De Man met den Mantelzak. Verkozen tot lid van den gemeenteraad te Enkhuizen, de lieer J. E. Pannebakker, met 100 vau de 160 uitge- bragte stemmen. Dingsdagjl. werd door de oude bisschoppelijke clerizie aanbesteed: het bouwen van eene nieuwe kerk te Enkhuizen, waarvan aannemer is geworden de heer P. de Vos, aldaar, voor de som van f18,300. De prins van Oranje heeft Maandag te Utrecht de vergadering gepresideerd van het centraal-comité van den weer- baarheidsbond. In deze vergadering is besloten, dat in den loop der maand Augustus een scherpschutters-wedstrijd zal plaats hebben aan de Bildt. Gedurende de vergadering is berigt ontvangen van den minister, dat de militie-wet in dien zin toegepast zal worden, dat de diensttijd der militiens op tien maanden wordt bepaald, maar zij, die bewijzen geven te kunnen exerceren en in het •schijfschieten geoefend te zijn, slechts zes maanden behoeven te dienen. Deze bepaling zal ongetwijfeld veel bijdragen om de deel neming aan de scherpsehutterskorpsen te bevorderen. Mr. J. Domela Nieuwenhuis heeft voor eenigen tijd in 't dep. van 't Nut te Amsterdam eene spreekbeurt ver vuld over de onderwijskwestie. Thans heeft hij die rede, eenigszins in vorm gewijzigd, uitgegeven, ouder den titel: ■eene levensvraag voor de nalïewaarin deze drie vragen be antwoordtis de gemengde school goed of niet goed? Moet de staat zich met het onderwijs betnoeijen of niet? Wat te kiezen, wat te doen Maandag avond heeft een korporaal van 't 3e reg. inf. te Bergen op Zoom, zich in de kazerne door een ge weerschot van het leven beroofd: men gelooft aan waanzin, daar de ongelukkige doorgaans stil en afgetrokken was. De Nederlandsche, Engelsche en Zweedsche handels vaartuigen zijn bij besluiten, den 2ln dezer te Madrid af gekondigd, krachtens het beginsel van wederkeerigheid, in de Overzeesche Bezittingen van Spanje, ten aanzien der haven en scheepvaartregten, met de Spaansche schepen gelijk gesteld. De berigten uit Havana luiden met den dag ongunstiger. Men verwacht, zegt de Messager Franco-Américain, thans de uitbarsting van een algemeenen opstand. Voortdurend hebben er botsingen plaats tusscben de Spaansche vrijwilligers en de Cubanen. De oude haat tusscben de Creolen en hunne ver drukkers, thans nog aangewakkerd door de uittartingen der Spanjaarden, vertoont zich weder in zijn volle kracht. On mogelijk kan men zeggen wat bet gevolg zal zijn van de moordtooneelen, die Havana hebben bezoedeld. De eigenlijke oorzaak van die treurige gebeurtenissen is de haat tegen de Spanjaarden, maar de regtstreeksche aanleiding het gedrag van de vijf a zes duizend vrijwilligers. Deze zijn verdeeld in zeven bataljonseenigen daarvan zijn zamengesteld uit kooplieden, grondeigenaars en fabriekanten deze hebben geen deelgenomen aan die botsingenmaar anderen zijn zamenge steld uit die klasse van Spanjaarden, welke niets te verliezen en alles te winnen hebben, onbeschaafde wezens waaronder geen tucht is te bandhaven. Deze zijn het welke door hunne onbeschoftheid de botsingen doen ontstaan. Volgens Euro- peesch gebruik mogen de soldaten ook buiten dienstijd hunne wapens dragen. Men ziet hen dan ook op de straat en in koffijhuizen voortdurend met hunne karabijnen en revolvers. Zoo vaak daartoe eenige aanleiding is, manoeuvreren zij er mede tot grooten schrik van de vreedzame bevolking, die op deze wijze telkens herinnerd wordt aan de verdrukking waar aan zij blootstaat. Geen wonder dus dat de traditionele haat nog vertienvoudigd wordt door zulke handelingen der ver dedigers van het gehate gouvernement. De eerste gevolgen van die uittartende daden waren, dat zij die zich hadden gekenmerkt door hunne onbeschoftheid, in het geheim werden vermoord. Dit deed de spanning nog toenemen en er was slechts eene vonk noodig om de uitbar sting te weeg te brengen. Die uitbarsting bad plaats bij gelegenheid van de tooneelvoorstelling, waaromtrent wij reeds de bijzonderheden hebben medegedeeld. Bij die gelegenheid is een Amerikaan, die rustig in een koffijhuis zat, in de nabijheid moedwillig door eenige vrijwil ligers doodgeschoten, omdat hij, op den eisch »Leve Spanje!" te roepen, geantwoord had, dat hij met deze zaak niets had uit te staan, omdat hij Amerikaan was. De Vereenigde Staten zullen zich dezen moord aantrekken. Ook andere mo gendheden nemen maatregelen tot bescherming hunner on derdanen. Dagelijks wordt er gemoord en geplunderd. Niet minder dan achttien plantages zijn verwoest, behalve nog verscheidene woningen van aanzienlijken. Men heeft ook getracht bet kruid- huis in de lucht te doen springen, maar dit is bij tijds ont dekt en verijdeld. Onder dit alles door worden de voorbe reidende maatregelen genomen voor de verkiezing voor de Cortes. Cuba moet 18 afgevaardigden zenden. De cholera heerscht thans in hevige mate op het eiland. Vele vrijwilligers worden er het slagtoffer van. Te Nieuw-York is thans door eene der banken eene geheel nieuwe wijze van levensvex-zekering in praktijk gebragt. Ieder die lid wordt betaalt, onafhankelijk van zijn leeftijd of gezondheid, een dollar. Bij den dood van een der loden wordt de geheele som aan de bloedverwanten van den overledene uitgekeerd en de leden betalen op nieuw een dollar. Het spreekt van zelf dat deze onderneming als speculatie misluk ken moet, maar als philanthropische instelling doet zij veel goed. De Amerikanen redeneren aldus als ik dit akkoord maak met 100 mensehen en zelf dood ga, ontvangen mijne nage laten betrekkingen honderd dollars, maar het het is mij wel een dollar waard het berigt te ontvangen dat niet ik maar een ander dood gegaan is, en het is mij honderd dollars waard hen allen te overleven. I. Reeds spreidde de nacht haren valen rluijer over het aardrijk, toen Alfred en ik, gedurende meer dan twee uren, in het bosch der Ardenues zoekende waren om onzen verloren weg weder te vinden. Het was voorwaar eene zware taak voor twee Parijzenaars, die slechts eene middelmatige plaatselijke kennis bezaten, benevens eene vlugtige herinnering vau eenige vroegere uit stapjes, bij heldere zomerdagen in het zelfde woud. Na lang keeren eu weuden, dan links, dan weder regts eu na overweging welke der twee padeu te kiezen, die zich voor ons oog opende, bemerkten wij weldra, dat wij vol komen verdwaald waren. Het was een zeer schoone Octobernacht, koel maar welriekend door de balsemgeuren der boomen, verdorde bladeren eu heidegrond. Geen ander geluid trof onze ooreu dan de schelle eu door dringende klank der belletjes, die de kolenbranders aan den nek hunner kleine paarden hangen, oui aan de wachters hunne tegenwoordigheid te doen kennen en hun te beletten verder te gaan, dan de voor hun bestemde plaats het voedsel te zockeu; ook deze klank hield op bet was het uur dat de jagtopzieners sliepen eu anderen even zoo ervaren hunne plaats hadden in genomen. De honden der kolenbranders geleidden nu de paarden vau bellen ontdaan op verbodene en meer grasrijke plaatsen, en wanneer het toeval ons soms bij hen bragt, dan gaf een twee of driewerf herhaald geblaf aan de overtreders de waarschuwing van op hunne hoede te zijn. Intusscbeu viel een dikke nevel, en wanneer de wind door de takken der boomen ruischte, dan drongen dikke droppelen met eeue ijskoude nattigheid door onze kleederen. Mijn paard had een voorijzer verloren en hinkte ver schrikkelijk. Het was ons onmogelijk verder te gaan, en terwijl wij in het ronde zochten naar eene plaats om zoo goed mogelijk een bivouak op te slaan, ontdekteu wij op eeuen afstand van circa twee honderd passen eeu licht. Wij rigtien onze stappen onmiddelijk derwaarts, en na onderscheidene malen gevaar te hebben geloopeu van den hals te breken, op eene steile helling, bedekt met een soort van gladde steenen, waarop onze paarden geeneu vasten tred hadden, bevonden wij ons eindelijk voor de deur van eene kleine hut. Ik klopte aan na nog eens geklopt te hebben, zagen wij door eene reet van de deur, dat het licht vau deszelfs plaats werd genomen, terwijl te gelijkertijd de schorre stem van een grijsaard ons vroeg wat wij verlangden „In welk gedeelte van het woud bevinden wij ons, goede man?" vroeg mijn vriend. „Gij zijt nabij de Sauvagère," antwoordde de grijsaard. „Nabij de Sauvagère zeidc ik op mijne beurt, even zoo min onderrïgt als voor bet antwoord, want het was de eerste keer, dat ik den naam vau dit dorp hoorde noemen. „JaJa...." liet den grijsaard er op volgen, „digtbij de plaats waar men, een jaar geleden aan ecnen boom, het lijk van dien braven en waardigen Macla, het hoofd vau de jagtopzieners, vond hangen. Indien gij deze streken bewoond, dan zult gij deze geschiedenis wel geboord hebben." Door eeue onwillekeurige beweging, zagen wij, mijn vriend en ik, el kander aan wie van ons beide hel meest verschrikt was kan ik niet zeg gen, want het was zoo duister, dat wij uaauwelijks de ooren onzer paarden kouden zien. „Goede vriend," hervatte mijn reisgenoot, „uwe geschiedenis is niet zeer geruststellend voor verdoolde reizigersmaar kunt gij ons voor dezen nacht geen verblijf geven r" „Ik ken u uict," antwoordde hij, „maar wees overigens oubcvreesd, se dert den tijd vau dc Chouaans, is de moord van Maela, de ecuigste waarvan men ooit in deze streken gehoord heeft; het ongeluk dat men vreest, ver volgde hij met eeuen zonderlingeu lach, „verandert integendeel somtijds in geluk." „Het is geenzins de vrees maar de vermoeijenis, die ons nachtverblijf doet vragen mijn reismakker en ik, zijn verkleumd, eu onze paarden, waarvan er eeu verminkt is, zijn buiten staat om hunnen weg tc vervolgen." Naauwelijks had ik dit gezegd of dt grijsaard riep uit „Indien het uwe paarden betreft, dat maakt een onderscheid nimmer heeft vader Cheriu zijne deur gesloten gehouden voor arme dieren. Kom binnen, mijne heereu. Wij stegen af, eu Cherin, die ons met zijne lamp bijlichtte en ouze ge- zigten beschouwende zeide „Het is uit menschlievetidheid dat ik u inneem indien gij echter boosdoeners mogt zijn, dan wordt uw geweten met een misdaad bezwaard," en voor dat wij hem gerust kouden stellen nam hij onze paarden bij den toom en leidde dezelve naar binnen. „Arm leest'', zeide hij, mijn paard aanziende, „wat loopt gij kreupel I wat schijnt uw poot pijnlijk te zijn llij vervolgde op deze wijze nog eenige oogenblikken even alsof bij lot een kind sprak en overlaadde het beest met lielkozingen, streelde liet met zijne hund en kuste het tnsscheu de neusgaten. Het andere ontving op zijne beurt ook een deel zijner tee- derlieden, zoodat wij weldra op de gedachten kwamen, dat ouze hospes niet regl bij zijne zinoen was. De kamer waar in hij ons gelaten had was zeer vochtig eu in eeue staat van wanorde het huisraad dat zich in dezelve bevond bestond in eene armoedige legerstede, eene oude vermolmde tafel, en drie houten zetels. Wij vergingen bijna van koude en houger. Na verloop van een uur, waren wij toch nieuwsgierig om te weten, wat de oorzaak was, dat vader Cherin zich zoo lang van ons verwijderd hield, welligt lag in deze nieuwsgierigheid ook wel eeuige onrust. Na een ver trekje te zijn doorgegaan bevonden wij ons iu eeue ruime kamer, buitenge woon zindelijk voor dezelver bestemming, het was de stal, waar onze paar den van hunne vermoeidheid op verscli stroo uitrustten in de ruif bevond zich goed droog hooi eu in de krib haver van dc beste soort. Onze paarden waren beter verzorgd dan wij, aau wie Clierin niet eeus eeu glas cider nog minder een stuk garstenbrood had aangeboden. Een geluid gelijk aau dat van eeu smidsblaasbalg dreef ons in eeu achtervertrekje, waar wij onzen goeden Cherin bezig vonden, oin liet vunr aan te blazen eu iu het zelve ecu boefijzer te gloeijeu. Zonder ons iets te zeggeu, cu geheel aau zijne bezigheden, lag hij het ijzer op een aanbeeld, brogt het op eene be hoorlijke grootte en trad gewapend niet het uoodige gereedschap, regelregt iu den stal, waar hij zijn lioel'smids haudwerlc met voel behendigheid vcr- rigtte, waarna hij op nieuw, vooral mijn paard, met zijne liefkozingen eu strelingen als overlaadde. „Zie z.oo mijn jongen," zeide hij, „indien gij niet aan mijne deur had geklopt, gij waart zeker voor uw e overige levensdagen verminkt geweest. Ja, ja, zie mij uiaar aan, bedank mij: zoo deed mijn arme Caraco, wanneer ik tot hem sprak, ongelukkige de hemel vergeve liet mij, ik had slechts één vriend op deze aarde, en ik heb hem vennoord Een traan perste zich uit zijne oogen, die hij met den rug van zijne hand afveegde. Tot hiertoe had het ons toegeschenen, dat onze hospes met eeue vrolijke en niet gevaarlijke krankzinnigheid was bezeten, maar deze laatste bekentenis, die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1869 | | pagina 2