BMEttlMKE STAM) ffill GEHEIME ifi"
buitengewone ongevallen heeft men niets vernomenmaar
de bliksem moet op verschillende plaatsen zijn ingeslagen.
De straten der stad waren letterlijk in groote beeken her
schapen.
Te Peking bestaat een huis, tot ontvangst van arme
lieden des nachts ingerigt. Het is een groote houten loods
het Kippenhok genaamd; zij, die van dit nachtverblijf wil
len gebruik maken, vlijen zich zonder op leeftijd of kunne
te letten op den gronddie met veeren is bedekt. Zij zak
ken in dit bed als in een sneeuwveld. Op een officiël tee-
ken komt een reusachtige vilten deken van de zoldering
zakken, waarin voor elk hoofd een gat; niemand mag gaan
slapen voor dat die deken is neergelaten, waardoor ieder
het hoofd moet steken. Des morgens wekken slagen op
den tamtam de logésieder trekt 't hoofd weder uit het
gat in den dekendie hierop weder naar boven wordt ge
trokken. Er wordt voor het slapen nog geen halve cent
holl. per persoon betaald.
De voornaamste koopman te New-York de heer Stewart,
heeft als zijn jaarlijksch inkomen aangegeven f12,000,000.
Hiervoor betaalt hij aan de inkomsten belasting één millioen.
Berigten betreffende de cliolera.
Den 17 Julij zijn
Den 18
Julij zijn
aanget.
overleden.
aanget.
overleden.
Amsterdam
20
21
Leiden
15
3
3
7
's Gravenhage
49
28
34
23
Delft
4
3
Schiedam
2
2
31
13
Dordrecht
13
6
8
3
Utrecht
27
17
32
22
Groningen
49
21
Haarlem
10
7
Kampen
18
9
Meppel
10
7
Vau de aangetasten
te 's Gravenhage
woonden 36 te
veningen, van de overledenen 22.
HET GEHEI M.
Een jong lief aardig dienstmeisje trad onlangs bij baar
beer in de kamer, een verzegelde brief tusschen de vingers
der eene band houdendeterwijl zij verlegen met de andere
baar boezelaar zamenrolde en weer ontrolde. Achlieve
beerzeide zij schuchterik heb een regt groot ver
zoek. NuMariezeide de beer vriendelijkwas is er
dan Jaziet u weet u ik heb een goeden
kennisja, beter en vriendelijker jongen is er in de wereld
niet, dan mijn Hendrik. Neen dat zoudt u niet gelooven,
Nu? en? Ja, ziet u, bij heeft mij geschreven
en ik ben een arm meisje, dat juist op de school niet
veel geprofiteerd heeft en Ik begrijp u reeds.
Gij kunt den brief niet lezen en wildet toch gaarne weten,
wat er in den brief staat? Nu geef maar hier, dan zal ik
hem voorlezen. Ja, dat is wel goed, antwoordde het meisje
zee/ verlegenmaar weet u, men heeft toch zijne ge
heimen dien iet iedereen moeten wetenen als hij ze leest
dan .v.Ja, wat hindert dat? Ik zou wel iets weten,
stotterde Marie nog verlegenermaarik weet ook
niet.Als u mij veroorloofdetu met mijn schort de
ooren toe té houden en dan den brief lezendan hoorde ik
alléén, wat er in staat. De man lachte en liet zich deze
operatie welgevallen.
3fnge30nüen.
Ve Redactie onderschrijft niet altoos de gevoelens der inzenders.
Mijnheer de Redacteur l
In het nomrner vau Zaturdag jl. vau uw geacht bladvindt een opregt
Hollander" het gt>ed eeuige vragen tot mij te rigten naar aanleiding van
eenige door mij gemaakte opmerkingen tegcu het geopperd denkbeeld eener
volkswapening. Die „opregte Hollander" verlangt van mijne welwillendheid
antwoorden ik zie geen reden waarom ik aan dat verzoek uiet voldoen zou,
hoewel ik daartoe misschien over eenige meerdere ruimte zal moeten beschik
ken, dan gij M. d. R. daarvoor zoudt wenschen af te staan. Het onderwerp
echter is van zóó algemeen belang, en zóó algemeen besproken, dat ik vertrouw
dat 'de opname van mijn schrijven daarom niet door u zal worden geweigerd.
Alvorens de gestelde vragen te beantw oorden, w ensch ik eerst ten krachtig
ste te protesteren tegen hetgeen de „opregte Hollander" de strekking van mijn
schrijven noemt. Hij zegt: Mijns inziens straalt daarin de strekking door, om
kortweg te verklaren wij zijn onmagtigcontre la force il n'y a pas de
résistance, derhalve laat ons slapen.
Die uitlegging aan mijne woorden gegeven, is ten ccncumale verkeerd en
is ook daaruit niet op te maken. Ik heb alleen beweerd dat wij alles in het
werk moeten stellen om onze neutraliteit te bew aren en dat ieder ijdel krachts
vertoon niet geschikt is dat doel te bereiken. Daarom ziet men ook in groote
steden; Amsterdam, Rotterdam, den Haag, voor zoover mij bewust is, niets
van dat alles. Dat heb ik beweerd en dat blijf ik volhouden. Mogt echter
onverhoopt ons Vaderland in den buitculandschen strijd worden betrokken
dan zal de vijand ondervinden, dat wij goed en bloed veil hebben ter ver
dediging van den vadcrlandschen bodem, maar ik laat er dadelijk op volgen,
dat daartoe de oefening in den wapenhandel, die thans eerst zou aanvangen,
weinig of niets zou bijbrengen. Had dit met succes willen geschieden, die
oefening had reeds sedert lang moeten plaats hebben want bij de snelheid
van den strijd, bij het bloedige der veldslagen, is het in geen geval aan te
nemen, dat de oorlog van langen duur zal zijn. Het zal spoedig op de eene
of andere wijze tot eene beslissing komen, zoo dat de tijd die on3 nog gela
ten is, hoogst waarschijnbjk zeer kort zijn zou.
Ik ga thans over tot de beantwoording der verschillende vragen.
De eerste luidt aldus „Welk regt zou eenige mogendheid hebben ons vra
gen te doen, wanneer onze jongelingschap zich oefent in het exerceren op
een tijdstip dat geheel Europa dreigt in vuur en vlam gezet te worden, en
de kaart van ons werelddeel schier eene totale herzieuing kan ondergaan."
Ik kan inderdaad niet gelooven, M. d. R.dat het den gecerden inzender
met deze vraag ernst is. Hoe toch kan hij spreken van regtop een oogen-
blik dat er slechts één regt erkend wordt, nl. dat van het geweer en het
kanon.
Regt Ik daag den schrijver uit, mij in den geheelen oorlogvan de al
lereerste aanleiding daartoe af, een enkel punt, een enkel feit tc noemendat
op regt gegrond is. RegtDat regt is verkregen door de duizende bloe
dige lijken, die den Italiaauschen en Duitschen bodem bedekken. Dat regt
is gebaseerd op ijzer en staal op de ijzer- en bloed-politiek van eeu von
Bismarck en op de valsche, kronkelende sluip-staatkunde van den man der
Tuillerieu. Regt! eeu eerstbeginnende in de geschiedenis weet dat de staat-
kuude geen ander regt kent dan dat verkregen door list en bedrog of op
het slagveld. Welk regt zal keizer Napoleon hebben om vruchten te genieten
van den tegenwoordigeu oorlog, tot nog toe hoofdzakelijk door Duitsche mogend
heden gevoerd, eu waarin officieel nog geen enkele droppel Fransch bloed heeft
gevloeid. En toch, de uitkomst zal het leereu, Frankrijk zal van dezen
oorlog geeu geringe vruchten trekken. Maar vraag niet met welk regt.
Ik heb dan ook in mijn vorig schrijven niet beweerd, dat eenige mogend
heid regt zou hebben ons vragen te doen, maar wel dat wij elk voorwendsel
moesten trachten te voorkomen.
In de tweede plaats schrijft de „opregte Hollander" „dat die oefening
liever had behooreu plaats te hebben in vredestijd, is volkomen waardoch
is het met het oog op den ellendigcn toestand onzer plattelands-schutterij,
niet doelmatig den verkeerden weg nog thaus te verlaten
Die vraag is gemakkelijk te beantwoorden. Wil men iets doen dat
practisch nut kan aanbrengen, wij hebben er vrede mede, maar dat kan niet
gesckiedcu door deu weg die hier wordt voorgesteld. Daartoe behoort het
iuiatief uit te gaan vau de Hooge Regering daartoe i3 in de eerste plaats
noodig (hetgeen ook in de laatste dagen door vele bladen werd aanbevolen)
dat ons leger gewapend worde met naaldgeweren, of met die geweren die de
oudervinding als de nuttigste heelt aangewezen. Doch wij hooren niets offi
cieels vau zulke handelingen des ministers van Oorlog en o. i. zeer teregt,
als niet strekkende om het aangenomcu beginsel van neutraliteit te bevor
deren), wij vernemen niets van die des ministers van Mariue, gelden daartoe
zijn aan de Wetgevende Magt niet aangevraagd en wat zal het dan helpen
ais er al op enkele plaatsen sommige burgers zich oefenen in de cxertitie?
Wil men iets doen, dan behoort die maatregel algemeen te wezen b.v. op
de wijze zoo als dit wordt aanbevolen door „een Nederlander" in de N. Rott.
Ct. van Maandag 16 Julij, in zijn opstel over „Neêrlands verdedigingsmidde
len." Dan behoort voornamelijk de plattelands-schutterij die volgens deu
schrijver, zeiven in ellcndigen toestaud verkeert, geoefend te worden in één
woordde maatregel, zoo als die thaus aanbevolen wordt beteekeut niets
volstrekt niets. Wil men iets wezenlijks, dan bchoore dat uit te gaan van do
Regering, en dan in overeenstemming met de oefening der schutterij en der
vrijwilligers. Maar tot dien maatregel kan de Regering niet overgaanals
in strijd met de neutraliteitdaartoe heeft ze tot nog toe geen enkele ge
gronde reden.
Ten derde vraagt men „waarom verraadt die oefening in den wapenhan
del een volslagen wantrouwen jegens mogendheden, die ons nu bewijzen ge
ven harer sympathie Voor dat beweren van A. R. kuunen wij geen enkelen
redelijken grond vinden."
Ik geloof toch M. d. R.dat men niet lang zal behoeven na te denken
om den grond voor dat beweren te vinden.
Sedert jaren wordt bij de behandeling der begrooting de alarmkreet ge
hoord „ouze marine is in verval, ons leger is niet in dien toestand waarin
het wezen moet, het materieel is niet compleet, onze vestingen moeten gesloopt
worden," enz. enz. Die klagten zijn stéróotyp ze keereu telken jare terug.
Wel worden jaarlijks ongeveer twee en twintig millioen daarvoor uitgegeven,
doch yau verbeteringen hoort men niets.
Wij hebben sedert jaren dus geslapen in rustige rustzeker in het ver
trouwen, dat wij bij eventuelen oorlog onze neutraliteit zouden kunnen be
waren en in dc overtuiging, dat ons volksbestaan zich meer grondt op het
stelsel van het politiek evenwigt aan wel op de kracht onzer wapenen.
Tot nog toe schijnt die zienswijze niet onjuist; niet alleen zijn wij door de
beide oorlogvoerende partijen buiten den oorlog gehouden {en dat is een blijk
van welwillendheid als men let op onze betrekkingen tot den Duitschen bond),
maar ook aau onze gezanten zijn opgedragen de belangen van de onderdanen
der oorlogvoerende mogendheden. Waar van daan nu van onze zijde dat wan
trouwen tegen hare bedoelingen? Die wapening der burgerij, thans op dit
oogenblik, in een rijk waar men schepenen leger van jaar tot jaar heeft zieu
vervallen, heeft onmiskenbaar een vijaudig doel. Ze moet zeker strekken om
ons te beschermen tegen dezen of genen ouzigtbaren vijand. Maar wie is die
vijand? Is 't Pruisen? Oostenrijk toch wel niet. Victor Emmauuel zal toch
zeker zijne planneu niet tot dit rijk uitstrekkeu Is het keizer Napoleon
Wij weten zeiven niet waarom en tegen wieu we ous wapenenen daarom
verraadt het eeu ongemotiveerd wantrouwen tegen mogendheden die ons thans
nog blijken vau welwillendheid en van vriendschap geven.
De vierde vraag heelt geen opzettelijk antwoord meer noodig. „Zou A. R.
van oordeel zijn (zegt dc schr.), dat wij ons bij een onverhoopten aanval
slechts zonder slag of stoot moesten overgeven." In het begin van dit schrij
ven heb ik daarop het autwoord reeds gegeven en zal er niets bijvoegen.
Vergun mij M. d. R., ten slotte nog een enkel woordwant ik ben niet
voornemens mij met verdere polemiek over deze quaestie in te laten.
De schrijver uit Schagen heeft het doel, dat ik beoogde met mijn eerste
schrijven, verkeerd begrepen. Ik wenschte alleen te betoogen dat neutraliteit
het hoofdbeginsel moest wezen waarvan w ij uitgaan, dat het idee eeucr volks
wapening daarmede in strijd isen dat bovendien zoodanige volksw apening
volstrekt niets tc bcteekeuen heeft.
Volgt hier nu uit, dat ik meen, dat wij encas van oorlog ons slechts zon
der slag of stoot moeten overgeven
Immers neen. In geval van nood zal ieder Hollander tooueu, dat dc aard
onzer voorvaderen ons nog niet verlaten heeft, maar om ous Vaderland tegen
eenen magtigen vijand te beschermen, hebben wij meer noodig dan het sol
daatje spelen in enkele gemeenten door een klein deel der burgerij.
Eu hiermede neem ik van den „opregten Hollander" afscheid. Ik meen
zijne vragen te hebben beantwoord. Uf hij daardoor overtuigd zal zijn weet
ik niet. Van mijne zijde althans kom ik op dit onderwerp niet wederom terug.
Geloof mij steeds, M. d. R. Uw bestendige lezer,
A. R.
Correspondentie.
Het ingezonden stuk van het „Tesselse scheepeboertje Hannis"zal in
een volgend nommer worden opgenomen.
Van 12 19 Julij 1866.
ONDERTROUWD en GEHUWD: Geene.
GEBOREN Frederica, d. van Frederik Stark en Antje Bakker Catha-
rina Margaretha, d. vau Agatus Pieter Jongste en Anna Chistina Dronkers.
Jannetje, d. van Pieter Bruin en Antje Dekker.
OVERLEDEN Hendrik Spigt 15 j., z. van Arie Spigt en Cornelia van
der Wieie (overleden).