BUItGEIlLIJkK STAM) DER GUYfE HELDER. dU tan overheidswege daartegen genomen maatregelen als zóódanig te be schouwen haddenen dos ook daarin behoorden te berusten. Heeft de wijze waarop de heer Geertsema de verschillende wetsontwerpen heeft verdedigd of toegelieht algemeeue voldoening verwektniet minder schitterde de nieuwe minister van Justitie doorzijne totale ab sentie. Die minister heelt zich (en het is niet onopgemerkt gebleven) be halve op den 27steu Februarij toen de Kamer weder bijeen kwamniet éénmaal in de vergadering vertoond, hoewel er onderwerpen aan de orde waren waarbij te voorzien was, dat er juridieke quaestiën zonden behandeld worden. Zoo gaf b.v. het wetsontwerp, betreffende de veeziekte, aanleiding tot een geschil tusschen twee der uitstekendste regtsgeleerden in de Kamer, de H. H. Godefroi en Kappeijne waaraan later door de H.H. van Nierop en Wint- gens werd deelgenomen en waarover ook de minister van Binnenl. Zaken zijne meening uitte. -Noch nu, noch bij de andere wetsontwerpen, was de hr. Pické in de Kamer te zien. Thans kan hij tot den 16 April zijn tijd in een dolce far niente doorbrengen want naar men wil zal dan de Kamer weder bijeenkomen. Het antwoord op het voorloopig verslag der Kamer omtrent de kuituur- wet laat zich wachten. Tot wanneer De Nieuwe Rotterdammer wil dat men het spoedig kan te gemoet zien. Qui vivra verra Het geschil over het ministerie tusschen dat blad en de Arnhemmer ge voerd schijnt nog niet geëindigd te zijn, ten minste de Arnhemmer gaat voort met hare bestrijding van het ministerie dat door de N. Roti. ten sterkste wordt verdedigd, het is opmerkelijk, dat het laatste blad bepaalde lijk verklaart Thorbecke en van de Putte gelijkelijk hoog te schatten. Dat men den heer v. d. P. hoogacht laat ik daar, doch hem op ééne lijn te stellen met een beproefd staatsman als Thorbecke is wel wat kras. De N. Rott. Ct. beschuldigt de Arnhemmer „allerlei middelen te bezigen om de goede trouw van den heer v. d. P. in verdeuking te brengen maar geen enkele bepaalde handeling te kunnen aanwijzenwelke van deloyau- teit getuigt", eu tevens „dat zij niet één beginsel heeft kunnen noemen buiten het bekende geschil, waarover tusschen de hoeren Thorbecke en van de Putte eenstemmigheid werd gemist." Maar de N. Rott. Ct. voegt er de volgende merkwaardige zinsnede bijdie in het blad, dat uitsluitend den mi nister van Koloniën voorstaat, zeer opmerkelijk mag hectcn„Neemt nu eens aan en de Rofterd. weet zeer goed, dat dit geen onderstelling maar een feit is dat er tusschen beide staatslieden langzamerhand (sedert hoe lang eene persoonlijke antipathie was ontstaandie het gerezen geschil tot de hoogte had gevoerd, waardoor scheiding noodzakelijk werdwie zal ons dan zeggen, aan welke zijde het regt was Die hypothese van het orgaan van den heer v. d. Putte dat persoonlijke antipathie, meer dan eenige reden de grondoorzaak was vau de scheuring in 't Kabinet is eene nadere beschouwing niet waard. Immers terstond doet zich de vraag voor Zijn er ook vermoedens omtrent de leden van het ontstaan van die antipathie Zou de heer Mijer ook regt gehad hebben met te zeggen„dat de houding van den minister van Koloniën tegenover den minister Thorbeckeaauleiding gegeven heeft tot de aftreding van den laatsteu Vergun mij, M. d. R.daarop in mijn volgend schrijven terug te komen. 3fngc5Dnbcn. De Redactie onderschrijft niet altoos de gevoelens der inzenders. Mr. J. van LENNEP'S nieuwste roman Klaasje Zevensteren de laatste buitengewone vergadering van het Departement Kelder der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Een nieuwe roman van den meest gevierden den nestor, der Hollandschè schrijvers, is steeds eene ware verschijning geweest in onze litteratuur. Ook is zulks met de verschijning van bovengemeld werk het geval; een ieder neemt het met gretigheid ter handwordt er door geboeid tot dat het 3e dl. verschijnt, waarin de schijver, de heldin een dier huizen laat binnentreden wier bestaan een ieder ja bekend ismaar over het leven daarin geleid, steeds in de zamenleving een digte sluijer wordt geworpen. Daar wordt een tooneel afgemaald in al zijn kleurenzoodanig dat de naakte waarheid onbewimpeld aan het oog wordt bloot gegeven. Daar wordt men in kennis gebragt met die beklagenswaardige wezensmetom met Victor Hugo te spreken „Ces femmes ccervelées qui vendent le doux nom d'amour met hen, helaas, zoo dikwerf, „des perles avarit de tom- •ber fange après la chute." Het ligt niet in ons plan te beslissen of het wijselijk gehandeld is van den Heer v. L.om een zoodanig tafereel zoo naauwkeurig te beschrijven, of niet even goed het gebeurde, in korte woorden had kunnen worden aangestiptom de draad der inderdaad bocï- jende lotgevallen vau Klaasje niet te verbreken. Misschien, en dit is zelfs zeer waarschijnlijk, heeft den heer v. L. den roman gekozen als het beste middel om een kanker der maatschappij onder verschillende standen bekend te maken en de roman is ook volgens ons oordeelhet meest geschikte middel, door de wijze van inkleediug, die juist de roman doet verkiezen bo ven eene brochure een tijdschrift-artikel of wat dan ook. „Tere is something rotten iu the state", zeide Multatuliandere onder werpen besprekende wij durveu die woorden gerust toepassen op de groote kwaaldie onder ieder volk zoo vreeselijk haren invloed doet gevoe len. Haar uitteroeijen zal wel tot de pia vota behooren. De volken der oudheid reeds waren met haar behebtde val vau het romein- sche rijk ontsproot nergens anders uit dan uit overdreven zingenot. De opgedolven steden Herculinum en Pompeji zijn nog ten hui- digen dage de sprekendste bewijzen (zijn zij dan ook al in steen) van het kwaad, dat velen geneigd zijn een hedendaagsch te noemen. Maar toch is er veel dat in deze kan gedaan worden, vooral waar politie, plaatselijke ver ordeningen enz. een waakzaam oog houden. Vele stemmen zijn over v. L.'s boek opgegaan en velen zijn af keurende. En toch kunnen wij ons met dit strikt afkeurende niet geheel vereenigen. Het geschrevene staat er eenmaal, maar heeft ten minste dit voorregt dat het in tegenstelling van zoovele Fransche litteratuur niet begoochelend op de zinnen zal werken maar in tegendeel ieder die het leest, vooral jonge meisjes of vrouwen het bewuste 13e hoofdstuk van liet 3e deel zullen overslaan na er eenigzins de strek king van te hebben begrepen of het misschien zullen lezen, om aan eene eenigzins verklaarbare nieuwsgierigheid te voldoen die geen kwade ge volgen na zich kan slepen, aangenomen (eu dit dient men toch bij roman lezers te veronderstellen) dat zij tot de jaren des ouderscheids zijn gekomen. Zonderling dat zoovele romans van buitenslands en om met name te noe men de beruchte, hoewel wat stijl en inkleeding aangaat, allerliefst ge schrevene (want daarop verstaat zich „la grande nation" uitnemend) roman la Dame aux Camélias van Dumasfils ook hier te lande furore maakte en daar toch was de ondeugd vernistverguld trok zij aan in plaats van terug te stooten, zooals in Klaasje het geval is. Wij waren er getuige van toen het drama van denzelfden naam, uit genoemden roman ge trokken in een onzer voornaamste steden ten tooneele werd gevoerd en bij het vallen van het scherm, na het laatste bedrijf, daverend werd geapplau disseerd door het talrijke auditorium waarbij uit de eerste standen der maatschappij. En genoemd stuk eindigt (en dit is, let wel, de moraal) hiermede de hoofdpersone, (la dame aux Camélias, Marguerite Gautier) sterft, na een leven vol zingenot en intrigueszoo als" dat alleen in de Parijsche demi-monde gebeurtdoor een der andere hoofdpersonen worden hare oogeu als 't ware toegedrukt onder het uiten der woorden van den grooten meester„Margarcthavrouw u znl veel vergeven worden omdat gij veel hebt lief gehad." Maar ziet ge, dat is van vreemden grond en daarom schijnt het getolereerd. Hoogst waren wij echter verwonderd, jl. Vrijdag de lezing van den hr. Joh. D. te hooren over het boek vau v. Lennep, en speciaal over hoofdst. 13, dl. III. De geachte spreker las verschillende ongunstige beoordeelingen voor, over genoemd werk eu leverde toen zijne kritiekmaar vergatwillens of on willens de kritiek voorkomende in het laatste noramer van de Tijdspiegel Eukelen dier zinsneden zij het ons vergund daaruit op te nemen De recensent zegt o.a. „Het is waar, v. L. brengt zijne lezers in een bordeel met een stom dronken meusch. Het is waarv. L. schetst een too neel, zoo als slechts zelden kan voorkomen. Wie niet weet wat er in een bordeel gebeurtvrij aanschouwelijk wordt het hem daar voorgesteld. Wel wenschte ik, dat door deze verklaring menigeen geprikkeld werd om in de lezing van dat boek voordeel voor zijne oureine verbeelding te zoeken. Hoe bitter zou zijne teleurstelling zijn hoe zou hij sidderen onder de hand Gods, die hem in het geweten greep." En verder „Ik eer den moed van den man die de windselen durfde losrukken en der maatschappij de spiegel voorhield. Hij kent het leven genoeg om te weten dat men niet straffeloos de vormen schenden kan. Hij heeft de vormen geschonden, maar uit rein beginsel, met edele bedoeling." Wij zouden uog vrede gehad hebben met de lezing van den heer D. zelve, maar na dat ZEd. betoogt het verregaande onzedelijke (volgens zijn inzien) in de schets van hoofdstuk 13, dl. III, en er op wijst, dat het door geen jonge dames kan in handen genomen worden rukt hijNB. in de eerste bijdrage, door hem mede op zich genomen, daar degeneop het convocatie- billet vermelddoor ongesteldheid verhinderd was(had zulks in Gods naam maar geen plaats gehad) de sluijer weg en levert eene verkorte schets van het hoofdstuk zei ven, in al zijn naaktheid, en wel opdat de lezeres (volgens de Keldersche en Nieuwedieper Courant van Zondag H.) die dat gedeelte van den roman ongelezen zou latenhet verband met het voorafgaande eu het volgende niet zouden missen en te gelijk gespaard blijven voor alles wat on- kiescli is en een schadelijken indruk mogt maken op de verbeelding van een schuldeloos brein eu wel ten aanhoore van vele en daaronder zeer jonge dames, waaronder enkelen (en'tis eene felicitatie waard) zoo jong, dat zeer waarschijulijk weinig van zullen begrepen hebben. Is grooter contradictie denkbaar Het boek ligt er eenmaal. Zooals reeds wordt gezegd, onzes inziens zal eu kan liet niet schadelijk zijn voor hen die de jaren des ondcrscheids hebben bereiktmaar het iu eene vergadering voor te lezen en de toehoor ders schier te noodzaken het aau te hoorenis toch wel wat ergvooral .:a eerst zoo zeer de afkeuring aan den dag te hebben gelegd. Wij vinden het niet ongepast hier het slot neder te schrijven, van meer genoemd artikel in de Tijdspiegelwaar het volgende wordt gezegd „Maar onze zusters en dochters Wie meent dat onkunde het beste schild voor de onschuld en onnoozelheid de hoogste vrouwendeugd is, hij bewake het boek, maar verlieze ook geen oogenblik de argclooze uit het oog, dat ze niet in de strikken van mad. Mout-Athos valle. Prikkelt de zucht naar het verbo- dene welnu de wulpsche deerne die zonder blozen zwelgt iu de Fransche romantiek, zonder schaamte den vreemden Impressario op zijne concerten een tentoonstelling van vrouweuvleesch ziet gevenzonder schroom de half naakte vrouwen in het ballet bespiedt, en bij de gemecne kwinkslagen in de vaudevilles durft glimlagchen, zij strekke de hand uit naar het verboden boekhet kan haar een reddende engel zijn." Eu nu ten slotteWelken indruk heeft de lezing, met de eerste bijdrage daarbij, gemaakt? Wij gelooveu de tolk van (op zeer kleine uitzondering na) het algemeen te zijn, wanneer wij verklaren „eene hoogst slechte." En nu eene vraagzal het bestuur van het Departement Kelder der Maatschappij tut Nut van 'l Algemeen zich nu dit ook aantrekken zoo als vroeger het geval was met de voovdragt vau een niet zeer kiesch gedichten waarin de spreker van jl. Vrijdag zulk een werkdadig aandeel heeft genomen en w-aarin men het zoo ver heeft gedreven, dat de spreker arnende honorable heeft gedaan in de volgende buitengewone vergadering? Wij hopen het, en wij gelooveu liet ook ten minste als billijkheid deu boventoon zal voeren. Het gehoorde behoorde er niet tehuis verdient strenge afkeuring en wij zouden het be treuren zoo die den, anders zoo talentvollen, spreker ditmaal niet te beurt viel. Ten slotte nog dit enkele. Men verwijte ons niet eene courant te hebben gekozen voor dit artikel. Wij vonden het den besten weg om ons oordeel te zeggen en mogt meu daarmede misschien niet gediend zijn dat is ons vol maakt hetzelfde. Correspondentie. Behalve het bovenstaande zijn nog vier artikels bij oirs ingekomen over hetzelfde onderwerp die allen daarin overeenkomen dat zij eene seer krach tige afkeuring uitdrukken twéé daarvan zóó krachtig en iu zulke hevige be woordingen dat w ij ons blad niet durven leenen om ze onder de oogen van het publiek te brengen. De inzenders duiden het ons s.v.p. ten goede, dat wij alleeu het bovenstaande, als zijnde het meest gematigde, in dit uommer ter plaatsing hebben uitgekozen. De nog overige twee, waarvan een het op schrift draagt„Is dat kieschheid en bet ander geteekend is Q. Q.zullen door ons in nadere overweging worden genomenom ze welligt in het volgende nonnner op te nemen. Door X. wordt gevraagd (en daarmede stemt hij overeen met de overige in zenders, bijna iu dezelfde bewoordingen) of zeker bestuurder van het Nut thans niet verpligt is om amende honorable te doen aan de leden voor woorden iu eene openlijke rede uitgesproken, tienmaal erger als waarvoor hij, ruim een jaar geleden een lid dwong dit aau 't bestuur vau 't genootschap te doen Het bestuur van het gezelschap Ernst en Scherts alhier zegt te protcs- teren tegen een deel van ons berigtvoorkomende in het no. van 14 dezer. Daar wij niet in de verste verte de bedoeling hebben gehadom ie mand onaangenaam te zijn, juist het tegendeel, klinkt ons dat protest al zeer wonderlijk iu de ooreu en weten waarlijk niet of wij het wel als ernst moeten opnemenzou het ook scherts zijn Wij hebben gezegd, dat het werkend personeel van dien avond, getoond heeft goed te hebben begrepen, datgene wat de schrijver in zijn blijspel de Ge- meenteraad van Wielewaalheeft gelegdverder, dat vele passages uitmun- tend werden voorgesteld, en eindelijk den wensch geuitdat de leering ie het stuk voorkomende, een meer dan vlugtigon indruk moge gemaakt hebben op het aanwezige publiek. Hoe dit nu aanleiding kan geven om eene bedoeling te onderstellen die volstrekt niet onze bedoeling is geweestis ons ten eenen- male onbegrijpelijk tenzij die vereenigiug de gave bezit, om tusschen de regels te lezen, woorden en bedoelingen, waaraan wij niet in het minst hebben gedacht. Openlijk verklaren wij hier, dat door ons tegen het protest van Ernst en Scherts, om zijne aan onze bedoeling vijandige strekking, ten krachtigste wrordt geprotesteerd. De Redactie. Van 9 16 Maart 1S66. ONDERTROUWD: P. Beukers, zeeman, ,28 j.wonende thans alhier, onlangs te Rotterdam en S. Buddingh winkelierster, 24 j. W. Schaap, kanonnier 35 j. en A. Hoogerduin 26 j. H. Scholtz matroos bij de Marine, 24 j. en E. van Geel, 20 j. J. Wilnerkoopman, 30 j. en K. Brandenburg32 j.weduwe van J. H. Klupiper. J. Man werk man 26 j. eu M. P. de Vries, 25 j. GEHUWD L. de Beer en H. Bruijn. J. H. Fleurie eft B. Steeman. J. Steggerda en J. vau der Hulst. A. Wilner en M. Kuiper. BEVALLEN D. Dito geb. van Riel Z. A. Verberne geb. Wildeboer D. T. Gerretse geb. de Graaf Z. J. C. Gottschalk geb. La Maire D.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1866 | | pagina 2