Men schrijft ons van Terschelling 7 Julij. Door den gemeenterasd alhier is na vergelijkend examen benoemd tot hoofdonderwijzer aan de tweede openbare school te Westerschelling, de heer P. S. Wichers, op een tracte- ment van f1000. Ofschoon er 4 sollicitanten voor deze betrekking zich hadden aangebodenhebben slechts 2 aan het examen deel genomen, waarbij de benoemde onderwijzer in alle deelen boven zijn mededinger heeft uitgemunt. Vrijdag jl. is te Haarlem herbesteed, van wege het ministerie van binnenl. Zaken, de herstelling der schutsluis Willem I, van het Groot Noord-Hollandsch kanaal, tegen over Amsterdam. Dit perceel werd ingezet voor 225,000 en verhoogd tot f 241,000, gemijnd door den heer G. Schalk, te Buiksloot. Men verneemt, dat tengevolge van het heerschen der cholera in Nederland, de uit Nederland komende bedevaart gangers naar Kevelaar aan de Pruisische grenzen zullen wor den afgewezen, en dat het aan Nederlanders ook niet zal worden toegestaan zich aan Pruisische processiën, die zich naar Kevelaar begeven, aan te sluiten. Men schrijft uit Zwolle 29 Junij. //Heden ochtend gingen twee soldaten zich baden in het Zwarte Water in de nabijheid der Scheepstimmerwerf van van Goor, ongeveer ter plaatse waar den 10 dezer een zekere Eikenaar verdronken is. De soldaten noch met dat ongeluk, noch met den lo calen toestand bekend, geraakten op eene plaats, waar ten gevolge van uitmaling met de moddermachiue circa 20 voet water staat. Een hunner met name van Damdie niet zwemmen konzonk terstond in de diepteen men zag hem niet weder. Tegen den avond werd het lijk van den dren keling gevonden. Zijn makker is, zoodra het bekend werd dat van Dam verdronken was, in arrest genomen, omdat de soldaten een verbod hadden gekregenom zonder opzigt van superieuren niet te baden of te zwemmen. Tengevolge van onderscheidene belemmeringen, welke de landverhuizers over Bremeu en Hamburg ondervinden nemen zij thans den weg over Erankrijk. Berigten betreffende de cholera. Den 29n Junij zijn Den 30n Junij zijn aanget. overleden. aanget. overleden. Leiden 13 9 10 8 's Graveuhage 22 9 27 18 Delft 2 0 4 2 Schiedam 5 8 8 5 Rotterdam 19 16 20 14 Dordrecht 7 6 10 1 Gouda 4 2 4 3 Utrecht 45 48 79 45 In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van Dingsdag 26 Junij leest men het volgende ingezonden stuk A\b. Zr. Ms. Korvet van Speijk, reede Texel17 Junij 1866. WelEd. Heer Wanneer UEd. het onderstaande een plaats in de N. R. C. waardig keurt, zullen daarmede misschien eenige assurantie-maatschappijen gebaat worden. Dezer dagen las ik in het Handelsblad toevallig eene advertentie van den gewezen gezagvoerder E. J. Mooi, van den Nederl. schoouer Cathurina Maria waarin hij den kommandaut en de officieren aan boord van onzen bodem be dankt voor zijne redding op 1 Januarij jl. en voor zijne verdere verpleging bij ons aan boord. Het moet voor de assurantie-maatschappij, waarbij dat vaartuig verzekerd was, van belang zijn, ook van deze zijde te weten, hoo die redding zich heeft toegedragen, waarom ik er hier een eenvoudig ver haal, extract uit mijn journaal, van zal geven. Op gezegden datum ten 2 ure in den namiddag, met eene van af den vorigen avond van storm tot b. z. k. afgenomen westelijke koelte en door den 12 dagen aangehouden hebbenden storm nog woelige zee om de zuid zeilende, werden wij in het westen een schooner gewaar, die op ons aan hield en averij aan zijn tuig scheen te hebbeu; het schooncrzeil was gescheurd. Gemeld vaartuig, naderbij komendeheesch de vlag halfstok. Ten 3^ ure wendden wij om den schooner in het naderen behulpzaam te zijn, ten 5^ ure weder, manoeuvrerende om er bij te blijven. Toen het scheepje onder het bereik der stem gekomen was praaide onze kommaudant het, om zijne sloep tot ons te zenden, zoo het assistentie noodig had. Op zijn antwoord, dat de schooner geen zeewaardige sloep had, streken wij onze eenigenog bruikbare sloep, die door de herhaalde manoeuvres toevallig aan loevert ge komen was, en werd ik er heen gezonden, met last om, zoo de gezagvoerder bij zijn verzoek bleef volharden, hem en de bemanning met hunne goederen, zooveel de gelegenheid toeliet mede te brengen. Na met veel moeite van boord te zijn geraakt bereikte ik, niettegenstaande de hooge deining, vrij spoedig den schooner, die bleek te zijn de Cathurina Mariagezagvoerder E. J. Mooi, van New-Castle naar Barcelona, met stukgoederen, zijnde ge lijk met ons den 16 December bij Starpoiut gepasseerd. Het vaartuig met de hooge deining en betrekkelijk weinigen wind en klein zeil, waar onder nog het zwaar gescheurden voorschoonerzeil, zwaar overhellende, terwijl de rustijzers van het fokkewaut aan stuurboord losgewerkt waren en eens, door in de sloep te haken, mij met omslaan dreigden, besloot ik in de sloep te blijven, om te zorgeD dat zij, die ons alleu op de van Speyk moest breugeu, ten minste in orde bleef. De gezagvoerder vertelde mij, dat hij reeds drie dagen met gehavend tuig zoo lag; dat het schip zwaar lek was en dat hij dus verzocht medegenomen te worden. Op mijne vraag, hoe het met de pomp .ging, kreeg ik ten antwoord, dat daar geen water bij kwam, dat dit door de lading werd opgeslurpt, en dat men het lek zijn alleen daardoor kon merken, dat men digter bij het water kwam, en dagelijks dieper ging liggen. Ik deelde hem mede, dat de fokkemast wel voor een paar dagen kon vastgezet worden, als was het spoor stuk, zooals hij zeide, en dat de diep gang mij volstrekt niet onrustbarend voorkwam. Hij had nog verscheidene goede zeilen omlaag, volgens zijne opgave. Op 45° 10' N. B. en 8° 34' W. L., en dus slechts 27 mijl (volgens mijne gissing 30 mijl) van la Cornua verwijderd, drong ik herhaalde malen er op aan, om toch het schip niet te verlaten, daar, door nog een paar dagen misère door te staan, een aanzien lijk kapitaal gered kon worden; maar niets vermogt ik, om den kapitein van besluit te doen veranderen, daar hij volhield' en zeide, dat hij ook gedrongen werd door zijn volk. Daarop liet ik het goed iu de sloep werpen en spron gen de 8 man er ook in; wij verlieten de Cathurina Maria met zijne boord en kajuitslichten nog brandende. Ik was zoo verontwaardigd over eene der gelijke handelwijze, dat ik mij in de sloep niet kon bedwingen, nogmaals den kapitein te zeggen, dat hij wel naar eene haven onder lij had kun nen gaan. Hierop liet de stuurman zich ontvallen: „ja maar mijn/teer, het schip is alleen tegen totaal verlies geassureerden dus Toen riep ik uit: „Ja dat is de reden, dat gij niet alle pogingen hebt aangewend, om het u toevertrouwde schip binnen te brengen. Het is later gebleken, dat het schip niet lek was, want den 14 Jannarij werd het door kapt. Fowles in de golf van Biscaye bezocht en den 16n is het op de kusten van Vendée, bij la Gachère, eerst op strand geraakt, hoe zeer het in 15 dagen door hevige stormen werd geteisterdwaaronder die, waarin de verschrikkelijke ramp met de London (7-11 Januarij) plaats greep. Het is reeds het tweede schip, dat de gezagvoerder Mooi verloren heeft, zooals hij mij mededeelde. Door het publiek maken van deze gebeurtenis geloof ik een pligthoe wel dan ook een onaangename, te vervullen jegens Nederlands handel en zeevaart. Volgens onze opinie, was het schip niet in doodsgevaar, zooals de opgenoemde advertentie doet voorkomen. Met achting verblijve, UEd. Dw. Dienaar, C. SCHUYLENBURG, Luit t{z. HAAGSCHE CORRESPONDENTIE. 's Hage, 2 Julij. Mijnheer de Redacteur I Het zal wel overbodig zijn u te melden, dat alleen volslagen gemis aan nieuws de reden is geweest dat ik eenige dagen het stilzwijgen heb bewaard en ook op dit oogenblik ontbreekt mij wederom stof, om u een artikel te le veren, dat slechts eenigzins uwe lezers belangstelling zal kunnen inboezemen. Had ik Donderdag jl. mijne verbeelding den ruimeu teugel laten vieren ik zou gelegenheid gehad hebben u eene beschrijving te geven van de festi viteiten die alstoen hadden kunnen plaats hebben, bij gelegenheid van de ont hulling van het monument van den Hertog van Saxen-Weimarik had u de residentie kunnen voorstellen als geheel en al in feestgewaad gedoscht de straten versierd met tallooze vlaggen en guirlandes, door trophéëu, bloe men, enz. en ontelbare vreemdelingen, overgekomen tot het bijwonen dier in drukwekkende plegtigheid. Ik had er zeer veel van kunnen schrijven M. d. R., maar wees overtuigd dat alles slechts bestaan zou hebben in de verbeelding van uwen correspon dent, want, (onder ons gezegd) was de geheele festiviteit zelfs de moeite van het bijwonen niet waard en vreemdelingen waren er dan ook in het geheel niet bij te zien. Dat er volslagen gebrek heerscht aan binnenlandsch politiek nieuws, zal u ook wil gebleken zijn bij het doorloopen van bijna al onze dagbladen. N. RotterdammerHandelsbladArnhemmerallen houden zich bezig met on derwerpen die geen aanspraak kunnen maken op den naam van nieuw het Dagbladtegenwoordig een orgaan vaa neutraliteit met sympathie ana lyseert de nalatenschap van den afgetreden minister van Koloniën, en na be toogd te hebben dat de conservatieve partij bij de herstemming eene schitte rende overwinning heeft behaald, verklaart het thans dat de natie (want na- tuurlijk is het Dagblad bij uitnemendheid de tolk der geheele natie) den strijd tusschen de dagbladen moede is en verlangt, dat de liberale organen dien strijd tegen het tegenwoordig ministerie zullen staken. Wat nu de zegepraal der conservertieven betreft, deze is, uit een juist standpunt beschouwd, al zeer gering, of liever, ze bestaat alleen in de ge dachte van het Dagblad. En te Arnhem, èn te Delft, èn te Utrecht, èn ta Assen waren het conservatieven die aftreden, zijn het conservatieven die her kozen zijn. Te Zwolle behoort de heer Wttewaal niet bepaaldelijk tot die partij. Maar wat zeker de aandacht uwer lezers niet ontgaan zal zijn, is dat het Dagblad over den uitslag der stemming in uw district met geen woord heeft gerept, hoewel daar in plaats van zijn commissaris van Herwerden, tot af gevaardigde is gekozen de grootste, de radicaalste der Indische sloopers, de bete noire van het Dagbladde heer Olivier. En wat nu dat nieuwe Kabinet aangaat, dat de eer heeft de sympathie te wekken vau het Dagblad, zie hier een uitreksel uit een oordeel daarover geveld in de te Frankfort verschijnende Europe. „Nadat de Europe het ministerie hoogst ongunstig heeft beoordeeld, noemt „het het Kabineteene nieuwe clerico-feudale administratie, en betoogt dat „het van zijn optreden in de Eerste Kamer af, ontrouw is geweest aan de „beginselen, aan welke het zijn bestaan te dauken had. Het Kabinet te „'sHage is, volgens het blad, zamengesteld uit eene schitterende phalanx van „nulliteiten. „In de Eerste Kamer van 4 en 7 Junij heeft het een program- „ma gegeven en daarin alleen verklaard hoe het in de koloniale en school kwestie zou handelen. „Van Zuylen en collega's hebben hunne antecedenten verloochend en ten „aansehouwe van den éénen tak der volksvertegenwoordiging van staatkun dige huid verwisseld. Het zal eindigt de Europe de vraag zijn hoe „de andere, tak der vertegenwoordiging over dat gedrag oordeelen zal." Waarom zal het orgaan van neutraliteit met sympathie, dit oordeel over het Kabinet, uitgedrukt in een buitenlandsch blad, niet aan zijne lezers hebben meegedeeld Wanneer de Tweede Kamer bijeen zal komen is nog niet beslist, maar dat zal zeker wel in den loop dezer maand geschieden, tenzij de heer Mijer, die zeker geen haast zal maken om in contact te komen met het parlement, het antwoord op het kamerverslag over de Indische begrooting slechts op de lange baan mogt weten te schuiven. In elk geval zal die bijeenkomst ge- wigtig zijn, want nu zal ook de heer Groen, omtrent de verklaringen door de Ministers Mijer en Heemskerk in de Eerste Kamer over de onderwijs kwestie gegeven, wel een woordje willen meespreken. Gij zult zeker wel in de Antwerpsche Précurseur de vreemde mededeeling gelezen hebben, dat graaf van Zuylen voornemens zou wezen, gelden aan te vragen voor de mobilisatie van het Limburgsch Bondscontingent. Hoe het blad aan dat ongerijmde gerucht komt, is onbegrijpelijk. Onze nieuwe mi nister van Buitenlandsche Zaken, die in de zitting van 23 Mei jl. de hande lingen van zijn voorganger zoo heftig laakte, schijnt, nu hij agn het bewind is, in te zien dat de kritiek gemakkelijk, doch 't handelen moeijelijk is. Tot nog toe ten minste hebben wij van zijue „daden" betreffende deBonds- kwestie niets, volstrekt niets gezien, hoewel èn men mogt verwachten, dat hij omtrent die kwestie reeds zijn besluit genomen had èn de tijd tot han delen thans bij uitstek geschikt was. Het staat vast, dat de nieuwe minister van Marine, de heer Pels Rijcken, groote plannen koestert voor het herstel onzer zeemagt, en, ben ik goed ingelicht, dan zou die minister in overeenstemming met dien van Oorlog, van voornemens zijn eene groote som aan de vertegenwoordiging te vragen om daartoe te geraken. Zeker is het dat er tegenwoordig vele couferentie's tusschen beide ministers plaats hebben. Ten slotte moet ik u mededeelen, zoo als u trouwens ook wel uit andere opgaven bekend zal zijn, dat de cholera in de laatste dagen alhier weder aan het toenemen is. Kanton Helder. Opgave der Vonnissengewezen door den Heer Kantonregter (in Strafzaken) te Hel der, gedurende het 2e kwartaal van 1866. F. J. S. eu J. S. K.; tc Tesel, wegens het zoeken en rapen van kievit»- eijcrcn in verhodon tijd, ieder in eene boete van ƒ0.50, bij niet voldoening

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1866 | | pagina 2