SCHAGER NIEUWS. 31nge50it&m. in die van Muiden, aan de aanlegplaats bij liet huis Zeeburg in de gemeente Diemen en door de sluizen te Spaarndam mogen runderen, schapen, varkens, bokken en geiten, af komstig uit Friesland, Groningen, Overijssel of Drenthe, direct van daar over zee (uit Drenthe door Overijssel, uit Groningen ook door Friesland naar Harlingen, en van daar over zee) worden aangevoerd, mits voorzien van een bewijs van herkomst, vermeldende de namen van het vaartuig, van den schipper en van de plaats van bestemming, alsmede het aantal, de soort en de kleur van haar der ingeladen dieren, en afgegeven door de daartoe van wege het openbaar gezag aangewezen personen, in Friesland: te Harlingen, Makkum, Workum, Hindelopen, Stavoren of Lemmer; in Groningen: te Groningen, ZoutkampTermunterzijl of Delftzijlin Overijsselte Zwolle, Kampen, Zwartsluis, Hasselt, Gene- muiden, Blokzijl of Kuinre. Door de commissie van examen in de provincie Noord- holland zijn van 24 April tot 11 Mei jl. geëxamineerd: voor de acte van hoofdonderwijzer 46, toegelaten 4, afge wezen 42; voor die van hoofdonderwijzeres 12, toegelaten 8afgewezen 4voor die van hulponderwijzer 85toegela ten 28, afgewezen 57; voor die van hulponderwijzeres 53, toegelaten 34, afgewezen 19; voor de Fransche taal 19 onderwijzers, toegelaten 3, afgewezen 16; 20 onderwijze ressen, toegelaten 14, afgewezen 6; voor de Engelsche taal 6 onderwijzers, toegelaten 1, afgewezen 5; 24 onderwijze ressen, toegelaten 14, afgewezen 10; voor de Hoogduitsche taal 4 onderwijzers, toegelaten 2, afgewezen 2; 7 onderwij zeressen, toegelaten 5, afgewezen 2; voor de wiskunde 17 onderwijzers, toegelaten 7, afgewezen 10; voor het teekenen 18 onderwijzers, toegelaten 7, afgewezen 11; voor de gym nastiek 10 onderwijzers, toegelaten 8, afgewezen 2; voor de handwerken voor meisjes 39 onderwijzeressen, waarvan 28 volledig geslaagd, 9 gedeeltelijk en 2 afgewezen zijn. Maandag avond 11. is in den ouderdom van 79 jaren in den Heer ontslapen, de Hoogwaardige Heer Bernardus Hofman, buitengewoon geheim kamerheer van Z. H. Pius IX, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, kanunnik van het kathedraal kapittel van Haarlem en deken van Amsterdam. Te Venlo ziet men thans 28 spoortreinen per dag in plaats van 4 in 't vorig jaar. De pacht der restauratie aan 't station is van f200 op f2400 gestegen. In de residentie is aangekomen en aan het hotel Paulez afgestapt de heer H. A. Chapin, fabriekant, komende uit Parijs. Deze heer is bij Z. M. den koning ontvangen tot ijpt doen bezigtigen van een nieuw model geweer. Maandag zijn met hedoeld geweer op het veld, in tegenwoordigheid van den Minister van Oorlog, proeven genomen. De verschillende tijdingen bevestigd de hoop op een duurzamen vrede. De Fransche Moniteur deelt mede, dat de Keizer heeft beslotenlo om de onderofficieren en manschappen der lichting van 1860 en 2o de vrijwilligers van het actieve leger, wier diensttijd den 31sten December 1867 eindigt, onverwijld naar hunne haardsteden terug te zenden. Dit besluit van den Franschen Keizer is van veel gewigt. Volgens een brief uit Hamburg aan de Presse zal deze vrije stad weldra het lot van Frankfort a/M deelen eu bij Pruisen ingelijfd worden. Het groote bezwaar tegen deze inlijving ligt in de openbare schuld. De senaat verlangt dat Pruisen het geheele bedrag der Hamburgsche schuld zal overnemen, doch het kabinet van Berlijn wil dat zij stede lijke schuld blijve. Aan den burgemeester Waller worden de volgende woorden in den mond gelegd: «/Door den Noordduitschen Bond is onze autonomie tot nul herleid. Derhalve zou onze vormelijke inlijving bij Pruisen ons niet magteloos makenwij zijn het reeds. Ons bestaan als han delsstad eischt de handelsvrijheid, en deze wordt ons ge waarborgd door Pruisen. Stellen wij ons tevreden met die vrijheid, omdat er misschien eens een tijd komen kan, waarin ook zij ons ontnomen kan worden eu dan zouden wij ten eenenmale ten gronde zijn gerigt." Het geregtshof van llichmond heeft Jefferson Davfs onder borgstelling vrijgelaten. Hij moetin November voor komen. In de Echo du Parlement leest men de volgende karakterschets van het Engelsch Parlement. "Men slaapt veel in de Kamer van Volksvertegenwoordigers in Engeland. Op dagenwanneer er interessauten debatten zijnmag het lid, dat op zijn eigen plaats wenscht te zitten, zich wel ten 3 ure des voormiddags naar de vergaderzaal begeven. Daar de bijeenkomsten altijd tot twee uren (des morgens zegt het blad) duren, is het onmogelijk om niet een gedeelte van de zitting met slapen door te brengen. Daarom dan ook slaapt alles. Niet een der leden bemoeit zich met alle zaken, niemand slaat acht op discussien waarin hij zich niet gemengd heeft en bij de stemming is het ook beter te slapen dan afwezig te zijn. 't Is beter op zijn post te slapen dan ze te verlaten. De heer Stuart Mill (de groote agitateur) slaapt zoo wat twee uren. met zijn hoofd in zijn handen, eu heeft dan ook een plaatsje uitgekozen dat hem daartoe de gelegenheid biedt. Met hetzelfde doel draagt graaf Russell een hoed met breeden rand. Lord Palmerstoud volgde zijn voorbeeld. De heer Gladstone spreidt zich uit en legt zich zoo lang hij is te slapen; de vertegenwoordigers die bij den president staan om hem te spreken, gebruiken bem tevens voor een leuntje. Lord Halifax, oud-minister van koloniën, rekte zich uit en geeuwde zoo hoorbaar met open mond, dat men (gelijk, men wel gelieft te zeggen) het in Bengalen kon hooren. Op de expositie te Parijs zijn ook violen met vrouwen haren bespannen. De uitvinder beweert dat blonde haren andere toouen geven dan zwarte, roode andere dan bruine'. Prüme's //Melancholie" moet gespeeld worden op de huren van eene dweepster in de maneschijn en Tartini's //Teufels phantassie" op de haren van eene Xantippe. Geachte Mede-Schagenaren Het zal u, hoop ik, niet geheel onverschillig zijn, ook mijn gevoelen te vernemen omtrent de verkiezing van een gemeenteraadslid op aanstaanden Dingsdag den 21 dezer. Ik zeg dit te hopenen wel om de eenvoudige reden, dat naar mijne bescheiden meening, het oordeel van iemand, die, moge zijn taal ook soms een weinig bitter zijn, toch immer de waarheid zegt, zijne overtuiging uitspreekt en het goede wil, dat, zeg ik, het oordeel van zoo iemand althans eenige waarde kan bezitten. In elk geval, ik weet dat ge dit van mij gelooftwordt het uitgesproken zonder aanziens des per soon s alleen met het oog op dat, wat Job zoo zeer ter harte gaat, het belang, de welvaart zijner medeburgers. Er zijn gelijk gij weet drie candidaten gesteld, de heeren de Jongh van Arkel, Simon Buis en Jan Asjes. De strijd zal dus waarschijnlijk loopen over deze drie personen. Wat de eerste candidaat betreft, acht Job het onnoodig daarover vele woorden te verspillen. Wie de burgerij wil wijs maken, dat een ambtenaar, een soort van trekvogel, die slechts bij die plaats belang heeft welke het meeste tractement oplevert, de man bij uitnemendheid zou zijn om Dorbeck te vervangen, geeft zich onnoodige moeite, en Job wil het gezond verstand der kiezers niet beleedigen, door, ook maar een oogenblik te onderstellen, dat zij niet iemand in den raad zouden brengen die zelf onmiddelijk belang hebbende bij de ontwikkeling en welvaart der gemeente, daarin eene drangreden te meer vindt, om de bronnen daarvoor opte sporen en te doen vloeijen. De candidatuur des heeren van Arkel, houdt Job voor een grapje, niets meer. Anders is het met dien van den heer Buis. Job kent Buis, en constateert hier gaarne, dat hij is een der meest ontwik kelde en verstandigste landlieden der gemeente, iemand die in den raad uitmuntend op zijn plaats zou zijn, en dus bij uitnemendheid geschikt om den heer Timmerman of C. Smit te vervangen, die beide dit jaar moeten aftreden, en, hoopt Job, het voorbeeld van den heer de Heer zullen volgen en hunne welverdiende rust nemen. Maar ditmaal moet naar Jobs oordeel, opdat het burgerlijk element niet ten eenemale uit den raad verdwijne, de heer Jan Asjes de man zijn die Dorbeck vervangt. De heer Asjes toch is een onafhankelijk burger, die gedurende een reeks van ruim twintig jaren zich de algemeene achting ruimschoots heeft verworven, die, en hierop hebben de handeldrijvende en neringdoende kiezers bij zonder te letten, meer dan iemand andersbittere ervaringen heeft en weet te spreken van den hoogstdroevigen toestand onzer waterwegen, en alzoo juist de persoon is, om de man nen der watervrees te bestrijden en de kanaalzaak te beplei ten. Daarenboven is, de heer A. meer dan vele onzer inge zetenen, in de gelegenheid geweest kennis te nemen van zoo veel wat in andere gemeenten tot bevordering van algemeen belang is of wordt gedaan, en hier helaas nog steeds ontbreekt. Wilt ge dus mede-ingezetenen, eene naar Jobs meening, goede keuze doen, wilt ge dat er eindelijk iets gedaan worde, voor de ontwikkeling van marktwezen en burgerwelvaart, laat u dan niet door drogredenen misleiden, of door boemannen vrees aanjagen, maar brengt uwe stemmen onverdeeld uit op den heer JAN ASJES. Job. Weeringen, 15 Mei 1866. Voor de vacature ontstaan door het overlijden **an den weleerw. heer G. Leemhuis, hebben zich aangemeld can didaten het zijn de heeren Brunwer Vledder Speekman Bakker, Maulijn, Seis en Klooswaarvan eenigen reeds voor de gemeente optraden. Men kan zeggen dat dit getal zeer gering is, in vergelijking met het aantal candidaten in gemeenten, die ongeveer met Wieringen gelijk staan. Het schijnt dat een soort van water vrees die heeren bevangen heeft, misschien zijn er ook andere redenen voorzoo hoorde ik onlangs een gevalletje, nl. dat een candidaat informatien omtrent Wieringen inwinnende, ten antwoord kreeg, dat Wieringen een eilandje was midden in de Zuiderzee, bestaande uit een karige eentoonige zandgrond zonder boomen, waar geene andere verversching te bekomen was dan een weinigje zeevisch. Bij zulk een recommandatie kan het ons dan geenszins verwonderen, dat deze gemeente bij hen weinig in den smaak valt. Maar hebben dan die geleerde heeren zelf zoo weinig kennis van de ge steldheid van het land, om zulk eene opgaaf voor waar aan te nemen? Waarom dan niet de een of andere plaatselijke be schrijving geraadpleegd, bijvoorbeeld: »Het eiland Wieringen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1867 | | pagina 2