BURGERLIJKE STA\D DER GEMEENTE TEXEL. //spoedig is te gemoet te zien. Hoe die echter zal plaats //hebbel) is mij onbekend doch zoodra ik er iets van hoor //zal ik ze u melden". P.S. Ik hoor dat er moet besloten zijn tot de vorming van een conservatief kabinet. Namen heb ik nog niet hooren noemen. Men leest' in de. Parijsche correspondentie van de Köln. Ztg //De toenadering tusschen het hof van 's Hage en de Tui- leriën wordt blijkbaar inniger. Koning Leopold II heeft zich gehaast den prins van Oranje te ontvangen //met een hartelijkheid, die zeer de aandacht getrokken heeft," gelijk de France zegt, ja, "koning Leopold en de prins hebben beloofd elkander binnen kort weder te zullen bezoe ken". Overigens zwemt Napoleon in vredes- en vriend schapsbetuigingen, en de minister van oorlog moet zelfs in den Moniteur de V Armee verklaren, dat alle geruchten omtrent toebereidselen van militairen aard van grond ont bloot zijn." Aan den gemeenteraad te 's Hage is het verlangen van H. M. de koningin te kennen gegeven, dat in de tegenwoordige omstandigheden dit jaar haar verjaardag zon der buitengewone feestelijkheid zal worden gevierd. -- Het mishandelen van een hond (in casu het steken meteen mes in den buik) is Woensdag jl. door den Hoogen Raad gequaliliceerd als te zijn het beschadigen van eens anders roerend goed, en de bedrijver daarvan veroordeeld tot betaling eeuer geldboete van f7.50. Als eene zeldzaamheid op letterkundig gebied deelen wij mede, dat de zooveel besproken laatste roman van mr. J. van Lennepde lotgevallen van Klaasje Zevenster ge heel is uitverkocht, en daarvan reeds een herdruk in klein formaat ter perse gaat. De heer II. J. Doorman, tc 'sHage, heeft aan den gemeenteraad aldaar, die eene geldleening van f180,000 wenscht te sluiten, in overweging gegeven, of dit niet best zou geschieden door daarvoor 3600 aandeelen te maken zonder rente, maar aflosbaar met honderd gulden bij rnaan- delijksche uitloting, De heer D. meent, dat zulk eene uit gifte algemeene deelneming zou ondervinden. 10 aandeelen maandelijks uitlotende, maakt f12,000 'sjaars; in 30 jaar zou de leening afgelost zijn. De heer D. meent, dat kleine kapitalen gemakkelijk in zulk eene leening zouden geplaatst wordenwaardoor de strijd zal worden voortgezet tegen de doode kapitalen. HAAGSCHE CORRESPONDENTIE. 's Hage, 24 Mei. Mijnheer de Redacteur De Tweede Kamer der Staten Generaal liield eergisteren en gisteren zit- tiugcu. Dingsdag was aan de orde liet wetsontwerp tot onteigening van perceelen ten behoeve der voeding van liet kanaal tusschen Apeldoorn en Dierendat met 38 tegen 14, en dat tot onteigening van per ceel en ten be hoeve van een kanaal van de Dedemsvaart naar de Vecht boven Ommen, dat met algemeene stemmen werd aangenomen. Nadat gisteren de verhooging van het Vde hoofdstuk der begrooting over dit jaar, benevens nog eene onteigeningswet waren aangenomen, werdeu conclusien uitgebragt over verschillende adressen, waarvan ik een hier ver melden moet, omdat het voor uwe militaire lezers misschien niet van belang is ontbloot. Het betrof namelijk een adres van den heer J. H. Genlis, officier van gezondheid 2de kl., die opheffing had gevraagd van een hem, op bevel van den minister van Oorlog, opgelegd arrest van zes weken, zonder acces. (Voornoemde officier had, in strijd met het Koninklijk besluit van 1325, voor de medische faculteit te Leiden zijn candidaats-examcn afgelegd, zonder verlof van den minister vau Oorlog.) Deswege had lnj zich tot de Tweede Kamer gewend. Zij was was echter vau oordeel, onbevoegd te zijn om in een onderzoek dezer aangelegenheid tc treden, omdat naar het oordeel der commissie, later door de Kamer bekrachtigd genoemde olficier, zoo hij meende verongelijkt te zijn, zich had behooren te gedragen naar de bepa lingen van art. 15 van het wetboek voor de militairen te lande. De heer van Eek beweerde echter dat de Kamer wel degelijk bevoegd was om van de zaak kennis te nemen, omdat de grondwet aau iedereen het regt geeft, zich tot de Tweede Kamer te wenden, die, behoudens enkele uitzon deringen, iu onderzoek mag treden van alle regerings handelingen. Dat overigens het besluit van 1825 wel verbiedt aau de Medische facul teit, om examina af te nemen, maar niet aan personen, om examen af te leggen dat dus de Medische faculteit, niet de olficier van gezondheid, reg- tens zou moeten worden gestralt, en dat de wet van 1818, volkomen den stap van den adressant regtvaardigde. De minister van Oorlog verklaarde bij deze gelegenheid, dat het besluit van 1S25 waarbij officieren van gezondheid die ueuschleu examen als docter af te leggen, zich moesten vei binden wederom tien jaren deu lande te dienen voor eenige dagen was ingetrokken en buiten werking gesteld. In dezelfde zitting had de interpellatie plaats die ik u in mijn vorig schrijven voorspelde. De lieer van Foreest, die tijdens de behandeling der cultuurwet het stilzwijgen bewaarde, viocg thans aan de Regering inlichting omtrent het gevolg vau het terugtrekken d er wet. Zonder de/e inlichting kon en mogt de Kamer niet uiteengaan. Hij meende dat de ministers te veel lact en te veel doorzigt bezaten, om niet te begrijpen, dat hun aanblij ven aan het bewind eene onmogelijkheid was; hun eigen belang en dat vau den staat eiscliten gebiedend hun ontslag. Door het amendement Poortmp.n en de intrekking der cultuurwet was het doodvonnis over hen uitgesproken terwijl het ministerie altijd tijdelijk, onvoltallig en met een bepaald doel had geregeerd. Hij meende dat de toestand van Europa en Iudie eene krachtige hand vorderde aan het roer van den staat. Derhalve mag liet ministerie zijn kwijnend bestaan niet rekken, en hij wil dus eeuc verkla ring uitlokken, om een einde te maken aan de antipathie waaraan deze mi nisters bij velen blootstaan. Daarom stelde hij deze twee vragen aan de Regering: „Hebben de ministers hun ontslag aan den koning reeds ingediend Zoo neen, zijn zij voornemens het spoedig té doen De minister van Finantiën de heer van Rosse antwoordde hoofdzakelijk dat de heer van Foreest het antwoord op zijne vragen kon vinden in de rede waarmee het. Kabinet was opgetreden. Het had toen verklaard de taak vau het vorige Kabinet te willen vervolgen en voornamelijk de koloniale quaestie ten einde te. willen brengen. Door eene combinatie van partijen was li et daarin te leur gesteld w eshalve het Ministerie den dag na de in trekking der-cultuurwet zijn ontslag aan den- Koning had verz'ochU (Dit meldde ik U reeds in mijn vorig schrijven)'. De heer van Foreest bedankte den minister voor zijne inliehtingeji. Hij had liet antwoord aldus verwacht. De ougernsten in; den lande zijn thans gerust gesteld en de ministers gevrijwaard van dé verdenking,, dat zij .uit eigenbelang zonden nagelateti hebben hunne zetelste--ruimen. Gij ziet M. d. R. dat de aftredende ministers niet veel te danken hebben aan de heide afgevaardigden uit uw kiesdistrict. Daarna interpelleerde de heer van Zuylen (van Arnhem) de regering over de poging door liaar aangewend, om Limburg los te maken van den Duitschen bond. Ilij achtte die poging eeil onberaden stap, die zeker thans niet had moeten uitgaan van deze regering, op 't oogenbllk dat ze haar ontslag had gevraagd. Ook liet standpunt waarop ze zich had geplaatst was onjuist, zoodat het weinige vertrouwen dat hij steeds in den minister van Buitenl. Zaken gesteld had, nu geheel was verdwenen. Ook de redactie van het bij den bondsraad ingediend voorstel was hier en daar zeer ongelukkig, waarvan hij voorbeelden aanhaalt. Hij meende dat de Boudsraad afwijkend zou beslissen over het voorstel van onzen gezant te Frankfort. De minister van Buitenl. Zaken de hr. Cremers oogenblikkelijk niet in de Kamer zijnde, zoo antwoordde de hr. v. Bosse hoofdzakelijk „dafc"^» gezant te Frankfort zijn instructie had gehad vóór de aftreding vau het ministeriedat liet tijdstip zeer geschikt was voor de indiening van het voorstel en dat zoo de last niet vroeger gegeveu ware, de regering ze zeker thans nóg geven zou. Het doet hem leed dat een zóó geacht spreker, als dehr. van Zuylenzelf vroeger diplomaat, thans eene zaak van zóóveel be lang aanroert waaraan zoo \ele belangen verbonden zijn. De regering kan wijders in geen debat hierover treden. Hierop volgde eene discussie tusschen den hr. van Heijden Reynestein en den min. vau Binnenl. Zaken, over de aangelegenheid van deu veestapel in Groningen en Drenthe, waarover ik thans in gecne beschouwing weusch te treden. De hr. Cremers, min. van Buitenl. Zaken, weder in de vergadering aan wezig, betuigde zijne bewondering over de interpellatie van den heer van Zuylen, die hij onvoorzigtig noemde. Hij w il nu echter verklaren „dat thans eene bonds\ormmg meer dan ooit waarschijnlijk is, hoewel ze misschien zal w orden voorafgegaan door een langdurigen oorlog. Het is niet doenlijk midden in den oorlog met ons voorstel aan te komen. Ook al komt er geen oor log, maar een congres, kan Nederland moeijelijk van het congres de losma king van den boud eischen, zonder het verwijt op zich te laden van eene zaak, uitsluitend tusschen Nederland en Duitschland bestaande, op een Eur?- peesch congres ter sprake te brengen. Thans is de zaak eerlijk en loyaal behandeld en de quaestie ter sprake gebragt daar waar het behoort. Na een kort antwoord van den hr. van Zuylen wordt dit debat (door mij zeer verkort*medegedeeld) gesloten en gaat de Kamer over in eene ge heime zitting tot raming harer uitgaven. Nadat gisteren avond teu 5 ure nog twee wetsontwerpen van ondergeschikt belang waren afgehandeld, is de Kamer op reces gescheiden. Mijn schrijven is reeds uitvoeriger geworden M. d. 11. dan ik mij aan vankelijk had voorgesteld. Daarom moet ik andere punten laten tot een vol gend nommer. Ik had het voornemen eenige regels te wijden aan de ver kiezingen, doch inoet daarvan voor heden afzien. Wie nu het optredend Kabinet zullen uitmaken, is mij onbekend. De Middelburgse/ie Courant meënt, dat de ministers zullen Aanblijven tot na deu afloop der verkiezingen; ik geloof het niet. Ik hoor van eeuc zijde die door gaans goed onderrigt is en het berigt komt mij niet onwaarschijnlijk voor dat men den Koniug den raad heeft gegeven thans eene proef te nemen met een zuiver conservatief ministerie. Tk acht het dan ook niet onmogelijk dat de profetie van vroeger bewaarheid worde en dat wij een bestuur te gemoet gaan, met: Meijer aan Koloniën, Rochussen aan Buitenl. Zaken, de Brauw aan Justitie, van Reenen aan Binnenl. Zaken, Schimmel- pennick aan Finantiën, Andreae aan Marine en Blanken aan Oorlog. Eene andere combinatie waarvan sprake is: nl. een Kabinet van Bosse Gode- froi vau Twist zou, voornamelijk om den hr. van Bosse op groote zwarigheden stuiten. Enfin, qui vivra verra. Ontegenzeggelijk is liet dat de liberale partij sedert Febr. jl. een schok heeft gekregeu waarvan ze zich in lang niet zal kunnen herstellen. En dat alles om de koppigheid van den hr. van de Putte; dat alles alleen door niet toetegeven in eene zaak van be trekkelijk zeer ondergeschikt belang. De conservatieve partij kan juichen, want v. d. Putte en Thorbeckc hebben elkander, en daarmee tevens de een- dragt der liberale partij gedood. Adieu. Van 17 24 Mei 1866. ONDERTROUWD Geene. GEHUWD Albert Koopman winkelier, 22 j. en Grietje List, 23 j. GEBOREN Thijs z. van Thijs Kuol en Jannetje Pippeling. Corne- lis z. van Jan Cornelisz. Duinkcr en Frouwtje Brouwer. Pietjed. van Tennis van der Wal en Maartje de Boer. Antjed. van Cornelis Gor ter en Antje Dekker. Trijntje, d. van Meijert Boon en Dieuwertje Bakker. OVERLEDEN Martjc Daalder 72 j. gehuwd met Jacob Folkerts Boon. Neeltje Mossel 77 j. weduwe van Cliristiaan van Scharenberg. Cor- nelisje Kuiper 58 j. eerder weduwe van Jacob Bakker, laatst gehuwd mei Jacob Kok. 2»Os<t> STAiTS-LOTERIJ. TWEEDE KLASSE. EERSTE TREKKING. No. '2422 120,000; no. 7914 f 1500 110. 66S4 en 9087 ierier 1400; no. 18431 en 19879 ieder f200; no. 3429, 9717, 11017 en .13962 ieder f 100. TWEEDE TREKKING. No. 16015 f5000; 110. 19860 f2000; no. 754 f1500; no. 2701, 3713, 4208, 7592 en 1437S, ieder f 1000-;' no. 13592 en 18868, ieder f 400; no. 9914 en- 18421, ieder f 200; no. 3905, 5980, 6533, 9272, 1 1722 173S3 en 18585, ieder f 100. DERDE TREKKING. No. 468 1400; no. 3463 1200'; no. 3481, 14647, 17487 en 16137, ieder 1100. M A RKTBEItlGTE SCHAGEN 24 Mei. 7 Paarden f 50 a 180. 5 Stieren f 80 a 110. 8 Magere Gelde Koeijen 65 a 130. 6 Vette Gelde Koeijen 1160 a 190. 26 Melkkoeijen 1110 a 150. 14 Vaarseu f50 a 80. 26 Nuchtere Kalveren f5 a 7. 180 Magere Overhoudersschapen flö a 24. 85 Meikschapen f 12 a. 18. Ruim 3000 Lammeren f2.75 a 15.50. 4 Bokken en Geiten 10.60 a 3. 16 Ma gere Varkens f 16 a 24. 80 Biggen f9 1 12. Konijnen 10 a 60 ct. Kip-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1866 | | pagina 2