uit de legerplaats verscheen, kon uien met die meerdere krachten het vuur in het digte kreupelhout bestrijden. Met ongelooflijken ijver kweten de troepen, die alvorens een vermoeijenden togt van 2 uur hadden moeten afleggen, zich van hunne taak, en binnen weinige uren was men den vuur- kring meester, en bespaarde daardoor den eigenaar énorme verliezen. Betreffende den stand der veldgewassen, boom- en tuin vruchten meldt men uit Overijssel en Drenthe het volgende: De winterrogge staat overheerlijk en belooft, bij 't vorig jaar vergeleken, dubbel zooveel. Wel heeft ze in sommige ge meenten, waar de bodem ligt is, veel geleden door de lang durige felle droogte, maar toch schijnt het, dat de regen van vóór drie weken en vóór acht dagen het in den regel nog zal doen gaan, ofschoon het stroo daar kort en schraal blijft. Het zomerkorenvooral bestaande in gerst en haver, is bepaald in die gemeenten door gemelde regens behouden ge bleven. Wel is het hier en daar zeer kort van stroo, maar overigens staat het over 't algemeen gunstig en voorspelt een goed beschot. Het tarwenverbonw wordt in de enkele plaat sen waar men zulks aantreft, van jaar tot jaar minder; zoo dat het schier geen naam meer hebben mag. De late aard appels hebben niet, zooals de vroege, van de droogte geleden; alweder met uitzondering van die op de ligte gronden. Ze staan overal elders nog groen en frisch te velde, en hebben den bloeitijd gelukkig ten einde gebragt. De vroege is men sedert eenigen tijd druk beginnen te rooijenze voldoen vrij goed. Evenwel zijn ze veel kleiner dan anders om dezen tijd; alweer ten gevolge der droogte. Daardoor zijn ze echter des te weeliger. Het knollezaad, bereids geoogst, heeft den land bouwers meer dan hun gerief opgeleverd. De wortelgewas sen staan veel beter dan ten vorigen jare. De erwten be loven ook een ruime opbrengst. Met de boonen zal 't wel gaan. Het koolverbouw lijdt veel schade door de rupsen. De boomgaarden hebben veel van de droogte geledeninzonder heid de appel- en pruimeuboomen hadden zeer rijk gebloeid en waren ook goed aangezet. De nachtvorsten hadden wei nig kwaad gedaan, maar sedert een week twee, drie vallen er zooveel vruchten af, dat het van belangrijken invloed op de opbrengst zal zijn. Peren, vooral de fijnste soorten, zul len er weinig komen, d. w. z., niet zooveel, dat men er op roemen kanappelen aanmerkelijk minder, dan men zich ge vleid had. Dit laatste is min of meer ook op de pruimen toepasselijk evenwel komen er van beide soorten van vruch ten overvloedig, wanneer er geen nieuwe tegenspoed onder komt. Ook de tuinvruchten leveren het doorslaand bewijs op, dat al onze gronden niet tegen een aanhoudende felle droogte bestand zijn. Met den hooibouw der le is het allergunstigst gegaan. Binnen S etmalen was dikwijls het gras van de stam en als best gewonnen hooi in de schuur. Sommige uiter waarden leverden meer, andere minder op, dan 't gepasseerde jaar. Binnendijks valt de opbrengt niet toe, maar is toch tamelijk goed. Zelfs zijn er gunstige uitzonderingen. Bui tengewoon vroeg is men met het maaijen begonnen. Ter wijl men in vroeger jaren gewoon was met St. Jan een aan vang er mede te maken, had men nu reeds verreweg het meeste omstreeks dien datum onder dak. De weiden waren in den beginne veel te ruim van gras voorzien. Thans zijn ze dor een schraal; zoo zelfs, dat vele landlieden genood zaakt zijn hun vee weder op stal te zetten en het pas ge wonnen hooi te voeren, ook omdat hij het geheel uitdroogen der waterslooten, de runderen de felle zonnestralen ontloopen en de weiden schuwen, Met smachtend verlangen ziet men hier en elders naar regen uit. Omtrent de stranding van het Hamburger sehip Ophilia van Hongkong naar Callao op 25/26 Julij wordt gemeld: Op plus minus halfweg de "reis strandde het schip, en wij land den op het eiland Atafoe (Zuidzee). Wij kwamen met twaalf man aan wal, doch een van onze manschappen verdronk, zijnde Willem Boelens, van Veendam. De stuurman en een matroos kwamen naakt aan wal, de overigen halfnaakt, bar revoets, enz. De stranding geschiedde 's nachts pl. m. 12 ure, en tot den morgen bleven wij op het eiland vertoeven. Toen zijn wij weder gaan zien wat van het schip was over geblevendoch alle; was weggeslagen en verbrijzeld: van kleeding vond men niets, alleen eenige koffijbalen, waarmede zij die naakt waren, zich konden dekken. Des middags 4 ure ontdekte men, dat het eiland door menschen bewoond werd, daar er alstoen menschen bij ons kwamen. Daar wij niet met hen konden spreken, beduidden wij hun, dat wij schip breukelingen waren, waarop zij vertrokken. Een half uur later kwamen zij terug, zoowel mannen als vrouwen van het dorp, om ons af te halen. Zij waren allen zwarten. Wij waren gestrand op den Zuidhoek, en zij woonden op den Noordhoek van het eiland. Het eerst namen wij onzen in trek bij den missioner of prediker, die ons van kleederen en spijs voorzag, vervolgens werden wij bij de Negers ingekwar tierd en moesten ons daar volgens ban gewoonte, met raauwe viseh en kokosnoten behelpen. Daar op dit eiland geen scheep vaart was, besloot de kapitein om gezamentlijk een boot te bouwen, om zoo van het eiland weg te komen. Na verloop van vier maanden was alles gereed, boot en zeilen, en nu be sloot de kapitein om met vijf man uit te zien om een ander eiland te gaan zoeken; doch na verloop van drie dagen kwam men met de boot terug. Nu zoude men eene tweede reis beproeven, doch de vijf eerstgenoemden hadden geen zin, deze togt mede te doen Wij staken den laatsten December 1867 in zee, en daar wij alle zeemans-instrumenten misten, wisten wij niet, welken koers te nemen. Wel wetende dat er digtbij eilanden moesten zijn, zeilden wij nu eens om de Zuid, dan weder om de Noord, dan weder om de Oost, dan weder om de West, maar geen land; doch net den zeventienden dag, hij het aanbreken van den morgen, zagen wij land. Wij kre gen toen tegenwind, zoodat wij kruisen moesten. Toen heb ben wij zoo lang met de vlag geseind dat er booten uitkwa men en ons binnenhaalden. Dit eiland was een van de Samoa-groep, Apia of Upollo genoemd, waar wij door den konsul van het noodige werden voorzien. Hier lag een Ham burger bark, Sophia, die ons naar Europa heeft teruggevoerd. De JSpoca behelst de dagorder den 12 aan de troepen van Madrid voorgelezen. Het is eeu dringende, met veel pathos gestelde aanmaning aan de generaals, officieren eu soldaten van het le legerkorps, om eindelijk eens alle on deugden en gebreken uit de gelederen des legers te verban nen en zich dankbaar te betoouen jegens de koningin, die met volle handen de geringste diensten beloont en edelmoe- diglijk zelfs de grootste misstappen vergeeft. //Het Spaan- sclie leger heeft zich op schandelijke wijze onderscheiden van de Eutopesche legers, die zich nooit in oproeren en staat kundige ongeregeldheden mengen. Het is tijd dat aan die reeks vau soldatenopstanden een eind kome. Daarom, geen pronunciamientos meer, kameraden De krachtigste periode, aan liet slot, luidt: //Generaals, officieren en soldaten! Moge van heden uw onverbreekbare trouw de krachtigste band zijn, welke de uit haar voegen gaande staatmachine bijeenhoudt. Dat gij, als schutsmuur van de heilige godsdienst van onze vaderen, als vaste steun van den aan de wieg van Isabella II door uw bloed aaneengehechten troon, als betrouwbaar werktuig der wettigheid en regtvaardigheid eindelijk aan het veelbeproefd Spanje gelegenheid mogt geven, in de schaduw van uw sterke, maar onderdanige bajonetten den gezochten vrede, de noodige rust en de verwachte welvaart te vinden, welke hooger genoegdoening kan er voor edele harten be staan welke grooter eer uw edelaardige hoofden tooijen 1" Woensdag is de zoon van wijlen koning Theodorus van Abyssinië (wreedaardiger gedachtenis) in Engeland aau- gekomen. Het is een aardige knaap, pas zeven jaren oud en die dadelijk verrukt was over Engeland. vHé, wat een mooi landik ga niet meer terug." (Hetgeen, in parenthesi gezegd, nu juist niet getuigt van groote gehechtheid aan dein lieben Vaterland bij Theodorus Jr) Zijn bediende maakte een gepaster opmerking, toen hij het Londensche arsenaal bezocht: //Dat had Theodorus moeten zien!" riep hij in geestdrift uit toen hij al die mooije, blinkende wape nen zag. Een Abyssinisch slavinnetje is meegekomen. De Israëliten te Wilna hebben een gevoelig verlies te betreuren, inzonderheid de behoeftigeu dier stad. De Joodscbe koopman Apatow nl. is gestorven, die dagelijks aan 300 famihëu brood verschafte voor de helft van den ge wonen prijs. In den winkel was de verkoop zóó ingerigt, dat twee derde van den voorraad aan arme joden en één derde aan behoeftige christenen werd verkocht. De begra- fenisplegtigheid van Apatow werd door 20,000 menschen bijgewoond. De Newyorker Tribune meld, dal Chang en Eng, de twee Siamesche tweelingbroeders, besloten hebben Sich te onderwerpen aan eene heelkundige operatie, die hen van elkander moet scheiden. Die tijding moet ongetwijfeld de wetenschappelijke wereld groote belangstelling iuboezpmen, evenzeer als degenen die zich herinneren welk opzien in 1827 of 1828 in de grootste steden van Europa de verschijning heeft gebaard van deze twee aan elkander gehechte wezens. Met het geld, hetwelk zij verdiend hadden door zich ten toon te stellen, hebben zij zich als aanzienlijke landeigenaars in Noord-Carolina gevestigd eu hebben daar twee zusters ge huwd. Ieder hunner is thans vader van negen kinderen. Zij zijn nu 59 jaren oud en juist omdat zij dien gevorderden leeftijd bereikt hebben, wilde zij de bedoelde operatie on dergaan, uit vrees dat als, in de tegenwoordige omstandig heden, de een mogt sterven, de ander in hetzelfde lot zal deelen. Het vleezig deel waardoor zij, bij het hart en de longen, vereenigd zijn, heeft 10 u 12 duim in omvang. Er bestaat tussclien de beide broeders eene zóó innnige ver wantschap, dat dezelfde gewaarwordingen, dezelfde indrukken vau het zenuwleven en het vleesohweefsel zich op een en hetzelfde oogenblik van de beide ligehamen meester maken. De bedoelde operatie zullen de Siamesche tweelingbroeders te Parijs ondergaan. Men leest in V Ami du Limbourg Het ei is een vopdsel gewoonlijk duurdoch voedzaam verkwikkend en gemakke lijk te verteren. De huismoeders beproefden dan ook reeds vele middelen, om de kippen zoo mogelijk meer eijeren te doen leggen. Nu heeft men ontdekt dat de versche of ge droogde brandnetel, fijn gesneden en onder ander voedsel gemengd, het beste middel is om de kippen, zonder dat het nadeelig is, meer te doen leggen. De reeds zaaddragende brandnetels werken daarbij het krachtdadigst. In de Eendenstraat te Wezel is onlangs overleden een in die stad algemeen bekend rentenier, een excentriek man netje in velerlei opzigten. Hij was vrijgezel, hoogstens 4i voet lang en eenigzins bultig. Op het eerste gezigt dacht ieder dat hij ook een hooge borst had, maar later bleek 't dat bedoelde heer een langen baard op de borst gevouwen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1868 | | pagina 2