1860.
Jtieuros- en
«flöoertentte-öfaö.
JfS 498.
Zesde Jaargang.
WOENSDAG
7 MAART.
<JÊ>ffïriëd geöccïte.
BEKENDMAKING.
NATIONALE MILITIE.
J&ict-offlci'M gebedte.
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 3 maandenƒ1.30
Franco per post u u u
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco aan4en Uitgever.S.'Giltjes.
De prijs der Advertentien van 14 regels is 40
Centen voor eiken regel meer 10 Centen. Zegelregt voor
elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uur gelieve men de Advertentien intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
HELDER brengen ter openbare kennisdat de Militieraad
van het derde district in Noordholland de eerste zitting
zal houden te ALKMAARen wel zooverre deze gemeente
betreft op MAANDAG den TWAALFDEN MAART 1866
des namiddags ten h a 1 f een ore.
In deze zitting wordt uitspraak gedaan omtrent:
De verschenen Vrijwilligers voor de Militie;
De Lotelingen die redenen tot vrijstelling hebben ingediend
De Lotelingen in de artt. 55 en 56 der wet op de Natio
nale, Militie bedoeld;
Alle overige Lotelingen.
Volgens artikel 88 in verband met artikel 92 der be
doelde wet, MOET voor die zitting verschijnen:
1. De Vrijwilliger voor de Militie;
2. De Loteling die vrijstelling verlangt wegens zieke
lijke gesteldheid of gebreken of gemis van de ge
vorderde lengte.
Helder, den I Maart 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
POLITIE.
Ten burele van den ondergeteekende is gedeponeerd: een
Zilveren OORHANGER.
Helder, 6 Maart 1866. De Commiss. van Politie,
A. C. BOONZAJER.
HET I1EIJWE MIHTSTEKIE.
(Een woord tot de Schager Courant.)
In de Schager Courant van Donderdag jl., vinden wij een
stuk ten titel voerende: Het nieuwe Ministerie. Wederlegging
«au het ,legding artikel9 voorkomende m de Heldersche Courant
van 21 JPebr narij 11.". .«Schrijver van dat artikel, noemt ons
oordeel over het ministerie zoo als het thans is zamengesteld
«voorbarig"en daar hij zich met dat «voorbarig oordeel"
niet vereenigen kanheeft hij het pligtmatig geacht zijne
tegenbedenkingen daarop ter neder te schrijven.
Dat voorbarig oordeel door ons geveldkwamonze lezers
herinneren het zichhierop nederlo. Het nieuwe ministerie
heeft geen raison d'être; 2o. Het kan ons geen vertrouwen
inboezemen; 3o, Het Kabinet, zooals het thans gevormd is,
verdient noch de ondersteuning van de pers, noch van de natie
jawij kwamen zelfs tot de conclusie de «treurige conclusie"
zooals de Utrechtsche Courant haar noemtdat wij 's lands
belangen liever hadden toevertrouwd gezien aan een kundig
conservatief kabinet dan aan het tegenwoordig bewind.
Niets zou ons, in het belang van Koning en Vaderland,
aangenamer geweest zijndan door een bondig en afdoend
betoog onzer Schager zuster overtuigd te worden, dat wij
en met ons bijna geheel de onafhankelijke pers in onze op
vatting dwaalden; wij verwachtten van de Schager Crt. het
bewijs dat ons beweren ongegrond was, en dat het Kabinet
v. d. Putte - v. Bosse Pické, inderdaad waardig was
de teugels van het bewind te voeren.
Wij vinden ondertusschen in dat artikel niets van dat alles.
Integendeelde Schager Crtschijnt zelvezonder het te willen
onze ongunstige opinie over het nieuw opgetreden Kabinet te
bevestigen. Laat ons daarom de argumenten der Schager Crt.
eens van naderbij beschouwen.
Over de meerdere of mindere noodzakelijkheiddat een
onafhankelijk blad tot de eene of andere bepaalde partij behoore,
wenschen wij thans niet in discussie te tredenten eerste is
die quaestie reeds herhaalde malen en zelfs nog zeer onlangs
uitvoerig besproken, maar bovendien doet ze hier volstrekt
niets ter zake.
De Schager Crt. begint met voorop te stellen, dat het niet
in haar plan ligt de waarschijnlijke oorzaken der ministeriële
crisis na te gaan. Wij meenen echter, dat ze daarmede had
moeten beginnen, omdat vau het oordeel over die oorzaken
veel, ja bijna alles, afhangt. Reeds vroeger hebben wij, als
ons gevoelen te kennen gegeven, volstrekt geen geloof te slaan
aan de bewering, dat het verschil over de wijze van invoering
van het Indisch Strafwetboek als de wezenlijke en eenige
oorzaak dier crisis moet worden beschouwdwij meenen dat
andere bijkomende redenen, door den hr. van de Putte te berde
gebragt op het oogenblik dat hij zich door de cultuurwet
onmisbaar kon achten, den hr. Torbecke aanleiding gegeven
hebben, zijn ontslag te nemen, en, ware dit vroeger eene
gissingthans zal de Schager Ct. na de discussie der Kamer
van 27 Febr. jl. wel gezien hebbendat ons vermoeden door
alle partijen in de Kamer werd gedeeld. Al de sprekers die
in die merkwaardige zitting het woord voerdenkwamen
er rond voor uitaan dat beweren geen geloof te hechten.
Geen enkel lid was er, die de verdediging van de handelwijze
van den hr. v. d. Putte op zich durfde nemen, ja, zelfs de
hr. Kappeijne meende te moeten verklaren, dat ook hij in het
bewuste geschil niet de naaste aanleiding der crisis vinden
kon. En zeker zal die spreker toch wel met de geheele toe-
dragt der zaak bekend geweest zijn, een spreker zóó intiem
met den minister van Koloniën bevrienddat hij zelf hem
niet willende interpellerendaartoe de hulp van de heeren
Godefroi en van Nierop ging inroepenwelke laatstena
de inlichtingen van het Kabinet gehoord te hebben, tot de
conclusie kwam, «dat de crisis noch was gewettigd noch was
geëindigd." Voorwaar geen bemoedigend oordeel voor het
ministerieen dat ons althans geen vertrouwen kan inboezemen
omtrent de handelingen van den hr. van de Putte tegenover
Thorbeckehandelingen door de Arnhemsche Ct. met den niet
zeer zachten naam van manoeuvres en oudeugende intrigues"
bestempeld.
De Schager Courant gaat nu over tot de beschouwing van
ons oordeel omtrent de ministers. Ze beweert naar hetgeen
ze heeft hooren zeggenwant zelve durft ze het niet beves
tigen dat de heer v. d. Putte een specialiteit ismaar laat
er zeer naïf op volgen: «Van welken invloed de spoedig in
behandeling komende cultuurwet zijn zal op onze koloniën,
is voor het tegenwoordige nog niet te zeggen."
Risum teneatisIs er eene grootere contradictie mogelijk
De Schager Ct. verklaart den minister van Koloniën te ver
trouwen, maar twijfelt of de door hem voorgestelde cultuur
wet gunstig of ongunstig zal werken op onze over-
zeesche bezittingen. En toch is die wet de minister
heeft het in de zitting van 27 Februarij zelf erkend de
hoofdreden van zijn aanblijven aan het bewind. «Zoolang de
cultuurwet op uwe tafel ligtmijnheer de voorzitterzeide de
minister, ben ik niet bij magte mijn ontslag te vragen." Ergo,
de cultuurwet is de hoofdoorzaak, ja de eenige oorzaak van
het aanblijven van den heer v. d. Putte; de Schager Ct. stelt
vertrouwen in zijn bestuurmaar voegt er in één adem bij
of dat bestuur een gunstigen invloed zal hebben op onze ko
loniën, dan wel of ze bare ondergang zal na zich slepen weet
ik niet. Inderdaad een wonderlijk geplaatst en gemotiveerd
vertrouwen. Twijfelt de Schager Ct. aan de gevolgen der
cultuurwet, dan had ze, gedachtig aan het bekende «si du-
bitesabstinemoeten beginnen met haar vertrouwen te
ontzeggen.
«Wij verseten", zegt de S. Ct., «dat de heer Geertsema g
durende geruimen tijd zitting heeft gehad in de hoogste v
gaderzaal des lands e"n daar meermalen getoond heeft au