HEJLP U ZEL.VEW. n allertreurigst ongeval heeft in Amerika, dikwijls aan droevige gebeurtenissen, voor korten tijd plaats De stoomboot Sea Bird in geregelde dienst op liet meer Michigan, was ten half zeven ure in den morgen in het gezigt van Waukegan, toen eensklaps brand aan boord uitbarstte. Een honderdtal personen, waaronder Sa 10 vrou wen en 7 a 8 kinderen, waren op het vaartuig. Slechts 2 personen zijn aan deze ramp ontkomen, de heeren C. A. Cham- berlain en Edwin Hennebury. De lieer Hennebury verhaalt, dat hij des morgens ruim 6 ure, op het achtergedeelte van het vaartuig een dikken rook ontdekte, komende uit eene groote hoeveelheid koopwaren. Onmiddelijk werd door hem alarm gemaakt en brand geroepen. De equipage en de passagiers kwamen in de grootste ver warring op het dek. In minder dan vijf minuten was het achtergedeelte der boot geheel in vlammen gehuld. Het is zeker dat verscheidene vrouwen den tijd niet gehad hebben hare hutten te verlaten, zoodat waarschijnlijk verscheidenen in hare legersteden met hare kinderen zijn verbrand. Het scheepsvolk had getracht de booten te water te brengen, doch zonder gunstig gevolg. De kapitein Yates, van de goëlet Cordelia, was op 5 of 6 mijlen afstands, toen hij den brand zag. waardoor de Sea Bird werd verteerd. Hij wendde onmiddelijk den steven daarheen, doch kon ongelukkig niemand anders dan de heeren Hennebury eu Charnberlain redden. Het is bijna niet mo gelijk, dat nog andere personen dan de twee genoemden deze ramp hebben overleefd. Men weet nog niet, en zal waarschijnlijk nimmer het juiste aantal slagtoffers te weten komen. Na vele nasporin gen is men met de namen van 85 personen, die aan boord waren, bekend geworden. De overige zijn onbekend. De heer Charnberlain maakt de veronderstelling dat de brand is ontstaan door eenige vonken uit eenige over boord geworpen asch en houtskool. IOSSE GEDAC3ITEI El! VIMQEI. Het Volksblad schrijft onder anderen: »Een Ministerie dat opregt en onvoorwaardelijk de grond- »wet in toepassing brengt, zoowel de regten van de Voiks- uvertegenwoordiging als van de Kroon eerbiedigt en oripar- ntijdig de volksbelangen behartigt, heeft alleen, naar onze "overtuiging, levenskracht. Met eenig vertrouwen hopen wij «die gedragslijn bij het nieuwe Ministerie te vinden." Hot niet-liberale Volksblad heeft dus bij het uitterend Mi nisterie van Heemskerk Co. die levenskracht niet opge merkt. Is er grooter lofspraak over de handelingen der 2e Kamer denkbaar Het Dagblad van Z. II. maakt de natie bekend met "Het ware karakter van den strijd." De kwestie, zegt het blad, ligt in de verkiezing van Ministers. Volgens art. 73 der grond wet benoemt de Koning die naar welgevallen. Is dit ooit geschied? Heeft niet Z. M. immer aan den oud-minister Die, of aan den voorzitter der le of 2e Kamer Die, den last op gedragen een Ministerie zamen te stellendie dan Jan. Piet en Klaas, dikwijls goede kennissen of bloedverwanten gingen polsen of zij tegen vergoeding van f12,000 zegge twaalf duizen gulden 'sjaars Minister wilde wezen. Wat onderscheid bestaat er nu tusschen de benoeming van Ministers op voordragt van een oud-Minister of iemand an ders, en die welke de parlementaire meerderheid zoude ver langen In beide gevallen wordt toch van buiten op 's Ko- nings keuze gewerkt. De laatsten verdienen daarom de voor keur, omdat men dan eendragtige zamenwerking mag verwach ten hetgeen den Koning altijd welgevallig moet wezen. 3|ngc3oiibcn. De Redactie onderschrijft niet altoos de gevoelens der inzenders. Deze spreuk vindt nog veel te weinig hare toepassing; dit is waar zoowel voor elk individu, als voor een gelieele natie, maar toch in hoogere mate voor de natie. In Engeland schijnt men dit beter te begrijpen, daar is het de natie die de regeering voortstuwt, en of de regeering wil of niet, wat vroeger of later moet zij volgen; zoo sterk openbaart zich de publieke opinie. Geen staat in Europa waar de natie tegenwoordig zooveel kracht, zooveel energie ontwikkelt als in het oude Albion; het volk gevoelt zijne krachten die kracht deelt zich mede aan iederen Engelschman iu het bijzonder; van daar dat hij zich overal, in welk gedeelte dei aarde hij zich ook bevindt, doet kennen. Getuige voor dit gevoel vau eigen kracht, voor het alvermogen van bovenstaande spreuk, de invoering vau zoovele wetten; getuige daarvan vooral de oprichting der korpsen vrijwilligers, die hun ontstaan te danken hebben aan de vrees, die voor eenige jaren bestoud voor een inval der Fran- scheu. Dit gaf een stoot aan de natie; zij gevoelde dat zij als militaire natie niet opgewassen was tegen de overmacht der Fransche legers, haar leger is veel te klein om de vaderlandsche kust behoorlijk te verdedigen, te meer daar een groot gedeelte van dat leger hare koloniën in audeie werelddeelen moet helpen beschermen; zij gevoelde dat er iets gedaan moest worden, maar zij erkende tevens dat zij zelve dit doen moest en niet alles van de regeering kon verwachten; daarom werden overal vrijwillige korpsen opgericht, bestaande uit de verschillende wapenen; zoodat thans, nu er voor Engeland vau den kant van Frankrijk niets meer te vreezen is, een leger van 120,000 vrij willigers in korten tijd op elk gedeelte van het Britsche rijk kan vereenigd worden, indien de nood zulks vereischt. Geregeld worden die korpsen, iu daartoe opzettelijk ingerichte localen, op kosten van het korps gebouwd, ge oefend, en jaarlijks vereenigen zich enkelen uit den omtrek om groote ma noeuvres uit te voeren, zoo als dit jaar op den tweeden Paaschdag, toen een leger van 30,000 vrijwilligers, in vereeniging met 6,000 linie-troepen en een llotille kanonneerbooten een spiegelgevecht heeft gehouden in den om trek vay Plymoulh. Ook ons vaderland, ook onze natie heeft meermalen getoond, dat zij in de ure des gevaars gereed eu in staat is, om dat gevaar manmoedig het hoofd te bieden, en alles op te offeren tot behoud van het zoo dierbare vaderland. Toen Alva den tienden penning w ilde invoeren, om de gelden te verkrijgen noodig tot onderhoud der Spaansche troepen, die ons land onder het juk des Spanjaards moesten houden, toen weigerden zij die belasting, maar offerden daarentegen al hun goed, hun geluk, liuu leven zelfs op, om het vaderland voor zich zeiven te behouden. In 1672 werd ous vaderland door vier verschillende legers te gelijk aan gevallen, en veroverde de vijand ons geheele land behalve Noord- en Zuid- Holland eu Zeeland, eu echter waren de volharding van Oranje en de geestkracht der natie in staat het laud van den ondergang te redden. In 1813 ging ons dierbaar vaderland gebukt ouder den ijzeren scepter van Napoleou 1; zijne krachtigste jongelingschap had tot kanonvleesch ge diend van den overweldiger of streed nog in zijne legers, en echter vond de natie, voorgelicht door eenige vaderlandslievende mannen, de kracht en de middelen om het Fransche juk zonder vreemde hulp af te schudden. In 1830 verkeerde ons leger, teil gevolge van deu opstand der Belgen, in een staat van ontbinding, maar vau alle kanten stroomden jongelingen toe, om vrijwillig Noord-Nederland te helpen beschermen. Het ontbreekt onze natie dus volstrekt niet aan de eigenschappen, die een natie een onafhankelijk bestaan kunnen verzekeren, maar zij maakt van die eigenschappen niet dat gebruik dat zij er van maken kan; zij laat alles te veel aankomen op de regecriug of op het laatste oogenblik eu hoe goed ook de wil zij, de wil alleeu is niet voldoende. De toestand van Duitsclilaud in 1866 maakte de bezorgdheid in ons land gaande; men kende de plannen van Pruisen niet, maar men begreep zeer goed dat als Pruisen, eens overwinnaar in Duitsclilaud, het noodig oordeelde eenige havens aan de Noordzee te bezitten, het gemakkelijk ous land tot zijne prooi zou kuuuen maken. Het voorbeeld van Engeland werkte en iu 's Gravenhage werd eeu vrijkorps opgericht, welk voorbeeld alras in andere plaatsen navolging vond. Dit was een gelukkig denkbeeld en dat waarschijn lijk na verloop vau tijd. meer algemeen ingang zal vinden, doch voor als nog bij velen met schouderophalen zoo niet met tegenwerking wordt beant woord. Het aantal vrijwilligers in het geheele land bedraagt tegenwoordig 5 a 60U0 en schijnt eer te verminderen dan te vermeerderen; wat is daar van de oorzaak? alleen dit, dat liet gevaar voor het oogenblik geweken schijnt en de eerste geestdrift dus langzamerhand verkoelt. Ook het vrijkorps in deze gemeente schijnt aan dezelfde kwaal te lijden; het telde verleden jaar, naar ik vermeen, 250 man; hoevelen zijn er nog van over? ten minste naar de gehouden oefeningen te oordeelen is dit getal sterk verminderd. Men schijnt het doel van het oprichten van vrijkorpsen niet algemeeu te begrijpen. Dit doel is, of ten minste moet alleen zijn, om elk burger van den slaat geschikt te maken om als de nood het vereischt, een geweer in handen te nemenof eeu kanon te helpen bedienen, eu zoo doende ons kleine leger de gelegenheid te geven om den vijand in grooter aantal het hoofd te bieden. Het is volstrekt de bedoeling niet de vrijwilligers te vormen tot parade-soldaten, die alle bevvegiugen vau ecu welgeoefend leger met de meeste naauwkeurighcid kunnen uitvoeren neen, de hoofdzaak is eu moet zijn goed schieten, of' vlug eeu stuk geschut bedienen. De overige exercitien dienen slechts om de hoofdzaak te bevorderen en aan elk korps die eenheid te geven, die onmisbaar is overal waar velen zich vereenigen ter bereiking vau hetzelfde doel. Langzamerhand moet elk Nederlander het kanon of het geweer hebhen leeren behandelen en in staat zijn, om als liet Vaderland iu gevaar mocht komen, met vrucht ter zijner verdediging mede te kunnen werken. Och zegt men, of ten minste zeggen velen, er is voor ous Vaderland niets te vreezen, het gevaar in 1866 scheen grooter dan liet werkelijk was; en worden wij aangevallen, hetzij door Frankrijk, hetzij door Pruisen, dan is het tijds genoeg, eu dan zal Engeland ons wel helpen. Die zoo spreken geven daardoor blijk van weinig met den toestaud van Europa bekend te zijn. Als Frankrijk en Pruisen zich vereeuigen, wie zal hun dan het hoofd biedeuter zee is Frankrijk wellicht tegen Engeland opgewassen, en zou daar zoo noodig de hulp vau Noord-Amerika hebbeu, en te laud is nie mand, tegen beiden vereenigd, bestand; en al staan zij over elkander, dan zal toch een van beiden de winnende partij zijn, eu ons land is van te veel gewicht voor een dezer beide rijken om het dan niet te nemen, terwijl Engeland met liet bezit onzer koloniën zou kunnen tevreden gesteld worden. Schrijver de/.es heelt, in Amsterdam zijnde, eenige Pruisen hooien beweren, dat eene diligence met Pruisen ons laud kou binnenrijden en het nemen als het wilde, en weest verzekerd liet zou voor dat land een aanzienlijke aan winst zijn. Met de tegenwoordige politiek van enkele groote rijken, ziju alle kleine staten in voortdurend gevaar, vooral iu onzen tijd vau spoor wegen, waarmede een leger in eenige dagen, ja in eenige uren gebracht wordt op elk punt, waar zijne tegenwoordigheid vereischt wordt. Op dus Nederlanders! Op vooral gij plaatsgenooteii van deu HelderOp! die maar eenigzins kan, wiens beroepsbezigheden het maar eenigzins veroorloven, worde lid van het Vrijkorps, of zoo gij het reeds zijt, denkt dan niet, dat is voldoende, neen! de oeleuingen vlijtig bijgewoond; uw voorbeeld wekt anderen, eu zoo wordt de oprichting van Vrijkorpsen een nationale zaak, zoo als zij ziju moet, eu boezemeu wij den vijand, die onze zelfstandigheid mogt belagen, ten minste zoo veel eerbied in, dat hij zich wel tweemaal zal bedenken eer hij ons aanvalt; geen staat in Europa is machtig geuoeg een land als het onze, dat zoo goed te verdedigen is, als er slechts genoeg ver dedigers zijn, te bemachtigen; en de verdedigers zijn er; als ieder man in Nederland slechts begrijpt dat dit zijn eerste plicht is, en dat hij door zich ter vervulling van dien plicht te oefenen, niets meer doet dan wat bet Va derland vau den minsten zijner burgers kan vorderen. Watindien do legerorgauisatie hier was als in Pruisen gij zoudt immers schreeuwen over dwang en noodelooze lasten en gij zoudt gelijk hebbeu in zekeren zin maar ook alleen dan gelijk hebben, als gij vrijwillig op u neemt wat gij met dwang niet zoudt doen, of ten minste slecht doen. Maar dau ook de taak, die gij vrijwillig op u neemt, met lu->t en liefde vervuld, en niet gedacht dat het u vrijstaat die vrijwillige taak meer of minder te vervullen zoo ver gaat de vrijheid niet, ieder die lid is vau een vereeniging welke ook, is gehouden en verplicht tcgeu over de andere leden het doel dier vereeniging met alle krachten te helpen bevorderen en het staat niemaud vrijzonder geldige redenen zich daaraan willekeurig te onttrekken. Nogmaals, leden van het Artillerie-Vrijkorps van den Helder, roep ik u toe, met alle kracht en uit de volle overtuiging, die in mij is van het edele eu schoone der zaak, die gij op u hebt genomen, laat uwe geestdrift van verleden jaar niet blijken een stroovuur geweest te zijn, dat wel iu den be ginne helder opvlamt en op verren a!stand gezien wordt, maar even spoedig weder uitdooftmaak u zelveu niet tot liet voorwerp van de spotternij van velen in deze gemeente, die eerst de zaak hebben helpen tot stand brengen, inaar blijkbaar met nevenbedoelingen, die niet vervuld wordende, hen aan zetten hunnen wrevel te toouen door hun eigen werk belachelijk te maken maar bedenk verder dat het Helderschc Korps reeds zoo veel naam in ons land gemaakt heelt, dat liet tot voorbeeld voor andere korpsen heeft ge strekt, eu dat zijne oprichting het sein is geweest voor andere gemeenten, om ook Artillerie-Korpsen op te richten. Bedenk dat onze bekwaamste officiereu, in woord en geschrifte hunne sympathie voor de oprichting van Vrijkorpsen hebben betuigd en dat zelfs onze geëerbiedigde Koning duidelijk van zijne goedkeuring lieeft doen blijken. Als gij dat alles bedenkt dau twijfel ik niet of weldra zal liet Heldersche Vrijkorps weer ziju wat het iu den beginne wasen dan zal ik en alle weldenkendcn met mij uit volle borst roepen Leve de Vrijkorpsen I Leve het Artillerie-Vrijkorps vau den Ilelder

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1868 | | pagina 3