generaal mr. P. Mij er, naar aanleiding van eene correspon
dentie uit Indie in de N. R. Gt.y -waarin gemeld wordt, dat
de heer Mijer in het bestuur van Indie de onmogelijkheid
inziet om conservatieve beginselen toe te passen en zelfs zou
weigeren het besluit in te trekken, dat de bevolking niet
verder dan 4 palen behoeft te loopen om nieuwe koffij tuinen
aan te leggen.
Het Dagblad verklaart
»Van mr. P. Mijer kan ons niets meer verwonderen;
»De heer Mijer heeft èn het ministerie èn de conservatieve
partij gefopt;
«terwijl de conservatieve partij in hem den man van be
ginselen zag, schijnt de heer Mijer daarentegen niets anders
op het oog gehad te hebben dan den zetel op Buitenzorg, en
het veel gemakkelijker te hebben gevonden dat doel te be
reiken door zijne beginselen los te laten, dan ze te blijven
verdedigen".
Ziedaar dan alles bevestigd hetgeen van den eersten dag
af door ons en onze vrienden gezegd is en door de conser
vatieven heftig is bestreden; daarvoor is de natie onder ver-
radelijke leuzen tegen de liberale rigting opgezet en verwar
ring en schade toegebragt aan geheel ons constitutioneel leven.
De liberalen kunnen juichen! zegt het Dagblad.
De liberalen kunnen alleen daarover juichen, dat zelfs een
man, die, volgens het Dagbladonze beginselen »met moed
en talent" bestreden en daarvoor geleden heeft, de onmoge
lijkheid erkent zijne beginselen op koloniaal terrein in toe
passing te brengen, als versleten en strijdig met de welvaart
van moederland en koloniën.
Maar over ellendige mystificatien van Koning en Vaderland
om buiten zorg te geraken, juicht de liberale partij niet; dat
laat zij aan de dagbladmannen over.
Wij wenschen de vraag te doen, of de heeren ministers nu
den stap bij Z. M. den koning zullen gaan doen, die de heer
Keuchenius hun onlangs dringend verzocht te verrigtentot
den Koning te zeggen, dat zij gedwaald hadden.
Dezelfde motieven van afkeuring van de benoeming van
mr. P. Mijer, negen maanden vroeger door de liberalen ge
zegd en geschreven, worden nu nog heftiger door de conser
vatieven uiteengezet.
En wat zou nu het constitutioneel leven beteekenen, zoo
de meerderheid van eene vertegenwoordiging niet mogt uiten,
hetgeen zij, die haar verguisden, later als de volle waarheid
zelve uitschreeuwen?
De vorige Tweede Kamer is ten volle ger egt vaar digd.
Maar het tegenwoordige Kabinet, zegt het Dagbladwas
dupe; thans wordt het tijd te handelen, of het wordt com
plice. De toestand is langer onhoudbaar. Indië is aan ver
keerde handen toevertrouwd.
Wat moet het Kabinet doen?
Tot Z. M. den Koning gaan en de terugroeping van mr.
P. Mijer vragen, met al de gevolgen van zulk een stap?
Begrijpen de conservatieven wat zij vorderen?
Op onze beurt vragen wij nu: of het Dagbladdat de mi
nisters nu ten volle verantwoordelijk stelt, ook de stelling nog
onderschrijft, vroeger met zoo veel ophef en kwade trouw
verkondigd, dat voor de benoeming van een Gouverneur-Ge
neraal niemand verantwoordelijk is in Nederland, want het
geldt eene daad betreffende 'sKonings opperbestuur?
Maar dan zal terugroepen van een landvoogd ook wel in
dezelfde cathegorie vallen en dan kan men bij deze ministers
daarop niet aandringenzij kunnen er niets aan doende
Koning alleen is, volgens uwe eigene leer, bevoegd terug te
roepen en te benoemen.
De conservatieve partij vergoelijkte de mystificatie, verde
digde de benoeming van mr. P. Mijer en schokte door zulke
drogredenen de grondslagen van ons constitutioneel leven.
Zij heeft eerst après coup herkend, dat de liberalen gelijk hadden.
Zij zal oogsten wat zij gezaaid heeft, nu zij op hare beurt
»de handigheden" van mr. Mijer erkent.
Of mag een conservatief man alleen de liberale partij "foppen"
en niet zijne voormalige geestverwanten?
Tn Erankrijk worden nu, naar de vinding van kapt.
Lerouxook de ijzeren schepen tot wering van den invloed
van 't zeewater bekoperd; een laag mastiek wordt tusschen
het koper en het ijzer gebragt.
Tn een brief uit Martinique, door de Ship ping and
Mercantile Gazelle medegedeeld, leest men het volgende:
//Het Pransche schip Henri IF is van Macao hier ter
reede gearriveerd. Deze bodem kreeg den 22 December 11.
450 chinesche emigranten aan boord, om ze naar Cuba over
te brengen. Onder deze koelies werden reeds bij den aan
vang der reis eenige teekenen van verzet opgemerkt, die later
in formelen opstand overgingen. Zij wapenden zich met
alles wat zij konden magtig worden, en vielen de stuur
lieden en equipage aan. Deze laatste zag zich verpligt,
ter zelfverdedigingvan de wapenen gebruik te maken,
en eerst na het dooden van twee der muiters werd de orde
hersteld. Later liet de kapitein ten einde de chinezen in
bedwang te houden het hoofd van den opstand aan den
grooten mast ophangen. Gedurende het overige der reis
moest de equipapc met revolvers in de hand het scherpste
toezigt op de koelies houden. Het schip is hier binnenge-
loopcn om de noodige assistentieten einde de reis veilig
te kunnen voortzetten. Eenige der Chinezen zouden bekend
hebbendat zij en velen hunner medgezellen alleen als emi
granten aan boord gingen met het voornemen zich van het
schip meester te maken. Zij hadden hun plan terstond na
het verlaten Macao willen uitvoerendoch waren door om
standigheden daarin verhinderd geworden.
Een berigt uit Nieuw-York behelst de volgende bij
zonderheden betrekkelijk het vraagstuk van den handenarbeid,
gelijk het in de Yereenigde Staten wordt genoemd.
De arbeidstakingen van werklieden, wier diensten bij het
bouwen of herstellen van huizen noodig zijnhebben eenen
zorgbarenden omvang bekomen. Men heeft zich genoopt ge
zien om aan de timmerlieden, de huisschilders en de met
selaars drie vier dollers dagloon te betalen. Die overdre
ven verhoogiug van het werkloon heeft eene belangrijke rijzing
van den huurprijs der woningen veroorzaakt; en vele lieden
die niet rijk zijn maar toch eenig vermogen bezitten, achten
reeds het verblijf elders verkieselijk boven dat te Nieuw-York.
In Nieuw-Jersey hebben de arbeidslieden in de kolenmijnen
verhooging van hun dagloon tot negentien francs verkregen.
Iu die omstandigheden kan men bezwaarlijk instemmen
met de klagten van zekere dagbladen over dwiuglandij van
de kapitalisten en over den nood der arbeidende volksklasse,
integendeel, wie handarbeid kan verrigten kan zich in Amerika
een onbekrompen bestaan verschaffen; maar wie leeft van de
opbrengst van zijn kapitaal ziet zijne welvaart van dag tot
dag afuemen.
De wereldtentoonstelling te Parijs is de vierde van
dien aard. Het eerste denkbeeld echter tot dergelijke ex-
positiën is van Nederland uitgegaan, alwaar, en wel te
Leiden, in 1699, de aanvangsproeve werd ondernomen,
't Was inderdaad eene wonderlijke combinatie van dingen
die men er bijeenverzameld zag. Er bevond zich aldaar,
o. a: Een Noorweegsch huis uit balken zamengesteld, de
hand eener sirene een krokodil; eenige meteoorsteenen;
eene Laplandsche broek en een paar Poolsche laarzen; het
model van een Engelsch mes; de kaak van een zaagvisch;
de ooren van een dief, die gehangen was; eene lamp, die
onder de aarde brandde en meer dergelijke curiosa.
OPMERKINGEN EN AANTEEKENINGEN
YAN EEN
DANSMEESTER.
Slot van No. 616.
Wacht, (lacht ik straks volgt cr nogwij moesten dus uw hono
rarium maar zamen declen. Ik vergiste mij. Kom, zeide hij, laten wij
een glas champagne drinken op het welzijn van de dames en de uitvinder
van de bekoorlijke danskunst, die man zou ter eero van de lieve dames en
de edele danskunst in staat zijn, om repetitie te houden voor een vuur
werk of een ombrepavtijtje.
De champagne werd ons door mijn neef, in onze stad de eenige gestu
deerde man in het vak vau bediening, aangeboden.
Champagne maakt de toug los en geeft voor een oogenblik wel eens wat
vrijmoedigheid. Zoo ging het mij.
„Mijnheer 1" zeide ik, „ueein het mij niet kwalijk; maar hoe iemand er
genoegen in kan vinden om voor liefhebberij balletmcester te spelen, en op
een koudeu, lossen winterdag, betrekkelijk dun gekleed, in een volle zaal
repetitie te houdeu, dat begrijp ik niet."
„Ik neem het u niet kwalijk, volstrekt nietmaar gij hebt nooit harts-
togt gekend."
„Ik geen harde togt gekend, goede Hemel I"
„Hartstogt I HartstogtO 1 gij kunt u het genot niet voorstellen wat ik
in het dansen vindt, niet de passen zelve, maar de kennismaking met zoo
vele zwevende engelen. (De mau werd aandoenlijk en leunde vertrouwelijk
op mijn schouder.)
Ik kan de wereld en al haar leed vergeten in een wals met eene blondine
of brunette, of zoo de zaal rondzwevende dan komt mij alles hier op deze
aarde zoo nietig voor.
Waarom danst men niet meer, er is troost in het dansen. H e i n e heeft
gezegd „vroom dausen is een gebed met de beenen."
Zoo is het ook.
Er zijn menscheu die ten minste eenmaal in het jaar den Rijn opvaren;
ik moet eenmaal in de maand dansen; in den winter elke week. Ook ben
ik naauwkeurig bekend met alle bals in den omtrek, ik ga er voor uit de
stad, het is een behoefte, een levensbeginsel voor mij geworden 1
Ziet nu eens hoe of de oogen van die lieve afgodbeeldjes op mij gerigt
zijn, en mij als het ware smeekende vragen en zeggen „ons geluk is in
uw handen, geen pauze in het geluk s. v. p., laten wij dansen en zweven."
De man geraakte geheel in vervoering, liet mijn schouder los en nam
zulk een overwinnende, zegevierende houding aan, rigtte zijn oogen zoo vu
rig en doordringend naar het plafond, dat ik bepaald dacht, hij zal er een
gat in kijken, en tot verbazing van de lieve dames er in opstijgen, zoo naar
hooger spheeren, om daar als een boterkapel in het luchtruim te fladderen
en niet eerder te rusten voor dat hij er een „conservatoire de danse"
heeft opgerigt.
Niemand moest zijne werkzaamheden 's morgens aanvangen (had hij mij
nog gezegd) voor dat hij gedanst had, de broederzin zoude er door vermeer
deren, de beschaving en goede manieren zouden er door winnen. Ik ontstel
(ging hij voort) als ik iemand zonder handschoenen zie en met schoenen aan
dub beid gezoold. Zoo'n individu is een bepaald tegenvoeter van de Balzaal.
O de tijd zal komen dat er voor die onbetamelijke wezens geen plaats
meer is. Wat spreekt men van zendelingen naar verre gewesten, dans
meesters met een lief orkestje moesten zich naar de binnenlanden van Afrika
inschepen, zij kunnen beschaven niemand anders. De slavenhandel
zoude ophouden, want wie zal een negerinnetje verkoopen als hij een vis
a vis noodig heeft.
Ik stond stom van verbazing. Zoo had ik nog nooit over de danskunst
hooren spreken. De man had mij voor een oogenblik mijn non-activiteit
schap doen vergeten.
Hij vertrok niet door het plafond, maar werd door de dames omsingeld.
De dans nam op nieuw een aanvang.
In weerwil van de champagne kwam ik neerslagtig te huis, ik vertelde
onmiddelijk mijne vrouw het voorgevallene. Dat is niets zeide zij kalm
en zacht wie u ook aan de deur moge zetten, mij zijt gij steeds welkom
als voor veertig jaren. Die eenvoudige woorden gaven mij moed en troost,
ik maakte in mijne verbeelding eene gracieuze dos a dos aan het publiek en
sliep rustig in.