HELDERSCIiE COURANT. BIJVOEGSEL behoorende tot No. 615, van Zaturdag 20 April 1867. Zitting van den Gemeenteraad, op Dingsdag den 16 April 1867. Voorzitter de heer Mr. K. J. C. Stakman Bosse. Secretaris de heer L. Verhey. Tegenwoordig 13 leden. Afwezig de heeren PapineauSlebe Zur Muhlen en de Lange. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed gekeurd. 1.) Beè'ediging van het jongst gekozen lid. De heer C. Berghuijs legt in handen van den Voorzitter de gevorderde beloften af en neemt zitting. 2). Geldelijke zaken Weeshuis. Het ingekomen verzoek tot af-en overschrijving van ©enige*» posten wordt toegestaan met algemeene stemmen. 3). Geldelijke zake:- Burgerlijk Armbestuur. Het ingekomen verzoek tot af- en overschrijving van eenige posten wordt met algemeene stemmen toegestaan. 4). Mededeeling van ingekomen stukken. a. Een in de vorige vergadering door den heer van Strijen ingediend voorstel, tot het benoemen van eene commissie, om te onderzoeken in hoeverre het wenschelijk en uitvoerbaar is, om in deze gemeente eene inrigting voor middelbaar onderwijs daar te stellen. De Voorzitter verleent ingevolge het reglement van orde het eerst het woord aan den Voorsteller tot nadere toelichting van zijn voorstel. De heer van Strijen zegtMijnheer de Voorzitter, in deze zaak moet ik vooropzetten mijne bevreemding, dat, aangezien het re glement van orde, door uw teregt aangemerkt, bepaalt, dat aan den voorsteller het eerst het woord zal worden verleend, mijn voorstel reeds in de vorige vergadering, reeds bij de indiening daarvan, door een der leden is besproken. Voorts wil ik over gaan tot mededeeling mijner gedachte-wisseling over het te be handelen voorstel. In Januarij vroeg ik inlichtingen over het middelbaar on derwijs en ontving tot antwoord: dat deze zaak do aandacht van B. en W. niet ontging. In de voorlaatste vergadering leverde ik omtrent deze aan gelegenheid een schriftelijk voorstel in. Zoo als ik op dat oogenblik aanmerkteheeft ook reeds de Wethouder Bakker, in Januarij 1864, een tweejarig tijdvak genoemd, waarin met het verstrekken van middelbaar onder wijs kon gedacht worden begonnen te zijn. Daar een zesjarig tijdvak bij de wet is aangewezen, dat zeer begint in te krimpen, en de zaak van groot gewigt is, zoo wat het wenschelijke aangaat, als wel uit een uitvoerbaar of finantieel oogpunt, zoo beschouw ik het onderzoek en de behandeling nu reeds volstrekt niet om met huivering te be groeten, zoo als het lid de heer de Breuk zich in eene vorige vergadering uitdrukte maar wel om in tijds te overwegen wat in deze met goede overtuiging gedaan moet worden. Het middelbaar onderwijs tochzooals dit nog ten liuidigen dage, evenals voor 25 jaren, met eene bijzondere kleine wij ziging verstrekt wordt, bleef niettegenstaande de ontzettende toeneming der bevolking ia al die jaren, zoo wat in denzelfden staat, en al vereenigen zich ook verscheidene leden om die staat van zaken te blijven huldigen en al vereenigd zich in één onderwijzer alle kunde en bekwaamheid dan blijft het eene onmogelijkheidals mijn gevoelen, dat de meeste vakken van middelbaar onderwijs door één man aan tal van leerlin gen met goed gevolg onderwezen kunnen worden en de be hoefte aan dat onderwijs op beter schaal zal dagelijks, met het oog op de examens voor jongelieden, nog meer gewenscht worden. Ik vermeen in het kort aangetoond te hebben, dat het wen schelijk is in eene gemeente van ruim 17000 zielen, die door de aanneming van het budget van Marine en Oorlog en door de spoorverbinding een grootsch bestaan tc gemout gaatliet wenschelijk is dat wij niet langer bij het oude blijven stilstaan, maar dat het middelbaar onderwijs krachtige ondersteuning vereischt ter uitbreiding en verbetering. Met het oog op de uitvoerbaarheid op het liuantiecl gebied, hoorde ik in eene vorige vergadering cijfers noemeD, die mij verbaasdendoch die ik in geen enkel geval regt laat weder varen. Ik wenschte af te wachten hoedanig eene commissie, die ik tot het onderhavig onderwerp, buiten mij wel zie be noemd over het voorstel, zoo eenvoudig als het daar ligt zal oordeelen en houd mij stellig overtuigd, dat zonder groote. offers, of liever zonder de lasten der ingezetenen nog meer te bezwaren, eene inrigting, als waarvan hier sprake is, in het leven kan geroepen worden. Op finantieel terrein gekomenstaan hiermede nog zoovele andere zaken in verband dat ik dit punt meer omvangrijk en gewijzigd, in eene volgende vergadering wil ter tafel bren gen, ingeval, of de uitspraak over het onderwijs, öf die eener commissie als door mij bedoeld, gevoelens of een verslag zou uitbrengen waarmede ik mij niet zou kunnen vereenigen. Ik houd mij dus aan het voorstel, om eene commissie te be noemen tot onderzoek in hoeverre het wenschelijk en uitvoer baar is om eene inrigting tot verbeterig en uitbreiding van middelbaar onderwijs in het leven te roepen. De Voorzitter zegt: Ten opzigte van uwe verwondering, dat in een vorige vergadering een der leden het woord heeft gevoerd moet ik u antwoorden dat gij zelf daar aanleiding toe hebt ge geven, want uw voorstel is eigenlijk geen voorstel. Wij hebben ten aanzien van de daarstelling eener burgerschool geene keuze, men moet niet uit het oog verliezen dat deze zaak imperatief en niet facultatief is, het staat niet aan ons om eene dergelijke school op te rigten of nietde wet gebiedt ons hier te han delen, maar heeft een tijdvak van 6 jaren gelaten; het is daarom dat uw voorstel eenige leden direct gefrappeerd heeft. B. en W. hebben eenmaal gezegd, dat met de daarstelling ter bekwamer tijd zal worden aangevangen, het is dus alleen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1867 | | pagina 7