BMLIJKE mm DER GEMEENTE TEXEL. De N. li. C. meldt: Wij vernemen met zekerheid, dat de heeren Beijerinck, hoofdingenieur, en Caland, ingenier van den waterstaat, door de regering zijn aangewezen, om met twee Belgische ingenieurs uit te maken de gemengde commissie van arbitrage betrekkelijk de bezwaren, door het Belgische gouvernement tegen de afdamming der Ooster-Schelde opgeworpen. Reeds is de heer Beijerinck naar het terrein vertrokkenen ook de Belgische ingenieurs, die een uitstap naar den Haarlem mermeerpolder hebben gemaaktzullen zich naar Zeeland begeven. Het schijnt dus dat de regering, die in de zitting van 11. Maandag verklaard heeft, dat er nog geenerlei instructie voor de commissie was ontworpen, en nog steeds in gebreke is gebleven de tot deze zaak betrekkelijke stukken aan de Kamer over te leggen, de vertegenwoordiging voor een fait accompli wil plaatsen en de zaak onherroepelijk maken, voor dat de verdere discussien die, gelijk men weet, tot na de overlegging der stukken zijn verdaagd zullen aan de orde komen. In het noorden van Zweden en Finland heerscht een verschrikkelijke hongersnood. De bevolking heeft voor het grootste gedeelte het land verlaten. Velen hebben sedert een geruimen tijd niets anders dan fijn gemalen berkenbast ge geten. In de het ergst geteisterde streken zijn tallooze men- schen van honger, en de uit den hongersnood ontstane ty- phus bezweken. Naar men uit Antwerpen verneemtheeft het bestuur dier stad een gestreng onderzoek bevolen naar alle depots, kelders of magazijnen waar petroleum aanwezig is, ten einde die zoo gevaarlijke koopwaar buiten de stad te doen ver voeren. Men is bezorgd voor een tweede kalf, Het vaartuigje, van welks vertrek uit Nieuw-York vóór eenigen tijd melding werd gemaakt en aan welks be houd men wanhoopte, is na eene reis van 38 dagen, in derdaad behouden te Margate binnengekomen. Het is genaamd Red, White and Blue (rood, wit en blaauw). De bemanning bestond uit twee personen, vergezeld van een hond. Plet Bcheepje is 26 voet langvan ijzer en als eene reddingboot gebouwd. Op den overtogt had men veelal zulk ruw weder dat de ekwipage verklaart het waagstuk niet andermaal te willen ondernemen. De onveiligheid in Bolieme neemt zoodanig toe, dat het niemand aan te raden is zonder sterk militair geleide te rei zen. Tot nog toe zag men slechts kleine troepen van 6 tot 20 man die de reizigers afzetten, maar thans ziet men geheele goed georganiseerde benden. Een dusdanige, ten miste 300 koppen sterke bende, tastte een geheelen trein wagens aan, die haver naar Bohemen bragt, waarbij verscheidene voer lieden gedood werden. In een bosch bij Pardibutz versloeg een Pruisische legerafdeeling een dergelijke op zijn minst uit 400 koppen bestaande bende, nam er honderd van gevangen, die, na eerst behoorlijk met stokken gebeukt te zijn, achter slot *n grendel geborgen werden. Het zijn door den oorlog broodeloos geworden arbeiders. Berfgften betreffende de cholera. j a Den 21 Aug. zijn aanget. overleden. Den 22 Aug. zijn aanget. overleden. Amsterdam 12 6 5 1 's Gravenhage Botterdam 4 7 1 4 7 6 8 1 Gouda. 0 0 0 1 Schiedatn. 1 2 0 0 Dordrecht 0 1 0 0 Utrecht 0 0 3 2 Amersfoort 8 4 0 1 Arnhem 2 2 1 1 Zutpheu0 's Hertogenboagh 4 Haarlem1 0 4 1 0 7 1 4 Groningen 2 1 Van de aangetasten te 's Gravenhageop 22 Aug., woon den 1 te Scheveningen, van de overledenen 0. Wij laten hier een uittreksel volgen uit twee brieven ons welwillend toegestaan door te dezer plaatse wonende familie betrekkingen van eenen Pruisischen militair, die aan den jongsten Duitschen oorlog heeft deelgenomen. 28 Julij 1866. ITct was wel een geluk voor ons dat wij niet tot de inneming van Wec- nen zijn gekommaudeerd geworden, want naar al hetgeen ons nu bekend is, zou dat eene verschrikkelijke worsteling zijn geweestdie al hetgeen reeds gebeurd is, in de schaduw zoude stellen. Doch ik wilde u van mijne avonturen vertellen. Dat wij, na 36 uren gespoord te hebben te Zeitz zijn aangekomen heb ik u reeds geschreven. Van daar overschreden wij do Saksische grenzen, bi- vouacqueerden te Dresden in het park van het koninklijk slot marcheerden verder, gingen de Boheemsche grenzen over en vonden eindelijk het dorp Mechanitz door de Saksers bezet. Gij kunt wel begrijpen dat deze wandelingen juist niet van de aangenaamste waren. Geregeld des morgens ten 4 ure gespten wij onze raadsels aan cu des avouds ten 5, 9, ja zelfs ten 10 ure betrok ken wij öf liet bivonac of werden met 4 a 700 man bij ecu boer ingekwartierd. Het was een verschrikkelijk pleizier, maar het mooiste was nog de honger dien wij leden. Ons bataillon had eeus in drie dagen, van 1 tot 2 Julij, geen kruimken broodw ij leefden alleen van een mondvol vleescb en stinkend water. Al ons roepen om brood was te vergeefs, ons morren hielp nieter was niets. Eindelijk in den nacht arriveerde ecu transport brood en gene- ver. Onder luide vreugdekreten vulden wij onze zakken, aten gelijk wolven, en legden ons weder ter ruste neder, maar niet lang ten 3 ure werd alarm geblazen en een uur later ging het weer aan 't marcheren. Ten 7£ uur werd ous dan gemeld, zoo als ik boven zeidc dat het dorp Mcchauitz door den vijand was bezet. Ons bataillon (ik behoor tot de avantgardo) greep den vijand in den linker llank aan, wij moesten door digt kreupelhout, liet had sterk geregend, doornat kwamen wij voor het dorp aan. Hier llotcn ons de eerste kogels om de ooren, w.ij stuitten voor ceue brecde beek, waar van de brug verbrand was, doch moesten er toch door heen tot aan de schou ders, onder het vuur des vijands. Aun de overzijde gekomeu maakten wij flink gebruik van onze zunduadels ouder een lievig hocrah joegen wij den vijand vooruit. Door onze heetc vervolging, zag bij zich spoedig ge noodzaakt tot achterlating der gewonden, die eerst werden medegevoerd in onze handen vallende, werden ze zoo goed mogelijk verzorgd. In Lupno vatteden de Saksers weder post. We werden geruimen tijd opgehouden door het om en doortrekken van den moerassige» grondcu de vele wateren en plassen, daar de vijand alle bruggen achter zich vcruield had. Hier was het alsof het kogels regende. Onze kapitein, 2 onzer luitenants en vele soldaten van ons bataillon sneuvelden; toch trotseerden wij de vijandelijke kogels en granaten voorwaarts ging het, ecu bosch door, tot wij nabij liet dorp kwa men, waar Oostenrijkers en Saksers zich verschanst hadden. Tocu door openo korenvelden ging het er op los. Het dorp lag op eene hoogtedaar aan gekomen verwelkomde ons uit de huizen een hagel vau kogels zonder dat wij iets levends in het gezigt konden krijgen. Toch was het kommandosnel vuur, op den rook van den vijand af, zoo veel mogelijk voorwaarts rukkende. Vóór ons klcingeweervuur en ter linker zijde Saksische artillerie, die ons op gra naten trakteerde. Na de inneming van het dorp vertoonde zich een aller droevigst beeld der vernieling aan ons oog. Ons suelvuur had verschrik kelijk gewerktachter de doorboorde verschansingen lagen lioopcn dooden en verminkten. Onze artillerie had het dorp in brand geschoten wij bc- bezetteden terstond eeuige huizen en beschoten van daar uit den aftrekkende» vijand. Naauwelijks had ook ik in een der huizen post gevat, of liet werd door een granaat doorboord, dezelve kwam voorin en ging achteruitraakte eenen eikenhouten balk zoodanig, dat een splinter daarvan mijn linkerwang trof. De wonde was ligtdoch mij geen tijd gunnende ze te verbinden, geraakte ik geheel en al bebloed. Nu vereenigdc zich ons bataillon, het brandende dorp vorlatendeen eeu ieder zocht naar zijne kameraden maar helaas, velen waren niet meer, en menig dappere lag hulpeloos en met verminkte leden op het slagveld. Prins Garl vervolgde den vijand, en tot laat iu den nacht hoordcu wij het don deren van 't geschut. De verwarring onder de terugtrekkcudcn was zoo groot, dat zij onder den roep„red zich wie kan," in wilde vlugt huil behoud zoch ten. Wij bivouacqecrdcn op het slagveld, vermoeid en uitgehongerd lcgdeu wij ons op den grond neder na een oogenblik rustens doorzochten wij onze broodzakken, zij waren ledig. Een mes te nemen, van ecu dood paard ccnigc reepen af te snijden, was het werk van een oogenblik, en ik verzeker u dat ik iu lang zulk eeu heerlijk maal niet genuttigd had. Ten slotte nog iets nieuws. Twee uren voor Wcencn werd ik benoemd tot Königlich-Preussiscber Uuter-ofllcier, on verzoek du3, het adres van uwen volgenden brief daarnaar te wijzigen. Wij bevinden ons thans op marsch huiswaarts; nog ecue 130 geogr. mijlen en wij zijn cr. Vau de elcnde der bewoners dezer streken, zal ik u later eens schrijven. 11 Aug. Thans, nu wij ons weder op marsch huiswaarts bevindeu, cn wel op den uitersten vredesvoet, dat wil zeggen 3 dagen marcheren en den vierden rust dag houden, beu ik meer in de gelegenheid u berigt van mij te geven. Het aartshertogdom Oostenrijk met het schoone Weenen ligt weder achter ons wij deelden in het lot van wijle Mozes. Ook wij mogten het land der belofte (Weenen) van eenen berg uit, in de verte zieu wij geloofden, daar komende, ons in melk en honig te kunnen baden, maar de grootc heeren der Iieirschareu geboden „halt" tot hierheen en niet verder, verlaat decz' dreven en gaat heen in vrede tot het land uwer vaderen. Gaat heen in vredemaar het is een mooije reis. Zoo heerlijk en schoon het land zelf is (wij bevinden ons thans weder iu Bohemen) zoo ruw en on beschoft zijn deszelfs bewoners. Het ziiu compleet wolven arm, smerig, vol ongedierte, met lange haren en baarden, in vodden gekleed ziedaar het beeld van eenen Bohecmschen plattelandbewoner, en daarbij spreken zij geen woord Duitsch. zij ontvangen ons iu woede en vrees en roepen maar „Prietsch Prietsch 1" dit heet „alles is op." Hoe het ons na gaat kunt gij denken, daar wij ten laste der bewoners ingekwartierd worden goedschiks kunnen wij ook het minste niet van hun verkrijgen en verschaft wordt ons niets. Wij moe ten dus dikwijls geweld gebruiken om niet, na op het slagveld gespaard to zijn, nog eene prooi des hongers te worden. En daarbij heeft zich nog een nieuwe vijand bij ons voorgesteld, de zoo onwelkome Aziatische gastde cholera. Allerdroevigst is liet te zien zoo veel offers als hij wegmaait. Verleden nacht lag ik met nog een onder officier in een soort kamer op stroo te slapen, toen zich weder een man van mijne sectie als ziek aanmeldde. Hij klaagde over smart en misselijkheid, ik ruimde hem mijn leger, haalde den doctor, en toen ik terug kwam enfin, ik heb het gezien, en hoop cr voor gespaard te blijven. Naar onze berekening zijn wij den 21 dezer to Pilscn, vau waar wij per spoor verder vervoerd zullen worden. Van 16 23 Augustus 1866. ONDERTROUWD Cornelis Kuiper, veehouder, 23 j. en Marretje Kcij- ser, 20 j. GEHUWD Simou Wuis en Elizabet Remmers. GEBORENMarretje, d. vau Andriua Holenbeek. Klaasje, d. van Meindert Zegel en Maatje van der Wal. Martje, d. van Picter Bakker eu Dina Kooiman. Luit z. van Jacob Jacobsz. Bakker en Hilgen Kooi. Jacob, z. van Jacob Brcmer en Trijntje Koning. Jan, z. van Harmeu de Wijn en Dirkje Groenereld. Albert, z. vau Cernelis Klaasz. Kikker' en Josina Blom. Willem, z. van Aric de Waard en Amplona Ilaamstéc. Jan, z. van Jan Smit Jz. Junior en Antjc Selser. OVERLEDEN Dirkje Brouwer 26 j., gehuwd met Cornelis Dijker. Kaatje Pronk 85 j., weduwe van Jacob Pieterz. Dro3. Trijntje Kalf 51 j. gehuwd met Arie Koning, everleden te Rotterdam. MAKKTBEKIGTEN. SCHAGEN 23 Augustus. 4 Paarden f 40 n 70. 2 Stieren f 85 h 90, 17 Magere Gelde Koeijcn f 100 h 140. 15 Vette Gelde Koeijen f 150 a 200. 10 Vaarsen f 60 il 90. 8 Nuchtere Kalveren f6 h 10. 360 Magere Schapen f8 a 10. 220 Vet Schapen f 18 22. 25 Lammeren f8all. 6 Bokken cu Geiten fl.50

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1866 | | pagina 3