BURGERLIJKE STAND DER GEMEENTE HELDER.
ponder zou met behoud zijner oorspronkelijke snelheid meer
dan 12 jaar noodïg hebben om de 38 millioen mijlen, den
afstand van de aarde tot de zon, at te leggen. Een 24 pon
der toch doorloopt naauwelijks 400 el in de seconde, wan
neer hij den mond van het kanon verlaat, welke snelheid
overeenkomt met 4000 el in de 10 seconden of 6 mijlen in
de minuut, 360 mijlen in het uur, 8640 mijlen per dag, 3,155,760
mijlen in het jaar en 37,870,000 mijlen in 12 jaar.
Dezelfde kogel zou den afstand van de zon tot Neptunus in
360 jaar, dien van de aarde tot de maan in 11 dagen afleg
gen. Om zijn leerlingen een aanschouwelijke en treffende
voorstelling te geven van de grootte der aarde, vergeleken
met die der zon, ging een schoolmeester van Angers op de
volgende wijze te werkHij telde het aantal korrels, dat
een liter tarwe bevatte en vond er 10.000vervolgens zette
hij 14 decaliters tarwe, waarin derhalve 1,400,000 korrels
aanwezig waren, voor zijne leerlingen en een van de korrels
tusschen de vingers nemende zeide hij«Ziehier het volu
men van de aarde en deze pyramide stelt de zon voor.
WRAAK,
Vervolg en slot van het vorige nommer.
Vertel mij eens wat van die holen, Jan
De matroos bezag een poos aandachtig de golven en begon toen aldus
De grot waarvan gij daar ginder den ingang ziet is gelijk aan alle an
deren op dit eiland zij is zeer diep en strekt zich in alle rigtiugen uit
onder het eiland. Men noemt haar Thors-Hallier. Nog nimmer is iemand
tot het binnenste dier grot kunnen doordringen om hare geheimen te bespie
den, zij die Laar binnen getreden zijn, zijn er nooit weer uitgekomen. Er
zijn daar dieren die door den meuscli nog nimmer beschreven zijn en nog
nimmer door de harpoenen der vissehers zijn getroffen.
Te Muil leefde een jong man met zijne moeder, die zulk eene trotsche
vrouw was, dat zij meende van de zeekoningen af te stammen. De jonge
man was een vrolijke visscher, niemand kon gelijk hij eene sloep door de
onstuimige baren voeren, niemand kon als hij de rotsen beklimmen. De
visch die zijn harpoen eens getroffen had ontsnapte hem nooit, hij had alle
zeemonsters overwonnen, behalve die welke de Thors-IIallicr bewonen. Dat
maakte hem verdrietig en niettegenstaande de waarschuwingen van eenige
oude vissehers, zoo ging hij op een goeden avond onderzeil en maakte zijne
boot vast op een zandbank digt bij den ingang van de grot.
Hij was er nog niet lang, toen hij een tal witte dieren, op zich zag
afkomen, die in waternimfen en in schooue jonge mannen veranderden, die
op het strand gingen dansen en met de schelpen speelden. De jonge man
beschouwde dat alles stom van bewondering, maar er was eene der water
nimfen waarvan hij zijne blikken niet kon afwenden. Hij volgde elke harer
bewegingen, haar melodieus gezang trof zijn hart, en toen de waternimfen
hunne dierlijke gestalten weder aangenomen hadden en in de grot waren
teruggekeerd, kwam het hem voor, als had hare geest hem gevolgd. Zoolang
de maan aan den hemel scheen, begaf hij zich elke nacht naar de zandbank
nabij de grot, eiken nacht zag hij baar terug en het kwaad verkreeg diepe
wortelen in zijn hart. Toen de maan verdween, kwamen de nimfen niet
meer te voorschijn De storm huilde rondom de muren van het oude
kasteel en de jonge mau bleef alleeD in zijn kamer, alleen met zijn smart.
Zijne moeder zag onder hare oogen dezen luatstcn telg van een helden ge
slacht verkwijnen, en zij weende en bad te vergeefs. Te Muil was het geloof
aan de heidcnsche goden nog niet geheel verdwenende jonge man begaf
zich tot een der voornaamste priesters dezer goden en vroeg hem welke
middelen hij moest aanwenden om zich van de waternimf meester te maken.
Do priester stemde er in toe, hem te helpen. Toen de maan weder vol
was, begaf de jongman zich op nieuw naar het grot en toen de waternim
fen zich van hare witte vellen ontdaan hadden, maakte hij zich meester van
zijne welbeminde. De overigen vlugtten, maar zij bleef achter. Doch toen
hij haar naderde, sloeg zij hare schoone armeu om zijn hals en sleepte hem
mede in de woedende golven, die den volgenden morgen slechts zijn lijk te
rug gaven.
Sedert dien tijd hebben de waternimfen nimmer aldaar meer gedanst.
Wat is dat daar voor een licht dat in het westen schittert, vroeg ik, ont
wakende uit mijne droomen waarin het verhaal van den matroos mij ge-
bragt had.
Jan zag in de rigting die ik aangeduid had en onmiddclijk antwoordde
hij mij
Dat is op Oransaij, maar het is geen licht, hel is een teclcen, ik geloof
dot men de „Polly" ter hulpe roept.
Kent gij de zee daarheen
Laat alle zeilen bij zetten, kapitein, antwoordde de matroos en vertrouw
mij het roer toe, ik sta met mijn hoofd borg voor elke plank van het schip.
Ik bezag het licht door een verrekijker en ik zag duidelijk dat het een
vuur op eene rots was; het gevoelen van Jan was dus jnist. De maan was
vol en deed ons alle ondiepten zien ik liet het anker winden en zeilen
bijzetten. De „Polly" boog zicb als om den wind te groetten en begon op
de golven te dauscu. Jan stond bij het roer cu bestuurde het met eene be
kwaamheid, die van zijne kennis getuigde. Met allen eerbied die een Eu-
gclsch matroos in zijne stem weet te leggen, maar toch met eene zekere
drift, verzocht bij mij alle zeilen bij te zetten en de ckwipaadjo stond hem
bij onder het geroep om wraak, toen men de alarmkreten van uit de verte
hoorde en men van drie zijden de vlammen ten hemel zag stijgen. Men
behoefde er niet meer aan te twijfelen of de zeeroovers hadden het eiland
bezocht.
Wij zagen aan het geklots der golven dat wij de ondiepten naderden, maar
onder het bestuur van Jan wendde de „Polly" als een bezield wezen en
weldra waren wij het eiland omgezeild achter hetwelk wij het beruchte
vaartuig met de gcele vlag bespeurden. De wraakzucht mijuer ekwipaadje
begon ook mij te bezielen ik liet alle zeilen bij zetten en do „Polly*"' vloog
als een duivel over de golven.
Men had ons van liet vaartuig bemerkt en vluglte langs dc kant van het
eiland wij beproefden te vergeefs hen in eene baai te jagen, zij bereikten
weldra de volle zee, waarheen de „Polly" hen volgde, steeds meer en meer
op hen winnende.
De dag begon aantebreken toen ik met behulp van mijn roeper beval bij
te draaijen. Als antwoord zageu wij de roovers drie hunner gevangenen
iu zee werpen.
Dat gaf een weinig wanorde op het dek van den zeoroover en zijne vaart
verminderde, zoodat wij weldra bij hem waren. Ik beval de kanonnen te
laden en den vijand een kogel toe te zenden, toen Jan eensklaps zich bij het
groote kanon voorop plaatste. De bleekheid des doods wa3 op zijn aangc-
zigt te lezen, zijne bloedige oogen rolden heen en weer; met eene bevende
slem verzocht hij het stuk te mogen richten en vuurde het af.
Het schot ging af eu de kogel verbrijzelde het roer van het vaartuig.
Gelijk aan de wraakzucht, naderde de „Polly" meer en meer want Jan
was naar het roer teruggekeerd, dat hij met een ijzeren hand bestuurde.
Reef de zeilen, wend Jan, weud dan, riep ik, zelf naar bet roer gaande.
Maar ik zou eerder eeu mast. op zijde geschoven hebben dan dien man. Een
vreeselijke schok wierp allen op dc „Polly" omver, een noodkreet deeiS
zich hooren, wij hadden den zeeroover overzeildToen wij de sloepen io
zee hadden vond men de overblijfselen vau een schip, de ekwipaadje stond
voor Gods troon.
Op de „Polly" zag ieder elkander aan. Het waren boosdoeners die wij
op beeter daad betrapt hadden en gestraft eu hun dood was zachter dan zij
verdienden, maar wareu er geene onschuldigen ouder hen Hadden zij
allen deu dood verdiend Daarover scheen ieder na te deuken.
Alleen Jan, die de „Polly" bleef besturen, behield zijne bedaardheid, hij
scheen zelfs vrolijker dan gewoonlijk.
Toen de nacht gekomen was, wierpen wij het anker. Jan leunde geheel
in gedachten tegen het kanon dat hij zoo juist tegen don zeeroover gerigt
hadhij murmelde in zijn landstaal eenige verzen die ik niet begreep, doch
aan den toon zijner stem en de tranen die uit zijne oogen vloeideu, zag ik
dat een hevige smart den ouden matroos moest kwellen.
De nacht is schoon, zeide hij, moet ik u nog iets vertellen?
Ik gaf hem een bevestigend tcekeu.
Ik ben daar te Autriin geboren. Toen ik groot was, zond een rijk pach
ter mij naar Staffa om zijne schapen te hoeden, die spoedig vet worden
wanneer zij het gras dezer onbewoonde eilauden eten.
Ik bevond mij gaarne op die verlatene eilanden, wanneer de storm huilde,
wanneer de golven tegeu de banken braken en de zee bet eiland onder mijne
voeten deed beven. Ik zong dau eeu oud lied en ik was niet bang als do
knechten de schapen bragten of ze weg haalden.
Ik had eene kleine but gebouwd die mijne vrouw met mij deelde, een
aardig kind gloeide aan onze voeten op en er was niemand op de wereld
dien wij benijdden. O kapitein wij waren zóó gelukkig in onze armoede,
dat ous geluk niet lang kou duren.
Er was op Staffa slechts eene kleine plek waar men lauden kan, maar
zij was bekend aan een knecht, dien mijn meester om zijne schelmerijen
had weggezouden en die, om zich te wreken den zeeroovers aanraadde onze
schapen te stelen.
Wij werden des nachts aangevallen een zwaren slag wierp mij bewuste
loos nederde roovers achtten mij dood. Toen ik den volgenden morgen
ontwaakte, waren de schapen verdwenen, mijne vrouw was vermoord en onder
de asch mijner hut vond ik het halfverbrandde lijk van mijn kind.
Ik begroef deze geheiligde overblijfselen van hen die mij dierbaar waren
en gedurende den nacht, die ik met bidden op hun graf doorbragt, werden
mijne haren wit als sneeuw.
Ik vertrok, ik bevoer gedurende 18 jaren de zeeën, in den strijd zag ik
velen naast mijn bezwijken, maar de dood dien ik zocht, wilde mij niet.
Eindelijk boorde ik van uwen togt sprekeneene stem van boven beval mij
u te volgen eu te helpen. Ik heb hen gewroken die ik verloor, want zij
waren hot die mijne vrouw en mijn kind vermoordden. Sta mij thaus een
verzoek toe, kapitein, laat mij morgen hunne graven bezoeken
Ik beloofde den armen mau hem morgen naar Staffa te doen brengen en
trad in mijne hut.
Terwijl de timmerlieden den volgenden morgen bezig waren om dc schade
te herstellen, die de „Polly" geledeu had door het aanzeilen, liet ik eene
boot in zee zakken, wier bestuur ik aan Jan toevertrouwde en wij vertrok
ken naar Staffa.
Ik ken niets schooners, noch verheveners dan den aanblik dien Staffa aan
biedt. Daar vindt men ook de grot vau Tingal in 1772 door sir Joseplx
Banks ontdekt.
Gedurende laag water konden wij op ous gemak de schoonheden van liet
eiland bewonderen. De nacht overviel ons en de vloed belette ons weg te
gaan. Wij gebruikten de zeilen als tenten om ons tegeu de koude der nacht
te beschutten cn na een goed vuur te hebben aangelegd maakten wij grog
deze vertroosting der zeelieden bragt ons weldra in goed humeur, toen wij
eensklaps bemerkte dat Jan ontbrak. Ik ging heen om hem te zoeken.
Een noorderlicht verlichtte deu hemelik liep eenige schreden vooruit
tot dat ik de puinhoopen eener hut zag. Achter die hut zag men nog spo
ren van een tuin.
Ik zag Jan uitgestrekt liggen op twee graven, die hij met zijn ligchaam
bedekteHij was dood!
Van 16 23 April 1869.
ONDERTROUWD P. Mosk, broodbakker, 40 jaren en N. Velscbocr, 44
jaren, weduwe van W. Brinkman.
GEHUWD J. E. van Pommeren en A. Smit. P. Hofman en T. Bie-
renbvoodspot.
BEVALLEN V. Stijgers geb. Zwart, D. A. Stoll geb. Mens, D.
J. M. Timmerman geb. Messcmaker, Z. J. Klinkert geb. Swennen, D.
H. Mos geb. Bood, Z. II. Koning, Z. A. Verhaaren geb. ter Burg
Z. J. van Vechgel geb. van Willigen, Z. M. W. Kwant geb. Ycke,
D. J. Smit geb. Bakker, Z.
OVERLEDEN G. van Woesik, 37 jaren. C. Hillen, 19 jaren eu 9
maanden. P. Hen. 42 jaren. J. D. van der Wellen, 75 jaren.
C. Louws, 6 maanden. Levenloos aangegeven 1.
SURKTBER1GTEN.
ALKMAAR, 24 April.
Aangevoerd 5 Paarden f 35 a 100; 23 Koeijen f135 a 190; 34 Nuchtere
Kalveren f4 a 12; 534 Schapen f7 a 2S 6G Lammeren f 4 a 8; 8 Geiten
f 3a 5; 14 kleine Bokkeu f0.50 a 1; 112 Magere Varkens f 16 a 30; 302
Biggen f7 a 12; Boter per kop f 0.57! a 0.65
Hoorn, 22 April. Kleine Kaas f 32.50, aangevoerd 133 Stapels wegende
31952 Nederl. pond.
HOORN, 24 April.
2 mud Tarwe f 10.50. 29 mud Garst f 6 a 7, 27 mud Haver f4.75
a 5, 5 mud Graauwe Erwten f 12 a 16.50, 5 mud Bruine Boonen f 11.50,
alles per mud; 20 Paarden f 45 a 165, 200 Schapeu f 1G a 25, 90 Kal
veren f4 u 11.50, 50 Lammeren f 6 a 10, 175 Varkens f 14- a 26, 9 Zeu
gen f33 a 52, 450 Biggen f0 a 12, 12 Bokken f0.60 a 4.50, 10 Geiten
f0.80 a 5,125 Kippen f 0,90 a 150, alles per stuk, 24200 Kipeijcren
f 2.30 a 2.50, 9500 Eendeijeren f 3.25 a 3.60 per 100 stuks; 2850 kop Boter
f0.50 a 0.57A per kop, 450 Kievitseijereu 8 a 10 ets per stuk.
's GRAVENHAGE, 26 April.
Boter. De vrij wel voorziene markt ruimde snel op tot den prijs van
f 38 a 43 of 0.95 tot f 1.07! per ned. pond. De Rotterdamsche commissie-
kooper bragt veel bij tot spoedigen alloop der markt.
ANTWERPEN, 24 April.
Wol. Afgedaan 158 balen vet-wol van la Plata, in verschillende gedeelten
en qualitcitcn.
LONDEN 26 April.
Ter Veemarkt waren aangeveerd3940 Runderen, 28,370 Schapen en
Lammeren, 126 Kalveren, 190 Varkens. Prijzen Beste Runderen 5/10
Schapen eu Lammeren 5/8, Kalveren 5/S, Varkens 5/6. Kalveren 5/6.
269ste" STAATS-LOTERIJ. Tweede klasse.
EESRTE TREKKING.
No. 9069 f 20,000; uo. 16221 f5000; no. 9651 f 400; no. 14352 16859
en 1S564, ieder f 200; no. 2560, 27S4, 9927 en 1S381, ieder f 100.