vaderlandsclie vlag werd gehuldigd. Met die eigenaardige zeggingskracht, die de zeeofficieren zoo vaak keumerkt, en met een schat van herinneringen, aan de roemrijke feiten der Nederlandsche Marine ontleend, roemden de spre ker den moed, door onze dapperen ter zee zoo dikwerf getoond. Naar men verneemt heeft Z. M. de Koning aan al de beeren leden van het comité tot regeling van het feest der WeerbaarheidsbondHDs.photographisch portret geschon ken met eene inscriptie ter herinnering aan de dagen van 2127 September. Op het diner, Zaturdag avond op het badhuis te Sche- veuingen gegeven, overhandigde Z. M. de Koning het officiers kruis van de Eikenkroon aan den heer J. H. Burlage van Amsterdam. In Jj Etoile Beige van Zaturdag lezen wij het on derstaande *In navolging van het door Engeland en België gegeven voorbeeld, is in Nederland laatstleden Maandag mede geopend de eerste nationale scherpschutters-wijdstrijd, waarbij de vrij willigers, de schutterij, het leger en de marine, vereenigd door eene volledige overeenstemming van vaderlandslievende inzigten en gevoelens, wedijveren in behendigheid en in ge oefendheid in de behandeling der wapenen. Deze eerste Nederlandsche scherpschutters-wedstrijd, die het volgende jaar door een internationaal concours zal ge volgd worden, is een volksfeest in de volle beteekenis des woords. De Koning, in uniform van het Haagsche scherp schutterskorps, de Prins van Oranje en Prins Frederik der Nederlanden houden zich bijna dagelijks in het midden der scherpschutters op, en Hunne tegenwoordigheid zet het ze gel op die algemeene verbroedering, waardoor de Koninklijke familie, het leger, de marine, de schutterij, de vrijwillige scherpschutters en het Nederlandsche volk zich door één gevoel vereenigd aan ons vertoonen. //Zulke feesten zijn de ware uitspanningen voor vrije vol keren en hunner waardig. Zij kunnen die met mannelijke fierheid tegenoverstellen aan de luisterrijke militaire feesten, welke elders met iudrukwekkende massa's troepen worden gehouden, terwijl de natiën, die deze troepen betalen, ze on derhouden en de stof leveren voor die kolossale legers, zich met schrik de vraag voorlpggen of die gewapende kohor- ten, naar men beweert bijeengebragt om tot vredelievende bliksemafleiders te dienen, niet juist den oorlog en zijne bloedige ontknoopingen zullen aantrekken, met zijn gevolg van kwalen, ellende en ongeregtigheden." Z. M. heeft goedgevonden te bepalen dat het bij de verschillende corpsen van het leger ingesteld //fonds voor reparatien aan wapenen en ledergoed", met het einde van' het loopend dienstjaar zal ophouden te bestaan. Tegen heden, 29 September, is te Koog aan de Zaan de verkooping geannonceerd eener inboedelwaarin o. a. voor komen twee kersenpitten, waarvan de een bevat een gouden en de ander een zilveren servies, elk van meer dan lOOstuks. Bij deze pitten behoort een tafeltje dat met paarlen omzet is. Dat bij deze curiositeit tegelijk een loup verkocht wordt zal wel niemand verwonderen. In een tijd, dat zoo vele nuttige inrigtingen kwijnen uit gebrek aan de noodige fondsen, mag het verslag, hetwelk de directie van het beroemde Greenwich-hospitaal aan den Theems geeft over den finantiëlen toestand dezer instelling, als een heugelijk feit worden begroet. Het hospitaal dient voornamelijk voor gewonde, zieke en oude zeelieden van de zeemagt en koopvaardijvloot. Doordien er sinds langen tijd geen oorlog ter zee heeft plaats gehad, is het aantal invali den en verpleegden zoo klein, en de ontzaggelijke inkomsten van het hospitaal groeijen telken jare zoo zeer aan, dat de lords van de admiraliteit, onder wier beheer het hospitaal staat, gedurende dit jaar van de inkomsten reeds 157,062, pd. sterling [f 1,884,744) in Engelsche fondsen hebben belegd. Dit wordt in het rapport genoemd eene voorloopige belegging van een gedeelte van het surplus. Alleen in de 3 pCt. En gelsche Geconsolideerden had het hospitaal bij den aanvang van dit jaar 2,830,626 pd. sterling belegd. Het vorige jaar bragt de verkoop alleen van hout op de landgoederen van het hospitaal in het noorden van Engeland 51,000 pd. sterling op. Te New-Castle heeft een vreeselijk ongeluk plaats ge had, hetwelk leert dat men bij de behandeling van vlugtige olieën niet te omzigtig zijn kan. Pillen Stokoe, de vrouw van een mijnwerker te New-Castle, houdt een winkeltje in een der drukste straten der stad. Maandag II. kocht zij eeni- ge kannen petroleum en had de onvoorzigtigheid de kruik met het vocht in een hoek onder de tafel te plaatsen, Woensdag middag tusschen 12 en 1 ure zaten Stokoe, zijne vrouw hunne dochters en twee zoons, Isabella Taylor, eene jeugdige bloed verwante, alsmede Catherine Swinbank, de dienstmeid, aan tafel en gebruikte het middagmaal, toen de jongste zoon met- den voet tegen de kruik stiet, die omviel en brak, waardoor het vocht langs den grond stroomde. Door den schok kwa men eenige droppels in den open vuurhaard te land en in hetzelfde oogenblik stond de gansche kamer in lichte laaije vlam. De ongelukkigen dwaalden een oogenblik in die hel rond, zonder de deur te kunnen vinden. Thomas, een der jongens, was de eerste die de deur opende en naar buiten vloog, gevolgd door zijn vader, zijne moeder en zijne jongste zuster. Zij waren van het hoofd tot de voeten ééne vlam. Mary Stokoe en haar tienjarig broertje bragten het tot aan de deur, maar zonken toen in de vlammen terug. Elisabeth Stokoe, de oudste dochter, vloog over hunne lijken heen naar buiten. Na haar verschenen Isabella Taylor en Catherina Swinbank hand aan hand deden zij werktuigelijk nog eenige stappen in de straat en vielen toen leveloos ter aarde. De voorbijgangers wierpen zich op de ongelukkigen en trachtten de vlammen die hen verteerden te blusschenanderen beproefden om den brand tot de huiskamer te beperken.. Het rampzalige gezin was echter niet meer te redden. William Stokoe (de vader) Mary Stokoe (zijne zestienjarige dochter), John Stokoe (zijne tienjarige zoon), Isabelle Taylor (zijne vijftienjarige nicht, die voor een paar dagen bij hem was komen logeren) en Cathe rine Swinbank (zijn veertienjarig dienstmeisje) bleven op de plaats dood. De vier overigen zijn nog in leven, maar ver- keeren, gelijk ligt te denken valt, in zorgbarenden toestand. Te Londen heeft men weder een nieuwen tak van den onderaardschen spoorweg voor het publiek verkeer geopend. Deze nieuwe tak is 2è mijl lang en loopt van Glocester-road naar Praed-street. Tegen het einde van dit jaar zal de lijn evenwel tot de wijk Brompton doorgetrokken zijn, waardoor men geheel Londen onder den grond zal kunnen doorreizen, zonder ander oponthoud dan dat, 't welk veroorzaakt wordt door het innemen en uitlaten van passagiers aan de verschil lende stations. De bodem van dien reusachtigen tunnel is zeer ongelijk. De toestand van den ondergrond, maar bovenal de fundamenten, waarop de huizen rusten, hebben de inge nieurs genoodzaakt, of om tot op eene aanmerkelijke diepte af te dalen, èf om den spoorweg allerlei bogten te doen be schrijven. De gemiddelde diepte, waarop de spoorbaan werd aangelegd, is 25 voet beneden den beganen grond, maar b. v. ter hoogte van de tuinen van Bedfort daalt ze tot eene diepte van 42 voet beneden den beganen grond. Ten einde den tunnel te beschermen tegen den ontzettenden druk van de bovenwereld, zijn de zijwanden en bogen allerwege gestut en geschoord door middel van metalen staven. Wie aan dat vervoer onder den grond niet gewend is, klimt steeds met een beklemd hart naar beneden, om plaats in den onderaard schen spoorweg te nemen. Het valt dan ook niet te ont kennen, dat het minste spoorweg-ongeluk in dien in de in gewanden der aarde verborgen tunnel, huiveringwekkende ge volgen zou na zich slepen. Het is juist daarom, dat de dienst er met angstvallige zorg wordt waargenomen, en de onder vinding heeft sints jaren doen zien, dat die zoogenaamd ge vaarlijke onderaardsche spoorweg eigenlijk de veiligste i3. Immers, op alle spoorweglijnen in Engeland hebben reeds on gelukken plaats gehad, maar op den onderaardschen spoorweg te Londen heeft nog geen enkel ongeluk plaats gehad. Yoor zoo ver men weet zijn de eigenaars van panden te Londen, langs wier fundamenten de onderaarsche spoorweg loopt, nim mer in verzet gekomen uit vrees voor nadeel door schudding of trilling van de huizen, een nadeel, waarvan dan ook tot dusver niets gebleken is. Volgens opgave door de administratie Bureau Veritas, te Parijs openbaar gemaakt, zijn in de maanden Julij en Augustus jl., totaal vergaan 236 schepente weten130 Engelsche, 7 Hollandsche, 27 Amerikaansche, 6 Russische, 18 Fransche, 4 Noorsche, 12 Noord-Duitsche, 32 verschillen de en onbekend gebleven vlaggen. Het aantal stoomschepen onder bovenstaand begrepen, was 8. Afgekeurd zijn 8 sche pen. Vermoedelijk, ten gevolge gebrek van alle tijdingen, met man en muis vergaan 11 schepen. In de maanden Julij en Aug. 1867 vergingen 333 schepen. Julij en Aug. 1866 316 n Dus over dezelfde maanden in 1867 meerder 17 Voor dezelfde maanden in 1868 geeft eene vermindering van 97 schepen in dit tijdvak voor 1867 en van 80 schepen voor 1866. Als een bewijs boe schadelijk sommige spiritualia zijn, wordt door een Fransch blad gemeld, dat wanneer men een kan water met zes droppels absinth en een andere kan water met zes droppels Pruisisch zuur vermengt en men plaats in beide hoeveelheden water eenige vischjes, dat alsdan de viscbjes, die zich in het met vergif vermengde water bevin den, veel langer in leven blijven, dan die in het met absinth aangezette water geworpen zijn. Zoo wel de eene als de an deren zijn spoedig dood, maar de vischjes die met den absinth in aanraking komen, zijn viermaal spoediger dood dan de andere. De Gaulols vermeldt in eene correspondentie uit Mos kou het volgende authentieke staaltje van monsterachtige wreedheid. Czaar Ivan IV kwam eens tot de overtuiging dat Moskou bijna geen enkel monument bezat. Fluks liet hij eene prijs vraag uitschrijven, waarbij de voor dien tijd enorme som van 100,000 roebels werd uitgeloofd voor den architect, vreem deling of inlander, die te Moskou eene kerk bouwde die in schoonheid alles overtrof wat van dien aard in Europa be stond. Niemand scheen lust te hebben met den om zijne wreedheid beruchten despoot in aanraking te komen, tot dat zich ten laatste een behoeftige Byzantyn opdeed, die, door de vorstelijke belooning uitgelokt, Konstantinopel verliet en zich naar Rusland begaf. Hem werd door den Czaar de tem pelbouw toevertrouwd. Toen de kerk geheel gereed was, kwam de Czaar haar in oogenschouw nemen. Hij was ver rukt en opgetogen en verklaarde luide, dat het gebouw in schoonheid alle3 overtrof wat ter wereld bestond. Hij zwaaide den bouwmeester uitbundigen lof toe, schonk hem, boven en behalve de uitgeloofde 100,000 roebels, een kostbaren ring en liet hem daarna in zijne tegenwoordigheidde oogen uitsteken. De Czaar was namelijk bang dat de Byzantyn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1868 | | pagina 2