511.
Zesde Jaargang.
1866.
Jlteums- en
<ftÖoerfentte--6faÖ.
ZATURDAG
^ffincul gcücdte.
BEKENDMAKING.
JStct-nfficiM gcbedtr.
Zilting van den Gemeenteraad,
HELDEHSCHE COURANT.
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 3 maandenƒ1.80
Franco per post 1.E0
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco aan den Uitgever S. Giltjfs.
De prijs der Advertentien van 14 regels is 40
Centen voor eiken regel meer 10 Centen. Zegelregt voor
elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uur gelieve mende Advertentiënintezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
HELDER brengen ter openbare kennis, dat het Primitief
Voljaars-Kohier van den Hoofdelijken Omslag voor de dienst
van 186G door den Raad in zijne zitting van den 17 dezer
vastgesteld en van heden af tot en met den 28 dezer maand
op de gewone kantoorurenop de Secretarie der gemeente
voor een ieder ter lezing is nedergelegd.
Helder, den 18 April 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEYSecretaris.
op Dingsdag 17 Arpil 1866.
Voorzitter de heer Mr. K. J. C. Stakman Bosse.
Secretaris de heer L. Verhey.
Tegenwoordig 13 leden.
Afwezig de heeren PapineauHaremaker, Slebe en de Breuk.
De notulen der vorige vergadering werden gelezen en goed
gekeurd.
1). Rapport omtrent het Kohier van den Hoofdelijken Omslag en bezwaar
schriften.
De Voorzitter verzoekt de commissie rapport uit te brengen.
De heer Graat door de commissie tot rapporteur benoemd leest het rap
port voor, waarvan de conclusie is Voorstel van den Raad tot goedkeuring
vau lo. 24 aanslagen door B. en W. gedaan, te behouden, 2o. 25 aanslagen
een of meer klassen te verminderen, 3o. 12 aanslagen een of meer klassen
te verhoogen.
Voorts beveelt de commissie aan, om voortaan de heffing op andere grond
slagen te doen plaats hebben, die ook wel niet zonder gebreken zal zijn,
doch met minder tegenziu zal worden ontvangen.
De Voorzitter zegt de commissie dank voor de volbragte taak, en brengt
de drie punten van het voorstel achtervolgens in omvraagdie worden
aangenomen met algemeene stemmen, except die van den heer van Strijen
welk lid vooraf voorstelde om iederen aanslag met het daarbij behoorende
beschrijvingsbiljet afzonderlijk te behandelendit voorstel vond bij de leden
niet de vereischte ondersteuning om in omvraag te worden gebragt.
De Voorzitter wenscht thaus het geheele kohier aan de goedkeuring van
den Raad te onderwerpen.
De heer Bakker zegt, bij de lezing der namen van de personen, wier aan
slagen eene verandering hebben oudergaan, de naam van den heer de Breuk
niet gehoord te hebben en vraagt hoe hoog die op het kohier zal voorkomen.
De Voorzitter antwoordt, dat de heer de Breuk aanvankelijk zich had aan
gegeven in de 6e klasse, doch daarna schriftelijk zich zeiven eene klasse
had verhoogd, dat dit voldoende was geacht en bij gevolg niet noodig om
daarvan eene vermelding te maken daar alleen de namen zijn gelezen
van diegenen die door B. en W. zijn aangeslageu en omtrent wie reclames
zijn ingekomen.
De heer Bakker repliceert hierop dat hij wel door 25 verschillende per
sonen is aangehoudendie aanmerking hadden op de aanslag van den heer
de Breuk, hij vraagt daarom of de 7c klasse wel voldoende is.
De Voorzitter vraagt of de heer Bakker die vraag in omvraag gebragt
wil hebben.
De heer Bakker antwoordt neen.
De heer van Strijen geeft zijne verwondering te kennen dat hiervan niets
in het rapport is opgenomen en zegt in het gezegde van den heer Bakker
aanleiding te vinden eene vergelijking te maken tusschen den finantiëlen
staat van den heer de Breuk met dien van spreker zei ven. Hij zegt: de
heer de Breuk is grondeigenaar bewoont een groot perceel houdt een
tal van bedienden en eigen rijtuig en laat er op volgen ik bezit geen steen
eigendom. Stelt daarom voor den heer de Breuk in de 8e klasse te stellen.
De Voorzitter zegt aan den raad de magt te laten, om in deze voorstellen
tot wijziging te doen.
De heer Braaksma zegt, door den heer van Strijen worden expressies ge
daan ten opzigte van den heer de 'Breuk, waar ik mij gedrougen gevoel tegen
op te moeten komen, het houden van eigen rijtuig, een tal van bedienden
enz., een ieder toch weet dat dit door den heer de Breuk niet wordt aan
gehouden tot eigen genoegen, maar dat de aard van zijn beroep dat vordert.
Spreker voegt er bij, zoo zou men ook de heeren Janzen kunnen noemen,
die houden nog een veel grooter aantal bedienden.
Dc heer Graat zegtDe heer van Strijen werpt zijdelings een verwijt
op de commissie, dat ik niet ongemerkt mag laten voorbijgaan. Spreker
herinnert den heer van Strijen, dat in het rapport alleen van die personen
is melding gemaakt van wie reclames zijn ingekomen. Dat voort3 de aan
slagen der overige personen de aandacht van de commissie niet zijn ontgaan
en in het geval dat de brief van den heer de Breuk niet ware ingekomen,
bedoelden aanslag behandeld zoude zijn geworden.
Nadat door den Voorz., op verzoek van den hr. Strootman, eenige inlichtin
gen zijn gegeven, betreffende een paar veronderstellingen, wordt het voorstel
van den heer van Strijen in omvraag gebragt.
De Voorzitter maakt de volgende bepaling: Die voor de 7e klasse is stemt
vóór, die voor de Sc klasse is stemt legen. De heeren Janzen, Bakker en
van Strijen stemmen tegen, de overige vóór. Het voorstel van den heer van
Strijen wordt alzoo niet aangenomen.
Daarna brengt de Voorzitter het geheele kohier in omvraag. Het wordt
goedgekeurd met 10 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Strootman,
van Strijen en Zur Muhlen.
Bij lezing blijkt dat het primitief-kohier het cijfer bedroeg van ƒ9966.20
dat het nu is goedgekeurd op 9927.30
Alzoo eene vermindering heeft ondergaan van 38.90
Eenige af- en overschrijvingen van begrootingsposten over 1865, worden
goedgekeurd. Voor het Alg. Weeshuis ten bedrage van ƒ98.94, voor het
Burg. Armbestuur 137.97 en voor de gemeente 1265.97-g.
De Voorzitter zegt, naar aanleiding van zijn antwoord, gegeven in de
vorige vergadering op de bemerking van den heer de Breuk, betreffende de
brandbluschmiddelen in deze gemeente, hij namens B. en W. voorstelt, eene
commissie te benoemen, bestaande uit de heeren Brandmeesters en Gemeente-
v Bouwmeester, tot het doen van voorstellen ter verbetering van de brand
bluschmiddelen en vraagt voorts magtiging, om in afwachting van die voor
stellen eene spuit aan te koopen volgens het model van die van het spoor
wegstation die spuit te plaatsen aan de kruisweg en te doen bedienen
door nachtwachts eu andere aanwezig zijnde personen. De som daartoe
benoodigd zou bedragen 500.a 600.Het voorstel wordt aangenomen
en de magtiging verleend met algemeene stemmen.
Daarna brengt de Voorzitter op nieuw ter sprake de door den heer van
Strijen in de vorige vergadering gemaakte aanmerking op spuit No. 4, en zegt
dat die heer zich echter klaarblijkelijk heeft vergist in het nommer der spuit,
zoo als blijkt uit de door hem bijgevoegde woorden «komende uit het huisje
gelegen nabij de werf van de heeren Lastdrager en Tinkelenberg, in dat
huisje is No. 2 en niet No. 4 geplaatst; de heer van Strijen heeft dus No.
2 bedoeld.
De Voorzitter zegt, dat het B. en W. spijt die zaak weder ter tafel te
moeten brengen, doch dat het alleen geschiedt ter beantwoording van de
aanmerkingen in de vorige vergadering gemaakt en om daaraan te voldoen
gevraagd is een rapport van heeren Brandmeesters van spuit No. 2.
De Secretaris leest bedoeld rapport, dat geteekend is door de heeren A.
Bas, P. van Dalen en J. Christoffels, de eerste als Brandmeester en de beide
anderen als adsistent-brandmeesters, waarin wordt gezegd, dat tengevolge van
een gebrek aan een der wielen, den vorigen nacht veroorzaakt, de kleine
spuit op een vischwagen naar de brand was gebragt, daaraangekomen, spoe
dig gesteld was en het eerst heeft w;ater gegeven, dat echter later, waarschijn
lijk door te zware persing, de slang is gebarsten, welke slang spoedig is
vervangen door eene lederen slang, die dezelfden dag eerst nieuw was aangeko
men, dat de spuit toen weder uitmuntend heeft gewerkt en goede diensten
bewezen tot in den namiddag van deu op den brand volgenden dag.
De heer van Strijen zegt, dat het hem genoegen doetdat de in de vorige
vergadering gemaakte aanmerkingen op dc braridblusmiddelenhebben geleid
tot het daareven genomen besluit. Doch dat hij niet instemt met hetgeen
heeren Brandmeesters in hun rapport hebben gezegd. Spreker zegt van het
begin af bij den brand te zijn tegenwoordig geweest eu bedoelde spuit te
hebben zien aankomen, dat de slang direct in zeer slechten staat was zoo
dat het water daaruit wegvloeiden, cu bij gevolg geen dienst konde doen.
Spreker vraagt waarom in het rapport niet vermeld is dat de toegevloeide
meuigte zich menig aanmerking en grove beschuldigingen tegen het gemeen
tebestuur veroorloofde.
Voorts treedt spreker in beschouwingen over de gevolgen die hadden kunnen
ontstaan bij de defecten toestand waarin drie van de vier gemeente spuiten
op dat tijdstip verkeerdenals het geval zich had voorgedaan dat de ma
rine spuiten zich hadden teruggetrokken om op andere punten dienst te
doendan had de geheele Binnenhaven een prooi der vlammen geworden.
En laat spreker er op volgendan hadden wij daar gestaan en zouden heb
ben moeten zeggen, wij kunnen het niet helpen, de edele heeren Brandmeesters
hebben nog kort geleden een gunstig verslag aangaande de spuiten uitgebragt.
De Voorzitter zegt, dat bij dergelijke gelegenheden men dikwijls nog al
zenuwachtig is en er wel eens ongepaste uitdrukkingen gebezigd worden,
dat het ligt kan gebeuren dat een spuit een defect krijgt, dat dit ook plaats
gehad heeft met de spuit van het station maar dat het alleen hierop aan
komt of de spuit toen ze bij den brand kwam goed was en of ze dienst heeft
gedaan tot de slang is gebarsten.
De heer van Strijen zegt, dit ten sterkste te betwisten.
De heer Reeringli zegt daarop de bewering van den heer van Strijen ter
betwisten en vertrouwen te stellen in de verklaring van Brandmeesters, j4&t__^
er geen enkele reden bestaat om die heeren te mistrouwen en dat keüTfcij':
dergelijke gelegenheden wenschelijk ware dat niemand zich met zaken/&pA
moeide daar hij niet mede te maken had.
De heer van Strijen vraagt en bekomt verlof den heer Reeringh te moj