3Jnge3onöen. De Man en de Walvisch. HAAGSCHE CORRESPONDENTIE. 's Hage, 18 Junij. Mijnheer de Redacteur! Dc verkiezingen zijn op enkele herstemmingen na afgeloopen de Kamers zijn gescheidenhet zal dus wel overbodig zijn U te schrijven dat eigenlijk politiek nieuws hier ten eenen male ontbreektzoodat wij wel genoodzaakt zijn, faute de raieux, ons bezig te houden met het nieuws van den dagdat echter volstrekt van geen vrolijken aard is. Is het noodig te melden, dat hier bijna over niets anders gesproken wordt dan over de cholera en over den helaas thans onvermijdelijken oorlog? Wat de cholera betrefthet zal U uit de officieele opgaven van de Staats-Courant bekend zijn dat de gevreesde ziekte ook hier steeds hcer- schende isdoch op verre na niet zoo hevig als in het naburige Leiden of Delft. Het doet mij leed er te moeten bijvoegen, dat hoeveel er thans ook gedaan wordtzoowel door het gemeentebestuur als door particulieren, om die ramp zooveel mogelijk te lenigen echter voor één puntwaarop in het verslag van de inspecteurs voor het geneeskundig staatstoezigt van 31 Maart jl. reeds als op eene hoofdzaak is gewezen zeer onvoldoende is ge zorgd nl. voor de reinheid der grachten en de zuiverheid voor het drinkwater. Wat den oorlog aangaat daarvan kan ik U natuurlijk heden niets mee- deelen dat niet reeds bij het verschijnen uwer Courant waarschijnlijk zal be- hooren tot de faits accomplisik zou mij thans over dat onderwerp slechts in gissingen kunnen verdiepen, die echter morgen avond wel opgelost zullen zijn. Wanneer het eerste kanonschot niet reeds gevallen is kan het echter niet lang meer uitblijven. Van eene goed onderrigte zijde verneem ik, dat de Regering voornemens is de Staten-Gcneraal zeer spoedig bijeen te roepenten einde buitengewone credieten aan te vragen voor de Departementen van Marine en Oorlog. Reeds sedert geruimen tijd zijn door het Ministerie van Oorlog bevelen uit gevaardigd, die met den toestand van Europa in verband staan die bevelen zijn echter geheim gehouden ten einde geeu noodelooze onrust op te wek ken thans zal de Regering aan de Kamer toestemming vragen tot het ne men van die maatregelen en het verkrijgen van die geldenals noodig zullen zijn voor 's lands defensie. Dat die maatregelen door de wetgevende magt zullen worden goedgekeurd is in. i. buiten allen twijfelmen wil dat die bijeenkomst der Kamer, om over dit onderwerp te beraadslagen nog zal plaats grijpen alvorens zij de Indische begrooting over 1867 in behan deling neemt. Het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs is vastgesteld en zal spoedig het licht zien. Het zal U bekend zijn M. d. R. dat de Minister van Koloniën in de jongste zitting der Eerste Kamer heeft verklaarddie begrooting ten spoedigsten tot een punt van onderzoek te willen maken. De verkiezingen hebben de Regering geen steun bezorgd. Behalve in onze residentie, zijn overal de liberale candidaten herkozen, terwijl in Sueek in plaats van den conservatieven en onbeduidenden heer Lijcklama, is verkozen de kundige en liberale heer Moens. In uw district kreeg de Dagblad-can- didaat van Herwerden de nederlaag, en ook hier is de zegepraal van de Casembroot op Kappeijne, geen zege van de conservatieven op de liberalen, maar van de aristocratie op de onverschillige burgerij. Yan de 2171 kiezers zijn 1479 opgekomen 692 weggebleven. Zal het wel noodig zijn op te merken, dat die wegblijvers meest allen behooren tot den burgerstand, terwijl de aanhangers van de Casembroot, als één man, ter stembus opkwamen De lieverij-rijtuigen voor het raadhuis, op den dag der stemming, kunnen daar van ten bewijze strekken. Ook te Zwolle moet de conservatieve partij de nederlaag lijdeu. Immers daar moet voor den aftredenden heer Mij er (thans benoemd tot minister van Koloniën, een volbloed conservatief) eene herstemming plaats hebben tus- schen de heeren Stieltjes en Wttewaal van Stoetwegen, beiden liberalen. In Utrecht moet het conservatieve aftredende lid de heer Kien, herstemmen met den liberalen heer Boer, te Delft staat de conservatieve citaten-man, de heer Wintgens, tegenover den liberalen heer Gevers-Deijnoot, terwijl eindelijk te Assen het conservatieve aftredende lid van der Veen, moet her stemmen met den liberalen heer Oldenhuis Gratama. De uitslag kan dus onmogelijk anders dan gunstig uitvallen voor de liberale partijderhalve vijandig voor de Regeringtenzij deze, even als ze in de Eerste Kamer deed, zich liberaal verklare en de beginselen toegedaan van hh. Duymaer van Twist en van Eijsinga. In dat geval hebben wij vooreerst nog geenc herziening der Grondwet, die schrikkelijke Grondwet, waaraan de ge- heele miskenning van God en zijne geboden, is toe te schrijven volgens de Nieuwe Goessche Crt. te vreezen, en zal ook de wijziging der onderwijs wet nog wel eenigen tijd achterwege moeten blijven. Maar zal nu de plaats vervanger van graaf Schimmelpenninck, de te Leiden gekozen afgevaardigde, de heer Groen van Prinsterer er mede vrede hebben als de onderwijs-wet in den bestaanden geest wordt uitgevoerd Het antwoord op de vraag blijf ik schuldig. Qui vivra verra. De eerste bijeenkomsten der Kamer zullen echter merkwaardig zijn. Er zijn daar nieuwe combinatiën, nieuwe toestanden geboren. De stand der verschillende partijen zal eerst later met juistheid kunnen worden nagegaan. Adieu. De Redactie onderschrijjt niet altoos de gevoelens der inzenders Mijnheer de Redacteur I In uwe laatste Courant zie ik een stuk van „Kees", betreffende de benoeming van eeu "Wethouder en andere punten. Kees wenscht den heer Strootman Wethouder te zien. Ik geloof dat die heer daar zeker toe ge schikt is, veel geschikter dan Bakker, die Wethouder werd in vroegere jaren en die daar zeker geen nadeel bij gehad heeftomdat hij zijn Wethouder schap heeft herschapen in een melkkoetje voor zich en zijn familie. Maar denkt Kees wel aan den heer Boomsma, die men vroeger, toen hij lid werd van den Raad, reeds dadelijk Wethouder wilde maken, maar er zeker uit délicatesse voor bedankte Kees praat verder over de gemeente-advertentiën, die in uw Couraut later komen dan in die van Bakker. Hij zegt dat Burgemeester en Wethouders verpligt zijn om de besluiten van deu Raad eerlijk uit te voeren. Dat is volkomen waar. Maar als ze het niet doen, waar zijn dan dwangmid delen om ze daartoe te noodzaken Burgemeester en WethoudER want er is er nu maar één moesten zedelijk van hun pligt doordrongen wezen. Waar is echter het proces-verbaal gebleven van de stemopneming voor de verkiezing van een lid van den gemeenteraad vau Dingsdag jl. In uw rondgezonden briefje heb ik 't resultaat gelezen. Maar waarom staat dat niet in uw officiéél gedeelte van uw nommer van voorleden Zaturdag Zeker wil toch dc wet, dat de uitslag der stemming zoo publiek mogelijk gemaakt worde, en als het nu zoo goedkoop gebeuren kan als hier, dan is het wonderlijk dat dit niet heeft plaats gehad. Doe mij pleizier Mijnheer de Redacteuren doe mij weten waarom dit proces-verbaal niet is openbaar gemaakt. Met dc opname van bovenstaande regelen verpligt gij zeer Uw bestendige lezer A. R. (Wij kunnen dat pleizier niet doen. Uwe vraag behoort niet bij ons, maar bij het gemeentebestuur te huis. Red.) Verschillende dagbladen van Kanada vermelden onder het opschrift«wonderbaarlijke reis op een walvisch", een vree- selijk voorvaldat in de naïviteit van den verhalereen waarborg voor de waarheid van het verhaal met zich draagt Ziehier een avontuur, even vreeselijk als wonderbaar, zegt het blad le Journal de Lovisdat in het district Gaspéna bij de Vossen-rivier is voorgevallen: »In den afgeloopen zo mer ontmoette ik nabij de Vossen-rivier den heer M. N. Bernier, koopman te St. Thomas in Montmagny. Op een schoonen morgen maakten wij het plan om een watertogtje te doenen ons meteen mét visschen te vermaken. Een frissche gunstige wind bragt ons binnen zeer korten tijd op ongeveer 5 mijlen van het strand, alwaar wij ons anker uit wierpen en begonnen te visschen. Tot ons groot genoegen was onze vangst zeer voordeelig, maar dit vermaakgevoegd bij de aangename gewaarwording van gewiegd te worden op de deining van eene spiegelgladde zeewas van korten duur en werd weldra gevolgd door den vreeselijksten angst. Terwijl mijn vriend zich voortdurend met de vischvangst bezig hield, was ik. minder hartstogtelijk visscher zijnde, in slaap gevallen, en werd eensklaps wakker geschrikt door een luid geroep om hulp. Die noodkreet deed mij met een sprong overeind komenen mijne blikken om mij heen, in ons vaar tuig en op de zee slaanmaar mijn vriend was verdwenen Een nieuwe kreet bereikt mijn oor, en zietdaar de heer Ber nier boven water, op den rug van een zeemonster, een wal visch, cachelot of iets dergelijks. Het anker op te halen en mij ter zijner hulp te spoeden, was het werk van een minuut, maar te vergeefs: het ondier spuit eene massa water omhoog en verwijdert zich met een ongeloofelijken spoed. "Weldra was alles, mijn vriend en het zeegedrocht, uit mijn oog verdwenen en ik alleen op de onafzienbare watervlakte. Na lang dobberenmeer dood dan levend van schrik en aandoening, moest ik wel tot mij zeiven en tot bezinning komen, en zeil makende, wendde ik het vaartuig naar het strand, de treurmare van het verongelukken mijns vriends aan zijne troostelooze betrekkingen verkondigende. De heer B e i n i e r was algemeen bemind 1 Met een gebroken hart en van droefheid en aandoening afgematlegde ik mij eindelijk ter rustemaar de slaap ont vlood mijne oogen, en somber en neerslagtig gaf ik mij over aan mijne treurige gedachten. Maar wie schetst mijne verwondering! zeer vroeg in den morgen wordt ik gewekt door luid kloppen op mijne kamerdeur. Is het een geest of is het mijn verongelukte vriend? Waar lijk de heer B e i n i e r zelf is hetdie mij de hand schudt. Ik meende te droomen, en toch het is niemand anders. Men begrijpt de verbazing waarmede ik den vriend aanschou- de en begroettedien ik dood waande. Zie hier zijn verhaal Weinige oogenblikken nadat ik u had zien insluimerenzoo ving hij aanzag ik een donkere massaeen zwart voorwerp, langzaam aandrijven. Ik meende een doode walvisch of an der zeemonster te zien, en nam een ijzeren haak om hem naar mij toe te halenom aan u uit kortswijl te vertellendat ik een walvisch aan den hengel gevangen had. Het monster lag bewegingloos, en ik maakte geen zwarigheid, op die drijven de massa te stappenten einde die door middel van een touw aan ons vaartuig vast te maken. Het gedrocht was echter verre van dood, want een stoot met den ijzeren haak deed hem ontwakenen omziende was ik in een oogenblik op den rug van het monster, een goed eind van het vaartuig verwijderd. Zooals ge weet, riep ik om uwe hulp, en het schijnt dat die kreten het zeedier eerst goed deden ontwaken. Het snelde met mij weg als een pijl uit den boog. Hoewel doodelijk ontsteld, had ik de tegenwoordigheid van geest, mijn haak in den rug van het gedrocht te slaan om een steun te hebben waaraan ik mij kon vasthouden. De pijn die zulks aan het dier moest veroorzaken deed hem zijne vaart met temeer snel heid voortzettenhet schuim vloog mij om de oorenik zag niets meer en den moed verliezendewas ik op het punt mij los te laten en in de diepte neder te glijdenmijne krachten begaven mijmaar de zucht tot zelfbehoud overwonen op eens bemerkte ik dat de rigting die het dier volgde, mij weder landwaarts bragt. Na eenige minuten ontdekte ik dat wij het eiland Anticost naderden, en de 'hoop dat de walvisch die mij met zich voerde daar op strand zou gerakengaf mij nieuwe krachten toen het dier plotseling met mij onderdook in mijn wanhoop gaf ik hem eenige messteken, en hij 'zwom weder met mij naar de oppervlakte; nog eenige minuten, dacht ik, en ik zou aan land zijn. Ge kunt mijn schrik beseffentoen ik ontwaarde dat het monster op nieuw zeewaarts keerde, in eene meer zuidelijke rigting. Geslingerd tusschen hoop en vreesten prooi aan een vreeselijken doodsangstbragt ik nog een bang uur door. Eindelijk ontdek ik andermaal land ten zuiden van kaap Ro- siers en la Vieille. Nog eens schijnt het monster te willen keeren, maar de Hemel wilde mij redden, en door kracht van stooten met den haak dwong ik het dier naar land. Eenige visschers, niet verre van mij, hadden mij kunnen redden, maar of zij mij voor een zeeduivel of iets dergelijks aanzagen is mij onbekend, genoeg, zij maakten zich uit de voeten. Ten laatste, meer dood dan levend, bereikte ik de on diepte, ik voelde dat de krachten van het uitgeputte dier hem begavenstortte mij in de branding en werd door eenige visschers gered. Ziedaar, zeide de verhaler, de heer David van St. Thomas, het verslag van het wedervaren van mijn vriend Berniereen avonduur en wel een van de wonderbaar lijkste, onder de vreemde voorvallen onzer 19e eeuw.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1866 | | pagina 3