
veld loopen en die naarstig in de
sneeuw wroeten naar het schaarsche
voedsel.
Ouwe Arie Sanders, die aan het
venster staat, uitstarend in den vroe
gen avondschemer, waarin de contou
ren der dingen allengs vervagen, speurt
niets van dit alles. Het schoone kerk-
silhouet aan den einder, zich nog klaar
afteekenend tegen het grauw van de
winterlucht, ontgaat hem, hii ziet ook
niet de huizen en de boomen en den
molen, die daar staat als een witte
wachter hii staart zoo maar uit in
het niet. onbewust van de dingen, die
om hem ziin. Hii bemerkt niet, dat de
gloed van het haardvuur langzaam uit
dooft en dat het kil en huiverig wordt
in de kamer; ook heeft hii niet de vijf
slagen gehoord van de oude'Friesche
staartklok, die statig de laatste ston
den wegtikt van het stervende jaar.
Zelfs van den wind, die aan het opste
ken is en die met toenemende kracht
komt aanrollen uit het oosten, waar
zich ver weg de dijk bevindt van het
oude Flevomeer. heeft Arie Sanders
geen weet. Want zooals hii daar onbe
wegelijk staat hoe lang, hii kan het
zelf niet zeggen toeft ziin denken
niet in het heden, doch verwijlt zijn
geest bii wat geweest is in het iaar, dat
nu einden gaat. En niet" slechts het
voorbije jaar betrekt hii in z'n gepein
zen; het witte veld daar buiten is als
een bioscoopdoek, waarop de film van
ziin leven zich voor hem ontrolt, niet
als een logisch geheel, doch in brok
stukken en verwarde episoden, nu eens
scherp en helder, dan weer vervagend
tot een waas, waaruit de beelden maar
heel flauw tot hem komen.
TT IJ ziet zich weer als ionge man van
il achttien, twintig.
Pinksterriidend
door de lachende" landouwen, glimmend
het paard en blinkend het tuig en
naast hem in de siees de schoonste boe
rendeerne die te denken viel, frisch en
blozend als de Meimaand zelve en de
boereokap met eere dragend. Een golf
van jaloezie was opgegaan onder zijn
kornuiten. toen zij zagen hoe hii met
Maartie Dikstaal, het knapste en rijk
ste meisie uit den omtrek, strijken ging
en wanneer hii vooruit, blesl de
zweep er overheen lei en het paard
aanjoeg tot meerderen spoed, had het
trotsche .geluk hem tot in de keei ge
klopt. Hii. Arie Sanders, zou er wel
komen
En als het beeld van deze bloei
ende Meimaand hoe onwerkelijk
lang is dit nu al voorbij langzaam
wiikt. maakt het plaats voor een ander,
dat scherp in het geheugen is gegrift.
Weer is het Mei, een iaar later, een
maand van berstende bloesems en van
klaterenden vogelzang in helblauwe
lucht, een maand van rijke beloften in
de natuur en ook iri zijn leven. Weer
ziet hii de bruiloft voor zich, zóó fees
telijk en zóó rijk-overdadig als er nim
mer een in den omtrek was geweest
en te midden daarvan hii als bruide
gom en zii als bruid met rondom hen
de drinkende en klinkende gasten, die
van geen scheiden wisten en die nog in
dolzinnigen feestroes aanzaten, lang
nadat de dageraad had gegloord.
Tijden van stil geluk waren daar
op gevolgd, de eerste jaren op de Ma-
riahoeve, een geluk, zoo diep en zoo
groot, dat hii het nauwelijks vermocht
te omvatten en dat zijn bekroning
vond in de geboorte van een welge
sohapen zoon, een blonde knaap, die
flink en voorspoedig opgroeide.
Het is of Arie Sanders zich aan
deze herinnering wil vastklampen, zoo
lang bliift dit beeld hem voor oogen,
doch ook dit geraakt op den achter
grond. Het lost zich op in enkele korte
flitsen uit den tijd, dat het geluk geen
einde nemen wilde. Dan, onafwendbaar,
stuwen ziin gedachten naar wat daar
na komen ging.
door
JAC. BROERSEN.
fT N VER WACHT was er de kentering
geweest, die heel het kaartenhuis
van voorspoed en geluk in elkaar deed
storten. Het was begonnen met tegen
slag onder het vee. De tongblaar had
het eene koebeest na het andere ge
sloopt, de pest had onder den varkens
stapel huisgehouden, de hooioogst was
mislukt en tot overmaat van ramp tui
melden de land- en veepriizen naar
beneden. In den beginne had hii, Arie
Sanders, zich daar niet druk om ge
maakt - hii kon immers een stootje
velenl Doch toen de krach aanhield en
het volgende iaar nog weer slechter
was dan het voorafgaande, was een
angstige bezorgdheid in hem geslopen,
die nog niet zoo zeer zijn-bedrijf gold
als wel ziin vrouw. Want de liefde, die
zii hem zoo rijkelijk had geschonken,
schrompelde met den voorspoed ineen
en steeds meer toonde zii zioh in de
stugge ongenaakbaarheid, die haar van
huis uit eigen was. Waar nimmer een
hard woord was gevallen, rezen nu con
flicten en Maartje, van wie hii zoo
zielsveel hield, wendde zich steeds
meer van hem af. Lang had hii dit ver
dragen, geschraagd door het vertrou
wen. dat er eenmaal een keerpunt ko-
H]eui zoru', D°ch toen dit maar steeds
uitbleef, hadden ziin opgekropt verdriet
en zijn gekrenkte trots een uitweg ge
zocht en dien gevonden in de markt-
kroegen van de nabije steden, waar hii
meer en meer een getrouw bezoeker
werd en een graag geziene gast. die
niet op een borrel keek en dien men
royaal betalen liet. Niets was er meer
wat hem aan huis bond, zijn vrouw niet
en de boerderij niet. die hii liet ver-
waarloozen. zoo. dat de stekels hoog
opschoten op het land. Meermalen was
hii van stad uit op den bakwagen dron
ken huiswaarts gereden en had hii bii
ziin thuiskomst gevloekt en getierd op
alles wat hem maar in den weg kwam.
En toen, dien eenen keer. was het
erge gebeurd, was er plots een vlaag
van ontzettende nuchterheid in z'n
dronken kop gevaren. Dat was, toen ie
bii ziin thuiskomst ziin vrouw betrapt
had met dien slampamper van een
dorpssecretaris, als een schurftigen
hond ineenkrimpend toen de boer als
een gerechte wreker voor hem stond.
Een wilde woede was Arie Sanders
naar het hoofd gestegen en in niets
ontziende drift had hii er op los ge
beukt. tot het pafferige manneke met
ontzield lichaam voor hem lag. een
gapende wonde in het bleeke gezicht,
waaruit het bloed traag wegvloeide
Gewillig had hii zich laten mee
voeren door de beide veldwachters,
die hem in arrest stelden en met koude
onverschilligheid had hii later, in de
rechtszaal, het vonnis over zich hooren
uitspreken, dat hem voor vier jaren
uit de gemeenschap bande. Die vier
laren in de enge begrensdheid van de
cel met een vierkant stukje hemel
blauw achter ijzeren tralies waren voor
hem als vriie boer één marteling ge
weest.
■pERST nu merkt Arie Sanders, dat
het koud wordt en hii treedt terug
van het raam. Hii werpt een paar blok
ken hout in het vuur, dat schielijk op
vlamt en dan. in het half-duister, geeft
hii zich weer prijs aan ziin gedachten.
En wat is er daarna van hem ge
worden? Veel bemoeienis met net
leven heeft hii niet meer gehad. Zijn
vrouw wilde hem, den moordenaar, niet
meer terug en hii wilde haar niet nieer,
die de oorzaak was van al wat hii had
doorleefd. Zii had de plaats overgeno
men en was daar met haar zoon blijven
wonen en hii had voldoende geld om
handen gekregen om een huisje te be
trekken aan den zelfkant van het dorp,
waar hii stil voor zich heen leefde en
waar hii de menschen meed, zooals zij
het hem deden. Hii was vóór zijn tijd
een oud man, die ziin dagen telde in
eenzaamheid.
En nu, op dezen Oudejaarsavond,
bepeinst Arie Sanders al deze dingen
en daarbij maakt een wonderlijk gevoel
zich van hem meester, dat hij in jaren
niet gekend heeft, een behoefte om
weer bii en mét anderen te ziin. Wel is
er vaak een verlangen in hem geweest
naar ziin zoon. dien hit nimmer terug
zag. of het moest ziin van verre, doch
de wereld had voor hem afgedaan. Zijn
eenzaamheid heeft hii steeds gedragen,'
iaren lang, doch plots wordt het hem te
machtig en wil hij zich los maken uit de
beklemming die om hem is. Doch waar
zal hii heen gaan in welk huis zal hii
welkom ziin? In het zijne, waar hii eens
het geluk proefde, niet meer; daar ze
telt reeds lang een ander en men zou
hem de deur maar wijzen. In welk an
der huis van het dorp zou men hem
willen ontvangen? Arie Sanders peinst
en weet het niet. Ja, hii weet het toch.
Als hii eens. juist vanavond, naar de
kerk ging? Jaren lang is hii er niet ge
weest. had God voor hem afgedaan.
Den dominee, die hem bezoeken kwam,
had hii de deur gewezen, doch de ker-
kedeur, dat wist hii, zou vóór hem
open staan. Een poos denkt de oude
boer nog na, dan is ziin besluit ge
nomen.
Koud en donker is het buiten,
warm en licht is 't in het kerkgebouw,
waar zachte orgeltonen ruischen en
waar Gods woord gesproken wordt,
Oudejaarsavond is het en van heinde
en verre trekt men op naar 't bedehuis,
boeren en boerinnen, armen en rijken,
Binnen de muren van de kerk ziin allen
®®n'
Onder de kerkgangers bevindt zich
ook Arie Sanders en de koster, die in
't portaaltje staat, schrikt als hii hem
ziet. Zóó verbaasd is de man. dat hii op
den groet, die hem gebracht wordt,
geen antwoord weet. En wanneer San
ders. de pet in de hand, de kerk be
treedt. gaat onder de wachtenden een
gemompel op. dat duidelijk hoorbaar is
Men stoot elkander aan, men fluistert
en men spreekt een oogentaai, die niet
kan worden misverstaan. Dit alles ont
gaat Arie Sanders niet en hii gevoelt
het als een piinliik iets, dat hii is een
uitgestootene, voor wien ook hier geen
plaats meer is. Wanneer hii ziin plaats
heeft ingenomen, weet hii veler oogen
op zich gericht, Andere banken loopen
allengs vol. de ziine blijft onbezet. Is er
al eens iemand, die wil inschuiven, dan
bemerkt hii ziin vergissing weldra en
trekt zioh verlegen terug. Wanneer de
griize dominee den kansel bestijgt, zit
Arie Sanders nog steeds alleen.
C CHOON klinkt het orgelspel door het
v5 kerkgewelf, schooner nog zijn de
woorden van den prediker, wanneer hij
spreekt van een zon, die schijnt over
goeden en kwaden, over rechtvaar
digen en onrechtvaardigen, doch Arie
Sanders beroert het niet. Er is een
bonzend gevoel in zijn hoofd alsof het
moet bersten en wanneer de kerkdienst
ten einde is en ieder, hem negeerend,
ziins weegs gaat, voelt hii zich eenza
mer dan ooit.
De wind is komen opzetten en het is
iizig koud. Loodgrijs hangt de sneeuw
lucht over de aarde. Langzaam gaat
Arie Sanders ziin weg. Waarheen? Hij
weet het niet. Werktuigelijk gaat hij
voort, diep weggedoken in den kraag
van ziin ias. Daar, waar hii rechts moet
afslaan, staat hii een wiile stil. In de
dorpsherberg, ziet hii, brandt nog licht.
Zou hii daar binnen gaan? Een lichte
aarzeling in hem overwint hii dra, 't kan
hem niet schelen, of hii daar welkom is,
een borrel heeft-ie noodig om bii te
komen. Een borrel en nog een en nog
een
Heel den verderen avond zit Arie
Sanders in de dorpskroeg, waar hii op
tafel slaat om een glas jenever en het
in één teug leeg drinkt, telkens als het
weer gevuld wordt. Weinig bezoekers
ziin er maar. doch die er ziin. profitee-
ren mee, eerst weifelend, doch weldra
van ganscher harte, want de drank is
goed en de gastheer is rovaal en zii
hebben toch niets te verspelen. Elf
uur wordt het, half twaalf en tegen
middernacht drinkt men broederschap,
uit de beste wenschen en valt elkaar
lallend om den hals. Wanneer het mid
dernacht slaat, sluit de kastelein de
deur en staat Arie Sanders in den
sneeuwstorm alleen,
O ia, rechts af moet-ie, gaat hef
door z'n verhitte brein. Die vervloekte
F militaire kringen in Berlün is
is men tevreden over de succes
sen welke in het afgeloopen jaar
door de Duitsche weermacht te land,
ter zee en in de lucht zijn verkre
gen.'De Spilmogendheden hebben
hun posities zoodanig versterkt, dat
zii zelf het tijdstip van nieuwe
operaties kunnen vaststellen, zonder
zich daarbij door vijandelijke acties
te laten beïnvloeden.
De militaire woordvoerder van
het Duitsche opperbevel heeft aan
het einde van di. jaar een overzicht
van den toestand op de verschillen
de gevechtsfronten gegeven, waarbij
hü het Oostfront voor 1942 het be
langrijkste gevechtstoonecl noemt,
omdat hier de groote slagen tegen,
den gevaarlijksten en militair krach-
tigsten tegenstander zijn geleverd,
een tegenstander die actief gevoch
ten heeft met een zoo groote aan-
valskracht als geen der andere heeft
getoond.
Vijf verschillende fazen.
Hü onderscheidt daarbij vüf ver
schillende fazen. In Januari, Fe
bruari en Maart was het de winter-
slag waarbü de Sovjets herhaalde-
lük poogden het Duitsche front van
Leningrad tot de Zwarte Zee in een
te doen storten. Ondanks den ver
rassend strengen Russischen winter
hielden de Duitsche troepen stand,
maakten honderdduizenden gevan
genen en veroverden 2000 tanks en
2000 stukken geschut.
In Mei werd de legergroep-Scherer
bij Chalon ontzet, werden ten Z.O.
van het Ilmenmeer aanvallen afge
slagen en handhaafden de Finsche
troepen zich ondanks honderdvijftig
Sovjet-aanvallen in tien dagen aan
den Swir.
Een zuiveringsactie.
Door een zuiveringsactie van het
achterland ten Z. en Z.W. van As-
jama werd het front in den rug der
Duitsche troepen vrij gemaakt, in
Juni volgde door de verbonden troe
pen, waaronder ook de Nederland
sche vrijwilligers, de groote afweer-
slag aan den Wolchow, waar 33000
gevangenen werden gemaakt. De
Sovjets slaagden er niet in Le
ningrad te ontzetten en een op 2
Juli begonnen omvattende Duitsche
aanval in het gebied van Rsjef had
tot gevolg dat 40000 man Sovjet
troepen gevangen gemaakt konden,
worden.
Een groot Duitsch offensief.
/~\P 16 Mei begon het groote Duit-
sche offensief en maakte het
legerbericht gewag van 170.000 ge
vangenen, waarmede de derde faze
van den strijd in het Oosten was
begonnen. De Sovjets trachtten te
vergeefs nog o~ 12 Mei de concen
traties der Spiltroepen bij Charkow
te vernietigen en reeds op 17 Mei
werden bij een Duitschen tegen
aanval deze Bolsjewistische legers
omsingeld en in de pan gehakt.
De tweede groote aanval bii Char
kow volgde op .10 Juni toen de
Donetz werd overschreden en naar
den Don werd opgerukt. De aanval
ging voort tot de Wolga en een
tweede aanval in de richting van
den Kaukasus ging ter afsnijding
van de petroleum- en graanpróduc-
tie in het Koebangebied.
Er werden felle slagen geleverd
en vele gevangenen gemaakt. In één
dag werd opgerukt van den Don
naar de Wolga en er werd een
groote buit en vele gevangenen ge
maakt. Ondanks den heftigsten te
genstand drongen Duitsche troepen
Stalingrad binnen en houden haar,
tegenover de steeds weer aanstor
mende Sovjettroepen op een paar
huizenblokken na, in handen. Om
bloedvergieten te voorkomen wor
den in de stad nog slechts operaties
door kleine afdeelingen uitgevoerd.
Hoofdzaak is dat de Duitsche ka
nonnen de Wolga beheerschen.
De val van Sebastopol.
~\P 1 Juli viel Sebastopol, de sterk-
ste vesting ter wereld en volgde
het groote offensief met de door
braak bij de bezetting van Rostof
en de overschrijding van den bene
denloop van den Don. Toen de slag
in de groote rivierbocht geslagen was,
had men Koeban bereikt, was Piati-
gorsk gevallen en waren de pe-
troleumvelden van Maikop in Duit
sche handen.
Op 21 Aug. waaide de Duitsche
oorlogsvlag op den hoogsten top in
de Kaukasus, op 1 September viel
Anala en op 7 September Naltsjik
en Noworossisk.
De plannen der Sovjets.
E Sovjetbevelhebber verzamelde
op diverse punten van het front
zijn krachten en reserves om bij het
invallen van den winter het verlo
ren gegane terrein te heroveren.
Sterke Sovjet-troepenmachten vie
len op 19 en 20 September in het
Dongebied aan met de bedoeling
naar Rostof door te breken en het
Duitsche leger aan den Kaukasus
van de achterwaartsche verbindin
gen af te snijden. Nog duurt deze
geweldige slag voort, maar reeds
constateert men te Berlijn dat de
Sovjets geweldige verliezen lijden.
Men acht deze offensieven evenwel
begrijpelijk, omdat de Bolsjewisten
geen strijd kunnen voeren zonder
de Kaukasische petroleum en de
landbouwproducten van de Oekraïne
en het Koebangebied, nog afgezien
van het verlies van de groote indus
triegebieden Van de Donetz en den
Don. Men hoeft vertrouwen in den
afloop en wüst er daarbij op, dat
ook gedurende den vorigen winter
de Sovjets de Duitsche stellingen
tevergeefs bestormden.
Zie vervolg pagina 2, 2e blad.
sneeuw maakt je de .oogen blind en,
merkt hii _nu eerst, zoo heel vast ter
been is hii ook niet. Z'n kameraden ziin
den anderen kant uit, maar hii zal al
leen z'n weg wel vinden, heeft-ie trou
wens altiid gedaan en halt hier is
het landpad, dat naar zijn huis leidt.
Nu moet-ie eerst de brug vinden
waar is die nou, links of rechts? Ja,
rechts natuurliik, in die sneeuw kun ie
niets zien.v Nee. dat is de brug niet,
nee, dat is 't water. Nee. Arie Sanders,
ie moet terug. Terug, maar 't kan niet
meer. da|r zakt de sneeuw onder hem
weg. hii struikelt, wil zich vastklem
men, griiot in 't duister en dan, dan is
er niets meer alleen wat kringetjes
op het water, die God alleen ziet.