3|nge3onöcn. BURGERLIJKE STAM) DER GE1IEE\TE RELDER. wijzen, zoodat liet vaartuig niet alleen met behulp van eigen stoomkracht uit de ondiepten in het vaarwater is gebragt, maar ook van de reede de haven is ingestoomd, zonder de hulp eener sleepboot. Alhier zijn van Harderwijk aangekomen de voor den dienst in Ned.-Indie bestemde sergeanten der infanterie Bel- link, Tapper, Bast en van Kalen eu overgegaan aan boord van Zr. Ms. scnroefstoomschip Vice-Admiraal Koopman, om met dien bodem overgebragt te worden naar de Kust van Guinea, ten einde aldaar tijdelijk gedetacheerd te worden bij de militaire bezetting, tot het geven van instructie aan de bij het Afrikaansche werfdepot aanwezige neger-rekruten, om later hunne bestemming naar Indie op te volgen. Bij de heden plaats gehad hebbende opening der stem briefjes voor een lid der provinciale staten te Schagen, is gebleken dat zijn uitgebragt 722 stemmen; op den lieer KI. Breebaart, dijkgraaf van Waard en Groet, 375 en op den heer Koomeu, burgemeester der gemeente Winkel, 335. Alzoo gekozen den heer KI. Breebaart. "Van Alkmaar dd. 6 Aug. schrijft men: De schoener Raphaeldie hier gister van Amsterdam komende passeerdeontmoette voor deze stad twee diep geladen tjalkschependie met weinig tusschenruimte naast elkander voeren. Met angst verwachte de vele toeschouwers die op den wal stonden de schier onvermijdelijke botsing, waardoor de opvarende der schuiten met levensgevaar wer den bedreigd. De sleepboot was reeds tusschen de schuiten. Een der schippers was reeds in zijn boot en borg wat hem het dierbaarste iszijn kinderen. Een akelige stilte heerschte alom, op dat oogenblik zag men de schoener een wending makendie wel het allerminst verwacht werd en waardoor de schuiten wel een aanraking eu kleine averij bekwamen doch hun ondergang was, als door een wonder voorkomen. Van den wal ging het gejuich op: Leve de loods Swart Wij moeten hier bijvoegen dat genoemde Swart hier bekend staat als een voorbeeld in zijn vak. De Middelb. Cl. meldt, dat de te Vlissingen gearres teerde, te Botterdam vrijgelatenen en van daar vervolgens gewelddadig weggevoerde Lamb, thans weder in vrijheid is, en in den nacht van 6 dezer, omstreeks ten 3 ure, te Ylis- singen is aangekomen. Op het zendingsfeest te Mïddachtcn heeft men zeker wel iets kunnen hooren, dat misschien velen gesticht heeft, en wij zullen de laatsten zijn het at te keuren dat iemand voor de afwisseling wil hooren spreken uit een kuil in plaats van, zoo als gewoonlijkvan een kanselen in de open lucht in plaats van in de kerkmet begeleiding van blaas-instru- menten in plaats van het orgel. Ieder in zijn smaak. Evenmin kan men het iemand tot een verwijt maken dat hij dingen stichtelijk vindt en gelooft die een ander doen glimlagchen, en wij laten het dan ook aan de lezers over om stichting te vinden in of te glimlagchen over de twee volgende mededee- lingen te Middachten aan de feestvierenden gedaan. Een heer, die een groot zondaar wasbezat een hond in zijne soort eveneens een groot zondaar. De heer verwaar loosde het heil zijner zielde hond miskende het regt van eigendom en stal wat hij stelen kon. Op een morgen dat de heer en de hond aan hunne slechte driften toegaven, stal de hond een boekje. Hij bragt dit bij zijn meester. Het was ^n tractaatje. De heer zag het in, eerst met onverschillig heid, toen met belangstelling, eindelijk las hij met geestdrift het tractaatje deed hem tot zich zeiven inkeeren. llij was gered van den booze. Of de hond na dien tijd ook niet meer stal en eveneens een deugdzame hond werdis niet medegedeeld. Een kind werd drie jaar. Het kreeg vele geschenken waaronder ook eene aanzienlijke som in geld want het kind had vermogende bloedverwanten. Des avonds toen het slapen ging, dankte het God zeer vurig voor de mooije pop en het verdere speelgoedmaar inzonderheid voor het vele geld omdat het nu wel kon doen. Het gaf des anderen daags de aanzienlijke som aan de inwendige zendingdie er zielen mede gered heeft. In een der West-Friesehe steden leeft een man, die ruim zes en twintig jaren geleden het zwaard tegen het scheer mes verwisselde. Hij was een flink soldaat geweesten met niet weinig trots droeg hij sedert het metalen Kruis, waar mede zijne verdiensten werden beloond en dat de vreugde zijns levens was en nog is. Die man was met het barbieren zeer voorspoedig. Zoo wel de minderen als de meerderen vertrouwde steeds bij voorkeur hunne kinnen aan hem toe, dat ieder over hem te vreden is, werd o. a. bewezen door het feit dat hij met geschenken overladen werd ter gelegen heid dat hij nu een jaar geleden zijn vijf en twintig jarig barbïerschap vierde. Onder die geschenken was er een dat uitmuntte, door pi'acht en weelde, 't was een geschenk van een hoog adellijke heer, die de feestvierende barbier het geluk had moge hebben gedurende vijf en twintig jaren te scheeren. Het cadeau bestond uit twee fauteuils, ten dienste van den geridderden baardscheerder en zijn oudje. Helaas, spoedig zou zijn vreugde in leed verkeeren. De dag der verkiezingen was aangebroken, ten elf ure wordt'er aan de deur van het studeervertrek van den hoogen adellijken conservatief geklopt. De man van hooge geboorte was niet op zijn gemakde uitslag der verkiezing was te onzeker de vriendelijke morgengroet van den barbier werd te naau- wernood beantwoord, terwijl de barbier zyn mes aanzet, zucht de adellijke en vraagt den gedienstige: Heb je al gestemd? »Bepaald, mijnheer." »En wie neb je gestemd?" »Wel jhr. van Akerlaken natuurlijk.". »Wa blief?" Ja jhr. van Akerlaken; de wereld moet vooruit dat zei me kolonel al voor vijf en twintig jaren!" "Zoo moet de wereld vooruit? Nu dan moet jij maar het voorbeeld geven. Daar heb je het gat van do deur. Je behoeft er nooit meer in te komen, 'k Hou niet van liberale barbiers.". De gedienstige steekt hoogst verwonderd, doch zonder een woord tegen te spreken zijn messen op, bergt zijn zeep weg en vertrekt. De man was in zijn eer getast; gelukkig evenwel belet dit hem niet dat hij des avonds zijn vermoeide ledematen aangenaam in den fauteuel vleit, om te peinsen over de dwaas heid waartoe de verkiezingen een adellijke conservatief kun nen brengen. Re Redactie ondersclirijft niet altoos de gevoelens der inzenders. Mijnheer de Eedacteur I Wij hebben met genoegen gelezen het artikel over de arbeiders-kwestie, die zoo dikwijls in Engeland tot ernstige onaangenaamheden leidt, de zoo genaamde „strikes," en ofschoon wij in vele opzigten beamen, wat voorop gesteld werd, verschillen wij alweder in cenige anderen. Be hoofdvraag is hoe kau het lot van den werkman verbeterd worden? Moet dit van den fabriekaut, aannemer, landbouwer, of wel van den werk man uitgaan Be fabrikant, enz. heeft het ruwe materiaal, hetwelk ver werkt moet worden, de landbouwer heeft den oubczaaiden grond, de werk man geeft zijne krachten. Eekent men nu enkel op wat de run e stof of het zaad kost, en zet tegen over de verdiensten van den arbeider1, de profijten van den eigenaar, dan is liet verschil somtijds zeer aanzienlijkmaar wat heeft do eigenaar gedaan, heeft ook hij niet gewerkt, heeft hij stil gezeten zoo als een arbeider wel eens vermeent. Verre van daarhij heeft harder gezwoegd eu getobt dan een hunner, en hij heeft behalve dat, werk gegeven. Werk geven is een voorregt door wninigeu genoten en daarom zooveel te meer benijdenswaardig. Is dit echter niet veelal verkregcu door harden ar beid. En nu komen wij van zelve tot de kwestie. Hoe is het dat de eene werkman den anderen vooruitstreeft, dat de eene met tegenspoeden te wor stelen heeft en de andere voorspoedig is. Is dit de fout van den fabrikant of landbouwer, of wel van den werkman. Wanneer een werkmanszoon, die de school nog niet ontwasseu is dertig cents" per dag krijgtof zelfs minder, opgroeit, dan krijgt hij meer en meer, maar waarvoor Voor zijne behendigheid of voor zijne ligchamelijke sterkte en dan blijft hij staan en staat tot den einde toe op dezelfde hoogte. Be reden is zoo klaar, dat het naauwelijks uitlegging behoeft. Be jongen wordt, even al9 zijn vader, aan het werk gezet voor dat hij geneegzaam onderwijs heeft ontvangen, en hij blijft dus, wat grootvader ook was, een werkman, die naar zijne krachten één gulden per dag kan verdieueu. Is zulks de schuld van den aannemer of wel van deu werkman. Laat die werkman zich verheffen en laat hem worden wat anderen zijn, die nu beve len geven. Is hij minder neen hij is van dezelfde stof, maar de hcbzuoht zijner ouders heeft hem achteruit gezet. Hij kon nooit verder komen hij leerde een weinig öp school, eu zoodra als hij Genesis kon spellen en eene kenkenmeids-brief kon schrijven, was de vraag naar het ambacht. Be jongen vangt het ambacht aan, maar hoe? Wij zullen hem voor eenige oogenblikken volgen: „Morgen Baas," zegt de jougen. „Aaoeee" gaapt de baas. „Wat het uwes to docu „Veeg de vloer op." Be baas gaat weg en geeft zijn orders aan de kucchts de jougen, na de vloer opgeveegd te hebben en de in den timmerwanswinkcl voorhaudene krullen verkocht te hebben, wordt aan eenig ander onbeduidend werk gezet, tot hij des avonds naar huis gaat ecu beetje dommer dan hij des morgens kwam. Zijn geest werd geheel ge mist; het was alleen het dierlijke dat de meester verlangde, en die hem voor één of twee jaar als werkezel behield. Be jonge werkman of krullcn-jongen had geen tijd om iets goeds te leeren, maar wel om do verkeerde hebbelijk heden van de kuechts na te apen. „Goeijen avond" zegt de jongen als bij tehuis komt, en zet zijn klompen achter de deur. Och, maar wat is dat daar haalt do aap van ccn jon gen een pruim tabak van achter de kiezen en steekt eeu sigaar op, liij rookt als eeu baviaan. In plaats van iets te lezen, of naar ecno goede school to gaan, waaraan het op de plaats zijner inwoning niet ontbreekt, meent de uil dat hij al eeu mensch is. Zoo gaat hij voort tot hij ecu opgeschoten jongen wordt, en iets van het ambacht heeft afgezien, en na eenige jaren is hij klaar. Als gij vraagt voor watenkel en alleen voor een werkman, die een gulden kan verdienen. Maar ja, de jongeling wil trouwen en hij trouwt ook. Was is het einde: Ellende. Laat de werkman zich verheffen. Zijn lot zal zich verbeteren. Er komen twee knechts bij den baas eu vragen om werk. Be een is even goed als de ander denkt dc baas of de hoer, en hij neemt hem die er ster ker uitziet. Be andere gaat teleurgesteld terug en deukt ik zal nog eens pro beren. Hij wordt door ecu pachter aangenomen, en nu ziet de pachter dat hij een man heeft gehuurd die twee gulden waard is, terwijl de eerste vijf en zeventig ets. waard was. Be werkman is onafhankelijk van den meester, mits hij zich bekwame. Amders toch neemt de boer haunekemaaijers, hetgeen zonder twijfel niet zou geschieden wanneer hij intelligente arbeiders kon krijgen. Ja, Mijnheer dc Bcdacteur, het is eene waarheid, dat er gebrek is aan opgevoede en ontwikkelde werklieden, waarvan écn voor den baas of heer van meer waarde zoude zijn dan drie anderen. Ligt het gebrek aan dc hebzucht der ouders of ligt het aan het lager onderwijs. Schoone schoolgebouwen verrijzen, maar dat is de buitenkant. Be onderwijzers worden slecht bezoldigd en het aantal onderwijzers is on voldoende om aan allen goed eu geregeld onderwijs te geven. Er behoorde gelegenheid te wezen tot 's avonds 10 uur. Om echter niet van het punt af te dwalen, halen wij slechts eenige feiten aan. Be uitvinder van de kracht der stoom was geen heer. Be uitvinder van de toepassing der stoom op vaartuigen was geen heer. Be uitvinder van de machines om het katoen te zuiveren was geou heer. Eu wat is er tochdat niet uitgevonden is door werklieden I Laat de werkman zich verheffen, zij die niet kunnen moeten dan ook ge doemd blijven tot karrepaarden, in plaats van koetspaarden. Wij komen hierop mogelijk terng. T. B. H. A. P. COBKESPONDENT1E. Cornelius te Schagen vorgunne ons de plaatsing van zijn ingezonden stuk nogmaals uit tc stellen tot een volgend nomrner. Van 30 Julij 6 Ang. 1S69. ONDERTROUWB P. van der Woerd, kleermaker, 47 jaren en J. C. Jacob, 2S jaren. A. G. Tromp, schipper, 24 jareu, wonende te Amster dam en J. Kleijn, 20 jaren. J. C. P. Schorsij, broodbakker, 27 jaren, en G. Klein, 23 jaren. T. Strop, aardewerker, 30 jaren en N. J. Bisper, 33 jaren. GEITUWB K. Lastdrager en L. Sok. J. Bcnnemecr en G, Roodt. C, Bceker en E. van der Star.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1869 | | pagina 3