3jn0C50nbcn.
Msn schrijft om van Texel 5 April:
Den 1 dezer heeft zich in Eijerland alhier een oppassend
jong mensch door vergif van het leven beroofd. Minnennijd
schijnt in deze de oorzaak te zijn.
Men schrijft ons uit 's Hage
De zoogenaamde vralvisch schijnt in publieke veiling te
Scheveningen weinig te hebben opgebragt. (Men spreekt
van f325.Het Dagblad van Z.Holland en'sIJage, het
eenig orgaan der residentie en van Scheveningen, meldt daar
van niets.
Reeds vroeger is er sprake geweest, dat tusschen
Harlingen en het eiland Terschelling een telegraafkabel door
de zee zou gelegd worden, niet alleen in het belang van
particulierenmaar inzonderheid van heeren reeders wier
schepen daar binnen loopen. Nu kunnen wij mededeelen,
dat de kabel, die 60 scheepslast gewigt heeft, bijna gereed
is. De Keulsche fabrikanten hebben reeds te Harlingen aan
zoek gedaan om een stoomboot, groot genoeg om het werk
tuig te vervoeren. Het is derhalve te verwachten, dat
eerlang met het leggen een begin zal worden gemaakt.
HAAGSCHE CORRESPONDENTIE
's Hage 5 April.
Mijnheer de Redacteur 1
Binnenlandsch nieuws van eenig belang ontbreekt hier. De Eerste Kamer
heeft gisteren hare werkzaamheden hervatingekomen waren de onlangs
door de Tweede Kamer aangenomen wets-ontwerpen, terwijl wijders do gc-
heele zitting gewijd was aan de gewone voorloopige bezigheden, het zamen-
stellen der afdeelingen en het benoemen van voorzitters en onder-voorzitters.
Daarna is de vergadering gescheiden, om de voormelde ontwerpen in de
afdeelingen te onderzoeken.
Naar men uit goede bron verneemt, is de begrooting voor Ncderl. India
voltooid en zal ze spoedig, mogelijk reeds lieden avond, het licht zien. Ik
hoor ook dat het antwoord op de kultuurwct spoedig zal volgen.
Nadat de telegraaf onsna mijn laatste schrijven, vrij vredelievende berigten
uit "VVeenen had aangebragt, waarvan zelfs eene aanmerkelijke rijzing der
fondsen het gevolg is geweest, worden die gunstige tijdingen heden wederom
weersproken, en worden de uitzigten op oorlog meer en meer bevestigd. In
de bladen van heden wordt zelfs gesproken van eene alliantie tusschen Rus
land, Frankrijk en Italië met Pruisen.
Hoewel een dergelijk verbond, inderdaad een „monsterachtig" verbond zou
kunnen genoemd worden, en hoewel ik aarzel daaraan geloof te slaan, komt
mij echter dit gerucht voor, niet tot de onmogelijkheden te behooren; want
hoewel het idee eener alliantie tusschen Victor Emmanuel, den koning van
Italië door de partij der revolutie, en Frederik Willem, den koning van
Pruisen door de genade Gods, eene tegenstrijdigheid moet genoemd worden,
is het in de politiek eene waarheid „qu'il ne faut jurer de rien", en dat
de hoop om een plekje grondgebieds magtig te worden, voor de vorsten vol
doende is om alle mogelijke middelen aan te wenden, om die hoop verwe
zenlijkt te zien.
Er bestaan dan ook wel eenige gronden om aan eene dergelijke politieke
combinatie geloof te slaan.
Dat Italië welks koning door de revolutionaire partij toch reeds tot
handelen werd aangespoord, zelfs op eigen risico dat Italië elke gelegenheid
gretig aangrijpen zal om Venetie te krijgen, is, m.i. natuurlijk. De wape
ningen, die'in stilte door het kabinet van Florence bevolen worden, getuigfen
genoegzaam datVictor Emmanuel een -werkzaam aandeel aan den oorlog hoopt
te nemen; en terwijl de Fransche bladen mededeelen, dat het kabinet der
Tuillerien aan dat van Florence had doen weten, dat 't in geval van een
oorlog tegen Oostenrijk niet op zijne hulp zou kunnen rekenen, gaat prins
Napoleon, schoonzoon van koning Victor Emmanuel, met eene politieke zen
ding naar Italië. De zam en werking van Frankrijk en Italië komt mij voor
in elk geval eene zekerheid te zijnvoornamelijk met het oog op de oude
traditionele vijandschap tusschen Frankrijk en Oostenrijk. Bovendien zal
Italië zich nog niet van den leiband van Frankrijk kunnen losmaken, ze
zijn door te velerlei belangen verbonden; en hoewel Victor Emmanuel zich
•thans, op dit oogenblik, welligt meer op den voorgrond zou willen stellen
dan zijn tegenwoordige positie hem dit toelaat, en, hoezeer hij thans, door
keizer Napoleon gewaarschuwd, zich op den achtergrond houdt, zal hij in
•elk geval met Frankrijk éénc lijn trekken.
De gevoelens van Rusland tegenover Oostenrijk leunnen ook niet zeer
vriendschappelijk zijn, wanneer men ten minste gclooven kan, dat, omge
keerd, de handelingen van het Wcener Kabinet tegenover Rusland niet in
liet vergeetboek zijn geraakt. De hulp die Rusland vroeger, in een tijdstip
van gevaar, Oostenrijk heeft aangeboden en waardoor dat rijk, Hongarije
heeft behouden, is niet vergolden in den strijd tusschen de Westersche mo
gendheden en Rusland. In den laotsten strijd toch door Frankrijk en En
geland tegen Rusland gevoerd, had Oostenrijk zoo het zich zelfs slechts
eenigzins door dankbaarheid gebonden rekende,eene andere rol moeten
spelen dan het in die dagen gespeeld heeft. Zal Rusland nu de gelegenheid
aangrijpen om wraak te nemen? Zal dat magtige rijk zich aansluiten bij de
overige, om Oostenrijk zéé te vernederen, dat het de groote rol die het tot
nog toe in Europa gespeeld heeft, zal moeten opgeven? Ik geloof niet dat
het mogelijk is op deze vragen eeu afdoend antwoord te geven, alleen de
tijd zal ons den uitslag kunnen leeren. Er zijn andere quaestiën, die het
verbond dat wij boven aanstipten, weder onwaarschijnlijk maken.
Rusland toch houdt zijne oogen gevestigd op de Donau-vorstendommon,
ten opzigte van welken dat rijk in politieke gedragslijn zeker niet zamen zal
gaan met Frankrijk. Indien men ten minste eene particuliere corresponden
tie uit Petersburg, voorkomende in een onzer binnenlandsche bladen, geloo-
ven mag, dan zouden er ten aanzien van die quaestie, geheel andere combi
natiën plaats hebben, dan ten opzigte der Elbe-liertogdommen.
Ik zal mij niet vermeten een beslissend oordeel te vellen, ik geloof, nu
ik mij eenmaal, bij gebrek aan binnenlandsch nieuws, met het buitenlandsch
moet bezig houden, u weldra meer beslissende berigten omtrent die.quaes
tie te zullen kunnen meêdeelen.
De Redactie ondersclirijjt niet altoos de gevoelens der inzenders.
nolens volen3 loopt een blad ligtelijk gevaar zich
nu en dan tegen te spreken.
Schager Courant van 1 Maart 66.
M. d. R.
De strijd tusschen uwen Haagschen correspondent en de Schager Ct., gaf
mij aanleiding het No. van 1 Maart van dat blad, nog eens te lezen. Daarbij
kwam mij toevallig ook dat van 22 Februarij in handen. In die bladen vond
ik een en ander, merkwaardig genoeg dacht mij, om in tegenstelling met
elkander, onder de oogen des publiek gebragt te worden. Welligt vindt het
cr de bevestiging in van de woorden aan het hoofd dezes, en kan mijn
schrijven tevens iets bijdragen tot eene juiste bepaling van het meerdere of
minder gewigt aan de beweringen tan deze of gene der strijdenden te hechten.
Dt &hager dan, de benoeming de# heeren Piake besprekende, zegt op 22 Fubr.:
Ons heeft die benoeming leed gedaan, omdat wij in haar veeleer de vrucht
nzagen van het verlangen der heeren, welke belast waren met het zamen-
„stellen van het nieuwe ministerie, om zich zoo spoedig mogelijk uit een®
„onaangename positie te redden, dan van het te rade gaan met de ware be
hangen des lands."
Voorzeker eene hoogst laakbare handeling zij die aldus ligtzinnig met
*8 lands belangen omspringen, mogen geen genade vinden in het oog der natie.
Welk een geheel ander lied echter in liet volgend No.daar, de vraag
omtrent de bekwaamheid der ministers voor hunne gewigtige betrekkingen
behandelende, zegt de Schager met eene vrijmoedigheid, als bestond haar
vorig no. niet „Zou men denken dat de vele hooggeplaatste personen, die
„betrokken worden en om advies gevraagd daar waar het de zamenstelling
„geldt van een nieuw kabinet, waarvan de handelingen van zoo overwegenden
invloed zijn op welvaart en volksgelulczich dezelfde vragen met stellen
Gij ziet M. d. R. „nolens volens" eet.
Omtrent de onbekendheid van den heer Pické, zegt de Schager van 22
Febr. onder meer het volgende„Een onbekend persoon tot minister voor
„te dragen is, naar onze meening, in lijnregten strijd met den geest onzer
„grondwet, die voor alles gelijkheid voor allen wil."
„Men heeft te regt bij ons voor bijna alle staatsbeambten, vergelijkende
„examens ingevoerdomdat men daardoor aan het volk een waarborg
„wilde geven dat alleen de bekwaamsten tot die ambten werden ge
roepen, en hoe zal dan iemand tot minister kunnen worden benoemd
„zonder dat de natie eenig en waarborg voor zijne bekwaamheid bezit Voor
zeker mogen wij aannemen, dat de heer Van de Putte en de heer Kappeyne,
„door wiens tusschenkomstnaar men beweert, de benoeming tot minister is
„geschied, bekend waren met de bekwaamheid van den heer Pické maar
dit is niet voldoendedie bekwaamheid moet ook bekend zijn aan het volk."
Gij merkt, op 22 Feb. is de zaak volgens de Sch. hoogst bedenkelijk.
De geest der grondwet is door de voordragt van den heer P. geschonden,
en, aangezien er nog geene vergelijkende examens toor de betrekking van
minister zijn ingevoerdheeft de natie geen enkelti» waarborg voor diens
bekwaamheid. Echter, wanneer men acht dagen, lang ijverig zoekt, kan men
er welligt eene vinden. En inderdaad op den in Maart komt de Schager
met haar „Eureka"? voor den dag. Immers, dan zegt zij „De sprong door
den heer P. gemaakt, is ontegenzeggelijk niet al'ledaagsch, maar juist dit is
voor ons een waarborg voor zijne bekwaamhedenAlzoodie sprong van
den onbekenden heer P., het gevolg van eene voordragtlijnregt in strijd
met den geest onzer grondvjetf en van eene benoeming (alles volgens de Sch.)
niet de vrucht van het te rade gaan met de vcare belangen des lands zal
dan, (altoos volgens de Schager) den waarborg zijn voor de bekwaamheid van
den tegenwoordigen minister van Justitie! Waarlijk M. d. R., de Schager
zal geloof ik wel doen met de woorden waarmede ik begonsteels in ge
dachten te houden wil zij niet telkens het bewijs leverendat de gelijke
nis van deq splinter en den balk, ook voor redactiën van bladen die sene
„rigting" hebben, nog bare waarde heeft. X.
P. S. De Schager Ct. w elligt een weinigje bang geworden door de
aanvallen der Heldersche komt in baar laatste No. (dus na de inzending
van bet vorenstaande) hare lezers verrassen met het nieuws, dat het meer
malen genoemde artikel van 1 Maart, („tweede hoofdartikel" zegt de Sch.)
niet van de Redactie maar een ingezonden stuk is. De schrijver wordt mits
dien door haar opgeroepen om die aanvallen af te weren, of „een meester
lijken aftogt te blazen".
Ik zal op de waarheid dezer verklaring niets afdingen, maar kan dan niet
nalaten te wijzen op het weinige bescheidene, aldus met auderer veêren, als
hoofdartikel te durven pronken alsmede op het weinig ridderlijke, later niet
voor dien gcleenden tooi in het strijdperk te treden. Wil eeue Redactie
zich bij het publiek de eer van een artikel toeëigenen, dan rust ook op haar
de verpligting, der kritiek het hoofd te bieden. Wie deu lauwer wil, voere
ook de wapens „en, blaze"—-des noodigzelf „deu aftogt". Om „mees
terlijk" te heeten, zal die echter m. i., beter moeten zijn, dan de „Regtvaar-
diging" der Scliagcr.X.
JAMMER!
In het Handelsblad van jl. Vrijdag biedt zich een 22jarig hulponderwij
zer zijne avonden beschikbaar hebbendeaantot het verrigten van copi-
cerwerk of tot het voeren van Hollandsche correspondentie.
Menigeen die belang stelt in het verbeterd onderwijs in onze dagen en
in het heir van bekwame ja geleerde onderwijzerszoo als er thans ge
vormd worden zal door die annonce pijnlijk worden aangedaan en zich
verliezen in gissingen, wat toch de reden moge zijn van zulk een wanhopig
besluit. Moet dan die 22jarige hulponderwijzer niet studerenstuderen
dag en nachtom van zessen klaar te zijn als hij in zijn 23sten voor de
vierschaar moet verschijnen die in April en October te Haarlem en elders
gespannen wordt Of gelooft hij zoo'n bekwaam mastklimmer te zijn dat
hij meent zonder studie in 't volgend jaar een der lioofdonderwijzersacten te
zullen bemagtigendie opgehangen zullen worden boven denzelfden dik in-
gesmeerden mastwaarlangs ten vorigen jare 35 kloeke jonge mannen met
geweld neerploften Of heeft hij 't opgegeven om immer hoofdonderwijzer
te worden en tracht hij welligt daarom zijn sober salaris met cenige stui
vers daags te vermeerderendoor zijne avonden te wijden aan zielloos copi-
eerwerk Ie honger is een scherp zivaarden sommige gemeenteraden
die het belang van degelijk onderwijs niet beseffen trachten reeds partij te
trekken van den voorhanden zijnden voorraad hulponderwijzersdoor de
tractementen te verlagen en maar weinig hooger te stellen dan het loon dat
zij aan hunne boerenarbeiders uitbetalen.
Of is onze hulponderwijzer welligt getrouwd getroiwd uit wanhoopom
dat cr geen wachten naar is terwijl hij een leven vol armoede vol
outbcring te gemoet gaat?
De examens zijn moeijelijk voor velen onoverkomelijk zelfs, maar als ze
dat niet waren, dan stonden immers over een paar jaren eenige honderden
onderwijzers op non-activiteit En daarom is 't een treurig verschijnsel dat
zijdie eenmaal met studie en inspanning door den rijst-en-brij-berg zijn
heengeworsteldnog zoo bezorgd moeten zijn voor den dag van morgen.
Zalig zijn de bezitters! zegt de bezitter van #en hoofdonderwijzersrang
als hij tegenwoordig den uitslag van de voor- en najaars-exameus in de
de conrant leest, en dan wrijft hij zich van genoegen de handen. Maar il$
benijd hem die zaligheid niet, als hij het niet verder heeft kunnen brengen'
dan op een dorp, waar hij tevens „met toestemming" de eereposten van
koster, voorzanger, klokluider, huisknecht van dominé en boodschaplooper van
den kerkeraad vervult, omdat hij zonder die baantjes voor zijn gezin te wei
nig heeft om te leven en te veel om te sterven. Lees eens hoe de bekende
novellist D. Dekker in een zijner jongste Texelscbe novellen den plattelands
onderwijzer schetst. Hij vertelt ons, hoe meester bij zijn sober tractementje
als koster, enz. enz. eenige emolumenten genoot, waaronder de eindjes der
kaarsen die tweemaal iu de „êvetkerk" gebraud banden hoe meester zijn
cigendomsregt kon verdedigen, als soms een der kerkeraadsleden verlangde dat
meester een paar zijner eindjes ten beste der gemeente zou geven cu boe
de man bij zijne intrede in 't kerkgebouw met den hoed voor 't aangezigt
altijd in stille bad dat dominé het kort zou maken opdat de eindjes kaars
niet in de pijp van de kandelaars mogten branden. Och dacht ik onder
't lezen dier regelen, als die schets naar het leven geteekend is als waar
heid daaraan ten grondslag ligt, dan zie ik nog bitter weinig vooruitgang in
den toestand van den geleerden hedeudaagschen ouderwijzerbij dien van
deu schoolmeester van vorige eeuwen vergeleken, en niemand zal zich op den
snellen vooruitgang in dit opzigt mogen vsrhoovaardigan.
28 Maart. F urm. Ct.